BE1019902A3 - Opraapeenheid voor een landbouwmachine. - Google Patents

Opraapeenheid voor een landbouwmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1019902A3
BE1019902A3 BE2011/0212A BE201100212A BE1019902A3 BE 1019902 A3 BE1019902 A3 BE 1019902A3 BE 2011/0212 A BE2011/0212 A BE 2011/0212A BE 201100212 A BE201100212 A BE 201100212A BE 1019902 A3 BE1019902 A3 BE 1019902A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
pick
teeth
crossbar
unit
rotation
Prior art date
Application number
BE2011/0212A
Other languages
English (en)
Inventor
Robrecht Dumarey
Original Assignee
Cnh Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cnh Belgium Nv filed Critical Cnh Belgium Nv
Priority to BE2011/0212A priority Critical patent/BE1019902A3/nl
Priority to BR112013023957A priority patent/BR112013023957A2/pt
Priority to EP12714603.3A priority patent/EP2693864A1/en
Priority to US14/110,178 priority patent/US9510512B2/en
Priority to PCT/EP2012/055412 priority patent/WO2012136515A1/en
Priority to CN201280015620.1A priority patent/CN103476242B/zh
Application granted granted Critical
Publication of BE1019902A3 publication Critical patent/BE1019902A3/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D89/00Pick-ups for loaders, chaff-cutters, balers, field-threshers, or the like, i.e. attachments for picking-up hay or the like field crops
    • A01D89/001Pick-up systems
    • A01D89/002Rotors
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D89/00Pick-ups for loaders, chaff-cutters, balers, field-threshers, or the like, i.e. attachments for picking-up hay or the like field crops
    • A01D89/006Accessories
    • A01D89/008Devices cooperating with the pick-up

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Outside Dividers And Delivering Mechanisms For Harvesters (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Harvesting Machines For Root Crops (AREA)

Abstract

De opraapeenheid (10) volgens de uitvinding omvat twee langwerpige flexibele trekelementen (32,34) die aan één uiteinde (321, 341) excentrisch aan de dwarsbalk (26) en aan hun andere uiteinde (322,342) aan het chassis (26) zijn bevestigd. De twee trekelementen (32,34) worden zodaning geconfigureerd dat zij respectievelijk de ondergrens en de bovengrens van het bereik van beweging van de tanden (24) in functie van een rotatiehoek (a) van de draagarmen (20) bepalen.

