BE1019791A3

BE1019791A3 - HORSESHOE.

Info

Publication number: BE1019791A3
Application number: BE2011/0136A
Authority: BE
Original assignee: Kerckhaert B V
Priority date: 2011-02-24
Filing date: 2011-02-24
Publication date: 2012-12-04

Description

Hoefij zer.Horseshoe.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een hoefijzer.The present invention relates to a horseshoe.

Zonder de uitvinding hiertoe te beperken heeft de huidige uitvinding meer specifiek betrekking op een hoefijzer voor gebruik bij racepaarden.Without limiting the invention thereto, the present invention relates more specifically to a horseshoe for use with racing horses.

Zoals bekend bestaat een hoefijzer hoofdzakelijk uit een toongedeelte, en twee takken die zich elk uitstrekken vanaf het toongedeelte tot aan een betreffend uiteinde van het hoefij zer.As is known, a horseshoe consists essentially of a tone section, and two branches each extending from the tone section to a respective end of the horseshoe.

Voorts heeft een hoefijzer een zogenaamd ondervlak en een bovenvlak of draagvlak dat bedoeld is om tegen een hoef te worden genageld en wordt de radiaal meest naar binnen gelegen rand van het hoefijzer de binnenrand genoemd, de radiaal meest naar buiten gelegen rand van het hoefijzer de buitenrand.Furthermore, a horseshoe has a so-called bottom surface and a top surface or bearing surface which is intended to be nailed to a horseshoe and the radially most inward edge of the horseshoe is called the inner edge, the radially most outward edge of the horseshoe the outer edge .

Er zijn reeds vele soorten hoefijzers bekend voor gebruik bij paardenraces, welke doorgaans uit een licht materiaal worden vervaardigd, meestal aluminium om het paard zo min mogelijk te belasten.Many types of horseshoes are already known for use in horse racing, which are generally made of a light material, usually aluminum, to minimize the load on the horse.

Deze bekende hoefijzers zijn echter nog steeds voor verbetering vatbaar.However, these known horseshoes can still be improved.

Voornamelijk op het vlak van de grip die een paard dat beslagen is met zulke bekende hoefijzers ondervindt, kan er nog veel verbeterd worden.Much more can be improved, especially in terms of the grip experienced by a horse that is studded with such well-known horseshoes.

Bijvoorbeeld op natte ondergronden bestaat er een niet te verwaarlozen gevaar dat een paard beslagen met de bekende hoefijzers onderuit gaat omwille van een te beperkte grip van het paard op de natte ondergrond.For example on wet surfaces there is a not insignificant risk that a horse herded with the known horseshoes will fall because of a limited grip of the horse on the wet surface.

Hetzelfde probleem doet zich voor wanneer een paard beslagen met de bekende hoefijzers aan hoge snelheden door korte bochten dient te gaan.The same problem occurs when a horse herd with the known horseshoes has to go at high speeds through short turns.

Een gevolg hiervan is dat zowel het paard als de jockey zich in zulke situaties niet veilig voelen en dus niet voluit durven te gaan.A consequence of this is that both the horse and the jockey do not feel safe in such situations and therefore do not dare to go all the way.

Voorts houdt een valpartij van een paard uiteraard een zeer groot risico in op verwondingen of blessures voor zowel de berijder als het paard zelf, wat te allen prijze dient vermeden te worden.Furthermore, a fall of a horse naturally entails a very high risk of injury or injury to both the rider and the horse itself, which should be avoided at all costs.

Ook andere paarden en jockeys kunnen betrokken raken bij zulke valpartij.Other horses and jockeys can also become involved in such a fall.

De huidige uitvinding heeft dan ook tot doel aan de voornoemde en eventuele andere nadelen een oplossing te bieden.The present invention therefore has for its object to provide a solution to the aforementioned and any other disadvantages.

