BE1021632B1 - Behuizingsconstructie voor een scherminrichting - Google Patents
Behuizingsconstructie voor een scherminrichting Download PDFInfo
- Publication number
- BE1021632B1 BE1021632B1 BE2013/0122A BE201300122A BE1021632B1 BE 1021632 B1 BE1021632 B1 BE 1021632B1 BE 2013/0122 A BE2013/0122 A BE 2013/0122A BE 201300122 A BE201300122 A BE 201300122A BE 1021632 B1 BE1021632 B1 BE 1021632B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- wall
- housing construction
- profile
- upright wall
- hook
- Prior art date
Links
Classifications
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E06—DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
- E06B—FIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
- E06B9/00—Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
- E06B9/02—Shutters, movable grilles, or other safety closing devices, e.g. against burglary
- E06B9/08—Roll-type closures
- E06B9/11—Roller shutters
- E06B9/17—Parts or details of roller shutters, e.g. suspension devices, shutter boxes, wicket doors, ventilation openings
- E06B9/17007—Shutter boxes; Details or component parts thereof
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Specific Sealing Or Ventilating Devices For Doors And Windows (AREA)
- Building Environments (AREA)
Abstract
Deze uitvinding betreft een stevige behuizingsconstructie voor een scherminrichting (1) voor inbouw in een deur- of raamopening in een muur, omvattende een onderprofiel (2) en een bovenprofiel (3) met een ruimte ertussen voor een schermrol (4) met ernaast en minstens gedeeltelijk in een zone boven het kozijn (25), binnen de breedte van het kozijn (25) een opstaande wand (6 ,7), die star en losmaakbaar is verbonden met deze profielen (2, 3), en voorzien is van één of meerdere openingen (38) en naast deze openingen (38) hoofdzakelijk is uitgevoerd als vakwerk (7) voor het overbrengen van belastingen tussen het kozijn (25) en de muur.
Description
BEHUIZINGSCONSTRUCTIE VOOR EEN SCHERMINRICHTING
Deze uitvinding betreft een behuizingsconstructie voor een scherminrichting voor inbouw in een deur- of raamopening in een muur, aangrenzend aan een deur- of raamkozijn dat in deze deur- of raamopening is opgesteld, omvattende - een onderprofïel voor bevestiging van de behuizingsconstructie bovenaan het kozijn; - een bovenprofïel voor bevestiging van de behuizingsconstructie aan de bovenzijde van de opening aan de muur, waarbij zich tussen het onderprofïel en het bovenprofïel een ruimte uitstrekt voor het hierin opstellen van een schermrol van de scherminrichting waarop een scherm van de scherminrichting voor het afschermen van de opening op- en affolbaar is; - een opstaande wand, die naast de genoemde ruimte is opgesteld, zich tussen het onderprofïel en het bovenprofïel uitstrekt en losmaakbaar is verbonden met het onderprofïel en het bovenprofïel, zodat bij losmaken van de opstaande wand een doorgangsopening voor monteren of demonteren van de schermrol wordt vrijgemaakt en waarbij deze opstaande wand voorzien is van één of meerdere openingen die een doorgang doorheen deze opstaande wand in een richting dwars op het vlak van het kozijn vormen.
Onder scherm wordt hierbij zowel een scherm gevormd uit doek, als een scherm gevormd uit rolluik begrepen. Onder een scherminrichting wordt dan zowel een roldoekinrichting als een rolluikinrichting begrepen.
Een deur- of raamkozijn is het raamwerk waarbinnen een deur of een raam typisch wordt opgehangen.
De genoemde één of meerdere openingen zijn typisch, maar niet beperkend, ventilatieopeningen voor het voorzien van ventilatie doorheen de opstaande wand en doorheen de deur- of raamopening.
Een dergelijke behuizingsconstructie is bijvoorbeeld beschreven en afgebeeld in BE 1 015 475 A5.
Zoals beschreven in NL 1 031 803 Al, is een groot nadeel bij behuizingsconstructies voor schermrollen, waarin ook een ventilatiedoorgang voorzien dient te worden, dat deze in de praktijk onvoldoende aangepast zijn om belastingen op het kozijn die overgedragen worden naar de muur op te vangen. In NL 1 021 803 Al is voorgesteld om in het vlak van het kozijn koppelelementen tussen het bovenprofiel en het onderprofiel aan te brengen om hiermee beter de optredende belastingen tussen het kozijn en de muur op te kunnen vangen. Tussen deze koppelelementen kan ventilatielucht vrij stromen naar het ventilatierooster toe dat in de opstaande wand op een afstand van deze koppelelementen is voorzien. In de praktijk ziet men echter dat ook deze oplossing met koppelelementen niet afdoende is.
Tot op vandaag zijn er geen oplossingen gevonden om enerzijds een voldoende stevige verbinding te voorzien om de gewenste krachtoverdracht tussen het kozijn en de muur te verzekeren en anderzijds de ruimte tussen het bovenprofiel en het onderprofiel in het vlak van het kozijn niet volledig af te sluiten.
Het doel van deze uitvinding is dan ook om hiervoor een oplossing te voorzien.
Dit doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een behuizingsconstructie voor een scherminrichting voor inbouw in een deur- of raamopening in een muur, aangrenzend aan een deur- of raamkozijn dat in deze deur-of raamopening is opgesteld, omvattende - een onderprofiel voor bevestiging van de behuizingsconstructie bovenaan het kozijn; - een bovenprofiel voor bevestiging van de behuizingsconstructie aan de bovenzijde van de opening aan de muur, waarbij zich tussen het onderprofiel en het bovenprofiel een ruimte uitstrekt voor het hierin opstellen van een schermrol van de scherminrichting waarop een scherm van de scherminrichting voor het afschermen van de opening op- en afrolbaar is; - een opstaande wand, die naast de genoemde ruimte is opgesteld, zich tussen het onderprofiel en het bovenprofiel uitstrekt en losmaakbaar is verbonden met het onderprofiel en het bovenprofiel, zodat bij losmaken van de opstaande wand een doorgangsopening voor monteren of demonteren van de schermrol wordt vrijgemaakt en waarbij deze opstaande wand voorzien is van één of meerdere openingen die een doorgang doorheen de opstaande wand in een richting dwars op de muur vormen; waarbij de opstaande wand zich minstens gedeeltelijk uitstrekt in een zone boven het kozijn, binnen de breedte van het kozijn, waarbij de losmaakbare verbindingen van de opstaande wand met het bovenprofiel en het onderprofiel star zijn uitgevoerd en waarbij de opstaande wand naast de één of meerdere openingen hoofdzakelijk uitgevoerd is als een vakwerk voor het overbrengen van belastingen tussen het kozijn en de muur.
