BE1022073B1 - Werkwijze voor het inbouwen van een functionele module in een wand en samenstel daarvoor - Google Patents
Werkwijze voor het inbouwen van een functionele module in een wand en samenstel daarvoor Download PDFInfo
- Publication number
- BE1022073B1 BE1022073B1 BE2013/0431A BE201300431A BE1022073B1 BE 1022073 B1 BE1022073 B1 BE 1022073B1 BE 2013/0431 A BE2013/0431 A BE 2013/0431A BE 201300431 A BE201300431 A BE 201300431A BE 1022073 B1 BE1022073 B1 BE 1022073B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- mounting
- mounting box
- cable
- cover
- wall
- Prior art date
Links
Classifications
-
- H—ELECTRICITY
- H02—GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
- H02G—INSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
- H02G1/00—Methods or apparatus specially adapted for installing, maintaining, repairing or dismantling electric cables or lines
-
- H—ELECTRICITY
- H02—GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
- H02G—INSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
- H02G3/00—Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
-
- H—ELECTRICITY
- H02—GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
- H02G—INSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
- H02G3/00—Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
- H02G3/02—Details
- H02G3/08—Distribution boxes; Connection or junction boxes
- H02G3/12—Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting
- H02G3/121—Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting in plain walls
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Connection Or Junction Boxes (AREA)
- Finishing Walls (AREA)
Abstract
Werkwijze voor het inbouwen van een functionele module (21) in een wand, omvattende: het voorzien van een montagedoos, en een in de montagedoos aanbrengbaar inbouwstuk met een via ten minste één kabel aan te sluiten functionele module; het bevestigen van het inbouwstuk (20) in de montagedoos; het verbinden van de ten minste één kabel met de functionele module; het dicht maken van een open zijde van de montagedoos met een deksel of een folie; het inbouwen van de montagedoos met het inbouwstuk in een wand; het verwijderen van het deksel of de folie.
Description
Werkwijze voor het inbouwen van een functionele module in een wand en samenstel daarvoor
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een samenstel met een via ten minste één kabel aan te sluiten functionele module voor inbouw in een wand, in het bijzonder een prefab wand. Ook betreft de uitvinding een werkwijze voor het inbouwen van een dergelijk samenstel in een wand.
Inbouwmontagedozen zijn bekend in de techniek. Zij bieden het voordeel dat een elektrische of elektronische functie zoals een stopcontact, een schakelaar, een netwerkaansluitpunt, en dergelijke, op een veilige wijze in een muur ingebouwd kunnen worden, waarbij de nodige aansluitingen met de bekabeling in de montagedoos verwezenlijkt worden, zodat zich na inbouw slechts een klein volume van het functioneel geheel buiten het volume van de muur zelf bevindt. Dergelijke inbouwmontagedozen hebben het nadeel dat een elektricien relatief veel werkzaamheden ter plaatse dient uit te voeren, zoals het trekken van kabels, het aansluiten van de bekabeling, het monteren van de aangesloten functionele module in de montagedoos, en het bevestigen van een afdekkader. Hiervoor is geschoold personeel nodig.
Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een samenstel voor inbouw in een wand en een werkwijze daarvoor te verschaffen welke toelaten om de montagedoos met een daarin bevestigde functionele module in te bouwen in een wand, in het bijzonder in een prefab wand, waarbij het mogelijk is om na het vervaardigen van de prefab wand een afdekelement aan te brengen rondom de functionele module. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding als doel een samenstel en een werkwijze te verschaffen die toelaten dat relatief weinig installatiewerkzaamheden vereist zijn op de werf.
Volgens een aspect van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het inbouwen van een functionele module in een wand. De werkwijze omvat het voorzien van een montagedoos, en een in de montagedoos aanbrengbaar inbouwstuk met een via ten minste één kabel aan te sluiten functionele module. Het inbouwstuk wordt bevestigd in de montagedoos en de ten minste één kabel wordt verbonden met de functionele module. Verder wordt een open zijde van de montagedoos dichtgemaakt met een deksel of een folie. Merk op dat dit dichtmaken voorafgaand aan het bevestigen en verbinden kan gebeuren. Het dichtmaken kan ook tijdens het vervaardigen van de montagedoos gebeuren, bijvoorbeeld door de montagedoos in één stuk met een deksel te vormen. Het deksel kan dan bijvoorbeeld een scheurdeksel zijn dat begrensd is door een scheurlijn. Verder kan het verbinden van de ten minste één kabel ook plaatsvinden voorafgaand aan het bevestigen van het inbouwstuk in de montagedoos. Na het verbinden, bevestigen en dichtmaken, wordt de montagedoos met het inbouwstuk in een wand ingebouwd, zodanig dat het deksel of de folie aan een oppervlak van de wand ligt.
Daarna wordt het deksel of de folie verwijderd. Deze laatste stap gebeurt typisch op een werf waar de wand geplaatst moet worden. Typisch omvat de werkwijze verder het bevestigen van een afdekelement op het inbouwstuk na het verwijderen van het deksel of het folie. Het is echter ook mogelijk dat het inbouwstuk in afgewerkte vorm ingebouwd is en dat na het verwijderen van het deksel of folie geen afdekelement meer nodig is.
Een dergelijke werkwijze is met name interessant voor gebruik in prefab wanden. Een dergelijke werkwijze laat immers toe om op een eerste locatie de functionele module in te bouwen in de montagedoos en de kabels aan te sluiten, waarbij de open zijde van de montagedoos wordt of is afgesloten. Opgemerkt wordt dat, wanneer de open (voorste) zijde is afgesloten, er een open achterste zijde aanwezig is voor het aanbrengen van het inbouwstuk in de montagedoos, welke open achterste zijde dan wordt afgesloten. De afgesloten montagedozen met kabels kunnen dan naar een tweede locatie worden getransporteerd waar deze ingegoten worden in de prefab wanden. Op die manier wordt een prefab wand verkregen waarin de functionele module al bevestigd is in de montagedoos. De prefab wanden met de daarin opgenomen afgesloten montagedozen kunnen dan naar een werf worden getransporteerd. Doordat de montagedozen volledig zijn afgesloten zijn deze tijdens transport en eventuele stockage op de werf beschermd tegen beschadiging en/of insijpelen van bijvoorbeeld regenwater. Op de werf kan de afgesloten zijde, na plaatsen van de wanden, terug opengemaakt worden, en kan het afdekelement en optioneel een eventuele centraalplaat aangebracht worden. Deze werkzaamheden kunnen verricht worden door ongeschoold personeel. Een ander voordeel is dat er slechts weinig tijd nodig is op de werf voor het gebruiksklaar maken van de functionele modules. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de eerste en tweede locatie ook dezelfde kunnen zijn, en dat het inbouwen van de inbouwstukken in de montagedoos en/of het aansluiten van de kabels ook in de mal kan gebeuren.