Hiertoe betreft de uitvinding een hoefijzer van het type dat hoofdzakelijk bestaat uit een toongedeelte, en twee takken die zich elk uitstrekken vanaf het toongedeelte tot aan een betreffend uiteinde van het hoefijzer, waarbij het hoefijzer voorts een ondervlak heeft, een bovenvlak of draagvlak dat bedoeld is om tegen een hoef te worden genageld, evenals een binnenrand en buitenrand, waarbij in het toongedeelte nabij de buitenrand van het hoefijzer een versteviging is voorzien en waarbij ter vorming van een rits van het hoefijzer aan het ondervlak van het hoefijzer een groef is voorzien, die gelegen is tussen een binnenste opstaande rand en een buitenste opstaande rand, waarbij de buitenrand van het hoefijzer wordt gevormd door slechts één doorlopende buitenste opstaande rand en dat de groef bestaat uit twee gescheiden groefgedeelten, waarbij elk groefgedeelte zich uitstrekt in één van de takken van het hoefijzer en waarbij elk groefgedeelte gelegen is tussen één van twee gescheiden binnenste opstaande randen en de doorlopende buitenste opstaande rand en waarbij gemeten vanaf het draagvlak de binnenste opstaande randen een tophoogte hebben die kleiner is dan de tophoogte van buitenste opstaande rand.To this end the invention relates to a horseshoe of the type consisting essentially of a tone part, and two branches each extending from the tone part to a respective end of the horseshoe, the horseshoe furthermore having a bottom surface, an upper surface or bearing surface which is intended to be nailed to a horseshoe, as well as an inner edge and outer edge, wherein a reinforcement is provided in the tone portion near the outer edge of the horseshoe and wherein a groove is provided on the bottom surface of the horseshoe to form a zipper of the horseshoe is located between an inner upright edge and an outer upright edge, the outer edge of the horseshoe being formed by only one continuous outer upright edge and the groove consisting of two separate groove portions, each groove portion extending into one of the branches of the horseshoe horseshoe and each groove portion being located between one of two separators the inner raised edges and the continuous outer raised edge and wherein measured from the bearing surface, the inner raised edges have a top height that is smaller than the top height of the outer raised edge.

Een groot voordeel van zulk hoefijzer volgens de uitvinding bestaat erin dat een veel betere grip wordt bekomen dan met de bekende hoefijzers.A major advantage of such a horseshoe according to the invention is that a much better grip is obtained than with the known horseshoes.

Een belangrijke reden waarom deze grip verbetert, zit hem in het feit dat de binnenste opstaande randen een tophoogte hebben die kleiner is dan de tophoogte van de buitenste opstaande rand.An important reason why this grip improves is the fact that the inner raised edges have a top height that is smaller than the top height of the outer raised edge.

Bij de bekende hoefijzers met zulke binnenste en buitenste opstaande rand, hebben beide opstaande randen dezelfde hoogte, waardoor de oppervlakte waarmee het paard in de ondergrond snijdt in theorie de som is van de breedtes van de beide opstaande randen.In the known horseshoes with such an inner and outer raised edge, both raised edges have the same height, so that the surface with which the horse cuts into the ground is in theory the sum of the widths of the two raised edges.

In realiteit dient de breedte van de tussenliggende groef hierbij nog opgeteld te worden.In reality, the width of the intermediate groove must be added to this.

Bij een hoefijzer volgens de uitvinding vormt de buitenste doorlopende opstaande rand als het ware een mes dat uitsteekt boven de rest van het hoefijzer, zodat het paard met deze buitenste opstaande rand diep in de ondergrond kan snijden.With a horseshoe according to the invention, the outer continuous upright edge forms, as it were, a knife protruding above the rest of the horseshoe, so that the horse can cut deep into the ground with this outer upright edge.

Nog een reden waarom een paard beslagen met hoefijzers volgens de uitvinding meer grip heeft dan een paard met de bekende hoefijzers, is het gevolg van het feit dat de groef voor de rits van het hoefijzer bestaat uit twee gescheiden groefgedeelten die zich uitstrekken in de takken van het hoefijzer, doch niet in het toongedeelte.Another reason why a horse studded with horseshoes according to the invention has more grip than a horse with the known horseshoes is due to the fact that the groove for the horseshoe zipper consists of two separate groove sections extending into the branches of the horseshoe, but not in the tone part.

Dit betekent dat aan het toongedeelte er geen binnenste opstaande rand is, maar enkel het betreffende gedeelte van de buitenste opstaande rand.This means that there is no inner raised edge on the tone part, but only the relevant part of the outer raised edge.