Door de opstaande wand waarin de één of meerder openingen zijn aangebracht te verschuiven zodanig dat deze opstaande wand zich minstens gedeeltelijk uitstrekt in een zone boven het kozijn, binnen de breedte van het kozijn en door deze opstaande wand star te verbinden met het bovenprofiel en het onderprofiel van de behuizingsconstructie is het nu wel mogelijk om de tegenstrijdige eisen voor krachtenop vang enerzijds en anderzijds het niet volledig afsluiten van de ruimte tussen het bovenprofiel en het onderprofiel in het vlak van het kozijn toch onderling te verenigen.
In tegenstelling tot wat in NL 1 021 803 Al is aangegeven, ligt de grootste vervormende factor bij de behuizing van dergelijke behuizingsconstructies namelijk niet in de hoogte ervan, maar in de lengte ervan. Bij een korte behuizingsconstructie is de winddruk namelijk klein en kan deze gemakkelijk door het kozijn opgevangen worden. Bij langere behuizingsconstructies (dus bredere ramen of deuren) neemt de windlast sterk toe en neemt de windlast die door de behuizing moet opgenomen worden (het deel van de windlast dat niet door het kozijn wordt opgevangen) nog sterker toe. Met behulp van de opstelling, opbouw en starre verbinding van de opstaande wand met het onderprofiel en het bovenprofiel wordt de vervorming van de behuizing geminimaliseerd. Iedere verticale vervorming (in een richting volgens het vlak van de muur) die daar nog eens bij zou komen weegt zwaar door. De breedte van de opstaande wand wordt bepaald door de over te brengen krachten en met name de momentwerking van die krachten, die wel voornamelijk door de hoogte van de behuizing wordt bepaald.
Een groot probleem met de geboden oplossing uit NL 1 021 803 Al was dat hiermee nog onvoldoende buiging in een horizontaal vlak (in een richting dwars op het vlak van de muur) opgevangen kon worden. Met behulp van de opstelling, opbouw en starre verbinding van de onderdelen volgens deze uitvinding kan nu ook deze buiging op een goede manier opgevangen worden.
Bij een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding omvat de opstaande wand een wandelement, waarin de genoemde openingen zich uitstrekken, waarbij het vakwerk zich naast dit wandelement uitstrekt om zich hoofdzakelijk naast de genoemde openingen uit te strekken en waarbij het vakwerk star is verbonden met dit wandelement.
Meer specifiek kan een dergelijk wandelement dan uitgevoerd zijn als een ventilatierooster.
Bij voorkeur omvat een dergelijk wandelement een bovenwand, een onderwand en tussenschotten, die zich op een tussenafstand van elkaar tussen de bovenwand en de onderwand uitstrekken en star met deze wanden zijn verbonden.
Met dergelijke tussenschotten zal een dergelijk wandelement meerdere genoemde openingen omvatten, die zich naast elkaar uitstrekken en van elkaar gescheiden worden met behulp van deze tussenschotten. Er kunnen bij een dergelijk wandelement ook meerdere rijen openingen onder elkaar opgesteld worden.
Om de stijfheid van een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding met een genoemd wandelement verder te verhogen omvat het vakwerk van een dergelijke behuizingsconstructie bij voorkeur een bovenwand, die grenst aan de onderwand van het wandelement en hiermee star is verbonden voor het star verbinden van het vakwerk met het wandelement.
Deze bovenwand van een dergelijk vakwerk en de onderwand van het wandelement grenzen daarbij bij voorkeur over een contactoppervlak aan elkaar, waarbij dit contactoppervlak bij voorkeur nagenoeg zo breed is als de breedte van de onderwand van het wandelement. Wanneer het wandelement zich nagenoeg over de lengte van de behuizingsconstructie uitstrekt, strekt ook dit contactoppervlak zich bij voorkeur over nagenoeg de lengte van de behuizingsconstructie uit.
Verder grenst de bovenwand van het wandelement bij voorkeur aan het bovenprofiel en is deze bovenwand hiermee star verbonden voor het star verbinden van de opstaande wand met het bovenprofiel.
Deze bovenwand van het wandelement en het bovenprofiel grenzen dan bij voorkeur over een contactoppervlak aan elkaar, waarbij dit contactoppervlak bij voorkeur nagenoeg zo breed is als de breedte van de bovenwand van het ventilatierooster. Wanneer het wandelement zich nagenoeg over de lengte van de behuizingsconstructie uitstrekt, strekt ook dit contactoppervlak zich bij voorkeur over nagenoeg de lengte van de behuizingsconstructie uit.
Bij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding omvat het vakwerk een onderwand, die grenst aan het onderprofiel en hiermee star is verbonden voor het star verbinden van de opstaande wand met het onderprofiel.
Deze onderwand van een dergelijk vakwerk en het onderprofiel grenzen daarbij bij voorkeur over een contactoppervlak aan elkaar, waarbij dit contactoppervlak zich nagenoeg over de lengte van de behuizingsconstructie uitstrekt. Dit contactoppervlak wordt zoals aangegeven bij voorkeur ook voldoende breed uitgevoerd (zo breed mogelijk), om voldoende weerstand tegen de kritische buiging in het horizontale vlak (in een richting dwars op het vlak van de muur) te kunnen verzekeren. Uiteraard wordt de breedte van dit vakwerk aan de andere kant ook beperkt omwille van randfactoren, zoals de noodzaak om binnen de ruimte van de behuizingsconstructie een schermrol ernaast op te kunnen stellen. In de praktijk zal de dimensionering van deze breedte bij voorkeur bepaald worden via sterkteberekeningen en/of simulaties van de slechtste situatie die kan optreden. De breedte wordt bij voorkeur minimum 15 mm uitgevoerd en nog meer bij voorkeur minimum 20 mm.
Elke genoemde starre verbinding tussen een eerste te verbinden element en een tweede te verbinden element kan meer specifiek gerealiseerd worden met behulp van minstens twee inhaakverbindingen, die op een tussenafstand van elkaar zijn opgesteld, waarbij elke inhaakverbinding een eerste inhaakelement omvat dat deel uitmaakt van het eerste te verbinden element en een tweede inhaakelement omvat dat deel uitmaakt van het tweede te verbinden element, waarbij het eerste inhaakelement en het tweede inhaakelement in elkaar haken om de inhaakverbinding te vormen. De richting van inhaken van de verschillende inhaakelementen is bij voorkeur dezelfde en wordt bij voorkeur in de richting van het vastmaken van de opstaande wand gekozen, om het losmaken van de opstaande wand bij terug uithaken van de verschillende inhaakelementen te vereenvoudigen.