Description

Beschrijving
Opraapeenheid voor een landbouwmachine
Toepassingsgebied van de uitvinding
[0001] De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een opraapeenheid voor een landbouwmachine.
Achtergrond van de uitvinding
[0002] Bepaalde landbouwmachines, zoals balenpersen en hakselaars, zijn vereist om gewasmateriaal dat gesneden werd maar nog op de grond ligt op te halen. Het mechanisme dat gebruikt wordt om het gewasmateriaal van op de grond te verzamelen en het in de machine te voeren om te verwerken is gekend als, en wordt hierin verder genoemd, een opraapeenheid. Een opraapeenheid omvat doorgaans een trommel die roteerbaar op een chassis geplaatst is en die radiaal uitstekende naalden heeft om het gewasmateriaal naar boven aan te drijven, voorbij een geleider (welke een windscherm wordt genoemd) en vervolgens in een aanvoerkanaal waardoor het gewasmateriaal aan de machine wordt toegeleverd voor verwerking.
[0003] Een gekend model van windschermen omvat een loopwiel dat zich in transversale richting uitstrekt over de breedte van de opraapeenheid dat gevestigd is boven en voor de trommel. Het windscherm is met zijn tegenoverliggende uiteinden gemonteerd op twee draagarmen die draaibaar zijn ten opzichte van een chassis van de opraapeenheid zodat de kloof tussen het loopwiel en de trommel toeneemt wanneer de stroom van gewasmateriaal toeneemt. In plaats van een roterend loopwiel kan het windscherm een plaat of schild omvatten om te functioneren als een deflector, maar een loopwiel heeft de voorkeur omdat het minder weerstand biedt aan de gewasstroom.
[0004] Om het gewasmateriaal te begeleiden en te bevatten nadat het voorbij het windscherm is gekomen, is het gekend om een geleider te voorzien in de vorm van tanden die zich parallel met de richting van gewasstroom uitstrekken, waarbij de tanden gemonteerd zijn op een dwarsbalk bevestigd aan de twee draagarmen die het windscherm ondersteunen. Klassiek worden de dwarsbalk en de tanden op een zodanige wijze bevestigd dat ze niet bewegen ten opzichte van de draagarmen van het windscherm. Dit leidt echter tot het probleem dat als het windscherm stijgt om de kloof tussen zichzelf en de trommel te vergroten, de draagarmen waarop het gedragen wordt naar omhoog draaien, wat op zijn beurt de helling van de tanden verandert. De helling van de tanden resulteert in een trechtereffect dat de diepte van het pad van de gewasstroom stroomafwaarts van het windscherm vermindert.
[0005] EP 1 252 813 lost dit probleem op doordat het de dwarsbalk waarop de tanden gemonteerd zijn toelaat om te draaien ten opzichte van de draagarmen van het windscherm. In één uitvoeringsvorm beschreven in EP 1 252 813 kunnen de tanden vrij naar beneden draaien door de werking van de zwaartekracht en naar boven door de gewasstroom. Steunpinnen zijn voorzien om het hoekbereik van de beweging van de tanden te beperken. In een tweede beschreven uitvoeringsvorm houdt een koppeling verbonden met de dwarsbalk en het chassis van de opraapeenheid de tanden stevig vast zodat ze niet vrij kunnen bewegen maar zodat de hoekpositie van de tanden ten opzichte van de draagarmen van het windscherm varieert wanneer het windscherm stijgt en daalt.
[0006] In een eerste uitvoeringsvorm van EP 1 252 813 kunnen de tanden bewegen om schommelingen in de stroom van gewasmateriaal op te vangen door over een bereik een vrije beweging van de tanden toe te staan voor het vergroten van de diepte van het pad van de gewasstroom. De ondergrens van het gewas volgt nochtans nog steeds hetzelfde pad van beweging zoals in het ontwerp met een vastgemaakte dwarsbalk en als zodanig creëren de tanden in de eerste uitvoeringsvorm nog steeds het trechtereffect dat de stroom van het gewas belemmert en dat de weerstand tegen gewasstroom verhoogt.
[0007] In de tweede uitvoeringsvorm van EP 1 252 813 is de beweging van de tanden in een vaste relatie gekoppeld met de beweging van de draagarmen en op deze manier wordt een trechtereffect vermeden. Op deze wijze worden het trechtereffect en de bijbehorende stroomweerstand verminderd, maar aangezien zij van een vrije marge van beweging verstoken zijn kunnen zij niet snel een plotselinge schommeling in de stroom opvangen en dientengevolge kan een blokkering nog voorkomen.
[0008] Daarom bestaat er nog steeds een behoefte aan een systeem dat gelijktijdig beide effecten kan bereiken, namelijk het toestaan van een vrij bereik van beweging voor het toestaan van een snelle reactie op een plotselinge schommeling van gewasmateriaal en het vermijden van het trechtereffect.
Samenvatting van de uitvinding
[0009] Het is een doel van uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om een goede opraapeenheid voor een landbouwmachine te voorzien, meer in het bijzonder een goed windscherm daarvoor.
[0010] Bovengenoemd doel wordt bereikt door een toestel volgens de onderhavige uitvinding.
[0011] Volgens de onderhavige uitvinding wordt een opraapeenheid voor een landbouwmachine voorzien, omvattend: - een opraaptrommel draaibaar gemonteerd in een chassis; - een windscherm dat zich in een transversale richting uitstrekt ten opzichte van een beoogde richting van gewasstroom en dat voor en/of boven de trommel is gemonteerd op een vrij eind van twee laterale draagarmen, waarbij de twee laterale draagarmen langs hun andere eind draaibaar gemonteerd zijn op het chassis; - een dwarsbalk die zich in een transversale richting uitstrekt naar de beoogde richting van de gewasstroom, waarbij de dwarsbalk een meervoud aan tanden omvat die op één eind van de dwarsbalk gemonteerd zijn, en die met hun vrij einde stroomafwaarts in de beoogde richting van de gewasstroom uitsteken, waarbij de dwarsbalk draaibaar gemonteerd is op de twee laterale draagarmen om een bereik van vrije bewegingen van het vrije einde van de tanden toe te staan tussen een bovengrens en een ondergrens. De opraapeenheid omvat verder twee langwerpige flexibele trekelementen die aan één eind excentrisch met de dwarsbalk verbonden zijn, en aan het andere eind met het chassis. De twee trekelementen worden zodanig geconfigureerd dat zij respectievelijk de ondergrens en de bovengrens van het bereik van beweging van de tanden in functie van een hoek van omwenteling van de draagarmen regelen.
[0012] De uitvinding laat toe om de voordelen aangereikt in beide oplossingen die worden voorgesteld in EP 1 252 813 te bereiken op hetzelfde moment. In het bijzonder worden de tanden automatisch gedraaid ten opzicht van de draagarmen van het windscherm in een richting om de scheiding van hun vrije uiteinden ten opzichte van de trommel te verhogen, en daardoor het pad van de gewasstroom te verdiepen, als het windscherm stijgt om haar scheiding van de trommel te vergroten. Nochtans staan de trekelementen die worden gebruikt om de tanden op te tillen ook een bereik van vrije beweging toe om schommelingen in de stroomsnelheid van het gewas op te vangen.
[0013] Aldus, terwijl de koppeling die in EP 1 252 813 de dwarsbalk verbindt met het chassis, de stand van de tanden voor een bepaalde positie van de windscherm draagarmen uniek bepaalt, dient in de onderhavige uitvinding de flexibele band enkel om de boven- en ondergrenzen te bepalen voor een bereik van beweging van de tanden.
[0014] In uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kunnen de banden flexibel snoer of kabels zijn, maar ze kunnen ook uitgevoerd worden als kettingen.
[0015] In een opraapeenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan de ondergrens van het bereik van beweging van de tanden worden gestuurd dusdanig dat de hoogte van het pad van de gewasstroom in de buurt van de vrije uiteinden van de tanden niet vermindert wanneer de rotatiehoek van de draagarmen toeneemt. Op dezelfde manier kan in een opraapeenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding de bovengrens van het bereik van beweging van de tanden gecontroleerd worden dusdanig dat de hoogte van het pad van de gewasstroom in de buurt van de vrije uiteinden van de tanden niet vermindert wanneer de rotatiehoek van de draagarmen toeneemt. Dit vangt snel een plotselinge schommeling in de gewasstroom op en verhindert dientengevolge blokkering van de opraapeenheid.