Door de afwezigheid van een binnenste opstaande rand heeft het hoefijzer aan het toongedeelte relatief gezien een nog scherpere opstaande rand dan elders, zodat met deze rand nog beter in een ondergrond kan worden gesneden en aangezien eenpaard juist met het toongedeelte de meeste kracht ontwikkelt, ondervindt een paard met zulke hoefijzers volgens de uitvinding een veel betere grip op de ondergrond.Due to the absence of an inner upright edge, the horseshoe has an even sharper upright edge at the tone part than elsewhere, so that this edge can be cut even better into a surface and since a horse develops the most power precisely with the tone part, horse with such horseshoes according to the invention has a much better grip on the surface.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een hoefijzer volgens de uitvinding is het hoefijzer vervaardigd uit aluminium met uitzondering van de versteviging die uit een ijzerlegering, bij voorkeur staal, is vervaardigd, waarbij liefst nog in het toongedeelte de versteviging een centraal gedeelte vormt van de buitenste opstaande rand.According to a preferred embodiment of a horseshoe according to the invention, the horseshoe is made of aluminum with the exception of the reinforcement which is made of an iron alloy, preferably steel, wherein preferably in the tone part the reinforcement still forms a central part of the outer upright edge .

Zulke uitvoeringsvorm van een hoefijzer volgens de uitvinding biedt het voordeel dat het enerzijds licht is en anderzijds voldoende is verstevigd daar waar dit het meest noodzakelijk is, meer bepaald in het toongedeelte.Such an embodiment of a horseshoe according to the invention offers the advantage that on the one hand it is light and on the other hand it is sufficiently reinforced where this is most necessary, in particular in the tone part.

Bovendien is het zo dat in zulke uitvoeringsvorm van een hoefijzer volgens de uitvinding, waarbij de versteviging een centraal deel vormt in het toongedeelte, de versteviging zowel aan de kant die naar de binnenrand van het hoefijzer is gericht als de kant die naar de buitenrand van het hoefijzer is gericht, omringd is door een laagje aluminium.Moreover, in such an embodiment of a horseshoe according to the invention, wherein the reinforcement forms a central part in the tone part, the reinforcement is on both the side that faces the inner edge of the horseshoe and the side that faces the outer edge of the horseshoe. horseshoe is focused, surrounded by a layer of aluminum.

Dit biedt het voordeel dat de bij voorkeur stalen versteviging beter is ingebed in aluminium dan bij de bekende hoefijzers die tevens zijn voorzien van een versteviging, zodat het staal beter is afgeschermd en aldus minder gemakkelijk blessures kan veroorzaken.This offers the advantage that the preferably steel reinforcement is better embedded in aluminum than with the known horseshoes which are also provided with a reinforcement, so that the steel is better protected and thus can cause injury less easily.

Op deze wijze wordt met het gebruik van hoefijzers volgens de uitvinding de veiligheid verhoogd.In this way, safety is increased with the use of horseshoes according to the invention.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een hoefijzer volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch een onderaanzicht op een hoefijzer volgens de uitvinding weergeeft, meer speciaal een voorijzer ; figuur 2 schematisch een bovenaanzicht weergeeft op het hoefijzer uit figuur 1; en, figuren 3 tot 7 doorsneden weergeven respectievelijk volgens de lijnen III-III tot VII-VII in figuur 1; figuren 8 en 9 een zicht weergeven respectievelijk zoals in de figuren 1 en 2, doch voor een achterijzer.With the insight to better demonstrate the characteristics of the invention, a preferred embodiment of a horseshoe according to the invention is described below, as an example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 schematically shows a bottom view of a horseshoe according to the invention, more particularly a front iron; figure 2 schematically represents a top view of the horseshoe of figure 1; and, figures 3 to 7 show cross-sections on the lines III-III to VII-VII respectively in figure 1; figures 8 and 9 show a view, respectively, as in figures 1 and 2, but for a rear iron.

Het in figuur 1 weergegeven hoefijzer 1 is van het type dat hoofdzakelijk bestaat uit een middelste gedeelte, het zogenaamde toongedeelte 2, welk in figuur 1 schematisch is afgebakend door twee stippellijnen, en uit twee takken 3 en 4 die zich elk uitstrekken vanaf het toongedeelte 2 tot aan een betreffend uiteinde 5, respectievelijk 6 van het hoefij zerl.The horseshoe 1 shown in Figure 1 is of the type consisting essentially of a middle part, the so-called tone part 2, which is schematically delimited in Figure 1 by two dotted lines, and of two branches 3 and 4 each extending from the tone part 2 up to a respective end 5 and 6 respectively of the hoof.

Het hoefijzer 1 heeft voorts een ondervlak 7, weergegeven in figuur 1, evenals een bovenvlak of draagvlak 8 dat bedoeld is om tegen een hoef van een paard te worden genageld, welk bovenvlak 8 is weergegeven in figuur 2.The horseshoe 1 further has a lower surface 7, shown in Figure 1, as well as an upper surface or bearing surface 8 which is intended to be nailed to a hoof of a horse, which upper surface 8 is shown in Figure 2.

