BE1021710B1 - A SUPPORT WHOLE FOR A WEAVING MACHINE - Google Patents
A SUPPORT WHOLE FOR A WEAVING MACHINE Download PDFInfo
- Publication number
- BE1021710B1 BE1021710B1 BE2013/0664A BE201300664A BE1021710B1 BE 1021710 B1 BE1021710 B1 BE 1021710B1 BE 2013/0664 A BE2013/0664 A BE 2013/0664A BE 201300664 A BE201300664 A BE 201300664A BE 1021710 B1 BE1021710 B1 BE 1021710B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- support
- shed
- intermediate support
- weft
- weft thread
- Prior art date
Links
Classifications
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03C—SHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
- D03C1/00—Dobbies
- D03C1/14—Features common to dobbies of different types
- D03C1/16—Arrangements of dobby in relation to loom
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03C—SHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
- D03C3/00—Jacquards
- D03C3/24—Features common to jacquards of different types
- D03C3/26—General arrangements of jacquards, or disposition in relation to loom
-
- D—TEXTILES; PAPER
- D03—WEAVING
- D03D—WOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
- D03D49/00—Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
- D03D49/02—Construction of loom framework
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Textile Engineering (AREA)
- Looms (AREA)
Abstract
Een steungeheel (1) voor een weefmachine (2) met een tussensteun (50) die is aangebracht boven op het frame (30) van de weefmachine (2) en waarop een gaapvormingsinrichting (40) is bevestigd. Bij de tussensteun (50) verschillen de respectievelijke projecties, volgens de inslagrichting (28) op een vlak bepaald door de kettingrichting (18) en de gaapvormingsrichting (48), van de eerste zijtussensteun (52) en de tweede zijtussensteun (54). Een tussensteun (50) voor gebruik in een dergelijk steungeheel (1)A support assembly (1) for a weaving machine (2) with an intermediate support (50) which is arranged on top of the frame (30) of the weaving machine (2) and on which a shed-forming device (40) is mounted. At the intermediate support (50), the respective projections, according to the weft direction (28) on a plane determined by the warp direction (18) and the shed formation direction (48), differ from the first intermediate side support (52) and the second intermediate side support (54). An intermediate support (50) for use in such a support assembly (1)
Description
EEN STEUNGEHEEL VOOR EEN WEEFMACHINEA SUPPORT WHOLE FOR A WEAVING MACHINE
[01] De uitvinding betreft een steungeheel voor een weefmachine, meer in het bijzonder een steungeheel voor het bevestigen van een gaapvormingsinrichting boven op een weefmachine waarbij een inslagdraad volgens een inslagrichting vanaf een insertiezijde naar een aankomstzijde in een weefvak wordt gebracht en verder ook een tussensteun voor gebruik in een dergelijk steungeheel.The invention relates to a support assembly for a weaving machine, more in particular a support assembly for attaching a shed-forming device on top of a weaving machine, wherein a weft thread is brought in a weaving section from an insertion side to an arrival side and furthermore an intermediate support for use in such a support unit.
[02] Dergelijke steungehelen zijn bijvoorbeeld gekend uit EP1171658 en EP1096048. Deze steungehelen, waarbij de gaapvormingsinrichting, bijvoorbeeld in de vorm van een jacquard, boven op de weefmachine wordt aangebracht, bieden het voordeel dat de weefmachine en gaapvormingsinrichting op eenvoudige wijze samen kunnen worden verplaatst bij het herinrichten van de productielijn in de weverij, alsook het feit dat er geen noodzaak is aan extra vloeroppervlak, naast het vloeroppervlak voorzien voor de weefmachine zelf. Echter zoals aangegeven in EP1171658 en EP1096048 worden de verticale elementen van het steungeheel aan de achterzijde van de weefmachine aangebracht teneinde de bereikbaarheid van de zone waar het weefsel gevormd wordt aan de voorzijde van de weefmachine bereikbaar te houden voor de operator. Een verticaal element in deze zone is immers hinderend bij het bedienen en onderhouden van de weefmachine. Dergelijke steungehelen waarbij deze verticale elementen op deze wijze worden aangebracht, kunnen echter bij snel werkende weefmachines en gaapvormingsinrichtingen niet langer voldoende stabiliteit garanderen. Het steungeheel wordt immers belast door het gewicht van de gaapvormingsinrichting, wat voor een jacquard bijvoorbeeld twee tot drie ton kan bedragen alsook een dynamische belasting, bijvoorbeeld ontwikkeld door de veren die inwerken op de hevels bediend door de jacquard wat bijvoorbeeld drie tot vijf ton kan bedragen. Verder wordt het steungeheel ook blootgesteld aan heel wat vibraties ten gevolge van de weefoperatie, bijvoorbeeld veroorzaakt door de heen en weer bewegende aanslaginrichting. Dit alles kan er toe leiden dat oscillaties worden opgewekt in het steungeheel, waardoor in het bijzonder de buigmomenten die inwerken op de verticale delen sterk toenemen.[02] Such support units are known, for example, from EP1171658 and EP1096048. These support units, in which the shed-forming device, for example in the form of a jacquard, is arranged on top of the weaving machine, offer the advantage that the weaving machine and shed-forming device can be moved together in a simple manner when re-arranging the production line in the weaving mill, as well as the fact that there is no need for additional floor space, in addition to the floor surface provided for the weaving machine itself. However, as indicated in EP1171658 and EP1096048, the vertical elements of the support assembly are arranged at the rear of the weaving machine in order to keep the accessibility of the area where the fabric is formed at the front of the weaving machine accessible to the operator. After all, a vertical element in this zone is a nuisance when operating and maintaining the weaving machine. However, such support units with these vertical elements being arranged in this way can no longer guarantee sufficient stability with fast-acting weaving machines and shed-forming devices. After all, the support assembly is loaded by the weight of the shed-forming device, which can for instance be two to three tonnes for a jacquard, as well as a dynamic load, for example developed by the springs acting on the levers operated by the jacquard, which can for instance be three to five tonnes. . Furthermore, the support assembly is also exposed to many vibrations as a result of the weaving operation, for example caused by the reciprocating stop device. All this can lead to oscillations being generated in the support assembly, so that in particular the bending moments which act on the vertical parts increase considerably.
[03] Om de benodigde stabiliteit te verzekeren, wordt in dergelijke gevallen vaak gebruik gemaakt van een steungeheel voor de gaapvormingsinrichting dat los van de weefmachine op de grond wordt geplaatst. Daarbij worden de verticale delen van het steungeheel zo ver als mogelijk uit elkaar geplaatst en wordt er voor gezorgd dat er een zekere ruimte aanwezig is tussen deze verticale delen en de voorzijde van de weefmachine, zodat de operator niet gehinderd wordt bij het bedienen van de weefmachine. Echter dergelijke steungehelen bieden het nadeel dat ze een groter vloeroppervlak vereisen en bij een herinrichting van de productieketen of bij onderhoudswerkzaamheden niet makkelijk samen met de weefmachine verplaatst kunnen worden.[03] In such cases, to ensure the required stability, use is often made of a support unit for the shed-forming device which is placed on the ground separately from the weaving machine. The vertical parts of the support assembly are thereby placed as far apart as possible and it is ensured that there is a certain space between these vertical parts and the front side of the weaving machine, so that the operator is not hindered in operating the weaving machine. . However, such support units offer the disadvantage that they require a larger floor area and cannot be easily moved together with the weaving machine during a redesign of the production chain or during maintenance work.
[04] Bijgevolg bestaat er een nood aan een steungeheel voor het bevestigen van een gaapvormingsinrichting boven op een weefmachine die de voornoemde nadelen niet vertoont en die voldoende stabiliteit en weerstand tegen oscillaties kan bieden zonder extra vloeroppervlak te vereisen en zonder de operator te hinderen bij het bedienen van de weefmachine.[04] Accordingly, there is a need for a support assembly for mounting a shed-forming device on top of a weaving machine that does not exhibit the aforementioned disadvantages and that can offer sufficient stability and resistance to oscillations without requiring additional floor space and without hindering the operator from operating the weaving machine.
[05] Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een steungeheel voor een weefmachine die werkzaam is om een inslagdraad volgens een inslagrichting vanaf een insertiezijde naar een aankomstzijde in een weefvak in te brengen met de kenmerken volgens conclusie 1. In het bijzonder een steungeheel bevattende een tussensteun die aanbrengbaar is boven op de weefmachine, waarbij de tussensteun asymmetrisch is. De tussensteun is asymmetrisch om ter hoogte van de insertiezijde de bereikbaarheid van de inslagdraad te garanderen en om ter hoogte van de aankomstzijde de stabiliteit van het steungeheel, meer in het bijzonder van de tussensteun, te garanderen.According to a first aspect of the invention, there is provided a support assembly for a weaving machine that is operable to insert a weft thread in a weft direction from an insertion side to an arrival side in a weaving section with the features according to claim 1. In particular a support assembly comprising an intermediate support that can be applied on top of the weaving machine, the intermediate support being asymmetrical. The intermediate support is asymmetrical to guarantee the reach of the weft thread at the insertion side and to guarantee the stability of the support assembly, more particularly of the intermediate support, at the arrival side.
