BE1020852A3 - Doseerapparaat voorzien van een akoestisch signaal. - Google Patents

Description

Doseerapparaat voorzien van een akoestisch signaal

De huidige uitvinding heeft betrekking op een doseerapparaat voor het gedoseerd afgeven van een additief aan een vloeistof.

Meer specifiek betreft het een doseerapparaat dat gebruikt wordt om aan een vloeistofstroom in een leiding, meestal water, een additief toe te voegen in kleine hoeveelheden terwijl de vloeistof aan het doseerapparaat voorbij stroomt.

Typisch bestaat zulk apparaat uit een kopstuk met een inlaat en een uitlaat voor de aansluiting van het apparaat op de leiding en uit een behuizing met een opening die aansluit op het kopstuk en voorzien is van bevestigingsmiddelen voor de bevestiging van de behuizing aan het kopstuk.

Traditioneel maakt zulk apparaat verder gebruik van een patroon met een zeker volume waarin het additief is ondergebracht en gedeeltelijke of gehele doorstroomt door de te behandelen vloeistof.

De patroon is zodanig gevormd dat die via de voornoemde opening in de behuizing kan worden ondergebracht waarna de behuizing aan het kopstuk bevestigd wordt middels de voornoemde bevestigingsmiddelen.

Ook bekend zijn doseerapparaten waar het additief rechtstreeks in de behuizing wordt aangebracht en de vloeistof gedeeltelijk of geheel door het additief stroomt; in het laatste geval is het additief in de vorm van korrels of granulaat.

Op die manier kan een gedoseerde hoeveelheid additief aan de vloeistof toegevoegd wordt.

Typisch bestaat het additief uit een ortho- of polyfosfaat of een silicaat of een mengsel van voornoemde en wordt voornoemd additief aan de waterstroom toegevoegd ter voorkoming van ketelsteenvorming in de leiding.

Alhoewel het volstaat om het additief slechts in een beperkte hoeveelheid aan het water toe te voegen, namelijk 0-15 ppm, is er zonder toevoeging geen goede werking.

Het is met andere woorden belangrijk om te kunnen vaststellen wanneer het additief in het patroon geheel of nagenoeg geheel opgebruikt is.

Daartoe wordt traditioneel het patroon uitgerust met een vlotter die toelaat het niveau van het additief in het volume van het patroon weer te geven of is de behuizing transparant gemaakt om de stand van verbruik te zien.

Een nadeel hierbij is dat de men op regelmatige basis een oog moet werpen op het doseerapparaat om de positie van de vlotter na te gaan.

Een bijkomend nadeel hierbij is dat als het doseerapparaat op een plaats is geïnstalleerd die niet frequent bezocht wordt, moeilijk bereikbaar of moeilijk zichtbaar is, het nut van een visueel middel ter identificatie van het niveau van het additief eerder beperkt is.

Een doseerapparaat uitgerust met elektrische middelen ter identificatie van het niveau van het additief in het patroon is eveneens gekend. Hierbij geven de elektrische middelen een visueel of akoestisch signaal om aan te geven dat het additief is opgebruikt en de patroon aan vervangen toe is.

Een nadeel van zulke elektrische middelen is dat zij elektriciteit nodig hebben om te kunnen functioneren.

Nog een ander nadeel is dat zulke middelen een zekere kost met zich meebrengen, hetgeen zich reflecteert in een hogere aanschafprijs voor een doseerapparaat voorzien van zulke elektrische middelen.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een doseerapparaat van het gekend type, zoals hiervoor beschreven, waarbij het doseerapparaat volgens de uitvinding is voorzien van geluidsmiddelen die geblokkeerd worden door aanwezigheid van het additief zelf en gedeblokkeerd worden wanneer het additief geheel of nagenoeg geheel is opgebruikt en de geluidsmiddelen in niet geblokkeerde toestand onder invloed van de vloeistofstroom doorheen het apparaat geluid genereren en dit op een mechanische wijze.