Dergelijke inhaakelementen strekken zich bij voorkeur over nagenoeg de lengte van de te verbinden elementen uit en nog meer bij voorkeur over nagenoeg de lengte van de behuizingsconstructie.
Een bijzondere uitvoeringsvorm van een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding omvat minstens één koppelelement, dat tussen de uiteinden van de behuizingsconstructie op een afstand van deze uiteinden is opgesteld en zich uitstrekt tussen het bovenprofiel en het onderprofiel voor het overbrengen van belastingen tussen het kozijn en de muur.
Een koppelelement volgens deze uitvinding kan alternatief ook toegepast worden in soortgelijke behuizingsconstructies zonder vakwerk en dit als alternatief voor het koppelelement zoals beschreven in NL 1 021 803 Al. Een dergelijk koppelelement volgens deze uitvinding zou bijvoorbeeld ook toegepast kunnen worden bij behuizingsconstructies waarbij de opstaande wand geen openingen omvat, maar volledig uit vakwerk is uitgewerkt en zich minstens gedeeltelijk uitstrekt in een zone boven het kozijn, binnen de breedte van het kozijn. Het koppelelement kan hierbij dan bijvoorbeeld ook gebruikt worden voor het vastmaken van dit vakwerk, om dit losmaakbaar te bevestigen, analoog als hoe verder beschreven wordt hoe een dergelijke koppelelement gebruikt kan worden om een ventilatierooster bovenop vakwerk vast te zetten.
De verschillende bijzondere uitvoeringsvormen van koppelelementen volgens deze uitvinding hebben verschillende voordelen ten opzichte van het koppelelement uit NL 1 021 803 Al.
In het bijzonder kan een behuizingsconstructie met koppelelement volgens deze uitvinding een afschermprofiel omvatten dat de behuizingsconstructie naast de opstaande wand en op een tussenafstand van deze opstaande wand afschermt, waarbij dit afschermprofiel aan het koppelelement is opgehangen voor het opnemen van dit afschermprofiel in de behuizingsconstructie. Het koppelelement en/of het afschermprofiel kunnen hiertoe meer specifiek van corresponderende ophangelementen zijn voorzien. Op deze manier wordt het koppelelement multifunctioneel ingezet voor het overbrengen van krachten en voor het koppelen van verschillende onderdelen van de behuizingsconstructie.
Meer specifiek kan de behuizingsconstructie ook grenzend aan de opstaande wand, of deel uitmakend van de opstaande wand eerste bevestigingsflenzen omvatten, die op een tussenafstand van elkaar zijn opgesteld en kan het koppelelement corresponderende tweede bevestigingsflenzen omvatten, die op een tussenafstand van elkaar zijn opgesteld, waarbij het koppelelement verdraaibaar is tussen een eerste positie, waarin de tweede bevestigingsflenzen vrij naast de eerste bevestigingsflenzen beweegbaar zijn, van de opstaande wand weg en naar de opstaande wand toe, en een tweede positie, waarbij de tweede bevestigingsflenzen achter de eerste bevestigingsflenzen aangrijpen. Op deze manier kan het koppelelement op een veel eenvoudigere en vlottere manier bevestigd worden dan het koppelelement uit NL 1 021 803 Al.
Verder kan de behuizingsconstructie meer specifiek grenzend aan de opstaande wand, of deel uitmakend van de opstaande wand een eerste klemelement omvatten, dat op een tussenafstand van één van de eerste bevestigingsflenzen is opgesteld en kan het koppelelement een tweede klemelement omvatten, dat op een tussenafstand van één van de tweede bevestigingsflenzen is opgesteld, waarbij in de tweede positie van het koppelelement het eerste klemelement op het tweede klemelement aangrijpt voor vastklemmen van het koppelelement.
Nog verder kan de behuizingsconstructie meer specifiek grenzend aan de opstaande wand, of deel uitmakend van de opstaande wand een eerste haakelement omvatten en kan het koppelelement een tweede haakelement omvatten, waarbij in de tweede positie van het koppelelement het eerste haakelement achter het tweede haakelement haakt.
Daarnaast kan de behuizingsconstructie meer specifiek grenzend aan de opstaande wand of deel uitmakend van de opstaande wand een begrenzingselement omvatten voor het begrenzen van de beweging van het koppelelement bij verdraaien van dit koppelelement van zijn eerste positie naar zijn tweede positie.
Het doel van deze uitvinding wordt eveneens bereikt door te voorzien in een scherminrichting omvattende een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding, omvattende een schermrol die in de genoemde ruimte tussen het bovenprofiel en het onderprofiel is opgesteld en een scherm voor het afschermen van de deur- of raamopening, die op de schermrol op- en affolbaar is.
Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend verduidelijkende voorbeelden te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze behuizingsconstructie aan te duiden, en kan dus niet geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij in - figuur 1 een uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding met een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding in dwarsdoorsnede is weergegeven; - figuur 2 een tweede uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding met behuizingsconstructie volgens deze uitvinding in dwarsdoorsnede is weergegeven; - figuur 3 een uitvoeringsvorm van een scherminrichting volgens deze uitvinding met een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding in perspectief is weergegeven; - figuur 4 een vooraanzicht van een deel van de opstaande wand van een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding is weergegeven met een koppelelement volgens deze uitvinding dat in zijn eerste positie is weergegeven; - figuur 5 een dwarsdoorsnede van een deel van een behuizingsconstructie volgens deze uitvinding met een deel van het onderprofiel, een deel van het bovenprofiel, de opstaande wand en het koppelelement is weergegeven, met het koppelelement in zijn eerste positie; - figuur 6 een vooraanzicht van het deel van de opstaande wand uit figuur 4 is weergegeven met het koppelelement in een positie tussen zijn eerste positie en zijn tweede positie; - figuur 7 een dwarsdoorsnede van het deel van de behuizingsconstructie uit figuur 5 is weergegeven, met het koppelelement in een positie tussen zijn eerste positie en zijn tweede positie; - figuur 8 een vooraanzicht van het deel van de opstaande wand uit figuur 4 is weergegeven met het koppelelement in zijn tweede positie; - figuur 9 een dwarsdoorsnede van het deel van de behuizingsconstructie uit figuur 5 is weergegeven, met het koppelelement in zijn tweede positie.
De behuizingsconstructies van de afgebeelde scherminrichtingen (1) omvatten telkens een behuizing met een voorwand (23), een achterwand (16, 27), een onderprofiel (2), een bovenprofiel (3) en zijwanden (24) (kopschotten).