[06] Door de asymmetrische constructie wordt het risico op het ontstaan van oscillaties verminderd, aangezien de vervormingen en trillingen zich minder in dezelfde richting uitstrekken als de elementen van de weefmachine of gaapvormingsinrichting die dergelijke oscillaties veroorzaken.The asymmetrical construction reduces the risk of oscillations occurring, since the distortions and vibrations extend less in the same direction as the elements of the weaving machine or shed-forming device that cause such oscillations.
[07] Volgens een uitvoeringsvorm is de tussensteun zo gevormd dat: - volgens de inslagrichting ter hoogte van het begin van de baan van de inslagdraad, de tussensteun minstens één zijde van de baan van de inslagdraad vrij laat om de bereikbaarheid van de inslagdraad te garanderen; en - volgens de inslagrichting ter hoogte van het einde van de baan van de inslagdraad, meer in het bijzonder voorbij het einde van de baan van de inslagdraad, de tussensteun zich aan weerszijden van de baan van de inslagdraad maximaal uitstrekt om de stabiliteit van het steungeheel te garanderen, meer in het bijzonder te verhogen.[07] According to an embodiment, the intermediate support is shaped such that: - according to the weft direction at the start of the path of the weft thread, the intermediate support leaves at least one side of the path of the weft thread to guarantee the accessibility of the weft thread ; and - according to the weft direction at the end of the weft thread path, more particularly beyond the end of the weft thread path, the intermediate support extends maximally on either side of the weft thread path to ensure the stability of the support assembly increase, in particular.
[08] Op deze wijze wordt een maximale stabiliteit bekomen door het steungeheel zich toch te laten uitstrekken aan weerszijden van de baan van de inslagdraad op een plaats, voorbij het einde van de baan van de inslagdraad, waar de operator er geen hinder van ondervindt tijdens het bedienen van de weefmachine.[08] In this way, maximum stability is achieved by nevertheless allowing the support assembly to extend on either side of the path of the weft thread at a location beyond the end of the path of the weft thread, which does not disturb the operator during operating the weaving machine.
[09] Volgens een verdere uitvoeringsvorm, waarbij: - het steungeheel bevat de weefmachine bevattende: - gaapvormingselementen werkzaam om een weefvak te vormen met kettingdraden die parallel aan een kettingrichting worden aangevoerd vanaf een kettingzijde naar een weefselzijde; - een inslaginrichting werkzaam om een inslagdraad in een door de gaapvormingselementen gevormd weefvak in te brengen langs een baan volgens een inslagrichting, vertrekkende van een insertiezijde, waar de baan van de inslagdraad het weefvak binnendringt, naar een tegenoverliggende aankomstzijde, waar de baan van de inslagdraad het weefvak verlaat; - een frame bevattende een eerste zijsteun aangebracht ter hoogte van de insertiezijde en een tweede zijsteun aangebracht ter hoogte van de aankomstzijde; - het steungeheel bevat verder een gaapvormingsinrichting verbonden met de gaapvormingselementen en werkzaam om de gaapvormingselementen volgens een gaapvormingsrichting, nagenoeg dwars op de kettingrichting en de inslagrichting op en neer te bewegen om het weefvak te vormen; - het steungeheel bevat verder de tussensteun, die is aangebracht boven op het frame van de weefmachine, en waarop de gaapvormingsinrichting is bevestigd, de tussensteun bevattende: - een eerste zijtussensteun die op de eerste zijsteun is aangebracht; en - een tweede zijtussensteun die op de tweede zijsteun is aangebracht, daardoor gekenmerkt dat de respectievelijke projecties, volgens de inslagrichting op een vlak bepaald door de kettingrichting en de gaapvormingsrichting, van de eerste zijtussensteun en de tweede zijtussensteun verschillen.According to a further embodiment, wherein: - the support assembly comprises the weaving machine comprising: - shed forming elements operable to form a weaving section with warp threads that are fed in parallel to a warp direction from a warp side to a weave side; - a weft device operable to introduce a weft thread into a weave section formed by the shed-forming elements along a web in a weft direction starting from an insertion side where the web of the weft thread penetrates the weaving section to an opposite arrival side where the web of the weft thread leaves the weaving section; - a frame comprising a first side support arranged at the level of the insertion side and a second side support arranged at the level of the arrival side; the support assembly further comprises a shed-forming device connected to the shed-forming elements and operative to move the shed-forming elements up and down in a shed-forming direction substantially transversely of the warp direction and the weft direction to form the weaving section; - the support assembly further comprises the intermediate support, which is arranged on top of the frame of the weaving machine, and on which the shed-forming device is mounted, the intermediate support comprising: - a first side intermediate support arranged on the first side support; and a second side intermediate support arranged on the second side support, characterized in that the respective projections, according to the weft direction on a plane determined by the warp direction and the shed-forming direction, differ from the first side intermediate support and the second side intermediate support.
[10] De asymmetrische tussensteun die op deze wijze gevormd wordt door zijtussensteunen waarvan de projectie, met andere woorden het zijaanzicht, volgens een vlak dwars op de inslagrichting, verschilt, zorgt er voor dat er minder vervormingen en trillingen van de tussensteun, meer in het bijzonder trillingen volgens de kettingrichting opgewekt of gegenereerd door de oscillerende aanslaginrichting, optreden, waardoor eveneens het risico op oscillaties vermindert en de positionering van de gaapvormingsinrichting beter kan worden gegarandeerd tijdens het bedrijf van de weefmachine.[10] The asymmetrical intermediate support formed in this way by side intermediate supports whose projection, in other words the side view, differs according to a plane transverse to the weft direction, ensures that fewer distortions and vibrations of the intermediate support, more in the special vibrations in the direction of the chain generated or generated by the oscillating stop device occur, whereby the risk of oscillations is also reduced and the positioning of the shed-forming device can be better guaranteed during operation of the weaving machine.
[11] Volgens een verdere uitvoeringsvorm strekt, ter hoogte van de baan van de inslagdraad volgens de gaapvormingsrichting, de eerste zijtussensteun zich volgens de kettingrichting enkel uit aan één eerste zijde van de baan van de inslagdraad, welke eerste zijde aan de kettingzijde is gelegen.[11] According to a further embodiment, at the level of the path of the weft thread according to the shed-forming direction, the first side intermediate support, according to the warp direction, only extends on one first side of the path of the weft thread, which first side is located on the warp side.
[12] Dit zorgt voor een goede bereikbaarheid van de zone aan de insertiezijde waar de inslagdraad aanwezig is, ook insertiezone genoemd, voor de operator tijdens het bedienen van de weefmachine.[12] This ensures good accessibility of the zone on the insertion side where the weft thread is present, also called insertion zone, for the operator during operation of the weaving machine.
[13] Volgens een verdere uitvoeringsvorm strekt, ter hoogte van de baan van de inslagdraad volgens de gaapvormingsrichting, de tweede zijtussensteun zich volgens de kettingrichting uit aan de eerste zijde van de baan van de inslagdraad en aan een tweede zijde van de baan van de inslagdraad, welke tweede zijde aan de weefselzijde is gelegen.[13] According to a further embodiment, at the level of the path of the weft thread according to the shed-forming direction, the second side support extends in the warp direction on the first side of the path of the weft thread and on a second side of the path of the weft thread which second side is on the fabric side.
[14] Op deze wijze wordt een maximale stabiliteit geboden op een plaats die de bereikbaarheid niet negatief beïnvloedt.[14] In this way, maximum stability is offered in a place that does not negatively influence accessibility.
[15] Volgens een verdere uitvoeringsvorm strekt ter hoogte van de baan van de inslagdraad volgens de gaapvormingsrichting, de tweede zijtussensteun zich volgens de kettingrichting verder uit in de richting van de weefselzijde dan de eerste zijtussensteun.[15] According to a further embodiment, at the level of the path of the weft thread according to the shed-forming direction, the second side intermediate support extends further along the warp direction in the direction of the fabric side than the first side intermediate support.
[16] In het bijzonder de bereikbaarheid van de baan van de inslagdraad aan de weefselzijde is tijdens het bedrijf van de weefmachine rioodzakelijk voor de operator. Hier wordt deze gemaximaliseerd aan de insertiezijde.[16] In particular, the accessibility of the web of the weft thread on the fabric side is necessary for the operator during operation of the weaving machine. Here it is maximized on the insertion side.