Een voordeel van een doseerapparaat volgens de uitvinding is dat het geluid op mechanische wijze wordt geproduceerd onder invloed van de vloeistofstroom doorheen het apparaat zodat geen elektriciteit of enig ander aandrijfmiddel noodzakelijk is voor de goede werking ervan.

Nog een voordeel bestaat erin dat het doseerapparaat eenvoudig is en goedkoop vervaardigd kan worden door de afwezigheid van elektronische componenten.

Verder is het een belangrijk* voordeel dat de geluidsmiddelen steeds vernieuwd worden bij het herladen van het additief, zodat eventuele slijtage ervan uitgesloten wordt.

Een ander voordeel bestaat erin dat het doseerapparaat geen toezicht of nazicht vergt daar het automatisch de personen in de omgeving waarschuwt, in geval de patroon uitgeput en aan vervangen toe is, door het genereren van een akoestisch signaal.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een doseerapparaat volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :

Figuur 1 schematisch een doorsnede toont van een doseerapparaat met additief in de patroon volgens de uitvinding zonder doorstroming; figuur 2 op grotere schaal een detail toont van figuur 1, aangeduid met F2; figuur 3a op iets grotere schaal het bovenste gedeelte van figuur 1 weergeeft met doorstroming; figuur 3b op iets grotere schaal het onderste gedeelte van figuur 1 weergeeft met doorstroming; figuur 3c op iets grotere schaal de geluidsmiddelen 11 van de patroon volgens de uitvinding weergeeft; figuur 4 een doorsnede weergeeft gelijkaardig aan die van figuur 1, doch van een uitgeputte patroon bij een lage doorstroming; figuur 5 een doorsnede weergeeft gelijkaardig aan die van figuur 4, doch voor een andere stand van het verankeringsmiddel omwille van een grotere doorstroming; figuur 6 een gedeeltelijke doorsnede in perspectief van het bovenste gedeelte van de patroon volgens de uitvinding weergeeft; figuur 7 een variante van figuur 6 weergeeft; figuur 8 de patroon weergeeft zoals die als navulpatroon gebruikt wordt; figuur 9 een doorsnede van figuur 8 weergeeft.

Figuur 1 geeft schematisch een doseerapparaat 1 volgens de uitvinding weer waarbij het apparaat op een waterleiding aangesloten is en de patroon in het apparaat voorzien is van een additief 2 zonder doorstroming van water.

Het apparaat 1 bestaat uit een kopstuk 3 met een inlaat 4 en een uitlaat 5 voor de aansluiting van het apparaat 1 op de waterleiding en uit een behuizing 6 die is voorzien van een opening die aansluit op het kopstuk 3. De behuizing 6 is aan het kopstuk 3 bevestigd door middel van gekende bevestigingsmiddelen zoals in dit geval een schroefdraad-verbinding. In de behuizing 6 is een patroon 7 ondergebracht met een zeker.volume.

Het volume van de patroon 7 begrensd wordt door een eerste wand 8a, waarin zich een doorgangsplaatje 8b bevindt, een doorvoeropening 8c, en een zijwand 10 die zich uitstrekt tussen de eerste wand 8a en een tweede wand 9 onderaan die als een bodem met de zijwand 10 één geheel vormt. Het additief 2 is hierbij in het volume van de patroon 7 ondergebracht.

In figuur 2 wordt meer in detail het bovenste deel van figuur 1 getoond.

In de figuren 3a en 3b wordt op iets grotere schaal het bovenste respectievelijk onderste gedeelte van figuur 1 weergegeven, om de onderdelen en de hoofd- en nevenstroom meer in detail te tonen.

De patroon 7 is dusdanig in de behuizing 6 aangebracht dat de eerste wand 8a van de patroon zich situeert ter hoogte van de opening in de behuizing 6 en additief 2 van de hoofdstroom 20 gescheiden wordt gehouden door de eerste wand 8a, zijwand 10 en zijn bodem de tweede wand 9.