[0016] Om de bovengenoemde controle van beweging van de tanden te verkrijgen kan een opraapeenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvatten dat beide uiteinden van om het even welk van de trekelementen worden verbonden aan een zelfde kant van een vlak dat door de dwarsbalk en een rotatie-as van de draagarmen wordt bepaald. Beide uiteinden van één trekelement kunnen worden verbonden aan een eerste kant van het vlak dat door de dwarsbalk en de rotatie-as van de draagarmen wordt bepaald, terwijl beide uiteinden van het andere trekelement aan de andere kant van dat vlak kunnen worden verbonden.
[0017] In een opraapeenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kan de ondergrens en de bovengrens van de marge van beweging van de tanden in functie van een hoek van omwenteling van de draagarmen gestuurd worden door het sturen van de locaties van het bevestigingspunt van eerste uiteinden van flexibele trekelementen met betrekking tot de dwarsbalk, en door het sturen van de locaties van het bevestigingspunt van tweede uiteinden van flexibele trekelementen met betrekking tot een. omwentelingspunt van de draagarmen. De daadwerkelijke locaties van het bevestigingspunt met betrekking tot de omwentelingsassen bepalen geschikte lengtemarges van de flexibele trekelementen. De daadwerkelijke locaties van het bevestigingspunt in combinatie met een geselecteerde lengte van de flexibele trekelementen bepalen de daadwerkelijke toelaatbare marge van beweging van de tanden.
[0018] In een opraapeenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, zijn de twee langwerpige flexibele trekelementen die aan één uiteinde excentrisch aan de dwarsbalk verbonden zijn, verbonden aan een krukarm. De krukarm kan vast aan de dwarsbalk zijn bevestigd.
[0019] In een Opraapeenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kunnen de tanden vast aan de dwarsbalk worden aangesloten.
[0020] Specifieke en voorkeursdragende aspecten van de onderhavige uitvinding zijn opgenomen in de aangehechte onafhankelijke en afhankelijke conclusies. Kenmerken van de afhankelijke conclusies kunnen worden gecombineerd met kenmerken van de onafhankelijke conclusies en met kenmerken van andere afhankelijke conclusies zoals aangewezen en niet enkel zoals uitdrukkelijk in de conclusies naar voor gebracht.
[0021] Voor het samenvatten van de uitvinding en de bereikte voordelen ten opzicht van de stand van de techniek werden bepaalde doelstellingen en voordelen van de uitvinding hierboven beschreven. Het is uiteraard te begrijpen dat niet noodzakelijk al deze doelstellingen of voordelen kunnen bereikt worden door elke specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding. Dus, bijvoorbeeld, vakmensen zullen onderkennen dat de uitvinding kan worden belichaamd of uitgevoerd op een wijze die één voordeel of groep voordelen zoals hierin aangebracht bereikt of optimaliseert, zonder daarbij noodzakelijk andere doelstellingen of voordelen te bereiken die hierin kunnen aangebracht of gesuggereerd zijn.
[0022] De bovengenoemde en andere aspecten van de uitvinding zullen blijken uit en toegelicht worden aan de hand van de hierna beschreven uitvoeringsvorm(en).
Korte beschrijving van de figuren
[0023] De uitvinding zal nu verder beschreven worden, bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de begeleidende figuren, waarin: • Figuur 1 een schematische voorstelling is van een vierkante balenpers, als één type van landbouwmachine waarop een opraapeenheid volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding kan worden gebruikt, • Figuur 2 is een schematische voorstelling van een conventionele opraapeenheid, met het windscherm in een lage positie, • Figuur 3 toont dé conventionele opraapeenheid zoals getoond in Figuur 2 wanneer het windscherm is opgetild om een verhoogde gewasstroom op te vangen, • Figuur 4 toont de relatie tussen de hoek α en de hoogte d voor de conventionele uitvoeringsvorm getoond in Figuren 2 en 3, • Figuur 5 toont de relatie tussen de hoek α en de hoogte d voor de eerste conventionele uitvoeringsvorm vernoemd in EP 1 252 813, • Figuur 6 toont de relatie tussen de hoek α en de hoogte d voor de tweede conventionele uitvoeringsvorm vernoemd in EP 1 252 813, • Figuur 7 toont een opraapeenheid geconstrueerd volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, • Figuur 8 toont de opraapeenheid van Figuur 7 waar de tanden van het windscherm zijn opgetild in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om een plotselinge tijdelijke verhoging van gewasstroom debiet op te vangen, • Figuur 9 toont de opraapeenheid van Figuur 7 en 8 waar het windscherm is opgetild in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om een toegenomen gewasstroom debiet op te vangen, • Figuur 10 toont de opraapeenheid van Figuur 9 wanneer de tanden van het windscherm zijn opgetild in overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding om een plotselinge tijdelijke toename in het gewasstroom debiet op te vangen, • Figuur 11 toont de relatie tussen de hoek α en de hoogte d voor uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding zoals bijvoorbeeld getoond in Figuren 7-10, en • Figuur 12 toont de relatie tussen de hoek α en de hoogte d voor uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding waarbij de bovengrens en de ondergrens van het bereik van beweging van de tanden toenemen met verschillende snelheden wanneer de hoek α toeneemt.
[0024] De figuren zijn enkel schematisch en niet limiterend. In de figuren kunnen de afmetingen van sommige onderdelen overdreven en niet op schaal zijn voorgesteld voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen beantwoorden niet noodzakelijk aan daadwerkelijke uitvoeringen van de uitvinding.
[0025] Referentienummers in de conclusies mogen niet worden geïnterpreteerd om de beschermingsomvang te beperken.
[0026] In de verschillende figuren verwijzen dezelfde referentienummers naar dezelfde of analoge elementen.
Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding
[0027] De onderhavige uitvinding zal beschreven worden met betrekking tot bepaalde uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde figuren maar de uitvinding is hierdoor niet beperkt, maar enkel door de conclusies.
[0028] Bovendien, de termen eerste, tweede en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies, zijn gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijk voor het beschrijven van een sequentie, hetzij in tijd, in ruimte, in de rangschikking of op eender welke wijze. Het is te begrijpen dat de zo gebruikte termen in aangewezen omstandigheden verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de hierin beschreven uitvinding geschikt zijn om gebruikt te worden in andere sequenties dan hierin beschreven of geïllustreerd.
[0029] Voorts worden de termen boven, onder en dergelijke in de beschrijving en de conclusies gebruikt voor beschrijvende doeleinden en niet noodzakelijk voor het beschrijven van relatieve posities. Men moet begrijpen dat de zo gebruikte termen in aangewezen omstandigheden verwisselbaar zijn en dat de uitvoeringsvormen van de hierin beschreven uitvinding geschikt zijn om gebruikt te worden in andere oriëntaties dan hierin beschreven of geïllustreerd.
[0030] Men moet opmerken dat de term “omvattend”, gebruikt in de conclusies, niet moet worden geïnterpreteerd als zijnde beperkend tot de daarna vermelde middelen; het sluit geen andere elementen of stappen uit. Het moet zo worden geïnterpreteerd als het specificeren van de aanwezigheid van de verklaarde eigenschappen, gehelen, stappen of componenten waarnaar verwezen wordt, maar het sluit de aanwezigheid of de toevoeging van één of meerdere andere eigenschappen, gehelen, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit. Aldus moet de beschermingsomvang van de uitdrukking “een apparaat omvattend middel A en B” niet beperkt worden tot apparaten die enkel bestaan uit componenten A en B. Het betekent dat met betrekking tot de onderhavige uitvinding, de enige relevante componenten van het apparaat A en B zijn.