[17] Volgens een verdere uitvoeringsvorm is: - de eerste zijtussensteun verbonden met de eerste zijsteun aan een volgens de kettingrichting voorste verbindingspunt dat zich het meest aan de weefselzijde bevindt en een volgens de kettingrichting achterste verbindingspunt dat zich het meest aan de kettingzijde bevindt, en - de tweede zijtussensteun verbonden met de tweede zijsteun aan een volgens de kettingrichting voorste verbindingspunt dat zich het meest aan de weefselzijde bevindt en een volgens de kettingrichting achterste verbindingspunt dat zich het meest aan de kettingzijde bevindt, - waarbij het voorste verbindingspunt van de tweede zijtussensteun zich volgens de kettingrichting verder in de richting van de weefselzijde bevindt dan het voorste verbindingspunt van de eerste zijtussensteun.[17] According to a further embodiment: the first side support is connected to the first side support at a connection point which is most forward on the fabric side and which is located most back on the chain side and which is located most rear on the chain side, and - the second side intermediate support connected to the second side support at a connection point, which is most forward on the fabric side in the direction of the chain and a connection point that is most rearward in the chain direction, which is the most on the chain side, - wherein the front connection point of the second side intermediate support is located is located further in the direction of the chain in the direction of the fabric side than the front connecting point of the first intermediate support.
[18] Op deze wijze worden de krachten ten gevolge van de koppels die ontwikkeld worden door de buigmomenten in de zijtussensteunen onder controle gehouden zonder dat de ergonomie voor de operator aan de insertiezijde in het gedrang komt. Verder zorgt deze asymmetrische bevestiging aan de verbindingspunten er ook voor dat het risico op oscillaties wordt gereduceerd.[18] In this way the forces due to the torque developed by the bending moments in the side intermediate supports are kept under control without compromising the ergonomics for the operator on the insertion side. Furthermore, this asymmetrical attachment to the connection points also ensures that the risk of oscillations is reduced.
[19] Volgens een verdere uitvoeringsvorm bevindt de projectie volgens de gaapvormingsrichting op een vlak bepaald door de inslagrichting en de kettingrichting van het zwaartepunt van de gaapvormingsinrichting zich binnen de projectie van de veelhoek gevormd door het voorste verbindingspunt en het achterste verbindingspunt van de eerste zijtussensteun en het voorste verbindingspunt en het achterste verbindingspunt van de tweede zijtussensteun.[19] According to a further embodiment, the projection according to the shed-forming direction on a plane determined by the weft direction and the warp direction of the center of gravity of the shed-forming device is located within the projection of the polygon formed by the front connecting point and the rear connecting point of the first side intermediate support and the front connection point and the rear connection point of the second intermediate support.
[20] Een dergelijke positionering van de verbindingspunten zorgt voor een inherent stabiele situatie waardoor de krachten ten gevolge van de buigmomenten ontwikkeld in de zijtussensteunen ter hoogte van de verbindingspunten beperkt worden.[20] Such a positioning of the connection points provides an inherently stable situation whereby the forces due to the bending moments developed in the side intermediate supports at the level of the connection points are limited.
[21] Volgens een verdere uitvoeringsvorm bevat de eerste zijtussensteun minstens twee verbindingspunten die volgens de gaapvormingsrichting op een verschillende hoogte zijn aangebracht. Bij voorkeur zijn het voorste verbindingspunt en het achterste verbindingspunt van de eerste zijtussensteun volgens de gaapvormingsrichting op een verschillende hoogte aangebracht.[21] According to a further embodiment the first side intermediate support comprises at least two connecting points which are arranged at a different height according to the shed-forming direction. Preferably, the front connecting point and the rear connecting point of the first side intermediate support are arranged at a different height according to the shed-forming direction.
[22] Hierdoor wordt de relatieve afstand tussen de verbindingspunten verhoogd, waardoor de buigmomenten efficiënter kunnen worden opgevangen. Dit is in het bijzonder voordelig voor de eerste zijtussensteun aangezien de afstand tussen het voorste verbindingspunt en het achterste verbindingspunt beperkt wordt door de baan van de inslagdraad.[22] This increases the relative distance between the connection points, so that the bending moments can be absorbed more efficiently. This is particularly advantageous for the first side intermediate support since the distance between the front connecting point and the rear connecting point is limited by the path of the weft thread.
[23] Volgens een verdere uitvoeringsvorm is het voorste verbindingspunt van de eerste zijtussensteun volgens de gaapvormingsrichting hoger aangebracht dan het achterste verbindingspunt van de eerste zijtussensteun.[23] According to a further embodiment, the front connecting point of the first side intermediate support is arranged higher in the shed direction, than the rear connecting point of the first side intermediate support.
[24] Deze specifieke positionering van de verbindingspunten zorgt voor een maximale afstand van het achterste verbindingspunt tot het zwaartepunt van de gaapvormingsinrichting waardoor opnieuw de krachten ten gevolge van het buigmoment, in het bijzonder in de eerste zijtussensteun kunnen worden gereduceerd.[24] This specific positioning of the connection points ensures a maximum distance from the rear connection point to the center of gravity of the shed-forming device, whereby again the forces due to the bending moment can be reduced, in particular in the first side intermediate support.
[25] Volgens een verdere uitvoeringsvorm bevat de tussensteun verder een dwarsprofiel dat zich uitstrekt tussen de eerste zijtussensteun en de tweede zijtussensteun en waarop de gaapvormingsinrichting is bevestigd.[25] According to a further embodiment, the intermediate support further comprises a transverse profile extending between the first side intermediate support and the second side intermediate support and to which the shed-forming device is mounted.
[26] Volgens een verdere uitvoeringsvorm bevat de gaapvormingsinrichting een jacquardinrichting.[26] According to a further embodiment, the shed-forming device comprises a jacquard device.
[27] Dergelijke inrichtingen die immers op een bepaalde hoogte boven de weefmachine worden aangebracht, vertonen vaak een aanzienlijk gewicht en stellen tijdens het bedrijf het steungeheel bloot aan aanzienlijke dynamische belastingen.[27] Such devices, which are arranged at a certain height above the weaving machine, often have a considerable weight and, during operation, expose the support assembly to considerable dynamic loads.
[28] Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt er voorzien in een tussensteun voor gebruik in een steungeheel volgens het eerste aspect van de uitvinding, de tussensteun bevattende: - een eerste zijtussensteun die op de eerste zijsteun is aangebracht; en - een tweede zijtussensteun die op de tweede zijsteun is aangebracht, waarbij de respectievelijke projecties, volgens de inslagrichting op een vlak bepaald door de kettingrichting en de gaapvormingsrichting, van de eerste zijtussensteun en de tweede zijtussensteun verschillen.[28] According to a second aspect of the invention there is provided an intermediate support for use in a support assembly according to the first aspect of the invention, the intermediate support comprising: - a first side intermediate support mounted on the first side support; and a second side intermediate support mounted on the second side support, the respective projections, according to the weft direction on a plane determined by the warp direction and the shed-forming direction, differ from the first side intermediate support and the second side intermediate support.
[29] Verdere kenmerken, voordelen en uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding zullen nu beschreven worden aan de hand van de tekeningen waarin: - Figuur 1A schematisch een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn l-l in Figuur 1B weergeeft; - Figuur 1B schematisch een gedeeltelijk vooraanzicht van het steungeheel volgens de uitvinding weergeeft; - Figuur 1C schematisch een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn ll-ll in Figuur 1B weergeeft; - Figuur 1D schematisch een gedeeltelijk zijaanzicht van de eerste zijtussensteun uit Figuren 1A-1C weergeeft; - Figuur 1E schematisch een gedeeltelijk zijaanzicht van de tweede zijtussensteun uit Figuren 1A-1C weergeeft; - Figuren 2A en 2B gelijkaardige zijaanzichten zoals Figuren 1D en 1E van de respectievelijke zijtussensteunen van een alternatieve uitvoeringsvorm weergeven; - Figuur 3 een gedeeltelijke weergave is van Figuur 1C, waarbij de ligging van het zwaartepunt van de gaapvormingsinrichting wordt weergegeven; en - Figuur 4 een perspectiefaanzicht van een volgende uitvoeringsvorm, gelijkaardig aan de uitvoeringsvorm uit Figuren 2A en 2B weergeeft.Further features, advantages and exemplary embodiments of the invention will now be described with reference to the drawings in which: - Figure 1A schematically represents a partial section along the line I-1 in Figure 1B; Figure 1B schematically represents a partial front view of the support assembly according to the invention; Figure 1C schematically represents a partial section along the line II-II in Figure 1B; Figure 1D schematically represents a partial side view of the first intermediate support from Figures 1A-1C; Figure 1E schematically represents a partial side view of the second intermediate support from Figures 1A-1C; Figures 2A and 2B show similar side views as Figures 1D and 1E of the respective side intermediate supports of an alternative embodiment; Figure 3 is a partial representation of Figure 1C, showing the location of the center of gravity of the shed-forming device; and - Figure 4 shows a perspective view of a further embodiment, similar to the embodiment of Figures 2A and 2B.