Deze scherminrichtingen (1) zijn voorzien om in een deur- of raamopening boven een kozijn (25) opgesteld te worden.
Het onderprofiel (2) is voorzien om aan de bovenzijde van het kozijn (25) bevestigd te worden (zie figuur 1 en 2). Dit is bijvoorbeeld mogelijk door dit onderprofiel (2) met behulp van schroeven in één van de schroefgaten (28) (zie figuur 3) aan de bovenzijde van het kozijn (25) vast te schroeven.
Het bovenprofiel (3) is voorzien om aan de bovenzijde van de deur- of raamopening aan de muur bevestigd te worden waarin deze deur- of raamopening is voorzien. Dit is bijvoorbeeld mogelijk met behulp van een doken in de bevestigingssleuf (29) (zie figuren 1-3), of met behulp van schroeven die doorheen de hiertoe voorzien sleuf (30) in het bovenprofiel (3) aangebracht kunnen worden (zie figuren 1-3).
De zijwanden (24) (zie figuur 3) zijn in deze uitvoeringsvormen aan het onderprofiel (2) en het bovenprofiel (3) bevestigd met behulp van schroeven die in de schroefkanelen (36) (zie figuren 1 en 2) aangebracht worden. Deze zijwanden (24) strekken zich bij voorkeur tegen de zijwanden van de deur- of raamopening uit.
De voorwand (23) is in deze uitvoeringsvormen aan het bovenprofiel (3) vastgehaakt (37) (zie figuren 1 en 2) en met schroeven die in de schroefkanalen (36) van deze voorwand (23) aangrijpen aan de zijwanden (24) bevestigd. Deze voorwand (23) zal zich bij een deur- of raamopening die in een gevel is aangebracht, aan de gevelzijde van deze gevel uitstrekken.
De achterwand (16, 27) is in deze uitvoeringsvormen, zoals verder nog wordt besproken, opgehangen aan koppelelementen (15). Deze achterwand (16, 27) zal zich bij een deur- of raamopening die in een gevel is aangebracht, aan de binnenruimte van het gebouw achter deze gevel uitstrekken.
Het onderprofiel (2), het bovenprofiel (3) en de zijwanden (24) zijn bij voorkeur uit materiaal vervaardigd waarmee koudebruggen tussen ruimtes waartussen de behuizingsconstructie is opgesteld, verhinderd kunnen worden. Het onderprofiel (2) en het bovenprofiel (3) kunnen hiertoe bijvoorbeeld via extrusie uit Polyvinylchloride (PVC) vervaardigd worden. De zijwanden (24) kunnen bijvoorbeeld via spuitgieten uit PVC vervaardigd worden.
Naar afwegingsmogelijkheden toe worden de voorwand (23) en de achterwand (16, 27) dan weer bij voorkeur uit aluminium vervaardigd.
Tussen de zijwanden (24) is een schermrol (4) roteerbaar rond zijn as (35) opgesteld. Deze schermrol (4) strekt zich in een ruimte tussen het onderprofiel (2) en het bovenprofiel (3) uit. Aan deze schermrol (4) is een doek (5) bevestigd, dat als een scherm (5) op deze schermrol (4) op- en afrolbaar is om de deur- of raamopening minstens gedeeltelijk af te schermen tegen bijvoorbeeld zonlicht en/of insecten en/of warmte en/of koude.
De laterale zijden van het scherm (5) en/of een onderlat die aan de onderzijde van het scherm (5) is bevestigd, kunnen geleid worden in een schermgeleider en/of een latgeleider (26) (zie figuren 1-3). Een dergelijke schermgeleider en/of latgeleider (26) wordt ter hoogte van de laterale zijden van het raam of de deur opgesteld.
Naast de schermrol (4) strekt zich tussen het onderprofiel (2) en het bovenprofiel (3) bijkomend een opstaande wand (6, 7) uit. De genoemde opstaande wand (6, 7) is in een zone boven het kozijn (25), binnen de breedte van het kozijn (25) opgesteld voor het op vangen van belastingen op het kozijn (25) die overgedragen worden naar de muur.
De ruimte waarin de schermrol (4) zich uitstrekt wordt afgebakend door de zijwanden (24), het bovenprofiel (3) en het onderprofiel (2) en de voorwand (23) en deze opstaande wand (6, 7), zoals te zien is in de figuren 1-3.
Om monteren en demonteren van de schermrol (4) mogelijk te maken is de opstaande wand (6, 7) losmaakbaar verbonden aan het onderprofiel (2) en het bovenprofiel (3). De opstaande wand (6, 7) dient hiertoe ook minimaal zo hoog uitgevoerd te worden als de hoogte van het doekrolpakket (schermrol met het hierop aangebrachte scherm dat al dan niet op de schermrol opgerold is).
Aan de bovenzijde wordt deze losmaakbare verbinding hier gerealiseerd met behulp van twee eerste inhaakelementen (13) van het bovenprofiel (3) die op een tussenafstand van elkaar zijn opgesteld, waarin twee tweede inhaakelementen (14) van de opstaande wand (6, 7) inhaken. Aan de onderzijde wordt deze losmaakbare verbinding analoog gerealiseerd met behulp van twee eerste inhaakelementen (13) van de opstaande wand (6, 7) die inhaken in twee tweede inhaakelementen (14) van het onderprofiel (2). Voor de leesbaarheid van de figuren werden deze inhaakelementen enkel op de figuren 5, 7 en 9 met hun referentiecijfer aangeduid.
De richting van inhaken van de verschillende inhaakelementen (13, 14) is dezelfde als de richting van het vastmaken van de opstaande wand (6, 7) gekozen, om het losmaken van de opstaande wand (6, 7) bij terug uithaken van de verschillende inhaakelementen (13, 14) te vereenvoudigen.
Deze inhaakelementen (13, 14) strekken zich over de lengte van de te verbinden elementen (3, 6, 7, 2) uit.
Om de opstaande wand (6, 7) na inhaken van de inhaakelementen (13, 14) in deze positie vast te zetten, kan deze bijvoorbeeld met schroeven vastgezet worden, die via de hiertoe voorziene sleuf (32) doorheen de opstaande wand (6, 7) in het onderprofiel (2) aangrijpen (zie figuren 1-3 en 5). Dergelijke schroeven laten ook het eenvoudig terug losmaken van de opstaande wand (6, 7) toe.