Het inbouwen van de montagedoos in de wand omvat bij voorkeur de volgende stappen: het plaatsen van de dichtgemaakte montagedoos in een mal, met het deksel of het folie gericht naar de bodem van de mal; en het gieten van een wandmateriaal in de mal.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat de montagedoos een kokervormig deel met een voorste einde waar het deksel of de folie is of wordt aangebracht, en een achterste open einde, en een afsluitdeel. De ten minste één kabel wordt bij voorkeur verbonden met de functionele module door het achterste open einde, waarna het afsluitdeel bevestigd worden tegen het achterste open einde. Nog meer bij voorkeur is de ten minste één kabel aangebracht in één of meer kabelbuizen en wordt elke kabelbuis aangebracht tussen het kokervormig deel en het afsluitdeel. In vergelijking met oplossingen van de stand van de techniek, waar kabelbuizen door een opening gestoken moeten worden, kunnen kabelbuizen dus veel gemakkelijker aangebracht worden door tussenvoeging tussen het kokervormig deel en het afsluitdeel. Daarnaast wordt een kabelbuis bij voorkeur, voorafgaand aan het plaatsen van het afsluitdeel, vastgezet op het kokervormig deel, typisch in een kabelbuisopnamedeel dat voorzien is aan het achterste open einde, waarna één of meer kabels aangesloten kunnen worden. Indien de kabelbuis voorzien is van ribbels, zoals het geval is voor een typische flexibele kabelbuis, dan kan de kabelbuis bijvoorbeeld tussen twee ribbels vastgeklemd worden in een aangepaste uitsparing in het kokervormig deel.
Het is ook mogelijk om kabelbuizen door een montagedoos te laten lopen zonder dat de daarin aanwezige kabels aangesloten zijn. Ook kunnen de kabelbuizen leeg zijn, of enkel voorzien zijn van een trekdraad waarmee op de werf of in een afgewerkt gebouw een kabel tot in de montagedoos kan worden getrokken.
Volgens een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm wordt een wapening aangebracht over de montagedozen, na plaatsing daarvan in een mal. Om het aanbrengen van de wapening te vergemakkelijken, kan de montagedoos aan zijn buitenzijde voorzien zijn van een goot die ingericht is voor het opnemen van een staaf van een wapening. Deze buitenzijde kan verder voorzien zijn van uitlijnmiddelen, zoals ribben of groeven, om een goede uitlijning van de montagedoos in de mal mogelijk te maken. Het aanbrengen van een wapening draagt verder bij aan het mogelijk maken van een goede positionering van de montagedoos in de mal. Het gewicht van de wapening zal er tevens voor zorgen dat de montagedoos stevig tegen de bodem van de mal wordt gedrukt en niet omhoog komt tijdens het gieten van het wandmateriaal in de mal.
Volgens een ander aspect van de uitvinding wordt een samenstel verschaft met een montagedoos met een open zijde, een in de montagedoos bevestigbaar inbouwstuk met een via ten minste één kabel aan te sluiten functionele module, en optioneel een afdekelement dat bevestigbaar is op het inbouwstuk na inbouw van de montagedoos in de wand. Verder omvat het samenstel een deksel of een folie voor het afsluiten van de open zijde. Het inbouwstuk is zodanig bevestigbaar in de montagedoos, dat de open zijde door het deksel of het folie afgesloten kan worden terwijl het inbouwstuk bevestigd is in de montagedoos.
Een dergelijk samenstel laat toe om een functionele module te voorzien in de montagedoos voorafgaand aan het inbouwen in de wand, waarbij de montagedoos afgesloten wordt door een deksel of een folie. De aldus afgesloten montagedoos kan vervolgens in een mal geplaatst worden waarbij het deksel of het folie gericht is naar de bodem van de mal, waarna wandmateriaal gegoten kan worden in de mal. Na het plaatsen van de wand kan het deksel of het folie verwijderd worden en kan optioneel een afdekelement aangebracht worden op het inbouwstuk. Volgens een variant is het inbouwstuk reeds afgewerkt en dient achteraf geen afdekelement meer te worden aangebracht.
Opgemerkt wordt dat het mogelijk is om de montagedoos te vervaardigen met een deksel dat in één stuk met het kokervormig deel wordt gevormd. Een dergelijk deksel is typisch begrensd door een scheurlijn of breeklijn, waarlangs het deksel kan worden afgescheurd.
De montagedoos heeft bij voorkeur een wand die voorzien is van een kabelbuisopening waarin een kabelbuis opneembaar is. Deze kabelbuis is bedoeld voor het in de montagedoos brengen van de ten minste één kabel die verbonden moet worden met de functionele module.
Het afdekelement is bij voorkeur een afdekkader dat zodanig is afgemeten dat dit zich uitstrekt rond een deel van de functionele module wanneer het inbouwstuk bevestigd is in de montagedoos. In een voordelige uitvoeringsvorm is het afdekkader aan de achterzijde voorzien van een doorlopende eerste opstaande rand die afgemeten is om nauwsluitend in de open zijde van de montagedoos te passen en een tweede doorlopende opstaande rand die afgemeten is om nauwsluitend rond een deel van de functionele module te passen. Door het gebruik van dergelijke opstaande randen kan gewerkt worden met een functionele module die enigszins verzonken bevestigd is in de open zijde van de montagedoos.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm zijn de montagedoos en het inbouwstuk ingericht om het inbouwstuk in ten minste een inbouwstand en een gebruiksstand te kunnen bevestigen, en om het inbouwstuk van de inbouwstand naar de gebruiksstand te kunnen bewegen. In de gebruiksstand steekt het inbouwstuk bij voorkeur gedeeltelijk uit door de open zijde van de montagedoos zodat een afdekelement bevestigbaar is op het inbouwstuk. In de inbouwstand steekt het inbouwstuk bij voorkeur niet uit de open zijde van de montagedoos. Dit heeft als voordeel dat de open zijde eenvoudig afsluitbaar is door een deksel of een folie.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm is het deksel voorzien van een koppelmiddel voor het koppelen van het deksel met het inbouwstuk, en is het koppelmiddel ingericht om het inbouwstuk in een gebruiksstand te brengen bij het verwijderen van het deksel. Op die manier zorgt het verwijderen van het deksel gelijktijdig voor het bewegen van het inbouwstuk van de inbouwstand naar de gebruiksstand.
Om het bevestigen van het inbouwstuk in de montagedoos te verwezenlijken, kan het inbouwstuk voorzien zijn van ten minste twee positioneringselementen die kunnen samenwerken met een profilering aan een binnenwand van de montagedoos. Deze positioneringselementen kunnen bijvoorbeeld verende lippen met naar buiten uitstekende delen zijn die passen in groeven in de binnenwand van de montagedoos. Om het inbrengen van het inbouwstuk in de montagedoos verder te vergemakkelijken, kunnen geleidemiddelen voorzien zijn aan de binnenwand van de montagedoos.
De functionele module is bij voorkeur één van de volgende: een stopcontact, een schakelaar, een netwerkaansluitpunt, een TV-aansluitpunt, een telefoonaansluitpunt. In plaats van een inbouwstuk met functionele module kan ook een blindplaat voorzien worden in de montagedoos. Meer algemeen kan de functionele module elke elektrische of elektronische module zijn die via één of meer kabels in een wand aangesloten moet worden.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm omvat de montagedoos een kokervormig deel met een voorste open einde en een achterste open einde; en een afsluitdeel dat bevestigbaar is tegen het achterste open einde. Het deksel is dan bevestigbaar in het voorste open einde, of het folie is bevestigd op het voorste open einde. Een dergelijke opbouw van de montagedoos heeft het voordeel dat de één of meer kabels via het achterste open einde verbindbaar zijn met de functionele module.
Meer bij voorkeur zijn het kokervormig deel en het afsluitdeel ingericht voor het daartussen nauwsluitend opnemen van één of meer kabelbuizen. Meer in het bijzonder kan het kokervormig deel ingericht zijn om klemmend één of meer kabelbuizen te kunnen opnemen.