[30] Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een steungeheel 1 voor een weefmachine 2. Een dergelijke weefmachine kan een luchtweefmachine, een grijperweefmachine, een waterjetweefmachine, een projectielweefmachine, een grijperschietspoelweefmachine of eender welk ander type van weefmachine zijn. De weefmachine 2 bevat een kettingboom 3 waar kettingdraden 14 worden afgewikkeld, waarna de kettingdraden 14 via een sleepboom 4, die zich situeert aan de kettingzijde 15 van de weefmachine 2, volgens een nagenoeg horizontale kettingrichting 18 gaan voortbewegen. Via de gecoördineerde werking van gaapvormingselementen 10, een aanslaginrichting 7 en een inslaginrichting 20 wordt door de kettingdraden 14 samen met een inslagdraad 26 een weefsel 17 gevormd. Dit weefsel 17 wordt via een borstboom 5 op een weefselrol 6 gewikkeld. De gaapvormingselementen 10, bijvoorbeeld hevels met een draadoog waarin een kettingdraad 14 kan worden aangebracht, zijn werkzaam om een weefvak 12 te vormen met deze kettingdraden 14. De kettingdraden 14, die parallel aan een kettingrichting 18 worden aangevoerd van de kettingzijde 15 naar de weefselzijde 16, worden hiervoor ter hoogte van het weefvak 12 volgens een bepaald patroon geopend, door de kettingdraden 14 volgens een nagenoeg verticale gaapvormingsrichting 48 respectievelijk op of neer te bewegen volgens een vooraf bepaald patroon. Om deze beweging te realiseren is er een gaapvormingsinrichting 40 aanwezig. Zoals schematisch weergegeven, is de gaapvormingsinrichting 40 verbonden met de gaapvormingelementen 10. De weergegeven gaapvormingsinrichting 40 bevat bijvoorbeeld een gekende jacquardinrichting die werkzaam is om de gaapvormingselementen 10 in de vorm van hevels volgens een gaapvormingsrichting 48, dit wil zeggen nagenoeg dwars op de kettingrichting 18 en de inslagrichting 28, op en neer te bewegen om het weefvak 12 te vormen. Hiervoor wordt bijvoorbeeld ieder als hevel uitgevoerd gaapvormingselement 10, of ieder groepje van een bepaald aantal als hevels uitgevoerde gaapvormingselementen 10, aan één zijde verbonden met een koord aan de jacquardinrichting en aan de andere zijde verbonden met een veermechanisme 38 zoals schematisch weergegeven. De jacquardinrichting 40 kan op deze wijze iedere hevel of ieder groepje van hevels individueel aansturen om het gewenste patroon voor het weefvak 12 te vormen. Het is duidelijk dat ook alternatieve gaapvormingsinrichtingen 40 mogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld een dobby-inrichting, die eveneens boven op de weefmachirie wordt aangebracht en dat de gaapvormingselementen 10 op alternatieve wijze met de gaapvormingsinrichting 40 kunnen verbonden worden, zoals bijvoorbeeld hevels aangebracht in gekende weefkaders die via een stangenmechanisme met de gaapvormingsinrichting 40 worden verbonden.Figure 1 shows an embodiment of a support assembly 1 for a weaving machine 2. Such a weaving machine can be an air weaving machine, a gripper weaving machine, a water jet weaving machine, a projectile weaving machine, a gripper firing reel weaving machine or any other type of weaving machine. The weaving machine 2 comprises a warp tree 3 where warp threads 14 are unwound, whereafter the warp threads 14 start moving through a drag boom 4, which is situated on the warp side 15 of the weaving machine 2, in a substantially horizontal warp direction 18. Via the coordinated action of shed-forming elements 10, a stop device 7 and a weft device 20, a warp 17 is formed by the warp threads 14 together with a weft thread 26. This fabric 17 is wound onto a fabric roll 6 via a brush tree 5. The shed-forming elements 10, for example, levers with a threaded eye in which a warp thread 14 can be arranged, are effective to form a weaving pocket 12 with these warp threads 14. The warp threads 14, which are fed in parallel to a warp direction 18 from the warp side 15 to the weave side 16 are opened for this at the level of the weaving section 12 according to a specific pattern by moving the warp threads 14 in a substantially vertical shedding direction 48 or up or down according to a predetermined pattern. To realize this movement, a shed-forming device 40 is provided. As shown schematically, the shed-forming device 40 is connected to the shed-forming elements 10. The illustrated shed-forming device 40 comprises, for example, a known jacquard device which is operative around the shed-forming elements 10 in the form of levers according to a shed-forming direction 48, i.e. substantially transversely of the chain direction 18 and moving the weft direction 28 up and down to form the weaving pocket 12. For this purpose, for example, each shed-forming element 10 designed as a siphon, or each group of a certain number of shed-forming elements 10 designed as siphons, is connected on one side with a cord to the jacquard device and on the other side connected to a spring mechanism 38 as schematically shown. The jacquard device 40 can in this way individually control each siphon or group of siphons to form the desired pattern for the weaving section 12. It is clear that alternative shed forming devices 40 are also possible, such as, for example, a dobby device, which is also arranged on top of the weaving machine and that the shed forming elements 10 can alternatively be connected to the shed forming device 40, such as, for example, siphons arranged in known weaving frames. be connected to the shed-forming device 40 via a rod mechanism.
[31] De inslaginrichting 20 is in Figuren 1B en 1C schematisch weergegeven als een spuitmondstuk voor een luchtweefmachine, maar het spreekt voor zich dat in een ander type van weefmachine 2 een variante inslaginrichting 20 kan worden aangewend, zoals bijvoorbeeld een grijpermechanisme in een grijperweefmachine. De inslaginrichting 20 is werkzaam om een inslagdraad 26 in een door de gaapvormingselementen 10 gevormd weefvak 12 in te brengen. Hierbij beweegt de inslagdraad 26 zich langs een baan volgens een inslagrichting 28. Zoals weergegeven in Figuren 1B en 1C vertrekt de baan van de inslagdraad 26 ter hoogte van het begin van de baan en dus ook ter hoogte van een insertiezijde 22, waar de baan van de inslagdraad 26 het weefvak 12 binnendringt, naar een tegenoverliggende aankomstzijde 24 ter hoogte van het einde van de baan, waar de baan van de inslagdraad 26 het weefvak 12 verlaat.The weft device 20 is shown schematically in Figs. 1B and 1C as a spray nozzle for an air-weaving machine, but it is obvious that in a different type of weaving machine 2 a variant weft device 20 can be used, such as for example a gripper mechanism in a gripper weaving machine. The weft device 20 is operable to introduce a weft thread 26 into a weaving pocket 12 formed by the shed-forming elements 10. The weft thread 26 herein moves along a path in a weft direction 28. As shown in Figures 1B and 1C, the path of the weft thread 26 starts at the beginning of the path and therefore also at the level of an insertion side 22, from which the path the weft thread 26 penetrates the weaving section 12, to an opposite arrival side 24 at the height of the end of the web, where the web of the weft thread 26 leaves the weaving section 12.
[32] Zodra de inslaginrichting 20 een inslagdraad 26 in het geopende weefvak 12 heeft ingebracht zal de heen en weer bewegende aanslaginrichting 7, meestal in de vorm van een riet dat op een heen en weer bewegende lade is aangebracht, deze inslagdraad 26 aanslaan tegen de weefselrand 8 van het zich vormende weefsel, vaak ook de aanslag genoemd. Deze inslagdraad 26 wordt vervolgens ingebonden door de kettingdraden 14 wanneer de kettingdraden 14 door de gaapvormingselementen 10 naar een volgend weefvak 12 met een volgend patroon worden bewogen. Zoals schematisch weergegeven wordt de inslagdraad 26 aan de inslaginrichting 20 aangevoerd vanaf een spoel 27. Het is echter duidelijk dat tussen de spoel 27 en de inslaginrichting 20 geschikte inslagvoorbereidingsinrichtingen zoals een voorafwikkelaar, een inslagrem, een spanningscompensator, en andere inrichtingen kunnen worden aangebracht. Verder is het ook duidelijk dat meerdere inslaginrichtingen 20 aan de insertiezijde 22 van het weefvak 12 aanwezig kunnen zijn, bijvoorbeeld om afwisselend verschillende types of kleuren van inslagdraden in het weefvak 12 in te brengen.[32] As soon as the weft device 20 has inserted an weft thread 26 into the opened weaving compartment 12, the reciprocating stop device 7, usually in the form of a reed arranged on a reciprocating drawer, will strike this weft thread 26 against the tissue edge 8 of the tissue forming, often also called the stop. This weft thread 26 is then bound by the warp threads 14 when the warp threads 14 are moved through the shed forming elements 10 to a next weaving section 12 with a following pattern. As shown schematically, the weft thread 26 is supplied to the weft device 20 from a spool 27. However, it is clear that suitable weft preparation devices such as a pre-winder, a weft brake, a tension compensator, and other devices can be arranged between the spool 27 and the weft device 20. Furthermore, it is also clear that a plurality of weft devices 20 may be present on the insertion side 22 of the weaving section 12, for example for alternately introducing different types or colors of weft threads into the weaving section 12.