De radiaal meest naar binnen gelegen rand 9 van het hoefijzer 1 wordt de binnenrand 9 genoemd, terwijl de radiaal meest naar buiten gelegen rand 10 van het hoefijzer 1 de buitenrand 10 wordt genoemd.The radially most inwardly positioned edge 9 of the horseshoe 1 is called the inner edge 9, while the most radially outwardly located edge 10 of the horseshoe 1 is called the outer edge 10.

Zoals in detail is weergegeven in de doorsneden van de figuren 3 tot 7, wordt de buitenrand 10 van het hoefijzer 1 volgens de uitvinding gevormd door slechts één doorlopende buitenste opstaande rand 11.As shown in detail in the cross-sections of Figures 3 to 7, the outer edge 10 of the horseshoe 1 according to the invention is formed by only one continuous outer upright edge 11.

Ter vorming van een rits 12 is voorts in het ondervlak 7 van het hoefijzer 1 een groef 12 voorzien, die volgens de uitvinding bestaat uit twee groefgedeelten 13 en 14.To form a zipper 12, a groove 12 is furthermore provided in the bottom surface 7 of the horseshoe 1, which groove according to the invention consists of two groove sections 13 and 14.

Hierbij strekt elk groefgedeelte 13 of 14 zich uit in één van de twee takken, respectievelijk in tak 3 en tak 4, tussen het toongedeelte 2 en het betreffende uiteinde van het hoefijzer 1, respectievelijk uiteinde 5 en uiteinde 6.Here, each groove portion 13 or 14 extends in one of the two branches, respectively in branch 3 and branch 4, between the tone part 2 and the respective end of the horseshoe 1, end 5 and end 6, respectively.

Voorts is elk groefgedeelte 13 en 14 radiaal naar binnen afgebakend door een binnenste opstaande rand, respectievelijk binnenste opstaande rand 15 en binnenste opstaande rand 16, duidelijk weergegeven in figuur 1, terwijlelk groefgedeelte 13 en 14 radiaal naar buiten is afgebakend door de voornoemde buitenste opstaande rand 11.Furthermore, each groove portion 13 and 14 is defined radially inwardly by an inner raised edge, inner raised edge 15 and inner raised edge 16 respectively, clearly shown in Figure 1, while each groove portion 13 and 14 is marked radially outward by the aforementioned outer raised edge 11.

Zoals in detail is te zien in de doorsneden van de figuren 3 tot 6, zijn zowel de binnenste opstaande randen 15 en 16 als de buitenste opstaande rand 11 naar hun top 17 toe ietwat versmallend uitgevoerd.As can be seen in detail in the cross-sections of Figures 3 to 6, both the inner upright edges 15 and 16 and the outer upright edge 11 are somewhat narrowed towards their top 17.

In de groefgedeeltes 13 en 14 zijn op regelmatige afstanden van elkaar tevens nagelgaten 18 voorzien, teneinde het hoefijzer 1 met nagels op een hoef van een paard te kunnen vastnagelen.In the groove sections 13 and 14, nail holes 18 are also provided at regular distances from each other in order to be able to nail the horseshoe 1 with nails onto a horse's hoof.

Een belangrijk kenmerk van de uitvinding bestaat erin dat de tophoogte Avan de binnenste opstaande randen 15 en 16, welke de dikte van het hoefijzer 1 is, gemeten vanaf het draagvlak 8 tot aan de top 17 van de betreffende binnenste opstaande randen 15 en 16 en welke duidelijk is weergegeven in de figuren 4 tot 6, substantieel kleiner is dan de tophoogte B van buitenste opstaande rand 11, welke de dikte van het hoefijzer 1 is, gemeten vanaf het draagvlak 8 tot aan de top 17 van de buitenste opstaande rand 11.An important feature of the invention is that the top height A of the inner upright edges 15 and 16, which is the thickness of the horseshoe 1, measured from the bearing surface 8 up to the top 17 of the respective inner upright edges 15 and 16 and which is clearly shown in Figures 4 to 6, is substantially smaller than the top height B of outer upright edge 11, which is the thickness of the horseshoe 1, measured from the bearing surface 8 to the top 17 of the outer upright edge 11.