[0031] Verwijzing doorheen deze beschrijving naar “één uitvoeringsvorm” of “een uitvoeringsvorm” betekent dat een bepaalde eigenschap, structuur of kenmerk beschreven in verband met de uitvoeringsvorm is opgenomen in minstens één uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Aldus, het voorkomen van de zinnen “in één uitvoeringsvorm” of “in een uitvoeringsvorm” op verschillende plaatsen doorheen deze beschrijving verwijst niet noodzakelijk telkens naar dezelfde uitvoeringsvorm, maar het is mogelijk. Bovendien, de bepaalde eigenschappen, structuren of kenmerken kunnen gecombineerd worden op elke geschikte wijze, als zou voor een vakman duidelijk zijn uit deze bekendmaking, in één of meerdere uitvoeringsvormen.
[0032] Ook zou duidelijk moeten zijn dat in de beschrijving van voorbeelden van uitvoeringsvormen van de uitvinding, diverse eigenschappen van de uitvinding soms in een één enkele uitvoeringsvorm, figuur, of beschrijving daarvan worden gegroepeerd voor het stroomlijnen van de openbaarmaking en voor hulp bij het begrijpen van één of meer van de diverse inventieve aspecten. Deze methode van openbaarmaking moet echter niet worden geïnterpreteerd als een weergave van de intentie dat de opgeëiste uitvinding meer eigenschappen vereist dan diegene die uitdrukkelijk in elke conclusie worden voorgedragen. Eerder, zoals de hierna volgende conclusies weergeven, liggen vindingrijke aspecten in minder dan alle eigenschappen van één enkele voorafgaande onthulde uitvoeringsvorm. Aldus worden de conclusies volgend op de gedetailleerde beschrijving hierbij uitdrukkelijk opgenomen in deze gedetailleerde beschrijving, met elke conclusie op zichzelf staand als een afzonderlijke uitvoeringsvorm van deze uitvinding.
[0033] Bovendien, terwijl sommige uitvoeringsvormen hierin beschreven een aantal eigenschappen van andere uitvoeringsvormen omvatten, maar andere niet, worden combinaties van eigenschappen van verschillende uitvoeringsvormen verondersteld binnen de beschermingsomvang van de uitvinding te vallen, en verschillende uitvoeringsvormen te vormen, zoals door de vakman zou worden verstaan. Bijvoorbeeld, in de volgende conclusies, kunnen om het even welke opgeëiste uitvoeringsvormen in om het even welke combinatie worden gebruikt.
[0034] In de hierin verstrekte beschrijving, worden talrijke specifieke details uiteengezet. Nochtans dient men te begrijpen dat uitvoeringsvormen van de uitvinding zonder deze specifieke details kunnen worden uitgeoefend. In andere gevallen werden bekende methodes, structuren en technieken niet in detail weergegeven om een begrip van deze beschrijving niet te bemoeilijken.
[0035] Waar in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding een verwijzing wordt gemaakt naar landbouwpersen, wordt verwezen naar machines om balen van landbouwgewasmateriaal te vormen, zoals het vormen van rechthoekige balen op om het even welke geschikte manier, bv. Door middel van plunjers en persen, of het vormen van cilindrische balen, bv. door te wikkelen en te persen.
[0036] Waar in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding een verwijzing wordt gemaakt naar een opraapeenheid voor in rijen gelegd gewas, dient men te begrijpen dat er wordt verwezen naar een opstelling die is aangepast voor het oprapen van een zwad en het aanvoeren hiervan in een daaropvolgende verwerkingseenheid, bv. een balenkamer, van een landbouwmachine, bijvoorbeeld een landbouw oogstmachine.
[0037] Waar in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding een verwijzing wordt gemaakt naar een windscherm, verwijst men naar een apparaat dat garandeert dat gewasmateriaal behoorlijk in de balenkamer wordt gevoerd ondanks om het even welke wind of variërende gewascondities. Kenmerkend is dat een windscherm een pijp en een reeks daaraan gehechte tanden omvat, die in positie worden gehouden boven en voor de opraapeenheid. De pijp kan worden verhoogd of verlaagd door een aanpassingsmechanisme aan te passen.
[0038] Waar in uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding een verwijzing wordt gemaakt naar gewasmateriaal, verwijst men naar om het even welk geschikt type van biomassa dat kan worden geoogst en verpakt in balen, zoals bijvoorbeeld hooi, kuilvoeder, stro of andere.
[0039] Verwijzend naar de figuren, en enkel als voorbeeld, toont Figuur 1 een agrarische balenpers 100 volgens de stand van de techniek, omvattend ' een chassis 101 welk aan zijn voorkant is uitgerust met een naar voren gerichte tong 102 met koppelingsmiddelen (niet getoond) voor het koppelen van de balenpers 100 aan een trekker. Een opraapeenheid 10 tilt in rijen gelegd gewasmateriaal van het veld wanneer de balenpers 100 daaroverheen beweegt en levert dergelijk materiaal in het vooreind van i een naar achteren en naar boven gekromde lading-vormend aanvoerkanaal 105. Het kanaal 105 staat aan zijn boveneinde in verbinding met een bovenliggende, zich naar voor en achter uitstrekkende balenkamer 106 waarin een lading gewas wordt geladen door een cyclisch werkend vulmechanisme 107. De geïllustreerde baalvormende kamer 106 is één van een vierkante balenpers; de uitvinding wordt hierdoor echter niet gelimiteerd. In alternatieve uitvoeringsvormen zou de baalvormende kamer er één van een ronde balenpers kunnen zijn. In nog andere uitvoeringsvormen zou de opraapeenheid 10 aan een landbouwmachine kunnen worden gekoppeld die geen balenpers is, maar die niettemin opgehaald gewasmateriaal ontvangt, zoals bijvoorbeeld een hakselaar of een maaidorser.
[0040] Een ononderbroken werkend laadmechanisme 108 aan het lagere vooreinde van het aanvoerkanaal 105 voedt en laadt onophoudelijk materiaal in het kanaal 105 om er voor te zorgen dat ladingen van het gewasmateriaal de interne configuratie van kanaal 105 aannemen voorafgaand aan het periodieke ingrijpen van vulmechanisme 107 en het inbrengen in de baalvormende kamer 106. Het aanvoerkanaal 105 kan worden uitgerust met middelen (niet geïllustreerd) om vast te stellen of een volledige lading daarin gevormd is en om, als reactie daarop, het vulmechanisme 107 in werking te stellen. Elke actie van het vulmechanisme 107 introduceert een "lading” of “vlok” van het gewasmateriaal van het kanaal 105 in de kamer 106.
[0041] Over het algemeen trekt een tractor de balenpers 100 over een rij van voordien gesneden gewas. De opraapeenheid 10 brengt in samenwerking met het lading aanvoerkanaal 105 het gewas in de baalvormende kamer 106. Als de baalvormende kamer 106 vol is, neemt en verpakt een wikkelsysteem de baal. Zodra de baal verpakt is, wordt hij uit de baalvormende kamer 106 uitgeworpen.
[0042] Figuur 2 en 3 zijn schematische voorstellingen van een conventionele opraapeenheid 10 die een opraaptrommel met uitstekende tanden 14 heeft en die roteerbaar op een chassis 16 geplaatst is. Een windscherm 18 wordt ten opzichte van een beoogde richting van gewasstroom voor de opraaptrommel 12 voorzien (de voorwaartse richting wordt aangeduid met pijl F in Figuur 2), en op een niveau hoger dan de rotatie-as van de opraaptrommel 12. Het windscherm 18 is opgebouwd als een loopwiel dat door een draagarm 20 wordt ondersteund bij elk van zijn tegenovergestelde uiteinden. Het windscherm 18 strekt zich in transversale richting uit in de beoogde richting van de gewasstroom. De draagarmen 20 zijn draaibaar ten opzichte van het chassis 16 van de opraapeenheid 10, bv. rond pennen 22. Het windscherm 18 is gemonteerd op een vrij uiteinde van de draagarmen 20 tegenover de uiteinden waarrond de armen 20 draaibaar zijn, bv. rond de pennen 22. Uit elkaar geplaatste tanden 24 die zich uitstrekken in de beoogde richting van de gewasstroom treden op als geleider langs een geleidervloer 50, die bijvoorbeeld platen omvat zoals bv. metaalplaten voor het geleiden van gewasmateriaal, om een kanaal 25 van gewasstroom te vormen stroomafwaarts aan het windscherm 18. De tanden 24 worden bevestigd aan een dwarsbalk 26 die op zijn beurt stevig wordt bevestigd aan de draagarmen 20 die het windscherm 18 dragen. De dwarsbalk 26 strekt zich uit in een richting transversaal op de beoogde richting van gewasstroom. Twee vijzels 40 zijn aangebracht, één aan elke zijde van de opraapeenheid 10 (in een transversale richting daarvan) om het gewas in de richting van de middenlijn van de opraapeenheid 10 te duwen in een transversale richting. De uiteinden 28 van de tanden 24 eindigen in de ruimte tussen de twee vijzels 40.