[33] De weefmachine 2 bevat, zoals weergegeven in Figuren 1A - 1E verder ook een frame 30. Dit frame 30 bevat een eerste zijsteun 32 aangebracht ter hoogte van de insertiezijde 22. Het frame 30 bevat verder ook een tweede zijsteun 34 aangebracht ter hoogte van de aankomstzijde 24. Deze zijsteunen 32, 34 strekken zich zoals weergegeven nagenoeg uit volgens een vlak parallel aan een vlak gevormd door de kettingrichting 18 en de gaapvormingsrichting 48 en nagenoeg dwars op de inslagrichting 28. In de weergegeven uitvoeringsvorm worden beide zijsteunen 32, 34 volgens de inslagrichting 28 met elkaar verbonden door middel van een dwarsprofiel 36.[33] The weaving machine 2 also comprises, as shown in Figures 1A - 1E, a frame 30. This frame 30 also comprises a first side support 32 arranged at the level of the insertion side 22. The frame 30 also further comprises a second side support 34 arranged at the height. from the arrival side 24. These side supports 32, 34, as shown, extend substantially along a plane parallel to a plane formed by the warp direction 18 and the shed forming direction 48 and substantially transversely to the weft direction 28. In the embodiment shown, both side supports 32, 34 according to the weft direction 28 connected to each other by means of a transverse profile 36.
[34] Zoals verder zichtbaar in Figuren 1A-1E is boven op het frame 30 van de weefmachine 2 een tussensteun 50 aangebracht waarop de gaapvormingsinrichting 40 is bevestigd. De tussensteun 50 bevat een eerste zijtussensteun 52 en een tweede zijtussensteun 54 die zich volgens dit uitvoeringsvoorbeeld nagenoeg dwars op de inslagrichting 28 uitstrekken ter hoogte van de respectievelijke zijsteunen 32, 34 van de weefmachine 2. De eerste zijtussensteun 52 is daarbij op de eerste zijsteun 32 aangebracht. Het fragment in Figuur 1D, wat een zijaanzicht is van de eerste zijsteun 32 en zijtussensteun 52 ter hoogte de insertiezijde 22, geeft schematisch aan dat volgens deze uitvoeringsvorm de eerste zijsteun 32 verbonden is met de eerste zijtussensteun 52 door middel van verbindingselementen 62, 63, zoals bijvoorbeeld een geschikte boutverbinding. Het is duidelijk dat alternatieve verbindingselementen 62, 63 mogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld klemelementen, een lasverbinding, en andere geschikte verbindingselementen. Het fragment in Figuur 1E, wat een gelijkaardig zijaanzicht is als Figuur 1D, maar dan van de tweede zijsteun 34 en tweede zijtussensteun 54 ter hoogte van de aankomstzijde 24, geeft eveneens schematisch aan dat volgens deze uitvoeringsvorm de tweede zijtussensteun 54 op de tweede zijsteun 34 is aangebracht door middel van verbindingselementen 64, 65, zoals bijvoorbeeld een geschikte boutverbinding of door middel van andere geschikte verbindingselementen. De tussensteun 50, bevat volgens dit uitvoeringsvoorbeeld verder ook nog een dwarsprofiel 56 dat zich uitstrekt tussen de eerste zijtussensteun 52 en de tweede zijtussensteun 54 en waarop de gaapvormingsinrichting 40 is bevestigd. De eerste zijtussensteun 52, de tweede zijtussensteun 54 en het dwarsprofiel 56 kunnen aan elkaar bevestigd worden door boutverbindingen, door lasverbindingen of door eender welke andere geschikte verbinding om samen dè tussensteun 50 te vormen.[34] As further visible in Figures 1A-1E, an intermediate support 50 is provided on top of the frame 30 of the weaving machine 2 to which the shed-forming device 40 is mounted. The intermediate support 50 comprises a first side intermediate support 52 and a second side intermediate support 54 which, according to this exemplary embodiment, extend substantially transversely to the weft direction 28 at the level of the respective side supports 32, 34 of the weaving machine 2. The first side intermediate support 52 is thereby on the first side support 32 applied. The fragment in Figure 1D, which is a side view of the first side support 32 and side intermediate support 52 at the insertion side 22, schematically indicates that according to this embodiment the first side support 32 is connected to the first side intermediate support 52 by means of connecting elements 62, 63, such as a suitable bolt connection. It is clear that alternative connecting elements 62, 63 are possible, such as, for example, clamping elements, a welding connection, and other suitable connecting elements. The fragment in Figure 1E, which is a similar side view to Figure 1D, but then of the second side support 34 and second side support 54 at the height of the arrival side 24, also schematically indicates that according to this embodiment the second side support 54 on the second side support 34 is arranged by means of connecting elements 64, 65, such as for example a suitable bolt connection or by means of other suitable connecting elements. According to this exemplary embodiment, the intermediate support 50 further comprises a transverse profile 56 which extends between the first side intermediate support 52 and the second side intermediate support 54 and to which the shed-forming device 40 is mounted. The first side intermediate support 52, the second side intermediate support 54 and the cross section 56 can be attached to each other by bolt connections, by weld connections or by any other suitable connection to form the intermediate support 50 together.
[35] Het is duidelijk zichtbaar, meer in het bijzonder in de fragmenten weergegeven in Figuren 1D en 1C dat volgens dit uitvoeringsvoorbeeld de eerste zijtussensteun 52 en de tweede zijtussensteun 54 verschillen wat betreft dit zijaanzicht. Het betreft volgens dit uitvoeringsvoorbeeld dwars op de inslagrichting 28 aangebrachte zijtussensteunen 52, 54, die zich volgens de kettingrichting 18 en gaapvormingsrichting 48 uitstrekken, maar zoals zal worden vermeld met betrekking tot het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in Figuren 4 tot 7, kunnen de zijtussensteunen 52, 54 volgens een alternatief worden aangebracht onder een bepaalde hoek ten opzichte van de gaapvormingsrichting 48. Volgens een niet weergegeven uitvoeringsvorm kunnen de zijtussensteunen 52, 54 eveneens worden aangebracht onder een bepaalde hoek ten opzichte van de kettingrichting 18. In dergelijke gevallen volstaat het dat de respectievelijke projecties, volgens de inslagrichting 28 op een vlak bepaald door de kettingrichting 18 en de gaapvormingsrichting 48, van de eerste zijtussensteun 52 en de tweede zijtussensteun 54 verschillen. Dit betekent dat bij de tussensteun 50 de respectievelijke projecties of zijaanzichten, volgens de inslagrichting 28 op een vlak bepaald door de kettingrichting 18 en de gaapvormingsrichting 48, van de eerste zijtussensteun 52 en de tweede zijtussensteun 54 van elkaar verschillen. Door deze asymmetrische constructie, volgens de weergegeven uitvoeringsvorm, zowel in de gaapvormingsrichting 48, als in de kettingrichting 18, van beide tussensteunen, worden de trillingen gegenereerd door bijvoorbeeld de aanslaginrichting 7 van de weefmachine 2, de gaapvormingsinrichting 40, de gaapvormingselementen 10, en andere inrichtingen op minder uniforme wijze uitgewisseld tussen de gaapvormingsinrichting 40 en de weefmachine 2 via de tussensteun 50. Hierbij betreft het, in het bijzonder de trillingen, nagenoeg volgens de kettingrichting 18, die bijvoorbeeld door de aanslaginrichting 7 worden gegenereerd en die voornamelijk, door de asymmetrische constructie volgens de kettingrichting 18 van beide zijtussensteunen 52, 54 op minder uniforme wijze worden uitgewisseld met de gaapvormingsinrichting 40. Hierdoor vermindert op voordelige wijze het risico op oscillatie-verschijnselen, waardoor de tussensteun 50 op voordelige wijze in staat is om de gaapvormingsinrichting 40 te positioneren boven op de weefmachine 2. Bovendien wordt hierdoor de bereikbaarheid van de inslagdraad ter hoogte van de insertiezijde 22 verhoogd en kan de nodige stabiliteit ter hoogte van de aankomstzijde 24 bekomen worden.[35] It is clearly visible, more particularly in the fragments shown in Figures 1D and 1C, that according to this exemplary embodiment the first side intermediate support 52 and the second side intermediate support 54 differ with regard to this side view. According to this exemplary embodiment, this concerns lateral intermediate supports 52, 54 arranged transversely to the weft direction 28, which extend along the warp direction 18 and shed-forming direction 48, but, as will be mentioned with reference to the exemplary embodiment shown in Figures 4 to 7, the side intermediate supports 52, 54 according to an alternative, be arranged at a certain angle with respect to the shed-forming direction 48. According to an embodiment (not shown), the side intermediate supports 52, 54 can also be arranged at a certain angle with respect to the warp direction 18. In such cases, it is sufficient that the respective projections , according to the weft direction 28 on a plane defined by the warp direction 18 and the shed forming direction 48, differ from the first side intermediate support 52 and the second side intermediate support 54. This means that with the intermediate support 50 the respective projections or side views, according to the weft direction 28 on a plane defined by the warp direction 18 and the shed forming direction 48, of the first side intermediate support 52 and the second side intermediate support 54 differ from each other. Due to this asymmetrical construction, according to the embodiment shown, both in the shed-forming direction 48 and in the chain direction 18, of both intermediate supports, the vibrations are generated by, for example, the stop device 7 of the weaving machine 2, the shed-forming device 40, the shed-forming elements 10, and other devices exchanged in a less uniform manner between the shed-forming device 40 and the weaving machine 2 via the intermediate support 50. This relates, in particular, to the vibrations, substantially in the direction of the chain direction 18, which are generated, for example, by the stop device 7 and which are mainly generated by the asymmetrical construction according to the chain direction 18 of both side intermediate supports 52, 54 can be exchanged in a less uniform manner with the shed-forming device 40. This advantageously reduces the risk of oscillation phenomena, whereby the intermediate support 50 is advantageously able to position the shed-forming device 40. on top of the weaving machine 2. Moreover, the accessibility of the weft thread at the height of the insertion side 22 is increased and the necessary stability can be achieved at the arrival side 24.