Volgens nog een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm zijn de montagedoos en het inbouwstuk ingericht om het inbouwstuk in een installatiestand te kunnen plaatsen waarin de ten minste één kabel verbindbaar is met de functionele module via het achterste open einde van het kokervormig deel. Verder zijn de montagedoos en het inbouwstuk bij voorkeur zodanig ingericht dat het inbouwstuk vanuit de installatiestand in de inbouwstand brengbaar is. Op die manier zal het verbinden van de kabels nog sneller kunnen gebeuren.
De onderhavige uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal geenszins beperkende uitvoeringsvoorbeelden met verwijzing naar de tekeningen in bijlage, waarin:
Figuren 1A-1G schematisch een uitvoeringsvorm van een samenstel en een werkwijze volgens de uitvinding illustreren;
Figuren 2A en 2B uiteengenomen perspectivisch aanzichten van een eerste uitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding illustreren, kijkend vanaf twee kanten;
Figuren 3A-3C doorsneden illustreren van een montagedoos met een functionele module in respectievelijk een installatiestand, een inbouwstand (ook genaamd gietstand) en een gebruiksstand;
Figuren 4A en 4B een perspectivisch aanzicht tonen van het samenstel van figuren 2A en 2B in de geassembleerde stand, waarbij de functionele module zich in de inbouwstand bevindt, en het deksel bevestigd is op de montagedoos, respectievelijk gezien vanaf een achterzijde en een voorzijde;
Figuur 5 een perspectivisch aanzicht toont van het samenstel van figuren 2A en 2B in de geassembleerde toestand, waarbij de functionele module zich in de gebruiksstand bevindt en een afdekkader aangebracht is op de montagedoos;
Figuur 6 een perspectivisch detailaanzicht toont van de functionele module in de inbouwstand, waarbij delen van de montagedoos ter verduidelijking zijn weggelaten;
Figuur 7 een perspectivisch detailaanzicht toont van de functionele module in de gebruiksstand, waarbij een deel van de montagedoos voor de duidelijkheid is weggelaten;
Figuur 8 een uiteengenomen perspectivisch aanzicht illustreert van een tweede uitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding;
Figuur 9 het samenstel van figuur 8 toont in de geassembleerde toestand, gezien vanaf de achterzijde;
Figuur 10 het samenstel van figuur 8 toont in de geassembleerde toestand, gezien vanaf de voorzijde; en Figuren 11A en 11B schematisch een derde uitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding illustreren.
In de figuren worden identieke of gelijkaardige onderdelen in de verschillende uitvoeringsvormen aangeduid met dezelfde verwij zingscij fers.
Uitvoeringsvormen van een samenstel en een werkwijze volgens de uitvinding worden eerst schematisch geïllustreerd aan de hand van figuren 1A-1G. Het samenstel omvat een montagedoos 10, een inbouwstuk 20 met een via ten minste één kabel 50 aan te sluiten functionele module 21, een deksel 30, en een afdekkader 40. De montagedoos 10 is tweedelig en omvat een kokervormig deel 11 en een afsluitdeel 12. Het kokervormig deel 11 heeft een voorste open einde 13 en een achterste open einde 14. De termen "voorste" en "achterste" verwijzen naar de voor- en achterzijde wanneer de montagedoos ingebouwd is in een verticale prefab wand W (de positie die geïllustreerd is in de figuren 1E-1G). In de in figuren 1A-1D geïllustreerde stappen bevindt het voorste open einde 13 zich onderaan en het achterste open einde 14 zich bovenaan, aangezien figuren 1A-1D de stand van de montagedoos 10 in een mal voor een prefab wand W tonen, waarbij de prefab wand W gegoten wordt in een horizontale toestand.
Figuur IA illustreert het aanbrengen van een deksel 30 op het voorste open einde 13 van het kokervormig deel 11, en het aanbrengen van het inbouwstuk 20 via het achterste open einde 14 in het kokervormig deel 11 van de montagedoos 10. Het inbouwstuk 20 omvat typisch naast de functionele module 21 een montageprofiel 22 dat aangepast is om het inbouwstuk 20 te kunnen bevestigen in het kokervormig deel 11. Volgens een mogelijke uitvoering wordt het inbouwstuk 20 in een installatiestand SI bevestigd in het kokervormig deel 11, zie de stippellijn in figuur 1B die schematisch de locatie van het montageprofiel 22 weergeeft. In deze installatiestand SI kunnen de aan te sluiten kabels 50 gemakkelijk verbonden worden met de functionele module 21, zie figuur 1B. Typisch zal eerst de kabelbuis 51 vastgezet worden op het kokervormig deel 11 (zie ook figuur IC), waarna de kabels 50 worden verbonden. Volgens een andere variant worden de kabels 50 buiten het kokervormig deel 11 (en dus niet in de installatiestand SI) aangesloten, waarna het inbouwstuk 20 via het achterste open einde 14 aangebracht wordt in het kokervormig deel 11.
Opgemerkt wordt dat het deksel 30 niet noodzakelijk aangebracht dient te worden in een eerste stap. Volgens een variant kan het deksel 30 aangebracht worden na het verbinden van de kabels 50, of zelfs na het uitvoeren van de stap die geïllustreerd is in figuur IC, zie verder. Het verbinden van de kabels 50 dient niet noodzakelijk uitgevoerd te worden via het achterste open einde 14.
Volgens een variant kan de montagedoos 10 uitgevoerd zijn uit één deel met een gesloten achtereinde 14 (en dus zonder afzonderlijk afsluitdeel 12) en gebeurt het verbinden van de kabels 50 via het voorste open einde 13, voorafgaand aan het aanbrengen van het inbouwstuk 20 in de montagedoos 10. In een dergelijke variant zal het inbouwstuk 20 dus ook via het voorste open einde 13 aangebracht worden in de montagedoos 10.
Na het verbinden van de kabels 50 wordt het inbouwstuk 20 in een inbouwstand S2 gebracht die geïllustreerd is in figuur IC, zie de stippellijn in figuur IC die schematisch de locatie van het montageprofiel 22 weergeeft. In deze inbouwstand wordt het inbouwstuk 20 dieper in het kokervormig deel 11 gebracht in de richting van het voorste open einde 13. In deze inbouwstand wordt het afsluitdeel 12 van de montagedoos 10 bevestigd op het kokervormig deel 11, met tussenvoeging van een kabelbuis 51 waarin de kabels 50 zijn opgenomen. Deze kabelbuis 51 kan een flexibele kabelbuis of een stijve kabelbuis zijn. Het kokervormig deel 11 en het afsluitdeel 12 zijn bij voorkeur zodanig vormgegeven dat een kabelgoot 15 wordt gedefinieerd voor opname van de kabelbuis 51. Hierbij sluiten het afsluitdeel 12 en het kokervormig deel 11 bij voorkeur nauw aan op de kabelbuis 51, en is het kokervormig deel 11 voorzien van een kabelbuisopnamedeel waarin de kabelbuis 51 vastgeklemd kan worden tijdens het aansluiten van de kabel(s) 50. Hierbij kan de kabelbuis 51 bijvoorbeeld tussen twee ribbels vastgeklemd worden in een aangepaste uitsparing of kabelbuisgoot die grenst aan het achterste open einde 14, zie figuur IC. Hoewel figuren 1B en IC een installatiestand laten zien die verschillend is van de inbouwstand, is het ook mogelijk om slechts één installatie- en inbouwstand te voorzien. Volgens nog een andere variant worden de kabels 50 eerst verbonden met de functionele module 21, en wordt het inbouwstuk 20 vervolgens onmiddellijk in de in figuur IC geïllustreerde inbouwstand gebracht.