De opstaande wand (6, 7) is in de afgebeelde uitvoeringsvormen opgedeeld in een ventilatierooster als wandelement (6) dat zich aan de bovenzijde van deze wand (6, 7) uitstrekt en een vakwerk (7) dat zich aan de onderzijde van deze wand (6, 7) uitstrekt. Het ventilatierooster (6) en het vakwerk (7) zijn hierbij onderling losmaakbaar verbonden met behulp van eerste inhaakelementen (13) van het ventilatierooster (6) die inhaken in tweede inhaakelementen (14) van het vakwerk (7) (zie figuren 5, 7 en 9). De eerder genoemde tweede inhaakelementen (14) aan de bovenzijde van de opstaande wand (6, 7) maken deel uit van het ventilatierooster (6). De eerder genoemde eerste inhaakelementen (13) aan de onderzijde van de opstaande wand (6, 7) maken deel uit van het vakwerk (7).
Om het ventilatierooster (7) na inhaken enerzijds in de tweede inhaakelementen (14) bovenaan het vakwerk (7) en anderzijds in de eerste inhaakelementen (13) bovenaan het bovenprofiel (3) vast te kunnen zetten, worden koppelelementen (15) volgens deze uitvinding gebruikt, zoals verder wordt besproken.
Het ventilatierooster (7) omvat verder een bovenwand (8), een onderwand (9) (zie figuren 1 en 2) en meerdere tussenschotten (10) (zie figuren 3, 4, 6 en 8), die zich op een tussenafstand van elkaar tussen de bovenwand (8) en de onderwand (9) uitstrekken. Met behulp van de tussenschotten (10) wordt het rooster (7) opgedeeld. Meerdere luchtdoorstroomopeningen (38) zijn hierdoor naast elkaar opgesteld en worden van elkaar gescheiden met behulp van deze tussenschotten (10). Deze luchtdoorstroomopeningen (38) vormen een doorgang doorheen de opstaande wand (6, 7) in een richting dwars op het vlak van de muur.
In de eerste uitvoeringsvorm zoals afgebeeld in figuur 1 is ventilatie doorheen de deur- of raamopening mogelijk doorheen deze luchtdoorstroomopeningen (38). Ventilatielucht kan daarbij aan de gevelzijde van de deur- of raamopening doorheen de opening (39) waardoorheen het scherm (5) op- en afrolbaar is uitgevoerd binnenstromen en via een luchtdoorstroomkanaal (40) overheen de schermrol (4) naar het ventilatierooster (6) stromen. Deze ventilatielucht zal hier dan doorheen de luchtdoorstroomopeningen (38) stromen naar de aangrenzende binnenruimte toe van het gebouw waarin de scherminrichting (1) in de deur- of raamopening is opgesteld, en stroomt hierbij doorheen een opening (42) in de achterwand (16, 27) de binnenruimte binnen. Naar de binnenruimte toe is de achterwand (16, 27) voorzien van een afsluitklep (27) waarmee de betreffende opening (42) doorheen de achterwand (16, 27) afsluitbaar is. Met behulp van deze afsluitklep (27) kan ook het gewenste toevoerdebiet ingesteld worden.
In de tweede uitvoeringsvorm zoals afgebeeld in figuur 2 is er geen ventilatie doorheen de scherminrichting (1) mogelijk. De luchtdoorstroomopeningen (38) in het ventilatierooster (6) zijn hierbij gevuld met isolatiemateriaal waarmee thermische en/of akoestische isolatie van de scherminrichting (1) wordt vergroot. De achterwand (16, 27) is in deze uitvoeringsvorm ééndelig doorlopend over nagenoeg de volledige hoogte van de scherminrichting (1) uitgevoerd, zonder luchtdoorstroomopeningen.
Het ventilatierooster (6) wordt bij voorkeur eveneens uit materiaal vervaardigd waarmee koudebruggen tussen een binnenruimte en een buitenruimte waartussen de scherminrichting (1) is opgesteld, vermeden kunnen worden. Hiertoe kan het ventilatierooster (6) bijvoorbeeld via spuitgieten uit PVC vervaardigd worden.
Het vakwerk (7) omvat eveneens een bovenwand (11) en een onderwand (12) (zie figuren 1 en 2) en is tussen deze wanden (11, 12) op een gekende manier als vakwerk uitgevoerd om maximaal krachten over te kunnen dragen.
Ook dit vakwerk (7) wordt bij voorkeur uit materiaal vervaardigd waarmee koudebruggen vermeden worden. Hiertoe kan het vakwerk (7) bijvoorbeeld via extrusie uit PVC vervaardigd worden.
Dankzij de inhaakelementen (13, 14) en de bijkomende losmaakbare verbindingen met schroeven en koppelstukken (15) zijn de verschillende onderdelen van de opstaande wand (6, 7) onderling star verbonden en star verbonden met het bovenprofiel (3) en het onderprofiel (2). Telkens worden bij de inhaakverbindingen (13, 14) tussen twee aangrenzende onderdelen (3, 6, 7, 2) bij voorkeur twee (zoals in de afgebeelde uitvoeringsvormen) ofi meerdere inhaakelementen (13, 14) per onderdeel (3, 6, 7, 2) op een tussenafstand van elkaar voorzien om de starheid van de verbinding te vergroten. De tussenschotten (10) van het ventilatierooster (6) zijn ook star met de bovenwand (8) en de onderwand (9) van het ventilatierooster (6) verbonden.
De opstaande wand (6, 7) kan op deze manier een voldoende buigstijfheid in horizontale en verticale richting verzekeren. De buigstijfheid wordt verder ook verhoogd door de contactoppervlakken tussen de verschillende onderdelen (3, 6, 7, 2) voldoende groot uit te voeren.
Zoals eerder meegegeven wordt het ventilatierooster (6) na inhaken ervan enerzijds in de tweede inhaakelementen (14) bovenaan het vakwerk (7) en anderzijds in de eerste inhaakelementen (13) bovenaan het bovenprofiel (3) vastgezet met behulp van meerdere koppelelementen (15). Deze koppelelementen (15) zijn telkens op een tussenafstand van elkaar en op een tussenafstand van de kopschotten (24) opgesteld en strekken zich hierbij uit tussen het bovenprofiel (3) en het onderprofiel (2).
Deze koppelelementen (15) helpen mee om belastingen op het kozijn (25) die overgedragen worden naar de muur op te vangen.
Aan deze koppelelementen (15) wordt verder ook een afschermprofiel (16) van de achterwand (16, 27) opgehangen (zie figuren 1 en 2), en wordt in de uitvoeringsvorm waarbij de scherminrichting (1) eveneens als ventilatie-inrichting dienst doet verder ook een insectenwering (41) opgehangen (zie figuur 1). Om het afschermprofiel (16) op een stevige manier aan de koppelelementen (15) op te kunnen hangen is elk koppelelement (15) voorzien van klikelementen (33) waaraan het afschermprofiel (16) met behulp van corresponderende klikelementen (34) vastklikbaar is.