[36] Zoals duidelijk weergegeven in Figuur 1A - 1D, strekt de eerste zijtussensteun 52 zich volgens de kettingrichting 18 enkel uit aan één eerste zijde 18A van de baan van de inslagdraad 26. Deze eerste zijde 18A is aan de kettingzijde 15 gelegen. Zoals weergegeven volstaat het dat dit enkel het geval is ter hoogte van de baan van de inslagdraad 26 volgens de gaapvormingsrichting 48. Dit wil zeggen dat eenmaal de eerste zijtussensteun 52 zich volgens de gaapvormingsrichting 48 voldoende boven of onder de baan van de inslagdraad 26 heeft verwijderd, de eerste zijtussensteun 52, zich volgens de kettingrichting 18 ook mag uitstrekken aan een tweede zijde 18B van de baan van de inslagdraad 26, waarbij die tweede zijde 18B aan de weefselzijde 16 is gelegen. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de eerste zijtussensteun 52 zich in zijn totaliteit aan deze eerste zijde 18A van de baan van de inslagdraad bevindt. Op deze wijze wordt eveneens een ergonomische tussensteun 50 gerealiseerd die de operator van de weefmachine 2 niet hindert bij het uitvoeren van werkzaamheden ter hoogte van de baan van de inslagdraad 26.[36] As clearly shown in Figs. 1A-1D, the first side intermediate support 52 only extends in the warp direction 18 on one first side 18A of the path of the weft thread 26. This first side 18A is located on the warp side 15. As shown, it is sufficient that this is only the case at the path of the weft thread 26 according to the shed-forming direction 48. This means that once the first side intermediate support 52 has sufficiently moved away according to the shed-forming direction 48 above or below the path of the weft thread 26 the first side intermediate support 52, according to the warp direction 18, may also extend on a second side 18B of the path of the weft thread 26, said second side 18B being located on the fabric side 16. It is clear that alternative embodiments are possible in which the first side intermediate support 52 as a whole is located on this first side 18A of the weft thread path. In this way an ergonomic intermediate support 50 is also realized which does not hinder the operator of the weaving machine 2 when carrying out work at the path of the weft thread 26.
[37] Zoals verder ook duidelijk weergegeven in Figuren 1A - 1E strekt de tweede zijtussensteun 54 zich volgens de kettingrichting 18 uit aan weerszijden van de baan van de inslagdraad 26, dit wil zeggen zowel aan de eerste zijde 18A die aan de kettingzijde 15 is gelegen als aan de tweede zijde 18B die aan de weefselzijde 16 is gelegen. Hoewel dit in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld geldt voor de volledige tweede zijtussensteun 54, volstaat het als, ter hoogte van de baan van de inslagdraad 26 volgens de gaapvormingsrichting 48, de tweede zijtussensteun 54 zich volgens de kettingrichting 18 uitstrekt zowel aan de eerste zijde 18A van de baan van de inslagdraad 26 als aan de tweede zijde 18B van de baan van de inslagdraad 26. Dit laat namelijk toe om een breed steunvlak te vormen voor de tweede zijtussensteun 54 op de tweede zijsteun 34 van de weefmachine 2 waardoor de krachten ten gevolge van het buigmoment gegenereerd door het gewicht en de krachten gegenereerd door de gaapvormingsinrichting 40 makkelijker kunnen worden opgevangen. Dit zorgt ervoor dat er, meer in het bijzonder volgens de ketting richting 18, minder vervormingen en trillingen van de tussensteun 50 optreden, waardoor eveneens het risico op oscillaties vermindert en de positionering van de gaapvormingsinrichting 40 beter kan worden gegarandeerd tijdens het bedrijf van de weefmachine 2.[37] As furthermore also clearly shown in Figures 1A - 1E, the second intermediate support 54 extends along the chain direction 18 on either side of the path of the weft thread 26, i.e. both on the first side 18A which is situated on the chain side 15 as on the second side 18B located on the fabric side 16. Although this applies to the complete second side intermediate support 54 in the illustrated exemplary embodiment, it is sufficient if, at the height of the path of the weft thread 26 according to the shed-forming direction 48, the second side intermediate support 54 extends along the warp direction 18 both on the first side 18A of the namely, the web of the weft thread 26 as on the second side 18B of the web of the weft thread 26. This permits a wide support surface to be formed for the second intermediate support 54 on the second side support 34 of the weaving machine 2, so that the forces due to the bending moment generated by the weight and the forces generated by the shed forming device 40 can be more easily absorbed. This ensures that, more particularly according to the chain direction 18, fewer deformations and vibrations of the intermediate support 50 occur, whereby also the risk of oscillations is reduced and the positioning of the shed-forming device 40 can be better guaranteed during operation of the weaving machine. 2.
[38] De uitvoeringsvorm van het steungeheel 1 met een tussensteun 50 weergegeven in Figuur 1A-1E, waarbij, ter hoogte van de baan van de inslagdraad 26 volgens de gaapvormingsrichting 48, de tweede zijtussensteun 54 zich volgens de ketting richting 18 verder uitstrekt in de richting van de weefselzijde 16 dan de eerste zijtussensteun 52, realiseert aan de insertiezijde 22 een maximale bereikbaarheid van de baan van de inslagdraad 26, en aan de aankomstzijde 24 een maximaal steunvlak en een bijkomend synergetisch effect, in het bijzonder door de verschillende constructie van beide zijtussensteunen 52, 54 volgens de kettingrichting 18, waarbij het risico op oscillaties die de positie van de gaapvormingsinrichting 40 beïnvloeden vermindert.The embodiment of the support assembly 1 with an intermediate support 50 shown in Figs. 1A-1E, wherein, at the height of the trajectory of the weft thread 26 according to the shed-forming direction 48, the second side intermediate support 54 extends further along the chain direction 18 in the direction 18 direction of the fabric side 16 than the first intermediate support 52, realizes a maximum accessibility of the web of the weft thread 26 on the insertion side 22, and a maximum support surface and an additional synergistic effect on the arrival side 24, in particular due to the different construction of both side intermediate supports 52, 54 in the chain direction 18, thereby reducing the risk of oscillations affecting the position of the shed forming device 40.
[39] Zoals schematisch aangegeven in het fragment in Figuur 1D is de eerste zijtussensteun 52 verbonden met de eerste zijsteun 32 aan een volgens de kettingrichting 18 voorste verbindingspunt 62 en een achterste verbindingspunt 63. Het volgens de kettingrichting 18 voorste verbindingspunt 62 bevindt zich hierbij het meest aan de weefselzijde 16. Het volgens de kettingrichting 18 achterste verbindingspunt 63 bevindt zich zoals weergegeven het meest aan de kettingzijde 15. Het is duidelijk dat tussen het voorste verbindingspunt 62 en het achterste verbindingspunt 63 volgens een variante uitvoeringsvorm eender welk geschikt aantal bijkomende verbindingspunten aanwezig kunnen zijn die volgens de kettingrichting 18 tussen dit voorste verbindingspunt 62 en dit achterste verbindingspunt 63 liggen. Zoals schematisch aangegeven in het fragment in Figuur 1E is de tweede zijtussensteun 54 verbonden met de tweede zijsteun 34 aan een volgens de kettingrichting 18 voorste verbindingspunt 64 en achterste verbindingspunt 65. Het volgens de kettingrichting 18 voorste verbindingspunt 64 bevindt zich hierbij het meest aan de weefselzijde 16. Het volgens de kettingrichting 18 achterste verbindingspunt 65 bevindt zich het meest aan de kettingzijde 15. Ook hier kunnen volgens variante uitvoeringsvormen eender welk geschikt aantal bijkomende verbindingspunten aanwezig zijn die volgens de kettingrichting 18 tussen dit voorste verbindingspunt 64 en achterste verbindingspunt 65 zijn gelegen. Het is duidelijk uit de weergave in Figuren 1A-1E dat bij de tussensteun 50 van deze uitvoeringsvorm het voorste verbindingspunt 64 van de tweede zijtussensteun 54 zich volgens de kettingrichting 18 dichter bij de weefselzijde 16 bevindt dan het voorste verbindingspunt 62 van de eerste zijtussensteun 52. Door het volgens de kettingrichting 18 verschillend aanbrengen van de voorste verbindingspunten 62, 64 en de achterste verbindingspunten 63, 65 van de respectievelijke zijtussensteunen 52, 54 wordt de verbeterde ergonomie van de eerste zijtussensteun 52 en de grotere weerstand tegen het buigmoment van de tweede zijtussensteun 54 alsook het synergetische effect waarbij het risico op oscillaties wordt gereduceerd versterkt.[39] As schematically indicated in the fragment in Figure 1D, the first side support 52 is connected to the first side support 32 to a forward connection point 62 according to the warp direction 18 and a rear connection point 63 according to the warp direction 18. most on the fabric side 16. The connecting point 63 rear according to the chain direction 18 is as shown most on the chain side 15. It is clear that between the front connecting point 62 and the rear connecting point 63, according to a variant embodiment, there are any suitable number of additional connecting points may be located in the chain direction 18 between this front connection point 62 and this rear connection point 63. As shown diagrammatically in the fragment in Figure 1E, the second side support 54 is connected to the second side support 34 to a front connecting point 64 and the rear connecting point 65 in the direction of the chain 18. The connecting point 64, which is forward in the front of the chain direction 18, is thereby located most on the fabric side 16. The connecting point 65 at the rear in the chain direction 18 is located most on the chain side 15. Here too, according to variant embodiments, any suitable number of additional connecting points may be present which are located between this front connecting point 64 and rear connecting point 65 according to the chain direction 18. It is clear from the representation in Figures 1A-1E that in the intermediate support 50 of this embodiment, the front connecting point 64 of the second side intermediate support 54 is closer to the fabric side 16 according to the warp direction 18 than the front connecting point 62 of the first side intermediate support 52. By arranging the front connecting points 62, 64 and the rear connecting points 63, 65 of the respective side intermediate supports 52, 54 differently according to the chain direction, the improved ergonomics of the first side intermediate support 52 and the greater resistance to the bending moment of the second side intermediate support 54 as well as the synergistic effect that reduces the risk of oscillations.