Kenmerkend volgens de uitvinding is dat het apparaat 1 met zijn patroon 7 uitgerust is met geluidsmiddelen 11 die, volgens de uitvoeringsvorm getoond in de figuren 1 en 2, de vorm aannemen van een stamper 13 en een hoofd 13a , waarbij deze stamper 13 beweegbaar verbonden is met een buisvormig lichaam 12 en één geheel met het verankeringsmiddel 19 vormt.

Het bovenste deel van het buisvormig lichaam 12 dat zich uitstrekt in het volume van de patroon 7 is voorzien van een aanslag 15, uitgevoerd in de vorm van ribben 16 die zich verticaal kunnen bewegen tussen ribben aangebracht in de inwendige doormeter van een buisvormige verlenging van de eerste wand 8a. Tussen het onderste deel van het doorgangsplaatje 8b en de ribben is een veerkrachtig element 14 aangebracht in dit geval een drukveer.

In figuur 3c zijn de geluidsmiddelen 11 afzonderlijk voorgesteld. De geluidsmiddelen 11 bestaan uit een stamper 13 met een hoofd 13a, een buisvormig lichaam 12 waarmee de stamper 13 beweeglijk verbonden is door een beweegbare verbinding 18 en waarbij het buisvormig lichaam 12 op zijn beurt verbonden is met het verankeringsmiddel 19.

Het is duidelijk dat de geluidsmiddelen 11 een andere uitvoeringsvorm kunnen aannemen zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

De werkwijze bij het vullen van het additief 2 is dusdanig dat de patroon onderaan, ter hoogte van het verankeringsmiddel 19 gevuld wordt met een kleine hoeveelheid water zodat met het additief 2 een consistent -oververzadigd - mengsel van het additief 2 ontstaat dat door hydratatie van het andere deel van het additief 2 dat zeer hygroscopisch is verder uithardt, daarbij het verankeringsmiddel 19 verzwarend omsluit en daarbij de zijwand 10 verbindt met zijn bodem, de tweede wand 9.

De werking van een doseerapparaat 1 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt.

De vloeistof, in dit geval water, wordt langs de inlaat 4 van het kopstuk 3 in het apparaat 1 geleid waarbij een bepaalde hoeveelheid additief 2 aan de waterstroom wordt toegevoegd waarna het water langsheen de uitlaat 5 het apparaat 1 verlaat.

Doordat het verankeringsmiddel 19, het buisvormig lichaam 12 en de stamper 13 één onderdeel vormen in de gemonteerde toestand is in het geval zoals getoond in figuur 1, de stamper 13 geblokkeerd door het additief 2 zelf.

Naarmate een zekere hoeveelheid water doorheen het apparaat 1 is gestroomd, wordt het additief 2 meegevoerd en neemt in hoeveelheid af tot op het ogenblik dat het additief 2, ook het oververzadigde mengsel volledig opgebruikt is.

Voornoemde situatie wordt getoond in figuur 4 waarbij het patroon 7 geen additief 2 meer bevat. Daar het additief 2 volledig is opgebruikt kan het ook geen weerstand meer uitoefenen op het verankeringsmiddel 19, het buisvormig lichaam 12 en de stamper 13 waardoor het geheel en dus ook de stamper 13 los komt te zitten. Met andere woorden, in dit geval bevindt de stamper 13 zich in gedeblokkeerde toestand.

Hierdoor zal het geheel van de geluidsmiddelen 11, en dus ook de stamper 13, met hoofd 13a, het buisvormig element 12 en het verankeringsmiddel 19 opwaarts bewegen.

Deze opwaartse beweging wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat het gezamenlijk soortelijk gewicht van de onderdelen (12, 13, 13a en 19 ) van de geluidsmiddelen 11, kleiner is dan dat van water. Deze opwaartse beweging wordt door de voorgespannen veerring 13b geholpen en ook door de waterstroom omheen het hoofd (13a).