In de figuren 4 tot en met 9 is afgebeeld hoe deze koppelelementen (15) bevestigbaar zijn in de behuizingsconstructie en hoe hierbij ook het ventilatierooster (6) wordt vastgezet.
Elk koppelelement (15) omvat twee tweede bevestigingsflenzen (18) die ter bevestiging van het koppelelement (15) kunnen aangrijpen achter respectievelijk een eerste bevestigingsflens (17) van het bovenprofiel (3) en een eerste bevestigingsflens (17) van het vakwerk (7). De eerste bevestigingsflens (17) van het bovenprofiel (3) is grenzend aan de bovenwand (8) van het ventilatierooster (6) opgesteld. De eerste bevestigingsflens (17) van het vakwerk (7) is grenzend aan de onderwand (9) van het ventilatierooster (6) opgesteld. Grenzend aan deze eerste bevestigingsflenzen (17) zijn in het ventilatierooster (6) doorgangssleuven voorzien, die niet op de figuren zichtbaar zijn. Deze doorgangssleuven strekken zich respectievelijk doorheen de bovenwand (8) en de onderwand (9) van het ventilatierooster (6) uit. Om deze tweede bevestigingsflenzen (18) achter de eerste bevestigingsflenzen (17) te kunnen laten aangrijpen, dient het koppelelement (15) in een eerste positie zoals afgebeeld in de figuren 4 en 5 in een opening (38) van het ventilatierooster (6) aangebracht te worden. In deze opening (38) is het koppelelement (15) vrij beweegbaar met de tweede bevestigingsflenzen (18) naast de eerste bevestigingsflenzen (17) in een richting van de opstaande wand (6, 7) en naar de opstaande wand (6, 7) toe. Na aanbrengen van het koppelelement (15) in deze opening (38) in zijn eerste positie is het koppelelement (15) verdraaibaar tussen deze eerste positie en een tweede positie (figuren 8 en 9). In deze tweede positie grijpen de tweede bevestigingsflenzen (18) achter de eerste bevestigingsflenzen (17) aan, zoals te zien is in de figuren 8 en 9. Doordat de tweede bevestigingsflenzen (18) doorheen de doorgangssleuven in het ventilatierooster (6) aangrijpen om achter de eerste bevestigingsflenzen (17) aan te kunnen grijpen, wordt hiermee ook het ventilatierooster (6) vastgezet. Een tussenpositie tussen de eerste positie en de tweede positie werd afgebeeld in de figuren 6 en 7.
Bij voorkeur omvat de behuizingsconstructie ook een begrenzingselement om de rotatiebeweging van het koppelelement (15) van zijn eerste positie naar zijn tweede positie te begrenzen. De doorgangssleuven in het ventilatierooster (6) kunnen hierbij bijvoorbeeld dienst doen als dergelijk begrenzingselement.
Om de koppelelementen (15) ook stevig in de tweede positie te houden na verdraaien ervan, omvat elk koppelelement (15) ook een tweede klemelement (20) dat op een tussenafstand van de tweede bevestigingsflenzen (18) is opgesteld. Het bovenprofiel (3) omvat een corresponderend eerste klemelement (19) dat op een tussenafstand van de eerste bevestigingsflenzen (17) is opgesteld. In de eerste positie van het koppelelement (15) grijpen de klemelementen (19, 20) niet achter elkaar aan. In een positie van het koppelelement (15) tussen zijn eerste positie en zijn tweede positie net voor het tweede klemelement (20) achter het eerste klemelement (19) gaat aangrijpen, is ter hoogte van het eerste klemelement (19) de tussenafstand tussen het tweede klemelement (20) en de tweede bevestigingsflens (18) die dichtst bij het bovenprofiel (3) is opgesteld initieel groter dan de tussenafstand tussen het eerste klemelement (19) en de eerste bevestigingsflens (17) van het bovenprofiel (3). Bij verdraaien van het koppelelement (15) naar zijn tweede positie toe wordt de tussenafstand tussen het tweede klemelement (20) en de tweede bevestigingsflens (18) die dichtst bij het bovenprofiel (3) is opgesteld steeds kleiner totdat deze in de tweede positie uiteindelijk kleiner is dan de tussenafstand tussen het eerste klemelement (19) en de eerste bevestigingsflens (17) van het bovenprofiel (3). Doordat in deze tweede positie de tussenafstand tussen het tweede klemelement (20) en de tweede bevestigingsflens (18) die dichtst bij het bovenprofiel (3) is opgesteld kleiner is dan de tussenafstand tussen het eerste klemelement (19) en de eerste bevestigingsflens (17) van het bovenprofiel (3), wordt het koppelelement (15) met behulp van deze klemelementen (19, 20) vastgeklemd.
Opdat de koppelelementen (15) op een goede manier bij zouden kunnen dragen aan het overbrengen van belastingen omvatten de koppelelementen (15) dicht bij hun onderzijde verder nog een tweede haakelement (22) en omvat het vakwerk (7) dicht bij zijn onderzijde een corresponderend eerste haakelement (21) waarbij in de eerste positie van de koppelelementen (15) deze haakelementen (21, 22) niet op elkaar aangrijpen en in de tweede positie van de koppelelementen (15) deze haakelementen (21, 22) in elkaar gehaakt zijn.
Ook de koppelelementen (15) worden bij voorkeur uit materiaal vervaardigd waarmee koudebruggen vermeden worden. Hiertoe kunnen deze koppelelementen (15) bijvoorbeeld via spuitgieten uit PVC vervaardigd worden.
Tussen de koppelelementen (15) kan thermische en/of akoestische isolatie (42) aangebracht worden om de scherminrichting (1) gewenste thermische en/of akoestische eigenschappen mee te geven (zie figuur 1). Uiteraard mag dergelijk isolatie in de uitvoeringsvorm waarbij de scherminrichting (1) ook dienst doet als ventilatie-inrichting deze isolatie het doorstromen van lucht niet hinderen.
Ook in de ruimte waarin de schermrol (4) is opgesteld kan thermische en/of akoestische isolatie (42) aangebracht worden op plaatsen waar deze het op- en afrollen van het scherm (5) en de eventuele doorstroming van lucht niet hinderen (zie figuur 1).
In de figuren 1 tot en met 3 zijn uitvoeringsvormen van scherminrichtingen (1) afgebeeld waarbij het ventilatierooster (6) vastgezet is met een koppelelement (15) volgens de uitvinding. Alternatieve uitvoeringsvormen kunnen uitgewerkt worden door weglaten van de koppelelementen (15). Hiertoe is het bovenprofiel (3) in de afgebeelde uitvoeringsvormen uitgewerkt met een uitbreidingsprofiel (31) dat enkel toegevoegd wordt aan het bovenprofiel (3) wanneer koppelementen (15) in de scherminrichting (1) worden opgenomen.