[40] Figuren 2A en 2B tonen gelijkaardige zijaanzichten zoals Figuren 1D en 1E van de respectievelijke zijtussensteunen 52, 54 van een alternatieve uitvoeringsvorm. Zoals zichtbaar situeert het steunvlak van de zijsteunen 32, 34 van de weefmachine 2 zich niet langer in één nagenoeg horizontaal vlak. Er zijn verschillende zones die zich op verschillende hoogtes volgens de gaapvormingsrichting 48 bevinden. Zoals zichtbaar in Figuur 2 stemt de vorm van de eerste zijtussensteun 52 ter hoogte van het steunvlak van de eerste zijsteun 32 nagenoeg overeen met de vorm van de eerste zijtussensteun van Figuur 1. Daarbij worden de twee verbindingspunten 62, 63 van de eerste zijtussensteun 52 volgens de gaapvormingsrichting 48 op een verschillende hoogte aangebracht. Zo kan namelijk een grotere afstand tussen de verbindingspunten 62, 63 worden gerealiseerd wat het mogelijk maakt om de krachten gegenereerd door het buigmoment in deze verbindingspunten 62, 63 te reduceren. Zoals weergegeven wordt bij voorkeur volgens dit uitvoeringsvoorbeeld het voorste verbindingspunt 62 en het achterste verbindingspunt 63 van de eerste zijtussensteun 52 volgens de gaapvormingsrichting 48 op een verschillende hoogte zijn aangebracht. Daarbij is het ook voordelig om het voorste verbindingspunt 62 van de eerste zijtussensteun 52 volgens de gaapvormingsrichting 48 hoger aan te brengen dan het achterste verbindingspunt 63 van de eerste zijtussensteun 52 want dit maximaliseert de afstand tussen het achterste verbindingspunt 63 en het voorste verbindingspunt 62 waardoor de krachten die inwerken op die verbindingspunten 62 en 63 nog verder worden gereduceerd. Het maximaliseren van deze respectievelijke afstanden om buigmomenten op te vangen is in het bijzonder van belang bij de eerste zijtussensteun 52 omdat, in vergelijking met de tweede zijtussensteun 54, de verbindingspunten 62, 63 normaal dichter bij elkaar aangebracht worden volgens de kettingrichting 18 om de baan van de inslagdraad bereikbaar te houden. Echter zoals weergegeven in Figuur 2B kunnen ook bij de tweede zijtussensteun 54 verbindingspunten 64, 65, 66 op verschillende hoogte volgens de gaapvormingsrichting 48 worden aangebracht. Zoals zichtbaar bevinden hier het voorste verbindingspunt 64 en het achterste verbindingspunt 65 zich op gelijke hoogte, maar werd een tussenliggend verbindingspunt 66 hoger aangebracht, gelijkaardig als het voorste verbindingspunt 62 van de eerste zijtussensteun 52. Het verbindingspunt 62 is voorzien ter hoogte van een steunelement 67 dat aangebracht is op de eerste zijsteun 32, en het verbindingspunt 66 is voorzien ter hoogte van een steunelement 68 dat aangebracht is op de tweede zijsteun 34. De steunelementen 67 en 68 kunnen onderling verbonden worden door een dwarssteun die zich uitstrekt volgens de inslagrichting en waarop bijvoorbeeld druktoetsen en signaalelementen zijn aangebracht.Figures 2A and 2B show similar side views as Figures 1D and 1E of the respective side intermediate supports 52, 54 of an alternative embodiment. As can be seen, the supporting surface of the side supports 32, 34 of the weaving machine 2 is no longer situated in one substantially horizontal plane. There are different zones that are located at different heights in the direction of shed direction 48. As visible in Figure 2, the shape of the first side intermediate support 52 at the level of the support surface of the first side support 32 corresponds substantially to the shape of the first side intermediate support of Figure 1. The two connecting points 62, 63 of the first side intermediate support 52 are then the shed-forming direction 48 arranged at a different height. Namely, a greater distance between the connection points 62, 63 can thus be realized, which makes it possible to reduce the forces generated by the bending moment in these connection points 62, 63. As shown, according to this exemplary embodiment, the front connecting point 62 and the rear connecting point 63 of the first side intermediate support 52 are arranged at a different height according to the shed-forming direction 48. In addition, it is also advantageous to arrange the front connecting point 62 of the first side intermediate support 52 higher in the shed forming direction 48 than the rear connecting point 63 of the first side intermediate support 52 because this maximizes the distance between the rear connecting point 63 and the front connecting point 62, forces acting on those connection points 62 and 63 are reduced even further. Maximizing these respective distances to accommodate bending moments is particularly important with the first side support 52 because, compared to the second side support 54, the connection points 62, 63 are normally arranged closer together according to the chain direction 18 around the track of the weft thread accessible. However, as shown in Figure 2B, connection points 64, 65, 66 can also be arranged at different heights according to the shed-forming direction 48 at the second side intermediate support 54. As can be seen here, the front connecting point 64 and the rear connecting point 65 are at the same height, but an intermediate connecting point 66 is arranged higher, similar to the front connecting point 62 of the first side intermediate support 52. The connecting point 62 is provided at a support element 67 which is arranged on the first side support 32, and the connecting point 66 is provided at the level of a support element 68 arranged on the second side support 34. The support elements 67 and 68 can be mutually connected by a transverse support which extends in the weft direction and on which for example push buttons and signal elements.
[41] Figuur 3 toont een gedeeltelijke weergave van een aantal elementen van de uitvoeringsvorm van Figuur 1C. De ligging van het zwaartepunt 42 van de gaapvormingsinrichting 40 wordt hier aangeduid. Om een steungeheel 1 met maximale stabiliteit, in het bijzonder volgens de kettingrichting 18 te realiseren, is het voordelig om de verbindingspunten van de tussensteun 50 zo te positioneren dat de projectie volgens de gaapvormingsrichting 48 op een vlak bepaald door de inslagrichting 28 en de kettingrichting 18 van het zwaartepunt 42 van de gaapvormingsinrichting 40 zich bevindt binnen de projectie van de veelhoek 69, meer in het bijzonder de vierhoek gevormd door het voorste verbindingspunt 62 en het achterste verbindingspunt 63 van de eerste zijtussensteun 52 en het voorste verbindingspunt 64 en het achterste verbindingspunt 65 van de tweede zijtussensteun 54. Een dergelijke positionering van de verbindingspunten ten opzichte van het zwaartepunt 42 van de gaapvormingsinrichting 40 zorgt er namelijk voor dat de krachten ter hoogte van deze verbindingspunten ten gevolge van een buigmoment worden gereduceerd waardoor de stabiliteit van het steungeheel 1 wordt verhoogd.Figure 3 shows a partial representation of a number of elements of the embodiment of Figure 1C. The location of the center of gravity 42 of the shed-forming device 40 is indicated here. In order to realize a support unit 1 with maximum stability, in particular according to the warp direction 18, it is advantageous to position the connection points of the intermediate support 50 such that the projection according to the shed-forming direction 48 onto a plane defined by the weft direction 28 and the warp direction 18 of the center of gravity 42 of the shed forming device 40 is within the projection of the polygon 69, more particularly the quadrilateral formed by the front connecting point 62 and the rear connecting point 63 of the first side intermediate support 52 and the front connecting point 64 and the rear connecting point 65 of the second side intermediate support 54. Such a positioning of the connecting points with respect to the center of gravity 42 of the shed-forming device 40 ensures that the forces at these connecting points are reduced as a result of a bending moment, whereby the stability of the supporting unit 1 is increased. .