Na het bevestigen van het afsluitdeel 12 en het deksel 30 kan het geassembleerde samenstel in een mal geplaatst worden, waarna een wandmateriaal gegoten wordt in de mal voor het vormen van de prefab wand W. Opgemerkt wordt dat één of meer van de stappen geïllustreerd in figuren IA-IC typisch uitgevoerd worden op een eerste locatie, waarna de afgesloten montagedozen 10 met kabelbuizen 51 getransporteerd worden naar een tweede locatie waar de prefab wand wordt gegoten. Het is echter ook mogelijk om één of meer van de stappen geïllustreerd in figuren 1A-1C rechtstreeks in de mal uit te voeren, voorafgaand aan het gieten. In de in de mal geplaatste stand is het deksel 30 gericht naar de onderzijde van de mal, aangezien de onderzijde van de mal grenst aan een oppervlak van de prefab wand waarin het samenstel ingebouwd moet worden. De kabelbuis 51 wordt dus mee ingegoten in de prefab wand.
Na het plaatsen van de prefab wand op een werf is de montagedoos georiënteerd in de in figuur IE geïllustreerde stand. Hierbij loopt het deksel 30 gelijk met het buitenoppervlak van de prefab wand. Na het plaatsen van de prefab wand kan het deksel 30 worden verwijderd, zie pijl PI. Volgens een voordelige uitvoering zorgt het verwijderen van het deksel 30 gelijktijdig voor een bewegen van het inbouwstuk 20 van de inbouwstand S2 naar een gebruiksstand S3, zie figuren IE en 1F en pijl P2. In de gebruiksstand S3 steekt het inbouwstuk 20 gedeeltelijk uit de montagedoos 10. In deze gebruiksstand is het afdekkader 40 bevestigbaar op het inbouwstuk 20, zoals geïllustreerd is in figuur 1G.
Zoals het best te zien is in figuur IE, zijn de installatiestand SI, de inbouwstand (ook genaamd transportstand) S2 en de gebruiksstand S3 dus drie opeenvolgende standen waarin het inbouwstuk 20 plaatsbaar is, kijkend vanaf het achterste open einde 14 naar het voorste open einde 13 van het kokervormig deel 11.
Hoewel het de montagedoos 10, het inbouwstuk 20, het deksel 30, en het afdekkader 40 in vereenvoudigde vorm schematisch zijn getekend in figuren 1A-1G, begrijpt de vakman dat deze elementen uitgevoerd zijn met de nodige profileringen en uitsparingen om de bevestiging van het inbouwstuk 20 in de montagedoos 10, de bevestiging van het deksel 30 op de montagedoos 10, de bevestiging van het afdekkader 40 op het inbouwstuk 20, de bevestiging van het afsluitdeel 12 op het kokervormig deel 11, enz., toe te laten. Ook kan het deksel 30 voorzien zijn van een koppelmiddel voor het koppelen van het deksel 30 met het inbouwstuk 20. Een dergelijk koppelmiddel is bij voorkeur ingericht om het inbouwstuk 20 van de inbouwstand naar de gebruiksstand te trekken bij het verwijderen van het deksel 30 volgens de pijlen PI, P2 in figuur IE. Zoals geïllustreerd is in figuren IF en 1G is het afdekkader 40 zodanig afgemeten dat het zich in de gebruiksstand van het inbouwstuk 20 uitstrekt rond een uit de montagedoos 10 naar buiten stekend deel van de functionele module 21 van het inbouwstuk 20.
In figuren 1A-1G werd een inbouwstuk 20 met als functionele module een stopcontact 21 geïllustreerd. De functionele module 21 kan echter ook een andere functionele module zijn die door middel van een kabel 50 aangesloten moet worden, zoals onder andere een schakelaar, een netwerkaansluitpunt, een TV-aansluitpunt, en meer algemeen elke elektrische of elektronische functionele module die ingebouwd moet worden in een wand.
Nu zal een meer gedetailleerde eerste uitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding beschreven worden aan de hand van figuren 2A-2B, 3A-3C, 4A-4B, 5, 6 en 7. In deze eerste uitvoeringsvorm is de montagedoos 10 bedoeld voor het inbouwen van twee functionele modules 21. In het geïllustreerde voorbeeld zijn de functionele modules 21 een stopcontact en een schakelaar. De montagedoos 10 bestaat in de eerste uitvoeringsvorm uit twee kokervormige delen 11 die in één stuk zijn uitgevoerd, en een afsluitdeel 12. Een eerste inbouwstuk 20 omvat een montageprofiel 22 en een blindplaat 21. Een tweede inbouwstuk 20 omvat een montageprofiel 22 en een stopcontactmodule 21. Elk kokervormig deel 11 heeft een voorste open einde 13 en een achterste open einde 14. Het voorste open einde 13 kan dichtgemaakt worden met behulp van een deksel 30. Het achterste open einde 14 wordt dichtgemaakt met het afsluitdeel 12 van de montagedoos 10.
Om het inbouwstuk 20 gemakkelijk aan te kunnen brengen in het kokervormig deel 11, zijn geleidemiddelen 16, 26 voorzien. Deze geleidemiddelen bestaan uit een eerste profilering 16 aangebracht in een binnenwand van het kokervormig deel 11 en een complementaire profilering 26 aangebracht in het montageprofiel 22. De eerste profilering 16 is hier gevormd als een uitstekende afgeronde ribbe die in een lengterichting van het kokervormig deel 11 loopt, en de tweede profilering 26 als een opnamekanaal voor deze ribbe. De vakman begrijpt echter dat vele andere geleideprofielen denkbaar zijn binnen het kader van de uitvinding.
Het montageprofiel 22 is verder voorzien van vier positioneringselementen 27 welke gelegen zijn nabij de vier hoeken van het montageprofiel 22. De positioneringselementen 27 zijn uitgevoerd als verende lippen met naar buiten uitstekende verdikkingen 28 welke bedoeld zijn om opgenomen te worden in aangepaste uitsparingen 18 in de binnenwand van het kokervormig deel 11, zoals best te zien is in figuren 2A en 2B, en 3A-3C. In de geïllustreerde uitvoering zijn drie stellen uitsparingen 18a, 18b, 18c voorzien welke overeenstemmen met een installatiestand (18a) , een inbouwstand (18b), en een gebruiksstand (18c). Op die manier wordt ervoor gezorgd dat het montageprofiel 20 met de functionele module 21 in drie respectievelijke standen plaatsbaar is, namelijk een installatiestand, een inbouwstand (ook genaamd transportstand of gietstand), en een gebruiksstand, zie figuren 3A-3C. In de installatiestand steekt de functionele module enigszins uit het achterste open einde 14 van het kokervormig deel 11, zodanig dat de aan te sluiten kabels eenvoudig verbindbaar zijn met de functionele module. Meer in het bijzonder is het voordelig om in een eerste stap het deksel 30 en het inbouwstuk 20 aan te brengen in het kokervormig deel 11, waarbij het inbouwstuk 20 in de installatiestand wordt geplaatst. Zoals uiteengezet in het kader van figuren 1A-G kan het aansluiten van de kabels 50 gebeuren op een eerste locatie, waarna het inbouwstuk 20 in de inbouwstand wordt geplaatst, het afsluitdeel 12 wordt aangebracht, en het geheel getransporteerd kan worden naar een tweede locatie waar de prefab wanden worden vervaardigd. Volgens een variant gebeurt het aansluiten van de kabels 50 in de mal voor het gieten van de prefab wand. Het geassembleerde samenstel (met inbouwstuk 20 in de installatiestand) wordt dan met het deksel 30 gericht naar de bodem in de mal geplaatst. Het verbinden van de kabels 50 kan dus plaatsvinden terwijl de delen 11 in de mal zijn aangebracht. Na het verbinden van de kabels 50 kan het inbouwstuk 20 naar onder gedrukt worden in het kokervormig deel 11 om het inbouwstuk 20 in de inbouwstand te brengen, zie figuur 3B. In deze positie kan het afsluitdeel 12 aangebracht worden op de kokervormige delen 11.