Claims (17)
- CONCLUSIES1. Behuizingsconstructie voor een scherminrichting (1) voor inbouw in een deur- of raamopening in een muur, aangrenzend aan een deur- of raamkozijn (25) dat in deze deur- of raamopening is opgesteld, omvattende - een onderprofiel (2) voor bevestiging van de behuizingsconstructie bovenaan het kozijn (25); - een bovenprofiel (3) voor bevestiging van de behuizingsconstructie aan de bovenzijde van de opening aan de muur, waarbij zich tussen het onderprofiel (2) en het bovenprofiel (3) een ruimte uitstrekt voor het hierin opstellen van een schermrol (4) van de scherminrichting (1) waarop een scherm (5) van de scherminrichting (1) voor het afschermen van de opening op- en afiolbaar is; - een opstaande wand (6 ,7), die naast de genoemde ruimte is opgesteld, zich tussen het onderprofiel (2) en het bovenprofiel (3) uitstrekt en losmaakbaar is verbonden met het onderprofiel (2) en het bovenprofiel (3), zodat bij losmaken van de opstaande wand (6, 7) een doorgangsopening voor monteren of demonteren van de schermrol (4) wordt vrijgemaakt en waarbij deze opstaande wand (6, 7) voorzien is van één of meerdere openingen (38), die een doorgang doorheen deze opstaande wand (6, 7) in een richting dwars op het vlak van de muur vormen; met het kenmerk dat de opstaande wand (6, 7) zich minstens gedeeltelijk uitstrekt in een zone boven het kozijn (25), binnen de breedte van het kozijn (25), dat de losmaakbare verbindingen (13) van de opstaande wand (6, 7) met het bovenprofiel (3) en het onderprofiel (2) star zijn uitgevoerd en dat de opstaande wand (6, 7) naast de één of meerdere openingen (38) hoofdzakelijk uitgevoerd is als een vakwerk (7) voor het overbrengen van belastingen tussen het kozijn (25) en de muur.
- 2. Behuizingsconstructie volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de opstaande wand (6, 7) een wandelement (6) omvat, waarin de genoemde openingen (38) zich uitstrekken, waarbij het vakwerk (7) zich naast dit wandelement (6) uitstrekt om zich hoofdzakelijk naast de genoemde openingen (38) uit te strekken en waarbij het vakwerk (7) star is verbonden met dit wandelement (6).
- 3. Behuizingsconstructie volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het wandelement (6) een bovenwand (8) omvat, een onderwand (9) omvat en tussenschotten (10) omvat, die zich op een tussenafstand van elkaar tussen de bovenwand (8) en de onderwand (9) uitstrekken en star met deze wanden (8, 9) zijn verbonden.
- 4. Behuizingsconstructie volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het vakwerk (7) een bovenwand (11) omvat, die grenst aan de onderwand (9) van het wandelement (6) en hiermee star is verbonden voor het star verbinden van het vakwerk (7) met het ventilatierooster (6).
- 5. Behuizingsconstructie volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de bovenwand (11) van het vakwerk (7) en de onderwand (9) van het wandelement (6) over een contactoppervlak aan elkaar grenzen, waarbij dit contactoppervlak nagenoeg zo breed is als de breedte van de onderwand (9) van het wandelement (6).
- 6. Behuizingsconstructie volgens één van de conclusies 2 tot en met 5, met het kenmerk dat de bovenwand (11) van het wandelement (6) grenst aan het bovenprofiel (3) en hiermee star is verbonden voor het star verbinden van de opstaande wand (6, 7) met het bovenprofiel (3).
- 7. Behuizingsconstructie volgens conclusie 3 en 6, met het kenmerk dat de bovenwand (11) van het wandelement (6) en het bovenprofiel (3) over een contactoppervlak aan elkaar grenzen, waarbij dit contactoppervlak nagenoeg zo breed is als de breedte van de bovenwand (11) van het wandelement (6).
- 8. Behuizingsconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het vakwerk (7) een onderwand (12) omvat, die grenst aan het onderprofïel (2) en hiermee star is verbonden voor het star verbinden van de opstaande wand (6, 7) met het onderprofiel (2).
- 9. Behuizingsconstructie volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de onderwand (11) van het vakwerk (7) en het onderprofiel (2) over een contactoppervlak aan elkaar grenzen, waarbij dit contactoppervlak zich nagenoeg over de lengte van de behuizingsconstructie (1) uitstrekt.
- 10. Behuizingsconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat elke genoemde starre verbinding (13, 14) tussen een eerste te verbinden element (2, 6, 7) en een tweede te verbinden element (6, 7, 3), gerealiseerd wordt met behulp van minstens twee inhaakverbindingen (13, 14), die op een tussenafstand van elkaar zijn opgesteld, waarbij elke inhaakverbinding (13, 14) een eerste inhaakelement (13) omvat dat deel uitmaakt van het eerste te verbinden element (2, 6, 7) en een tweede inhaakelement (14) omvat dat deel uitmaakt van het tweede te verbinden element (6, 7, 3), waarbij het eerste inhaakelement (13) en het tweede inhaakelement (14) in elkaar haken om de inhaakverbinding (13, 14) te vormen.
- 11. Behuizingsconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze behuizingsconstructie minstens één koppelelement (15) omvat, dat tussen de uiteinden van de behuizingsconstructie op een afstand van deze uiteinden is opgesteld en zich uitstrekt tussen het bovenprofiel (3) en het onderprofiel (2) voor het overbrengen van belastingen tussen het kozijn (25) en de muur.
- 12. Behuizingsconstructie volgens conclusie 11, met het kenmerk dat de behuizingsconstructie een afschermprofiel (16) omvat dat de behuizingsconstructie naast de opstaande wand (6, 7) en op een tussenafstand van deze opstaande wand (6, 7) afschermt en dat dit afschermprofiel (16) aan het koppelelement (15) is opgehangen voor het opnemen van dit afschermprofiel (16) in de behuizingsconstructie.