Deze opwaartse beweging zal een eerste beperking hebben doordat de aanslag 15 de voorgespannen drukveer 14 bereikt. Meer bepaald zal de stamper 13 opwaarts bewegen doorheen de doorvoeropening 8c in het doorgangsplaatje 8b en de eerste wand 8a van de patroon en zal het hoofd 13a in positie komen ter hoogte van de straalbuisvormige doorgang 17.

In deze positie is de stamper 13, die beweeglijk verbonden is met het buisvormig lichaam 12, in een labiele toestand en slaat bij waterdoorstroming het hoofd 13a van de stamper 11 tegen de wand van de doorgang 17 waardoor op zuiver mechanische wijze een geluid wordt geproduceerd.

Bij waterdoorstroming ontstaat hierdoor een geluid dat door de gebruiker van het apparaat 1 opgemerkt wordt en de gebruiker informeert van het feit dat het additief 2 opgebruikt is.

Afhankelijk van de sterkte van de drukveer 14 zullen bij grotere waterdoorstroming de stamper 13 en het hoofd 13a zich verder opwaarts verplaatsen tot in de divergentie van doorgang 17.

Deze laatst genoemde opwaartse beweging gebeurt onder invloed van de kracht van het doorstromende water uitgeoefend op het hoofd 13a.

De stamper 13 bevindt zich in de doorvoeropening 8c en ondervindt een radiale bewegingsbeperking in de inwendige doormeter van het doorgangsplaatje 8b. Hierdoor 'zal het hoofd 13a van de stamper 11 minder of helemaal niet meer tegen de wand van de doorgang 17 slaan zodat het ontwikkelde geluid afneemt of helemaal ophoudt.

Zo zal ook bij een zeer sterke drukveer 14 bij grote waterdoorstroming het geluid aanhouden. Indien de drukveer 14 vervangen wordt door een vast, niet samendrukbaar element - bijvoorbeeld door een buisje of verlenging van het onderste buisvormig deel van het doorgangsplaatje 8b -zal ook bij zeer grote doorstromingen van het water het geluid van het doseerapparaat niet ophouden.

Hierdoor kunnen verschillende uitvoeringen bekomen worden aangepast aan het toepassingsgebied.

Zo kan een uitvoeringsvorm gerealiseerd worden die bij kleine waterafname een geluidsignaal genereert bijvoorbeeld telkens bij het openen van een kraan, maar waarbij dit geluid zal ophouden bij grotere waterafname -wat in sommige gevallen het comfort ten goede komt.

Anderzijds kan een variante uitvoering bekomen worden waarbij het geluid ook bij grotere waterafname aanhoudt.

In figuur 5 wordt een stand weergeven waarbij het hoofd 13a de wand van de doorgang 17 niet meer raakt.

In de uitvoeringsvorm getoond in de figuren 3 en 4 vormt de waterstroom die doorheen het kopstuk 3 stroomt en het grootste deel van het doorgangsdebiet en wordt bijgevolg als de hoofdstroom 20 benoemd. Hierop wordt een deel afgetakt met vorming van een nevenstroom 21.

De nevenstroom 21 wordt door het volume van de patroon 7 geleid waarna voornoemde nevenstroom opnieuw wordt samengevoegd met de hoofdstroom 20 zoals in figuur 3a is weergegeven, maar ontbreekt in figuur 5 omdat er hier geen nevenstroom 21 meer is.

Door een nevenstroom 21 doorheen het volume van de patroon 7 te leiden, wordt een deel van het additief 2 opgelost en in beperkte hoeveelheden meegevoerd met de nevenstroom 21 tot in de hoofdstroom 20.