[0043] Uit een vergelijking van Figuren 2 en 3, zal men zien dat hoewel windscherm 18 in Figuur 3 in vergelijking met Figuur 2 is gestegen om de diepte van pad 25 van de gewasstroom te verhogen, de tanden 24 naar beneden zijn overgeheld, resulterend in een trechtereffect dat de diepte van pad 25 van de gewasstroom stroomafwaarts van het windscherm 18 vermindert. De relatie tussen de hoek α van de twee armen 20 ten opzichte van een horizontaal vlak en de verticale diepte d van pad 25 van de gewasstroom aan de uiteinden 28 van de tanden 24 is grafisch weergegeven in Figuur 4. Dit probleem wordt in EP 1 252 813 verholpen door de dwarsbalk 26 toe te staan om ten opzichte van de draagarmen 20 te roteren. In één uitvoeringsvorm voorgesteld in bovengenoemd octrooi, kunnen de tanden 24 vrij draaien maar wordt hun bereik van beweging beperkt door stoppinnen. De relatie tussen de hoek α en de diepte d van het pad van gewasstroom wordt grafisch weergegeven in Figuur 5, waar het vaste bereik van vrije beweging dat door de stoppinnen wordt opgelegd additief bijdraagt tot de verhouding α-d zoals die in Figuur 4 wordt weergegeven.
[0044] In een tweede uitvoeringsvorm van bovengenoemd octrooi wordt een starre koppeling voorzien om de tanden 24 tegen de wijzers van de klok in te roteren (zoals bekeken in Figuur 3) met betrekking tot de draagarmen 20 wanneer de armen 20 met de wijzers van de klok mee roteren ten opzichte van het chassis 16. In de tweede uitvoeringsvorm, nemen de tanden 24 een vaste positie in, in om het even welke voorafbepaalde positie van draagarmen 20 en het windscherm 18. De starre koppeling staat een verhoging van diepte d toe wanneer de hoek α stijgt, zoals grafisch weergegeven in Figuur 6.
[0045] Een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is schematisch weergegeven in vier verschillende posities in Figuren 7 tot 10. De dwarsbalk 26 is zodanig aangebracht dat het hem toegestaan is om te roteren ten opzichte van de draagarmen 20. De tanden 24 zijn vast verbonden aan de dwarsbalk 26. Overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, wordt een krukarm 30 bevestigd aan de dwarsbalk 26 om de rotatie van de dwarsbalk 26 te beperken ten opzichte van de draagarmen 20 die het windscherm 18 dragen. Tegenoverliggende delen van de krukarm 30 met betrekking tot het verbindingspunt van de krukarm 30 aan dwarsbalk 26 of vice versa, bv. tegenoverliggende uiteinden van de krukarm 30, zijn door flexibele banden 32 en 34 aan punten van het chassis 16 gebonden. De banden 32 en 34 zijn langwerpige flexibele trekelementen, en kunnen bijvoorbeeld koorden, kabels of kettingen zijn. De langwerpige flexibele trekelementen 32, 34, verder flexibele banden genoemd voor bepaalde uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding en omwille van het gemak, zijn verbonden aan één eind 321, 341 excentrisch aan de dwarsbalk 26, bijvoorbeeld aan een eerste en een tweede deel van de krukarm 30, respectievelijk, bv. aan een eerste en tweede einde daarvan, en aan hun andere einde 322, 342 zijn de langwerpige flexibele trekelementen 32, 34 verbonden aan het chassis 16. Beide uiteinden van een langwerpig trekelement 32, 34 kunnen verbonden zijn aan dezelfde zijde van een vlak gedefinieerd door de dwarsbalk 26 en een rotatie-as van de draagarmen 20, bv. gedefinieerd door pinnen 22. In het geïllustreerde voorbeeld zijn beide uiteinden 321, 322 van trekelement 32 verbonden aan de krukarm 30 en het chassis 16, respectievelijk, onder het vlak gedefinieerd door de dwarsbalk 26 en een rotatie-as van de draagarmen 20. Beide uiteinden 341, 342 van trekelementen 34 zijn verbonden aan de krukarm 30 en het chassis 16, respectievelijk, boven het vlak gedefinieerd door de dwarsbalk 26 en een rotatie-as van de draagarmen 20. De connectie van de langwerpige flexibele trekelementen 32, 34 aan de krukarm 30 en aan het chassis 16 kan op eender welke geschikte manier uitgevoerd worden.
[0046] In overeenstemming met uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, zijn de flexibele trekelementen 32, 34 geconfigureerd, bv. parameters daarvan worden geselecteerd, dusdanig dat zij respectievelijk de ondergrens en de bovengrens van het bereik van beweging van de tanden 24 in functie van een rotatiehoek α van de draagarmen 20 bepalen. Dergelijke parameters kunnen bijvoorbeeld de lengte van de flexibele trekelementen 32, 34 zijn, hun sterkte, hun elasticiteit, hun verlengingscoëfficiënt, enz. zijn. In principe zijn de flexibele trekelementen 32, 34 niet elastisch, d.w.z. zij kunnen niet worden uitgerekt. Andere parameters van de flexibele trekelementen 32, 34 zijn de positie van de uiteinden 321, 322, 341, 342 op het chassis. De eerste uiteinden 321, 341 van de eerste en tweede flexibele trekelementen 32, 34, respectievelijk, zijn bevestigd op de excenter armen van de krukarm 30, d.w.z. niet samenvallend met het rotatiepunt dat door dwarsbalk 26 wordt bepaald. De tweede uiteinden 322, 342 van de eerste en tweede trekelementen 32, 34, respectievelijk, zijn bevestigd op het chassis 16, weg van het rotatiepunt van de arm 20 gedefinieerd door de pennen 22. De relatieve positie van tweede uiteinden 322, 342 ten opzichte van het rotatiepunt van arm 20, in combinatie met de lengte van de excenter arm tussen het bevestigingspunt van de eerste uiteinden 321, 342 ten opzichte van het rotatiepunt van dwarsbalk 26, en in combinatie met de lengte van de eerste en tweede flexibele trekelementen 32, 34 bepaalt het toegestane bereik van beweging van de tanden 24, en kan zo worden geselecteerd om tanden 24 toe te staan om zich binnen een aanvaardbaar bereik te bewegen. Structureel zou de verbinding van het eerste uiteinde 321 en het tweede uiteinde 322 van het eerste flexibel trekelement 32 aan een zelfde kant van een vlak moeten worden geplaatst dat door de dwarsbalk 26 en een rotatie-as 22 van de draagarmen 20 wordt bepaald. De verbinding van het eerste uiteinde 341 en het tweede uiteinde 342 van het tweede flexibele trekelement 34 zou aan dezelfde zijde moeten worden geplaatst van het vlak gedefinieerd door de dwarsbalk 26 een rotatie-ask 22 van de draagarmen 20. De verbinding van de uiteinden 321, 322 van het eerste flexibele trekelement en de uiteinden 341, 342 van het tweede flexibele trekelement 34 zouden langs verschillende zijden moeten geplaatst zijn van het vlak gedefinieerd door de dwarsbalk 26 een rotatie-as 22 van de draagarmen 20.
[0047] In de lagere positie van het windscherm 18, zoals geïllustreerd in Figuur 7, nemen de dwarsbalk 26 en de tanden 24 een bepaalde positie in, bepaald door het feit dat de flexibele band 32 is aangespannen, zoals geïllustreerd, en dus krukarm 30 niet toestaat zo te roteren dat de tanden 24 toegelaten zouden zijn om hun uiteinden 28 verder naar beneden te bewegen. In deze positie kan de krukarm 30 wezenlijk verticaal geplaatst worden, bv. verticaal. De flexibele band 32 aan het onderste deel, bv. aan het onderste uiteinde, van de krukarm 30 is strak gemaakt, terwijl er op de flexibele band 34 aan het bovenste deel, bv. aan het bovenste uiteinde, van de krukarm 30 speling zit.
[0048] Figuur 8 toont de opraapeenheid van Figuur 7 wanneer de tanden van het windscherm zijn opgetild om voor een plotselinge tijdelijke verhoging van gewasstroom debiet op te vangen. De gewasstroom duwt de tanden 24 opwaarts. Deze opwaartse beweging van de tanden 24 doet de dwarsbalk 26, waaraan de tanden 24 zijn vastgemaakt, roteren ten opzichte van de draagarmen 20, in een tegen de richting van de klok draaiende richting voor de uitvoeringsvorm zoals gezien in Figuren 7 en 8. Aangezien een krukarm 30 aan de dwarsbalk 26 is vastgemaakt overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, zal deze krukarm 30 een zelfde rotatiebeweging ondergaan als dwarsbalk 26, wat een rotatie is tegen de richting van de klok in voor de uitvoeringsvorm zoals gezien in Figuren 7 en 8. De rotatie van de krukarm 30 is echter beperkt door de flexibele banden 32, 34. In een uitvoeringsvorm geïllustreerd en beschreven hierboven, zal de flexibele band 34 aan het bovenste deel, bv. het bovenste uiteinde, aangespannen worden, en dus verdere rotatie van de krukarm 30 voorkomen. Doordat de verdere rotatie van de krukarm 30 voorkomen wordt, wordt ook verdere rotatie van de dwarsbalk 26 voorkomen, en dus zullen de tanden 24 niet verder opwaarts bewegen, zelfs niet als gewasmateriaal een verdere opwaartse druk zou uitoefenen.