- 13. Behuizingsconstructie volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk dat de behuizingsconstructie grenzend aan de opstaande wand (6, 7), of deel uitmakend van de opstaande wand (6, 7) eerste bevestigingsflenzen (17) omvat, die op een tussenafstand van elkaar zijn opgesteld en dat het koppelelement (15) corresponderende tweede bevestigingsflenzen (18) omvat, die op een tussenafstand van elkaar zijn opgesteld, waarbij het koppelelement (15) verdraaibaar is tussen een eerste positie, waarin de tweede bevestigingsflenzen (18) vrij naast de eerste bevestigingsflenzen (17) beweegbaar zijn, van de opstaande wand (6, 7) weg en naar de opstaande wand (6, 7) toe, en een tweede positie, waarbij de tweede bevestigingsflenzen (18) achter de eerste bevestigingsflenzen (17) aangrijpen.
- 14. Behuizingsconstructie volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de behuizingsconstructie grenzend aan de opstaande wand (6, 7), of deel uitmakend van de opstaande wand (6, 7) een eerste klemelement (19) omvat, dat op een tussenafstand van één van de eerste bevestigingsflenzen (17) is opgesteld en dat het koppelelement (15) een tweede klemelement (20) omvat, dat op een tussenafstand van één van de tweede bevestigingsflenzen (18) is opgesteld, waarbij in de tweede positie van het koppelelement (15) het eerste klemelement (19) op het tweede klemelement (20) aangrijpt voor vastklemmen van het koppelelement (15).
- 15. Behuizingsconstructie volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk dat de behuizingsconstructie grenzend aan de opstaande wand (6, 7), of deel uitmakend van de opstaande wand (6, 7) een eerste haakelement (21) omvat en dat het koppelelement (15) een tweede haakelement (22) omvat, waarbij in de tweede positie van het koppelelement (15) het eerste haakelement (21) achter het tweede haakelement (22) haakt.
- 16. Behuizingsconstructie volgens één van de conclusies 13 tot en met 15, met het kenmerk dat de behuizingsconstructie grenzend aan de opstaande wand (6, 7) of deel uitmakend van de opstaande wand (6, 7) een begrenzingselement omvat voor het begrenzen van de beweging van het koppelelement (15) bij verdraaien van dit koppelelement (15) van zijn eerste positie naar zijn tweede positie.
- 17. Scherminrichting (1) omvattende een behuizingsconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een schermrol (4) die in de genoemde ruimte tussen het bovenprofiel (3) en het onderprofiel (2) is opgesteld en een scherm (5) voor het afschermen van de deur- of raamopening, die op de schermrol (4) op- en affolbaar is.
Priority Applications (3)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2013/0122A BE1021632B1 (nl) | 2013-02-21 | 2013-02-21 | Behuizingsconstructie voor een scherminrichting |
EP17173252.2A EP3244000B1 (en) | 2013-02-21 | 2014-02-19 | Housing structure for a screen device |
EP14155757.9A EP2770153B1 (en) | 2013-02-21 | 2014-02-19 | Housing structure for a screen device |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2013/0122A BE1021632B1 (nl) | 2013-02-21 | 2013-02-21 | Behuizingsconstructie voor een scherminrichting |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1021632B1 true BE1021632B1 (nl) | 2015-12-21 |
Family
ID=48183957
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2013/0122A BE1021632B1 (nl) | 2013-02-21 | 2013-02-21 | Behuizingsconstructie voor een scherminrichting |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (2) | EP2770153B1 (nl) |
BE (1) | BE1021632B1 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CA3001326A1 (en) | 2015-10-09 | 2017-04-13 | Worthington Armstrong Venture | Integrated perimeter pocket |
US10309153B2 (en) | 2016-09-26 | 2019-06-04 | Draper, Inc. | Support system for rolled material |
Citations (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2773584A1 (fr) * | 1998-01-12 | 1999-07-16 | Ecran System | Caisson notamment pour volet roulant comprenant un couvercle apte a assurer une isolation |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1015475A5 (nl) | 2003-04-17 | 2005-04-05 | Renson Paul | Inrichting voor zonnewering en ventilatie. |
NL1031803C2 (nl) * | 2006-05-11 | 2007-11-15 | Vero Duco Nv | Behuizingsconstructie alsmede gevel voorzien van een dergelijke behuizingsconstructie. |
-
2013
- 2013-02-21 BE BE2013/0122A patent/BE1021632B1/nl not_active IP Right Cessation
-
2014
- 2014-02-19 EP EP14155757.9A patent/EP2770153B1/en active Active
- 2014-02-19 EP EP17173252.2A patent/EP3244000B1/en active Active
Patent Citations (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2773584A1 (fr) * | 1998-01-12 | 1999-07-16 | Ecran System | Caisson notamment pour volet roulant comprenant un couvercle apte a assurer une isolation |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP2770153B1 (en) | 2017-07-12 |
EP3244000A1 (en) | 2017-11-15 |
EP3244000B1 (en) | 2018-10-17 |
EP2770153A1 (en) | 2014-08-27 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
BE1019767A3 (nl) | Zonwering. | |
JP6227713B2 (ja) | シャッター用ガイドレールの防火構造 | |
CN105722369A (zh) | 散热模组及具有该散热模组的电子装置 | |
BE1021632B1 (nl) | Behuizingsconstructie voor een scherminrichting | |
JP5128877B2 (ja) | 開口部装置 | |
JP5128878B2 (ja) | 開口部装置 | |
BE1023552B1 (nl) | Geleidingsinrichting voor het geleiden van een opgericht scherm en werkwijze voor het monteren van een geleidingsprofiel van een dergelijke geleidingsinrichting aan een deur- of raamprofiel | |
JP6636763B2 (ja) | カーテンウォール | |
US20170204657A1 (en) | Light shielding structure for vertical blind | |
EP3564473B1 (en) | Perimeter frame for glass doors | |
CA3026198A1 (en) | Covering assembly, preferably an insect screen assembly | |
AU2007209443A1 (en) | Device for obscuring apertures in buildings | |
EP2431680B1 (en) | Burglar-resistant ventilation grille | |
US2789324A (en) | Metal awning construction | |
BE1028495B1 (nl) | Profielsamenstel voor een gecombineerde scherm- en roosterinrichting | |
JP7301728B2 (ja) | 建具 | |
PL65232Y1 (pl) | Zespół nośny żaluzji okiennej | |
JP7138937B2 (ja) | スライド機構及びスライド機構の可動部分 | |
NL2016894B1 (en) | Window or door covering assembly | |
JP2018003569A (ja) | 窓開口部の省エネルギー方法 | |
TWI437160B (zh) | 百葉窗 | |
CN202665170U (zh) | 一种用硬质材料制成的窗帘 | |
ITTO20100654A1 (it) | Tapparella perfezionata con rete anti-insetti incorporata | |
PL71953Y1 (pl) | Profil do mocowania przesłon okiennych i drzwiowych | |
FI125957B (fi) | Sälekaihdin ja sälekaihtimen tukiosa |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20190228 |