[42] In Figuur 4 wordt een perspectief aanzicht van een volgende uitvoeringsvorm weergegeven, gelijkaardig aan de uitvoeringsvorm uit Figuren 2A en 2B en gelijkaardige onderdelen worden aangegeven met gelijkaardige referenties. Voornaamste verschilpunt met de schematische uitvoeringsvormen uit de voorgaande uitvoeringsvormen is dat, zoals zichtbaar, de zijtussensteunen 52, 54, naast een deel dat zich uitstrekt dwars op de inslagrichting 28, ook delen bevatten, die zich volgens de inslagrichting 28 uitstrekken, zodat de tussensteun 50 van het steungeheel 1 ook in het vlak gevormd door de inslagrichting 28 en de gaapvormingsinrichting 40 een voldoende hoge stijfheid bereikt om krachten ten gevolge van oscillaties, buigmomenten en het gewicht van de gaapvormingsinrichting 40 te weerstaan of op te vangen.[42] Figure 4 shows a perspective view of a further embodiment, similar to the embodiment of Figures 2A and 2B, and similar parts are indicated with similar references. The main difference with the schematic embodiments from the preceding embodiments is that, as is visible, the side intermediate supports 52, 54, in addition to a part extending transversely to the weft direction 28, also contain parts which extend in the weft direction 28, so that the intermediate support 50 of the support assembly 1 also in the plane formed by the weft direction 28 and the shed-forming device 40 achieves a sufficiently high rigidity to withstand or absorb forces due to oscillations, bending moments and the weight of the shed-forming device 40.
[43] Het is duidelijk dat verdere variante uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij in het algemeen het steungeheel 1 een tussensteun 50 bevat die aanbrengbaar is boven op de weefmachine 2, waarbij de tussensteun 50 asymmetrisch is zodat op deze manier het risico op oscillaties, in het bijzonder oscillaties volgens de kettingrichting wordt gereduceerd. Het is verder ook duidelijk dat uitvoeringsvormen waarbij de asymmetrisch gevormde tussensteun 50 ter hoogte van de baan van de inslagdraad 26, de tussensteun 50 aan minstens één zijde van baan van de inslagdraad 26 vrij laat om de bereikbaarheid vamde inslagdraad 26 te garanderen. Bovendien is het ook zo dat ter hoogte van een locatie die zich volgens de inslagrichting 28 voorbij de baan van de inslagdraad 26 bevindt, de tussensteun 50 zich aan weerszijden van de baan van de inslagdraad 26 maximaal uitstrekt om de stabiliteit te verhogen.It is clear that further variant embodiments are possible in which in general the support unit 1 comprises an intermediate support 50 which can be fitted on top of the weaving machine 2, the intermediate support 50 being asymmetrical so that in this way the risk of oscillations, in particular oscillations according to the chain direction is reduced. It is further also clear that embodiments in which the asymmetrically shaped intermediate support 50 at the level of the weft thread 26 path leaves the intermediate support 50 free on at least one side of the weft thread 26 path to ensure accessibility of the weft thread 26. Moreover, it is also the case that at a location which is located in the weft direction 28 beyond the path of the weft thread 26, the intermediate support 50 extends maximally on either side of the path of the weft thread 26 to increase the stability.
[44] In de weergegeven uitvoeringsvormen is de insertiezijde 22 links weergegeven en is de aankomstzijde 24 rechts weergegeven, waarbij de inslagrichting 28 van links naar rechts is. Het is duidelijk dat volgens een niet weergegeven variante de insertiezijde 22 rechts kan zijn opgesteld en de aankomstzijde 24 links kan zijn opgesteld, waarbij de inslagrichting dan van rechts naar links is.[44] In the embodiments shown, the insertion side 22 is shown on the left and the arrival side 24 is shown on the right, the weft direction 28 being from left to right. It is clear that according to a variant (not shown) the insertion side 22 can be arranged on the right and the arrival side 24 can be arranged on the left, the direction of impact being then from right to left.
[45] Het is duidelijk dat verdere varianten en combinaties van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen mogelijk zijn die onder de conclusies vallen.It is clear that further variants and combinations of the embodiments described above are possible that fall under the claims.
Claims (14)
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2013/0664A BE1021710B1 (en) | 2013-10-04 | 2013-10-04 | A SUPPORT WHOLE FOR A WEAVING MACHINE |
PCT/EP2014/070788 WO2015049201A1 (en) | 2013-10-04 | 2014-09-29 | A support assembly for a weaving machine |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2013/0664A BE1021710B1 (en) | 2013-10-04 | 2013-10-04 | A SUPPORT WHOLE FOR A WEAVING MACHINE |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1021710B1 true BE1021710B1 (en) | 2016-01-12 |
Family
ID=49765192
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2013/0664A BE1021710B1 (en) | 2013-10-04 | 2013-10-04 | A SUPPORT WHOLE FOR A WEAVING MACHINE |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1021710B1 (en) |
WO (1) | WO2015049201A1 (en) |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE2111248A1 (en) * | 1971-02-02 | 1972-08-10 | Staeubli Ag | Weaving loom - having dobby mechanism with no under-motion |
EP1171658B1 (en) * | 1998-12-28 | 2003-07-30 | Textilma AG | Device for noise reduction, air-conditioning and accident reduction for a jacquard weaving machine and jacquard weaving machine with such a device |
FR2917754A1 (en) * | 2007-06-20 | 2008-12-26 | Staubli Faverges Sca | Roller device for controlling heddle frame of shuttle loom, has levers pivotingly mounted with respect to superstructure around respective geometrical axes, where axes of levers are vertically shifted with respect to one another |
-
2013
- 2013-10-04 BE BE2013/0664A patent/BE1021710B1/en not_active IP Right Cessation
-
2014
- 2014-09-29 WO PCT/EP2014/070788 patent/WO2015049201A1/en active Application Filing
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE2111248A1 (en) * | 1971-02-02 | 1972-08-10 | Staeubli Ag | Weaving loom - having dobby mechanism with no under-motion |
EP1171658B1 (en) * | 1998-12-28 | 2003-07-30 | Textilma AG | Device for noise reduction, air-conditioning and accident reduction for a jacquard weaving machine and jacquard weaving machine with such a device |
FR2917754A1 (en) * | 2007-06-20 | 2008-12-26 | Staubli Faverges Sca | Roller device for controlling heddle frame of shuttle loom, has levers pivotingly mounted with respect to superstructure around respective geometrical axes, where axes of levers are vertically shifted with respect to one another |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2015049201A1 (en) | 2015-04-09 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP1568809B1 (en) | Weaving machine and method for weaving pile fabrics and spacer for such a weaving machine | |
BE1021710B1 (en) | A SUPPORT WHOLE FOR A WEAVING MACHINE | |
BE1017367A4 (en) | WEAVING MACHINE FOR WEAVING POOL WEAVES, AND A SET OF AT LEAST TWO DISTANCE HOLDERS PROVIDED NEXT TO EACH OTHER IN A WEAVING MACHINE FOR WEAVING POOL WEAVES. | |
BE1011711A5 (en) | Shed-forming device for individually controlling the warp threads of a loom. | |
NL9300748A (en) | SHOOTLESS LOOM. | |
BE1017831A3 (en) | DEVICE AND METHOD FOR WEAVING POOL WOVEN WITH IMPROVED YARN FEED. | |
BE1007905A3 (en) | APPARATUS FOR INSLAGSELEKTIE on a weaving machine. | |
EP1524345B1 (en) | Lancet device for a face-to-face weaving machine and face-to-face weaving machine provided with such a lancet device | |
BE1011710A3 (en) | Gaap training device for looms. | |
JP5106957B2 (en) | Anti-vibration device for loom frame | |
KR101019726B1 (en) | Guide for shedding motion of heald frames | |
US2737981A (en) | Mechanical loom | |
US2524670A (en) | Reed beatup mounting for loom lays | |
CZ280788B6 (en) | Heald shaft | |
BE1008366A3 (en) | Weaving reed WITH BUILT SPATHEVELKAM. | |
CN213862310U (en) | Warp stop sheet and harness wire storage vehicle | |
ITMI20011473A1 (en) | LICCIO FOR MECHANICS JACQUARD, COMPLEX OF FORMATION OF THE PITCH AND FRAME EQUIPPED WITH SUCH LICCIO | |
US2766777A (en) | Die cast shuttle guide | |
US756442A (en) | Warp stop-motion for looms. | |
EP1302580A2 (en) | Device for supporting the temple and associated cover in a terry cloth loom with movable bench | |
US2756781A (en) | Method and means for eliminating set marks | |
BE1015918A5 (en) | Weaving machine for weaving pile fabrics, comprises spacers, holders for clamping spacers, shed forming devices for driving heddles, yarn supply, and zone for supplying pile warp yarns | |
BE1008459A3 (en) | WEAVING MACHINE WITH A SHIELD. | |
US1766733A (en) | Loom picker-rod spindle support | |
US20030226609A1 (en) | Apparatus for the manufacture of leno cloths |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20160112 |
|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20181031 |