De één of meer kabels 50 zijn typisch opgenomen in een stijve of flexibele kabelbuis 51 die voorafgaand aan het aansluiten van de kabels 50 vastgezet wordt in een kabelbuisopnamedeel 15b dat voorzien is aan het achterste open einde 14 van het kokervormig deel 11. Na het aanbrengen van het afsluitdeel 12 zijn de kabelbuizen 51 voor de kabels 50 opgenomen tussen het afsluitdeel 12 en de kokervormige delen 11. Daartoe zijn het afsluitdeel 12 en de kokervormige delen 11 zodanig gevormd dat deze een kabelgoot 15a, 15b begrenzen waarin een kabelbuis 51 plaatsbaar is. In de geïllustreerde variant zijn aan weerszijden van de functionele modules 21, hier aan een boven- en aan een onderzijde van het kokervormig deel 11, kabelgoten 15a, 15b voorzien. Er zijn echter evengoed uitvoeringen denkbaar waarin slechts één kabelgoot 15a, 15b is voorzien. Daarnaast kunnen ook twee bijkomende kabelgoten 19 voorzien zijn die dwars gericht zijn op de kabelgoten 15a, 15b. De kabelgoten 19 zijn typisch bedoeld voor stijve kabelbuizen 74. Kabelgoten 15a, 15b zijn typisch bedoeld voor het realiseren van een verbinding tussen een eerste ingebouwde montagedoos 10 en een op een afstand daarvan ingebouwde montagedoos 10, terwijl kabelgoten 19 bedoeld zijn voor het opnemen van kabels voor verbinding met een hoofdleiding. Het is ook mogelijk om kabelbuizen 51, 74 door een montagedoos 10 te laten lopen zonder dat de daarin aanwezige kabels aangesloten zijn. Ook kunnen de kabelbuizen 51, 74 leeg zijn, of enkele voorzien zijn van een trekdraad waarmee op de werf een kabel tot in de montagedoos 10 kan worden getrokken.
Het kokervormig deel 11 is bij voorkeur zodanig gevormd dat het deel 15b dat de kabelgoot 15a, 15b begrenst, ingericht is voor het klemmend opnemen van een kabelbuis 51. Op die manier kunnen de één of meer kabelbuizen 51 vastgeklemd worden in het kokervormig deel 11 voorafgaand aan het plaatsen van het afsluitdeel 12.
Het deksel 30 is aan zijn achterzijde voorzien van twee armen 31 met snaphaken 32. Deze snaphaken 32 zijn bedoeld om samen te werken met het inbouwstuk 20 wanneer het inbouwstuk 20 zich in de inbouwstand bevindt, zoals het best geïllustreerd is in figuur 6. Om het aanbrengen van het deksel 30 te vergemakkelijken, is het inbouwstuk 20 voorzien van geleidestukken 29 voor de armen 31. In de geïllustreerde uitvoering zijn twee armen 31 voorzien welke bedoeld zijn om zich uit te strekken aan weerszijden van de functionele module 21. De vakman begrijpt dat varianten denkbaar zijn met bijvoorbeeld vier armen 31. Verder zijn eveneens uitsparingen 36 voorzien in het verlengde van de afgeronde ribben 16 die voorzien zijn aan de binnenwand van het kokervormig deel 11. Koppen van de schroeven 60 passen in de uitsparingen 36. Verder is de onderzijde van het deksel 30 nabij de hoeken voorzien van hoekdelen 33 welke bedoeld zijn in de hoeken van het kokervormig deel 11 te passen. De armen 31 met snaphaken 32 zijn zodanig vormgegeven dat deze enerzijds in staat zijn om het inbouwstuk 20 van de inbouwstand naar de gebruiksstand te brengen, en anderzijds, nadat het inbouwstuk 20 in de gebruiksstand is gebracht, langs het inbouwstuk 20 kunnen bewegen om het deksel 30 volledig te verwijderen, zie figuur 7. Dit wordt verder bewerkstelligd door de aanwezigheid van schroeven 60 die waarborgen dat het inbouwstuk 20 niet uit het kokervormig deel 11 getrokken kan worden, zie figuren 2A en 2B en figuur 7. Merk op dat in plaats van schroeven ook een aanslagdeel dat bijvoorbeeld in één stuk gevormd is met het kokervormig deel 11, voorzien kan zijn.
Het deksel 30 is aan zijn voorzijde voorzien van twee uitsparingen 37 ter vorming van een greep waarin bijvoorbeeld een tang plaatsbaar is. Op die manier kan het deksel 30 gemakkelijk verwijderd worden. Dit is slechts een voorbeeld en de vakman begrijpt dat andere grepen of vormgevingen denkbaar zijn om het eenvoudig verwijderen van het deksel 30 toe te laten.
Figuren 4A en 4B illustreren het samenstel in de geassembleerde stand waarin deksels 30 voorzien zijn op het voorste open einde van de montagedoos 10. Deze geassembleerde toestand kan tot stand gebracht worden in een mal. Hierbij worden de deksels 30 op de bodem van de mal geplaatst. Het afsluitdeel 12 kan aan zijn buitenzijde voorzien zijn van uitlijngroeven of -ribben 71 en een opnamekanaal 72 voor een staaf 73 van een wapening, zie figuur 4A. Dit laat toe om de samenstellen goed uit te lijnen in de mal. In de kanaalgoten 19 kunnen stijve buizen 74 voorzien zijn. Deze stijve buizen 74 kunnen met behulp van een magneet bevestigd worden tegen de bodem van de wand. Op die manier kunnen de samenstellen onbeweeglijk gefixeerd worden op de bodem van de wand. De stijve buizen 74 kunnen bijvoorbeeld zodanig verbonden zijn met de magneten dat deze de montagedoos 10 tegen de bodem van de mal drukken, en zo zorg dragen voor een stabiele positionering van de montagedozen 10 in de mal. Ook het aanbrengen van de wapening zorgt ervoor dat de montagedozen 10 verder tegen de bodem van de mal gedrukt worden.