Bij voorkeur wordt de eerste wand 8a van de patroon uitgerust met een doorgangsplaat j e 8b dat met de eerste wand 8a een dubbele wand vormt waardoor een doorvoerruimte 22 ontstaat voor de nevenstroom 21 waarlangs de nevenstroom het volume van de patroon 7 binnenstroomt.

Langsheen een uitsparing 23, voorzien tussen de eerste wand 8a en het verzonken doorvoerplaatje 8b stroomt de nevenstroom 21 de doorvoerruimte 22 binnen. De wand 8a is onderaan voorzien van gaten 24 waarlangs de nevenstroom 21 de doorvoerruimte 22 kan verlaten en de patroon 7 in stroomt.

Verder kan de nevenstroom 21 in het buisvormig deel 19a van het verankeringsmiddel 19 naar beneden stromen en een deel van het additief 2 oplossen via de doorgangen 19b in de buisvormige wand van het verankeringsmiddel 19, om aansluitend in het buisvormig lichaam 12 doorheen de boring 25 van de stamper 13 uitgedrukt te worden via de kalibratie 26 en in de hoofdstroom terecht te komen langs de uitgang van de nevenstroom 21 die gelegen is aan de onderzijde van het hoofd 13a van de stamper 13.

De ingang van de nevenstroom 21 bevindt zich op een grotere doormeter dan de uitgang van de nevenstroom 21. Omdat de doorstroomsnelheid verschillend is ontstaat ten eerste een drukverschil waardoor de nevenstroom 21 bekomen wordt, en ten tweede veroorzaakt de roterende beweging van de waterstroom opgelegd door de vinnen 27 op de eerst wand (8a) eveneens een drukverschil.

Tussen de uitgang van de nevenstroom 21 en de doorvoeropening 8c in het doorgangsplaatje 8b bevindt zich een dichting in de vorm van een veerring 13b die in geblokkeerde toestand van de geluidsmiddelen 11 de doorvoeropening 8c afsluit, waardoor de nevenstroom 21 volledig de beschreven weg volgt. In de gedeblokkeerde stand zal deze veerring 13b opwaarts bewegen samen met de stamper 13, waarop hij gemonteerd is; hierdoor komt de doorvoeropening 8c vrij en kan de nevenstroom hierlangs kortgesloten worden.

Figuur 6 toont meer in detail de uitsparing 23, de doorvoerruimte 22 en de gaten 24 waarlangs de nevenstroom 21 de doorvoerruimte 22 kan verlaten, de kalibratie 26 ,de doorvoeropening 8c , de doorgang tussen de kalibratie 26 en de wand van stamper 13, alsook de veerring 13b onder het hoofd 13a en de vinnen 27 die deels radiaal geplaatst zijn op wand 8a.

Figuur 7 toont meer in detail een variant van figuur 6, waarbij de kalibratie 26 een centrale opening 28 vertoont waarlangs een deel van de nevenstroom 21 in de hoofdstroom kan terecht komen.

De centrale opening 28 laat aanvullend toe het doseringsniveau in te stellen door de diameter ervan te variëren naargelang de gewenste afgifte van het additief.

Volgens nog een ander voorkeurdragend kenmerk kan het apparaat 1 voorzien worden van middelen die de hoofdstroom een rotatiebeweging opleggen bij het binnentreden van het apparaat 1.

Op die manier wordt het drukverschil - de drijvende kracht om de nevenstroom te bekomen - tussen de inlaat van de nevenstroom 21 en uitgang van de nevenstroom verhoogd.

Figuur 8 geeft een patroon 7 weer, zoals die in het apparaat 1 gestoken wordt als navulpatroon nadat de vorige patroon uitgeput is. Op deze figuur zijn de vinnen 27 te zien, die zorgen voor een roterende beweging van de hoofdstroom die zorgt voor een drukverschil tussen ingang en uitgang van de nevenstroom waarmee deze nevenstroom wordt aangedreven.