[0049] Uit een vergelijking van Figuren 7 en 8 zal men zien dat voor dezelfde verhoging van windscherm 18, de dwarsbalk 26 wordt geroteerd om een tijdelijke verhoging van de stroom van gewasmateriaal op te vangen. De bovengrens van beweging van de vrije uitersten 28 van tanden 24 wordt beperkt door spanning van de flexibele band 34. Het kan worden gezien in Figuur 8 dat, na een tijdelijk verhoogde stroom van gewasmateriaal, de verticale diepte d van weg 25 van de gewasstroom wordt verhoogd.
[0050] Wanneer de tijdelijke verhoging in de stroom van gewasmateriaal vermindert of verdwijnt, vermindert de opwaartse druk op de tanden 24 eveneens. Dit doet de tanden 24 terug neerwaarts roteren, in de richting van de klok voor de uitvoeringsvorm zoals gezien in Figuren 7 en 8. Deze rotatie van de tanden 24 impliceert een rotatie van de dwarsbalk 26 waaraan de tanden 24 vast verbonden zijn. Deze rotatie van de dwarsbalk 26 brengt op zijn beurt een corresponderende rotatie mee van de krukarm 30 waaraan de dwarsbalk 26 vast verbonden is, mogelijks terug naar de situatie zoals geïllustreerd in Figuur 7. De rotatie van de krukarm 30 te wijten aan het verlagen van de tanden 24 geeft wat verslapping op de flexibele band 34, terwijl de flexibele band 32 aangespannen kan worden. Dit voorkomt verdere rotatie van de krukarm 30, daarmee verdere rotatie van de dwarsbalk 26 voorkomend, op zijn beurt verdere rotatie en vandaar neerwaartse beweging van de uitersten 28 van de tanden 24 voorkomend.
[0051] Voor het geval dat een verhoogd debiet van de gewasstroom geen tijdelijke verhoging is maar langer duurt, kan het windscherm 18 in een opgeheven positie geduwd worden door het geoogste gewasmateriaal, zoals in Figuur 9 geïllustreerd. Ook in de opgeheven positie van het windscherm 18, zoals geïllustreerd in Figuur 9, nemen de dwarsbalk 26 en de tanden 24 een bepaalde positie in, bepaald door het feit dat flexibele band 32 aangespannen is, zoals geïllustreerd, en dus krukarm 30 niet toestaat om te roteren om tanden 24 toe te staan om hun uitersten 28 verder neerwaarts te bewegen. In deze positie kan de krukarm 30 wezenlijk verticaal geplaatst worden, bv. verticaal. De flexibele band 32 aan het onderste deel, bv. aan het onderste uiteinde, van krukarm 30 is opgespannen, terwijl er op de flexibele band 34 aan het bovenste deel, bv. aan het bovenste uiteinde, van de krukarm 30 speling zit. Het kan uit vergelijking met Figuur 3 worden gezien dat, wegens de beperking op de rotatie van de dwarsbalk 26 door het beperken van de rotatie van krukarm 30, toe te schrijven aan de flexibele band 32 die aangespannen is overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, de verticale diepte d van pad 25 van de gewasstroom wordt verhoogd.
[0052] In figuren 9 en 10 wordt de opraapeenheid 10 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding getoond in een opgeheven positie van het windscherm 18, terwijl in Figuren 7 en 8 de opraapeenheid 10 volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding geïllustreerd wordt in een lagere positie van het windscherm 18. Vergelijking van Figuren 7 en 9, met Figuren 8 en 10, respectievelijk, toont een verhoging van de diepte d van het pad 25 van gewasstroom in de verhoogde positie; daarom wordt het trechtereffect aanwezig in de conventionele opraapeenheid vermeden (vergelijk Figuur 3).
[0053] Figuur 10 toont een opraapeenheid van Figuur 9 wanneer de tanden 24 van het windscherm 18 verhoogd zijn om een plotselinge tijdelijke verhoging van gewasstroom debiet op te vangen. De gewasstroom duwt de tanden 24 opwaarts. Deze opwaartse beweging van de tanden 24 doet de dwarsbalk 26, waaraan de tanden 24 vast verbonden zijn, roteren ten opzichte van de draagarmen 20, in een tegen de richting van de klok draaiende richting voor de uitvoeringsvormen zoals gezien in Figuren 9 en 10. Aangezien een krukarm 30 aan dwarsbalk 26 is bevestigd overeenkomstig uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, zal deze krukarm 30 een zelfde rotatiebeweging ondergaan als dwarsbalk 26, dit is een rotatie tegen de richting van de klok in voor de uitvoeringsvormen zoals gezien in Figuren 9 en 10. De rotatie van de krukarm 30 is echter beperkt door de flexibele banden 32, 34. In de uitvoeringsvorm hierboven geïllustreerd en beschreven, zal de flexibele band 34 aan de bovenkant, bv. aan het bovenste uiteinde, aangespannen worden, daarmee verdere rotatie van de krukarm 30 voorkomend. Doordat de verdere rotatie van de krukarm 30 is voorkomen, wordt ook verdere rotatie van de dwarsbalk 26 voorkomen, en dus zullen de tanden 24 niet verder opwaarts bewegen, zelfs niet als gewasmateriaal een verdere opwaartse druk zou uitoefenen. Het enige dat het gewasmateriaal kan doen, is ervoor zorgen dat het windscherm 18 verder verhoogt (indien nog mogelijk in het licht van zijn configuratie), door de uitgeoefende druk. Indien het windscherm verder verhoogd wordt, stijgt de hoek a, welke een verdere opwaartse rotatie van de tanden 24 zal toestaan.
[0054] Uit een vergelijking van Figuren 9 en 10, zal men zien dat voor dezelfde verhoging van het windscherm 18, de dwarsbalk 26 wordt geroteerd om een tijdelijke verhoging van de stroom van gewasmateriaal op te vangen.
De bovengrens van beweging van de vrije uitersten 28 van tanden 24 wordt beperkt door spanning van de flexibele band 34. Het kan worden gezien in Figuur 8 dat, bij een tijdelijk verhoogde stroom van gewasmateriaal, de verticale diepte d van pad 25 van de gewasstroom wordt verhoogd.
[0055] Zoals ook in het geval van het verlaagde windscherm 18, wanneer de tijdelijke verhoging van de stroom van gewasmateriaal vermindert of verdwijnt, vermindert de opwaartse druk op de tanden 24 eveneens. Dit zorgt ervoor dat de tanden 24 terug neerwaarts roteren, met de richting van de klok mee voor de uitvoeringsvorm zoals gezien in Figuren 9 en 10. Deze rotatie van de tanden 24 impliceert een rotatie van de dwarsbalk 26 waaraan de tanden 24 vast verbonden zijn. Deze rotatie van de dwarsbalk 26 brengt op zijn beurt een corresponderende rotatie mee van de krukarm 30 waaraan de dwarsbalk 26 vast verbonden is, mogelijks terug naar de situatie zoals geïllustreerd in Figuur 9. De rotatie van de krukarm 30 te wijten aan het verlagen van de tanden 24 geeft wat verslapping op de flexibele band 34, terwijl de flexibele band 32 aangespannen kan worden. Dit voorkomt verdere rotatie van de krukarm 30, daarmee verdere rotatie van de dwarsbalk 26 voorkomend, op zijn beurt verdere rotatie en dus neerwaartse beweging van de uitersten 28 van de tanden 24 voorkomend.
[0056] De relatie tussen de hoek α en de diepte d van het pad 25 van gewasstroom is grafisch weergegeven in Figuur 11. Deze grafiek toont een verhoging van verticale diepte d van het pad 25 van gewasstroom voor stijgende hoeken a, d.w.z. wanneer windscherm 18 in een hogere positie ten opzichte van trommel 12 wordt gebracht, gecombineerd met een beperking van de diepte d van het pad 25 van de gewasstroom binnen vooraf bepaalde grenzen voor een vaste hoek α om plotselinge en tijdelijke schommelingen in de gewasstroom op te vangen.
[0057] Volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, kan de helling van de onder- en bovengrens van de diepte d van de gewasstroom in functie van de hoek α onafhankelijk gestuurd worden door de positie van de bevestigingsplaats van de uiteinden 321, 341, 322, 342 van de eerste en tweede flexibele banden 32, 34 ten opzichte van de omwentelingsassen van dwarsbalk 26 en van de armen 20 aan te passen, en de lengte van de flexibele banden 32 en 34, zo bijvoorbeeld grotere schommelingen in gewasstroom toestaand wanneer het windscherm 18 wordt verlaagd. Dit wordt weergegeven in Figuur 12.
[0058] Hoewel de uitvinding is geïllustreerd en tot in detail in de figuren en de voorafgaande beschrijving is beschreven, moeten dergelijke illustratie en beschrijving als illustratief of als voorbeeld worden beschouwd en niet als beperkend. De voorafgaande beschrijving detailleert bepaalde uitvoeringsvormen van de uitvinding. Het zal worden gewaardeerd, echter, dat ongeacht hoe gedetailleerd het voorgaande in de tekst kan zijn, de uitvinding in menig opzicht kan worden geïmplementeerd. De uitvinding is niet beperkt tot de beschreven uitvoeringsvormen.