Volgens andere varianten kunnen de deksels voorzien zijn van een dubbelzijdige tape, bij voorkeur een tape die aan één zijde goed hecht aan het deksel 30 en aan de andere zijde goed hecht aan de bodem van de mal. Volgens een alternatief kan een hotmelt hechtingsmiddel voorzien worden op het deksel 30 om de montagedoos 10 tegen de bodem van de mal te kleven. Volgens verder ontwikkelde niet geïllustreerde uitvoeringsvormen kunnen op de deksels 30 positionerings-pootjes voorzien zijn die afbreken wanneer de montagedoos 10 tegen de bodem van de mal gedrukt wordt. Op die manier is het mogelijk om bijvoorbeeld dubbelzijdige tape aan te brengen op de deksels 30 en deze vervolgens op de bodem van de mal te plaatsen zonder dat de tape de bodem raakt. Dit laat toe om de montagedozen 10 eerst goed uit te lijnen alvorens deze definitief vast te zetten door de montagedoos naar beneden te drukken, met als gevolg dat de positioneringspootjes afbreken, en de montagedoos 10 tegen de bodem wordt gekleefd. Volgens een variant kunnen de deksels 30 voorzien zijn van lijmkanalen waarin lijm spuitbaar is. Op die manier kan lijm ingespoten worden nadat de montagedoos 10 op de mal is geplaatst. Deze lijmkanalen kunnen zodanig aangebracht zijn dat een installateur gemakkelijk kan controleren wanneer hij voldoende lijm aangebracht heeft in de lijmkanalen.
Figuur 5 illustreert het samenstel van figuren 2A en 2B in de geassembleerde stand nadat de deksels 30 verwijderd zijn en het afdekkader 40 aangebracht is. Het afdekkader 40 is bij voorkeur eenvoudig vastklikbaar op de inbouwstukken 20. Daartoe is het inbouwstuk 20 voorzien van profileringen en/of uitsparingen die een koppeling toelaten met de achterzijde van profileringen en/of uitsparingen aangebracht in de achterzijde van het afdekkader 40. In het geïllustreerde voorbeeld omvat het eerste inbouwstuk 20 een blindplaat 21 die bevestigd is op een montageprofiel 22 (de blindplaat 21 zou hier ook vervangen kunnen zijn door een schakelmodule), en is het afdekkader 40 klikbaar op het montageprofiel 22. Het tweede inbouwstuk 20 omvat een stopcontactmodule 21, een montageprofiel 22, en een centraalplaat, en het afdekkader 40 is klikbaar op de centraalplaat, zie figuren 2A en 2B.
Nu zal een tweede uitvoeringsvorm van een samenstel beschreven worden aan de hand van figuren 8-10. Ook in de tweede uitvoeringsvorm is de montagedoos 10 bedoeld voor het inbouwen van twee functionele modules 21. De montagedoos 10 omvat twee kokervormige delen 11 die als één stuk zijn uitgevoerd en een afsluitdeel 12. De kokervormige delen 11 hebben een voorste open einde 13 en een achterste open einde 14. Het inbouwstuk 20 met de functionele module 21 wordt hier via het voorste open einde 13 ingebracht in het kokervormig deel 11. Het inbouwstuk 20 is in deze variant slechts in één stand bevestigbaar in het kokervormig deel 11. In de tweede uitvoeringsvorm worden de functionele modules 21 enigszins verzonken aangebracht in de kokervormige delen 11, zonder de centraalplaat 23. Het deksel 30 is aan zijn achterzijde zodanig vormgegeven dat het deksel 30 bevestigbaar is op de kokervormige delen 11. Daar waar in de eerste uitvoeringsvorm twee deksels 30 waren voorzien, wordt in de tweede uitvoeringsvorm gewerkt met één deksel 30. De vakman begrijpt dat dit ook twee deksels 30 zouden kunnen zijn. De achterzijde van het deksel 30 kan in het bijzonder voorzien zijn van een profilering 38 die complementair is aan de vorm van de binnenwand van het kokervormig deel 11 ter hoogte van het open voorste einde 13. In deze uitvoeringsvorm wordt de centraalplaat 23 samen met het afdekkader 40 aangebracht, na het verwijderen van het deksel 30. Het afdekkader 40 aan zijn achterzijde voorzien zijn van een profilering 48, bijvoorbeeld in de vorm van een opstaande rand, die past in het open voorste einde 13 van de montagedoos 10. Ook ter hoogte van de binnenomtrek van het afdekkader 40 is aan de achterzijde bij voorkeur een opstaande rand 49 voorzien die aansluit op een buitenrand van de centraalplaat 23. Figuren 9 en 10 tonen het samenstel in de geassembleerde toestand, respectievelijk gezien vanaf de achterzijde waarbij het deksel 30 gemonteerd is aan de voorzijde, en vanaf de voorzijde waarbij centraalplaten 23 en een afdekkader 40 gemonteerd zijn tegen de voorzijde. Deze figuren zijn gelijkaardig aan figuren 4A en 5 die hierboven werden beschreven, en de opmerkingen gemaakt in het kader van figuren 4A en 5 gelden eveneens voor figuren 9 en 10. Merk op dat het afdekkader 40 en de centraalplaten 23 ook als een in één stuk gevormd afdekelement voorzien kan zijn.
De tweede uitvoeringsvorm heeft gelijkaardige voordelen aan de eerste uitvoeringsvorm, met dit verschil dat het inbouwstuk 20 niet in verschillende standen plaatsbaar is. Volgens nog een andere variant is het inbouwstuk 20 in afgewerkte vorm ingebouwd in de montagedoos en dienen na het verwijderen van het deksel of folie geen afdekelement meer bevestigd te worden.
Figuren 11A en 11B illustreren nog een derde uitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding in respectievelijk een inbouwstand en een gebruiksstand. In de derde uitvoeringsvorm zijn twee inbouwstukken 20 roteerbaar aangebracht in een montagedoos 10. Meer in het bijzonder is elk inbouwstuk 20 scharnierend verbonden met een binnenwand van de montagedoos 10. Op die manier kunnen de inbouwstukken 20 in een eerste inbouwstand geroteerd worden waarin ze niet uitsteken uit de montagedoos 10, zodanig dat een deksel 30 plaatsbaar is voor het dichtmaken van de montagedoos 10. Na het inbouwen van de montagedoos 10 in een wand kan het deksel 30 verwijderd worden en kunnen de inbouwstukken 20 geroteerd worden naar een gebruiksstand, zie figuur 11B, waarna een afdekkader 40 bevestigbaar is op de inbouwstukken 20. De montagedoos 10 en de inbouwstukken 20 zijn bij voorkeur zodanig ingericht dat het naar de gebruiksstand draaien van de inbouwstukken 20 ervoor zorgt dat deze vergrendeld worden in de gebruiksstand, dit wil zeggen niet terug roteerbaar zijn naar de inbouwstand. Daartoe kunnen bijvoorbeeld verende lippen voorzien zijn aan de boven-en/of onderzijde van de inbouwstukken 20, welke verende lippen uitveren uit de montagedoos 10 wanneer de eindstand wordt bereikt.
In de hierboven beschreven uitvoeringsvormen werd de montagedoos 10 steeds afgedekt met een deksel 30. Het is echter eveneens denkbaar om de montagedozen 10 af te sluiten met een folie 30 in plaats van met een deksel 30. Een dergelijke folie 30 kan op elke bij de vakman bekende wijze aangebracht worden tegen het open voorste einde 13 van de inbouwdoos 10. Verder is het ook mogelijk om de montagedoos 10 te vervaardigen met een deksel 30 dat in één stuk met het kokervormig deel 11 wordt gevormd. Een dergelijk deksel 30 is begrensd door een scheurlijn of breeklijn, waarlangs het deksel 30 kan worden verwijderd.