Figuur 9 geeft in doorsnede dezelfde patroon 7 weer van figuur 8, met het verankeringsmiddel 19 in geblokkeerde toestand doordat de patroon met additief gevuld is en waarbij de patroon als navulpatroon gebruiksklaar is.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een doseerapparaat 1 volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (19)

1. Doseerapparaat (1) voorzien van een additief (2) voor het gedoseerd afgeven van een additief aan een vloeistof die in een leiding stroomt, welk apparaat (1) in hoofdzaak bestaat uit een kopstuk (3) met een inlaat (4) en een uitlaat (5) voor de aansluiting van het apparaat (1) op de leiding, een behuizing (6) met een opening die aansluit op het kopstuk (3) en voorzien is van bevestigingsmiddelen voor de bevestiging van de behuizing (6) aan het kopstuk (3) met een volume waarin het additief (2) vervat zit daardoor gekenmerkt dat het doseerapparaat (1) voorzien is van geluidsmiddelen (11) die geblokkeerd worden door de aanwezigheid van het additief (2) zelf en gedeblokkeerd worden wanneer het additief (2) geheel of nagenoeg geheel is opgebruikt en de geluidsmiddelen (11) in niet geblokkeerde toestand onder invloed van de vloeistofstroom op mechanische wijze geluid genereren.

2. Doseerapparaat volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de patroon (7) een volume heeft dat begrensd wordt door een eerste wand (8a) van de patroon en een doorgangsplaatje 8b en waarbij de eerste wand (8a) voorzien is van gaten (24) waarlangs de nevenstroom (21) de doorvoerruimte (22) kan verlaten en de patroon 7 in stroomt en verder begrensd wordt door een tegenover de eerste wand gelegen tweede wand (9) en een zijwand (10) die zich uitstrekt tussen de eerste en de tweede wand en waarin het additief (2) vervat zit, waarbij de patroon (7) in de voornoemde behuizing (6) is ondergebracht met zijn eerste wand (8a) ter hoogte van de voornoemde opening in de behuizing (6), daardoor gekenmerkt dat het doseerapparaat (1) ‘voorzien is van geluidmiddelen (11) die geblokkeerd worden door de aanwezigheid van het additief (2) zelf en gedeblokkeerd wordt wanneer het additief (2) geheel of nagenoeg geheel is opgebruikt en de geluidsmiddelen 11 in niet geblokkeerde toestand onder invloed van de vloeistofstroom op mechanische wijze geluid genereren.

3. Doseerapparaat volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de geluidmiddelen (11) de vorm aannemen van een stamper (13) met een buisvormig lichaam (12) en een hoofd (13a) en het verankeringsmiddel (19) en waarbij het hoofd (13a) van de stamper (13) buiten het volume van de behuizing (6) , dat begrensd is door een eerste wand (8a), gelegen is.

4. Doseerapparaat volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de geluidsmiddelen (11) de vorm aannemen van een stamper (13) met een buisvormig lichaam (12) en een hoofd (13a) en het verankeringsmiddel (19) en waarbij het hoofd (13a) van de stamper (13) buiten het volume van de patroon (7) gelegen is, volume dat begrensd is door een eerste wand (8a),een tweede wand (9) en zijwand (10).

5. Doseerapparaat volgens conclusies 3 en 4, daardoor gekenmerkt dat de stamper (13) beweeglijk is verbonden met het buisvormig lichaam (12).

6. Doseerapparaat volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat het blokkeren van de geluidsmiddelen(11) gebeurt doordat het additief (2) het verankeringsmiddel (19), dat met de stamper (13) verbonden is via het buisvormig lichaam (12), vasthoudt of omsluit, en het verankeringsmiddel (19) zich bevindt in dat gedeelte van het doseerapparaat waar zich additief bevindt dat het laatst gebruikt wordt.

7. Doseerapparaat volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat het vasthouden van het verankeringsmiddel (19) bekomen wordt door maken van een consistente massa die ontstaat door het toevoeging van water aan het additief (2) die het verankeringsmiddel (19) met de behuizing (6), de zijwand (10) en zijn bodem, de tweede wand (9) verbindt.