Claims (9)

1. Een opraapeenheid (10) voor een landbouwmachine (100) omvattend: - een opraaptrommel (12) draaibaar gemonteerd in een chassis (16); - een windscherm (18) dat zich in een transversale richting uitstrekt ten opzichte van een beoogde richting van gewasstroom en dat voor en/of boven de trommel (12) op een vrij eind van twee laterale draagarmen (20) gemonteerd is, waarbij de twee laterale draagarmen (20) langs hun andere eind draaibaar op het chassis (16) gemonteerd zijn; - een dwarsbalk (26) die zich uitstrekt in een richting transversaal op de beoogde richting van gewasstroom, waarbij de dwarsbalk (26) een veelvoud aan tanden (24) omvat die met één einde op de dwarsbalk (26) gemonteerd zijn en die hun vrij einde (28) stroomafwaarts in de beoogde richting van gewasstroom uitsteken, waarbij de dwarsbalk (26) draaibaar gemonteerd is op de twee laterale draagarmen (20) om een bereik van vrije beweging toe te staan van het vrije einde (28) van de tanden (24) tussen een bovengrens en een ondergrens, daardoor gekenmerkt dat de opraapeenheid (10) verder twee langwerpige flexibele trekelementen (32, 34) omvat die aan één eind (321, 341) excentrisch aan de dwarsbalk (26) en aan hun andere eind (322, 342) aan het chassis (16) worden bevestigd, waarbij de twee trekelementen (32, 34) zodanig geconfigureerd zijn dat zij respectievelijk de ondergrens en de bovengrens van het bereik van beweging van de tanden (24) in functie van een hoek van omwenteling (a) van de draagarmen (20) bepalen.
2. Een opraapeenheid (10) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat het trekelement (32, 34) een koord, een kabel of een ketting omvat.
3. Een opraapeenheid (10) volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat de ondergrens van het bereik van beweging van de tanden (24) zo wordt gestuurd dat de hoogte (d) van het pad (25) van gewasstroom in de buurt van de vrije uiteinden (28) van de tanden (24) niet afneemt wanneer de hoek van omwenteling (a) van de draagarmen (20) toeneemt.
4. Een opraapeenheid (10) volgens één van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de bovengrens van het bereik van beweging van de tanden (24) wordt gestuurd zodat de hoogte (d) van de weg van gewasstroom in de buurt van de vrije uiteinden (28) van de tanden (24) niet afneemt wanneer de rotatiehoek (a) van de draagarmen (20) toeneemt.
5. Een opraapeenheid (10) volgens één van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de beide uiteinden (321, 341; 322, 342) van de trekelementen (32, 34) verbonden zijn aan dezelfde kant van een vlak gedefinieerd door de dwarsbalk (26) en een rotatiehoek (22) van de draagarmen (20).
6. Een opraapeenheid (10) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ondergrens en de bovengrens van het bereik van beweging van de tanden (24) in functie van een rotatiehoek (a) van de draagarmen (20) gestuurd worden door het bepalen van locaties van bevestigingspunten van eerste uiteinden (321, 341) van flexibele trekelementen (32, 34) ten opzichte van de dwarsbalk (26), en door het bepalen van locaties van bevestigingspunten van tweede uiteinden (322, 342) van flexibele trekelementen (32, 34) ten opzichte van een omwentelingspunt van de draagarmen (20).
7. Een opraapeenheid (10) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de twee langwerpige flexibele trekelementen (32, 34) die aan één eind (321, 341) excentrisch aan de dwarsbalk (26) zijn verbonden, aan een krukarm (30) worden verbonden.
8. Een opraapeenheid (10) volgens conclusie 7, waarbij de krukarm (30) vast verbonden is aan de dwarsbalk (26).
9. Een opraapeenheid (10) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tanden (24) vast verbonden zijn aan de dwarsbalk (26).
BE2011/0212A 2011-04-08 2011-04-08 Opraapeenheid voor een landbouwmachine. BE1019902A3 (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0212A BE1019902A3 (nl) 2011-04-08 2011-04-08 Opraapeenheid voor een landbouwmachine.
BR112013023957A BR112013023957A2 (pt) 2011-04-08 2012-03-27 coletor para uma máquina agrícola
EP12714603.3A EP2693864A1 (en) 2011-04-08 2012-03-27 Pickup for an agricultural machine
US14/110,178 US9510512B2 (en) 2011-04-08 2012-03-27 Pickup for an agricultural machine
PCT/EP2012/055412 WO2012136515A1 (en) 2011-04-08 2012-03-27 Pickup for an agricultural machine
CN201280015620.1A CN103476242B (zh) 2011-04-08 2012-03-27 用于农业机械的捡拾器