In de geïllustreerde voorbeelden werd steeds een functionele module 21 ingebouwd in de montagedoos 10, en werd een afdekkader 40 voorzien. Het is echter ook mogelijk om de montagedoos 10 zonder functionele module 21 in te bouwen in een prefab wand, waarbij bijvoorbeeld enkel een kabelbuis 51 met een trekdraad door de montagedoos 10 loopt. In dit geval kan een blindplaat voorzien worden in de montagedoos 10.
De hierboven beschreven uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat de functionele modules op een eenvoudige wijze ingebouwd kunnen worden in prefab wanden, waarbij bij het plaatsen van de prefab wanden op de werf slechts minimale handelingen nodig zijn om de functionele modules gebruiksklaar te maken, met een grote tijdswinst op de werf tot gevolg. De werklieden op de werf dienen immers enkel het deksel of de folie te verwijderen en een afdekkader en/of centraalplaat en/of blindplaat te plaatsen. Op die manier kan de eindmontage van de functionele modules gebeuren door ongeschoold personeel. Daarnaast garanderen uitvoeringsvormen van samenstellen en werkwijzen volgens de uitvinding dat de functionele modules goed positioneerbaar zijn in de wanden waardoor een zeer goede uitlijning van de afdekkaders wordt verkregen.
De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden, en de vakman begrijpt dat vele modificaties denkbaar zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hiernavolgende conclusies.
Claims (20)
1. Werkwijze voor het inbouwen van een functionele module (21) in een wand, omvattende: het voorzien van een montagedoos (10), en een in de montagedoos (10) aanbrengbaar inbouwstuk (20) met een via ten minste één kabel (50) aan te sluiten functionele module (21) ; het bevestigen van het inbouwstuk (20) in de montagedoos (10) ; het verbinden van de ten minste één kabel (50) met de functionele module (21); het dicht maken van een open zijde (13) van de montagedoos (10) met een deksel (30) of een folie; het inbouwen van de montagedoos (10) met het inbouwstuk (20) in een wand, zodanig dat het deksel (30) of de folie aan een oppervlak van de wand ligt; het verwijderen van het deksel (30) of de folie.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, verder omvattende het bevestigen van een afdekelement (40) op het inbouwstuk (20) na het verwijderen van het deksel of de folie.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het inbouwen van de montagedoos (10) in de wand de volgende stappen omvat : het plaatsen van de dichtgemaakte montagedoos (10) in een mal, met het deksel (30) of de folie gericht naar de bodem van de mal; en het gieten van een wandmateriaal in de mal.
4. Werkwijze volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de montagedoos (10) een kokervormig deel (11) met een voorste einde (13) en een achterste open einde (14), en een afsluitdeel (12), omvat, op welk voorste einde het deksel (30) of de folie is of wordt aangebracht, waarbij de ten minste één kabel (50) verbonden wordt met de functionele module (21) via het achterste open einde (14), waarna het afsluitdeel (12) bevestigd wordt tegen het achterste open einde (14) .
5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ten minste één kabel (50) is aangebracht in één of meer kabelbuizen (51) en dat elke kabelbuis (51) aangebracht wordt tussen het kokervormig deel (11) en het afsluitdeel (12).
6. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de één of meer kabelbuizen (51) vastgeklemd worden in het kokervormig deel (11) alvorens de ten minste één kabel (50) aan te sluiten.
7. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de functionele module (21) één van de volgende is: een stopcontact, een schakelaar, een netwerkaansluitpunt, een TV aansluitpunt, een telefoonaansluitpunt.
8. Samenstel voor inbouw in een wand, in het bijzonder een prefabwand, omvattende een montagedoos (10), een in de montagedoos (10) bevestigbaar inbouwstuk (20) met een via ten minste één kabel (50) aan te sluiten functionele module (21, met het kenmerk, dat het samenstel verder een verwijderbaar deksel (30) of folie omvat voor het afsluiten van een open zijde (13) van de montagedoos (10), voorafgaand aan de inbouw in de wand, en dat het inbouwstuk (20) in een zodanige positie bevestigbaar is in de montagedoos (10) dat de open zijde door het deksel (30) of het folie afsluitbaar is terwijl het inbouwstuk (20) bevestigd is in de montagedoos (10).
9. Samenstel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het samenstel verder een afdekelement (40) omvat dat bevestigbaar is op het inbouwstuk (20) na inbouw van de montagedoos (10) in de wand
10. Samenstel volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de montagedoos (10) een wand heeft die voorzien is van een kabelbuisopening (15; 15a,15b) waarin een kabelbuis (51) opneembaar is, welke kabelbuis (51) bedoeld is voor het in de montagedoos brengen van de ten minste één kabel (50).
11. Samenstel volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het afdekelement (40) een afdekkader is dat zodanig is afgemeten dat dit zich uitstrekt rond een deel van de functionele module (21) van het inbouwstuk (20).
12. Samenstel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het afdekkader aan een achterzijde voorzien is van een doorlopende eerste opstaande rand (48) die afgemeten is om nauwsluitend in de open zijde van de montagedoos (10) te passen, en een tweede doorlopende opstaande rand (49) die afgemeten is om nauwsluitend rond een deel van de functionele module (21) of rond een centraalplaat (23) voor de functionele module (21) te passen.
13. Samenstel volgens één der conclusies 8-12, met het kenmerk, dat de montagedoos (10) en het inbouwstuk (20) ingericht zijn om het inbouwstuk (20) in ten minste een inbouwstand en een gebruikstand te kunnen bevestigen en om het inbouwstuk (21) van de inbouwstand naar de gebruiksstand te kunnen bewegen, waarbij het inbouwstuk (21) in de gebruiksstand gedeeltelijk uitsteekt door de open zijde van de montagedoos (10) zodat een afdekelement (40) bevestigbaar is op het inbouwstuk (20), en waarbij het inbouwstuk (20) in de inbouwstand niet of minder uitsteekt uit de open zijde dan in de gebruiksstand.
14. Samenstel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het deksel voorzien is van een koppelmiddel (31,32) voor het koppelen van het deksel (30) met het inbouwstuk (20), en dat het koppelmiddel (31,32) ingericht is om het inbouwstuk (20) in een gebruiksstand te brengen bij het verwijderen van het deksel.
15. Samenstel volgens één der conclusies 8-14, met het kenmerk, dat de montagedoos (10) aan zijn binnenwand voorzien is van geleidemiddelen (16) voor het geleiden van het inbouwstuk (20) in de montagedoos (10).
16. Samenstel volgens één der conclusies 8-15, met het kenmerk, dat het inbouwstuk (20) voorzien is van ten minste twee positioneringelementen (27) en dat de montagedoos (10) aan zijn binnenwand voorzien is van een profilering die ingericht is om samen te werken met de ten minste twee positioneringelementen (27).
17. Samenstel volgens één der conclusies 8-16, met het kenmerk, dat de functionele module (21) één van de volgende is: een stopcontact, een schakelaar, een netwerkaansluitpunt, een TV aansluitpunt, een telefoonaansluitpunt.
18. Samenstel volgens één der conclusies 8-17, met het kenmerk, dat de montagedoos (10) een kokervormig deel (11) met een voorste open einde (13) en een achterste open einde (14), en een afsluitdeel (12) dat bevestigbaar is tegen het achterste open einde (14), omvat, waarbij het deksel bevestigbaar of bevestigd is in het voorste open einde (13) of het folie bevestigd is op het voorste open einde (13).