8. Doseerapparaat volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat een veerkrachtig element (14) is voorzien tussen steunribben ter hoogte van de inwendige doormeter van de eerste wand (8a) en het cilindrisch deel van het doorvoerplaatje (8b).

9. Doseerapparaat volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat het kopstuk (3) voorzien is van een straalbuisvormige doorgang (17) voor de vloeistofstroom en het hoofd (13a) van de stamper een positie inneemt binnen de straalbuisvormige doorgang (17) in het geval de geluidsmiddelen (11) zijn gedeblokkeerd.

10. Doseerapparaat volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat het buisvormig lichaam (12) dat de stamper (13) en de verankeringsmiddel(19) verbindt voorzien is van een aanslag (15) die de veer (14) bereikt in de gedeblokkeerde toestand.

11. Doseerapparaat volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de veer (1.4) ingedrukt kan worden door de aanslag (15) op het buisvormig lichaam (12), dat verbonden is met de stamper(13), zodat het hoofd (13a) opwaarts bewegen kan en geen geluid meer genereert.

12. Doseerapparaat volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat van de hoofdstroom (20) die doorheen het kopstuk (3) van het apparaat stroomt een deel wordt afgetakt ter vorming van een nevenstroom (21) die doorheen het volume van de patroon (7) wordt geleid waarna de nevenstroom (21) opnieuw wordt samengevoegd met de voornoemde hoofdstroom (20); en waarbij de ingang van deze nevenstroom gevormd wordt tussen de eerste wand (8a) en het doorvoorplaatje (8b) door een uitsparing (23) die zich op een grotere doormeter bevindt dan de uitstroming van de nevenstroom (21) die meer centraal gelegen is.

13. Doseerapparaat volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de eerste wand (8a) met een doorvoerplaatje(8b) is uitgevoerd als een dubbele wand die een doorvoerruimte (22) bepaalt voor de nevenstroom (21) en waarlangs de nevenstroom het volume van de patroon (7) binnen stroomt langs de gaten (24) voorzien in de eerste wand (8) van de patroon.

14. Doseerapparaat volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat het doseerapparaat (1) voorzien is van een hol buisvormig lichaam (12) en een stamper (13) die in de lengterichting voorzien is van een boring (23) en een kalibratie (26) die onderaan op het hoofd (13a) uitgeeft en waarlangs de nevenstroom (21) het volume van de patroon (7) verlaat om opnieuw bij de hoofdstroom (20) te worden gevoegd.

15. Doseerapparaat volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de kalibratie (26) in het hoofd (13a) van de stamper (13) aan de doorgang tussen de kalibratie en wand van de boring (23) aanvullend een centrale doorgang (28) naar de hoofdstroom (20) heeft waarvan de diameter mede het doseringsregime bepaalt.

16. Doseerapparaat volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de vinnen (27) voor het opwekken van een rotatiebeweging van de hoofdstroom de vorm aannemen van deels radiaal gerichte vinnen (24) voorzien op de eerste wand (8) .

17. Doseerapparaat volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat het voorzien is van een verende dichting (13b) die zich tussen de uitgang van de nevenstroom (21) en de doorvoeropening 8c bevindt en deze doorvoeropening opent wanneer de stamper (13) in de gedeblokkeerde toestand is waardoor geen dosering gebeurt in die toestand, maar bij normale werking (geblokkeerde toestand) de nevenstroom (21) doorheen het additief (2) gedwongen wordt.

18. Doseerapparaat volgens conclusie 12 of 13, daardoor gekenmerkt dat vinnen (27) zijn voorzien die de hoofdstroom (20) een rotatiebeweging opleggen bij het binnentreden van het apparaat (1) .

19.- Doseerapparaat volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de patroon (7) vervangbaar is door een navulpatroon.