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0212A BE1019902A3 (nl) 2011-04-08 2011-04-08 Opraapeenheid voor een landbouwmachine.
BE201100212 2011-04-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019902A3 true BE1019902A3 (nl) 2013-02-05

Family

ID=44906500

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0212A BE1019902A3 (nl) 2011-04-08 2011-04-08 Opraapeenheid voor een landbouwmachine.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US9510512B2 (nl)
EP (1) EP2693864A1 (nl)
CN (1) CN103476242B (nl)
BE (1) BE1019902A3 (nl)
BR (1) BR112013023957A2 (nl)
WO (1) WO2012136515A1 (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109731529B (zh) * 2018-12-29 2024-01-19 中国农业科学院农业资源与农业区划研究所 一种自走式拾捡生物质颗粒制作一体机
EP3912456A1 (en) * 2020-05-19 2021-11-24 CNH Industrial Belgium N.V. Agricultural vehicle with retainer for blockage removing windguard
EP4066623A1 (en) * 2021-03-31 2022-10-05 CNH Industrial Belgium N.V. Agricultural vehicle with floating guidance plate
US20220408653A1 (en) * 2021-06-23 2022-12-29 Cnh Industrial America Llc Agricultural implement system with a controller for detecting and mitigating plug conditions
EP4285708A1 (en) * 2022-05-30 2023-12-06 CNH Industrial Belgium N.V. Auger lift for grass pickup header

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4304090A (en) * 1980-02-11 1981-12-08 Gavrilenko Boris P Pickup of an agricultural machine
US4411127A (en) * 1982-04-05 1983-10-25 Sperry Corporation Floating windguard
EP1252813A1 (de) * 2001-04-25 2002-10-30 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH Landwirtschaftliche Erntemaschine
US20030131575A1 (en) * 2002-01-14 2003-07-17 Deere & Company, A Delaware Corporation Pick-up crop baffle including integral crop hold down rods and suspension for use in widely varied crops
US20080264028A1 (en) * 2007-04-24 2008-10-30 Woodford Eric T Powered Rotor for Assisting Crop Pickup for a Baler

Family Cites Families (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2571489A (en) * 1944-06-16 1951-10-16 Case Co J I Baling machine with spiral feeding and compression means
US2647355A (en) * 1949-03-05 1953-08-04 Massey Harris Co Ltd Pickup baler
US2872772A (en) * 1951-10-30 1959-02-10 Sperry Rand Corp Adjustable wind-guard for baler pick-up
US2691266A (en) * 1953-03-23 1954-10-12 Volk Wind guard attachment for pickup devices
GB835045A (en) * 1956-08-21 1960-05-18 Jean Edouard Thiebaud Improvements in baling machines
US3747313A (en) * 1972-03-31 1973-07-24 F Denzin Pick up devices for agricultural implements
EP0168516B1 (de) * 1984-07-19 1988-09-28 Deere & Company Häckselvorrichtung, insbesondere für Erntebergungsmaschinen
US4516389A (en) * 1984-09-04 1985-05-14 Core Grant M Round hay baling machine
DE4127155C2 (de) * 1991-08-16 1996-02-22 Deere & Co Niederhaltevorrichtung
GB9903624D0 (en) * 1999-02-18 1999-04-07 Ford New Holland Nv Movable windguard
US6877304B1 (en) * 2004-07-31 2005-04-12 Cnh America Llc Windguard for round baler
US7617662B2 (en) * 2005-06-14 2009-11-17 Deere & Company Integrated crop baffle and hold-down assembly used with baler pick-up and suspension for same
FR2902963B1 (fr) * 2006-06-30 2010-05-07 Kuhn Sa Machine agricole pour la recolte des fourrages, comportant des dispositifs de ramassage et de deplacement des vegetaux
US7448196B2 (en) * 2007-01-05 2008-11-11 Agco Corporation Baler with multi-auger pickup
US7650741B2 (en) * 2007-01-05 2010-01-26 Agco Corporation Articulating windguard for agricultural baler
US20090100814A1 (en) * 2007-10-22 2009-04-23 Philip Egging Non-Powered Roller for Assisting Crop Pick-Up With a Baler
CN201243481Y (zh) * 2008-04-18 2009-05-27 中国农业机械化科学研究院 一种自动捡拾大方捆打捆机
DE102008001779B4 (de) * 2008-05-14 2016-03-24 Maschinenfabrik Kemper Gmbh & Co. Kg Erntevorsatz mit einem Gutaufnehmer und einer Querförderschnecke
US7877974B2 (en) * 2008-06-18 2011-02-01 Cnh America Llc Floating swathgate
DE102008041331A1 (de) * 2008-08-19 2010-02-25 Deere & Company, Moline Niederhaltereinrichtung
US7654069B1 (en) * 2008-12-10 2010-02-02 Vermeer Manufacturing Co. Baler slider frame for mounting accessories to a crop pickup device
BE1020227A3 (nl) * 2011-10-10 2013-06-04 Cnh Belgium Nv Opraapeenheid met beweegbaar windscherm.
US9681603B2 (en) * 2013-03-15 2017-06-20 Cnh Industrial America Llc Cam action windguard

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4304090A (en) * 1980-02-11 1981-12-08 Gavrilenko Boris P Pickup of an agricultural machine
US4411127A (en) * 1982-04-05 1983-10-25 Sperry Corporation Floating windguard
EP1252813A1 (de) * 2001-04-25 2002-10-30 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH Landwirtschaftliche Erntemaschine
US20030131575A1 (en) * 2002-01-14 2003-07-17 Deere & Company, A Delaware Corporation Pick-up crop baffle including integral crop hold down rods and suspension for use in widely varied crops
US20080264028A1 (en) * 2007-04-24 2008-10-30 Woodford Eric T Powered Rotor for Assisting Crop Pickup for a Baler

Also Published As

Publication number Publication date
US20140123617A1 (en) 2014-05-08
BR112013023957A2 (pt) 2016-08-23
US9510512B2 (en) 2016-12-06
CN103476242B (zh) 2016-09-07
CN103476242A (zh) 2013-12-25
WO2012136515A1 (en) 2012-10-11
EP2693864A1 (en) 2014-02-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1019902A3 (nl) Opraapeenheid voor een landbouwmachine.
US8656832B2 (en) Round baler having lateral guides for the compression belt
US8056314B1 (en) Wide crop pick-up having primary and secondary stripper plates for converging augers respectively mounted to movable crop guide plate portion and to fixed walls behind the augers
EP1038431B1 (en) Movable windguard
US6688092B2 (en) Pick-up crop baffle including integral crop hold down rods and suspension for use in widely varied crops
US7204074B2 (en) Wide pickup header for a round baler
BE1020227A3 (nl) Opraapeenheid met beweegbaar windscherm.
US11547053B2 (en) Agricultural vehicle with windguard having offset arms
EP2353364B1 (en) Agricultural harvesting pickup apparatus
EP3597030B1 (en) Arrangement of twine tensioners for an agricultural baler
US20080141641A1 (en) Non-Circular Wire Crop Pick-Up Tooth
US4280320A (en) Tensioning apparatus
EP2409563B1 (en) In-feed apparatus for a forage harvester
EP3847885A1 (en) Agricultural baler with independent tensioning arms
US11497169B2 (en) Agricultural vehicle with adjustable pickup
NL2009265C2 (en) A crop pickup device having an overload protection device.
CA2631888A1 (en) Guide and agricultural machine incorporating same
CA3223632A1 (en) A re-baling apparatus, a bale former and a re-bale feeder
JP2004321027A (ja) 汎用コンバインのロ−クロップ装置
JPH06189619A (ja) コンバイン刈取部の株元搬送装置
AU2005313862A1 (en) Guide and agricultural machine incorporating same

Legal Events

Date Code Title Description
HC Change of name of the owners

Owner name: CNH INDUSTRIAL BELGIUM NV; BE

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), CHANGEMENT NOM PROPRIETAIRE; FORMER OWNER NAME: CNH BELGIUM N.V.

Effective date: 20150312

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170430