19. Samenstel volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het kokervormig deel (11) en het afsluitdeel (12) ingericht zijn voor het daartussen nauwsluitend opnemen van één of meer kabelbuizen (51).
20. Samenstel volgens conclusie 13 en 18 of 19, met het kenmerk, dat de montagedoos (10) en het inbouwstuk (20) verder ingericht zijn om het inbouwstuk (20) in een installatiestand te kunnen plaatsen, in welke installatiestand de ten minste één kabel (50) verbindbaar is met de functionele module (21) via het achterste open einde (14) van het kokervormig deel (11), waarbij het inbouwstuk (20) uit de installatiestand in de inbouwstand brengbaar is.
Priority Applications (7)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2013/0431A BE1022073B1 (nl) | 2013-06-21 | 2013-06-21 | Werkwijze voor het inbouwen van een functionele module in een wand en samenstel daarvoor |
EP14173231.3A EP2824782B1 (en) | 2013-06-21 | 2014-06-20 | Mounting box for building into a wall, and procedure for building in such a mounting box |
NO14173231A NO2824782T3 (nl) | 2013-06-21 | 2014-06-20 | |
DK14173231.3T DK2824782T3 (en) | 2013-06-21 | 2014-06-20 | Mounting box for installation in a wall and method for attaching such a mounting box |
PL14173231T PL2824782T3 (pl) | 2013-06-21 | 2014-06-20 | Puszka instalacyjna do wbudowania w ścianę i sposób wbudowania takiej puszki instalacyjnej |
EP14173201.6A EP2816685A3 (en) | 2013-06-21 | 2014-06-20 | Method for building a functional module into a wall and assembly therefore |
HUE14173231A HUE039293T2 (hu) | 2013-06-21 | 2014-06-20 | Szerelõdoboz egy falba történõ szerelés céljából, és eljárás ilyen egy szerelõdoboz beépítésére |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2013/0431A BE1022073B1 (nl) | 2013-06-21 | 2013-06-21 | Werkwijze voor het inbouwen van een functionele module in een wand en samenstel daarvoor |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1022073B1 true BE1022073B1 (nl) | 2016-02-15 |
Family
ID=49083487
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2013/0431A BE1022073B1 (nl) | 2013-06-21 | 2013-06-21 | Werkwijze voor het inbouwen van een functionele module in een wand en samenstel daarvoor |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2816685A3 (nl) |
BE (1) | BE1022073B1 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CN112942831A (zh) * | 2021-01-29 | 2021-06-11 | 中建七局第二建筑有限公司 | 一种填充墙内配电箱安装方法 |
EP4064484A1 (de) * | 2021-03-25 | 2022-09-28 | HSB Weibel AG | Aufputz-elektroinstallation und aufputzbefestigungssystem für ein elektrobauteil |
CN113448377B (zh) * | 2021-05-17 | 2022-09-20 | 宁波职业技术学院 | 一种用于无线通信的易安装的智能控制装置 |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1490327A1 (de) * | 1962-08-28 | 1968-12-05 | Siemens Ag | Installationseinrichtung fuer Bauten mit vorgefertigten Bautafeln aus erhaertender Masse,insbesondere aus Beton,bei der Dosen und elektrische Leitungen fertig verdrahtet und mit elektrischen Geraeten wie Schaltern,Steckdosen usw. verbunden in die Bautafeln eingegossen sind |
FR2053463A5 (nl) * | 1969-07-04 | 1971-04-16 | Graillier Jacques | |
NL8901996A (nl) * | 1989-08-02 | 1991-03-01 | Attema Kunststoffenind | Samengestelde lasdoos. |
US6086390A (en) * | 1997-10-24 | 2000-07-11 | Haut; David | Flush/recessable junction device |
US20030141092A1 (en) * | 2002-01-28 | 2003-07-31 | Randy Petak | Covers for outlet boxes |
-
2013
- 2013-06-21 BE BE2013/0431A patent/BE1022073B1/nl active
-
2014
- 2014-06-20 EP EP14173201.6A patent/EP2816685A3/en not_active Withdrawn
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE1490327A1 (de) * | 1962-08-28 | 1968-12-05 | Siemens Ag | Installationseinrichtung fuer Bauten mit vorgefertigten Bautafeln aus erhaertender Masse,insbesondere aus Beton,bei der Dosen und elektrische Leitungen fertig verdrahtet und mit elektrischen Geraeten wie Schaltern,Steckdosen usw. verbunden in die Bautafeln eingegossen sind |
FR2053463A5 (nl) * | 1969-07-04 | 1971-04-16 | Graillier Jacques | |
NL8901996A (nl) * | 1989-08-02 | 1991-03-01 | Attema Kunststoffenind | Samengestelde lasdoos. |
US6086390A (en) * | 1997-10-24 | 2000-07-11 | Haut; David | Flush/recessable junction device |
US20030141092A1 (en) * | 2002-01-28 | 2003-07-31 | Randy Petak | Covers for outlet boxes |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP2816685A3 (en) | 2015-06-17 |
EP2816685A2 (en) | 2014-12-24 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1022073B1 (nl) | Werkwijze voor het inbouwen van een functionele module in een wand en samenstel daarvoor | |
EP2946237B1 (en) | Grade level enclosure conversion assembly | |
EP2561391B1 (en) | Portable optical fiber distribution enclosure | |
CA2797129A1 (en) | Removable fiber management sections for fiber optic housings, and related components and methods | |
US20140314387A1 (en) | Aerial splicebox for fiber optic cables | |
US10498119B2 (en) | Structures for securing broadcast cabling and connectors | |
BE1022035B1 (nl) | Samenstel met functionele module en werkwijze voor het aansluiten en inbouwen van een dergelijke functionele module | |
BE1022038B1 (nl) | Samenstel voor inbouw in een wand, en werkwijze voor het inbouwen van een dergelijk samenstel | |
KR20160001736U (ko) | 통합 배선일체형 레이스웨이 장치 | |
JP5942249B2 (ja) | 電線引込支柱及びそれを用いた配電システム | |
CN203054263U (zh) | 一种通信用光缆开剥器 | |
NL2006105C2 (en) | Electrical installation box. | |
KR200449384Y1 (ko) | 기둥 부착용 전기장치함 | |
EP2824782B1 (en) | Mounting box for building into a wall, and procedure for building in such a mounting box | |
CN215629557U (zh) | 一种收费站用警示装置 | |
IT201800002909U1 (it) | Scatola di derivazione per fibre ottiche | |
CA2864529C (en) | Unit for attaching and distribution of multimedia peripherals | |
NL1018079C2 (nl) | Groepenkast. | |
CN205312128U (zh) | 一种能防止顶盖脱落的手机包装盒 | |
CN204986919U (zh) | 防爆灯具上盖 | |
FR2989847B1 (fr) | Dispositif de fixation pour le montage d'un element d'appareillage electrique a l'interieur d'une ouverture pratiquee dans une paroi d'encastrement et ensemble de dispositifs de fixation | |
KR200191132Y1 (ko) | 광섬유 케이블 분배함 | |
US20080093098A1 (en) | Electrical stringer outlet box | |
JP2010125213A (ja) | 配線カバーの枠構造 | |
CN201204413Y (zh) | 住宅信息配线箱 |