Bij voorkeur heeft de buitenste opstaande rand 11 van het hoefijzer 11 een constante tophoogte B over de ganse buitenrand 10 van het hoefijzer 1 met uitzondering van een eventuele afschuining 19 naar de uiteinden 5 en 6 van het hoefijzer 1 toe, zoals is weergegeven in figuur 7.Preferably the outer upright edge 11 of the horseshoe 11 has a constant top height B over the entire outer edge 10 of the horseshoe 1 with the exception of a possible chamfer 19 towards the ends 5 and 6 of the horseshoe 1, as is shown in Figure 7 .

Voor een praktische uitvoering kan als richtwaarde voor de tophoogte A van een binnenste opstaande rand 15 of 16 om en bij de 6 mm worden genomen en voor de tophoogte B van de buitenste opstaande rand 11 om en bij de 10 mm, doch andere tophoogtes A en B zijn volgens de uitvinding uiteraard niet uitgesloten.For a practical embodiment, the guideline value for the top height A of an inner upright edge 15 or 16 can be taken around 6 mm and for the top height B of the outer upright edge 11 around 10 mm, but other top heights A and B are of course not excluded according to the invention.

De tophoogte A van een binnenste opstaande rand 15 of 16 is bijvoorbeeld typisch 6,5 mm en de tophoogte B van een buitenste opstaande rand 11 bedraagt bijvoorbeeld typisch 10,4 mm.The top height A of an inner raised edge 15 or 16 is, for example, typically 6.5 mm and the top height B of an outer raised edge 11 is, for example, typically 10.4 mm.

Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een hoefijzer 1 overeenkomstig de uitvinding en zoals tevens het geval is in de figuren, heeft een binnenste opstaande rand 15 of 16 die een groef gedeelte 13 of 14 in een tak 3 of 4 begrenst, een flankhoogte C gemeten ten opzichte van de bodem 20 van de groef 12 die slechts de helft of minder is van de flankhoogte D van de buitenste opstaande rand 11 eveneens gemeten ten opzichte van de bodem 20 van de groef 12.According to yet another preferred embodiment of a horseshoe 1 according to the invention and as is also the case in the figures, an inner upright edge 15 or 16 bounding a groove portion 13 or 14 in a branch 3 or 4 has a flank height C measured at with respect to the bottom 20 of the groove 12, which is only half or less of the flank height D of the outer upright edge 11, also measured with respect to the bottom 20 of the groove 12.

De voornoemde flankhoogte C van een binnenste opstaande rand 15 of 16 kan in praktijk bijvoorbeeld om en bij 2 mm bedragen, terwijl de voornoemde flankhoogte D van de buitenste opstaande rand 11 bijvoorbeeld ongeveer 6 mm bedraagt.The aforementioned flank height C of an inner upright edge 15 or 16 may, for example, be approximately 2 mm, while the aforementioned flank height D of the outer upright edge 11 is, for example, approximately 6 mm.

De flankhoogte C van een binnenste opstaande rand 15 of 16 is bijvoorbeeld typisch 2,2 mm en de flankhoogte D van de buitenste opstaande rand 11 bedraagt bijvoorbeeld typisch 6,1 mm.The flank height C of an inner upright edge 15 or 16 is, for example, typically 2.2 mm and the flank height D of the outer upright edge 11 is, for example, typically 6.1 mm.

Zoals werd uiteengezet in de inleiding bieden al deze kenmerken die te maken hebben met de verschillen in tophoogte A en B van respectievelijk de binnenste randen 15 en 16, en de buitenste rand 11, een aantal voordelen die er voornamelijk voor zorgen dat een paard beslagen met zulke hoefijzers 1 een betere grip op een ondergrond heeft.As explained in the introduction, all of these characteristics related to the differences in top height A and B of the inner edges 15 and 16, and the outer edge 11, respectively, offer a number of advantages that mainly cause a horse to be studded with such horseshoes 1 has a better grip on a surface.

De groefgedeelten 13 en 14 in de takken 3 en 4 zijn voorts minstens aan één uiteinde open doordat elk groefgedeelte 13 en 14 doorloopt tot aan het overeenkomstige uiteinde 5, respectievelijk 6 van het hoefijzer 1.The groove portions 13 and 14 in the branches 3 and 4 are furthermore open at least at one end because each groove portion 13 and 14 extends to the corresponding end 5 and 6 of the horseshoe 1, respectively.

Bij voorkeur zijn de groefgedeelten 13 en 14 in de takken 3 en 4 aan elk van hun beide uiteinden open, meer bepaald aan het overeenkomstige uiteinde 5, respectievelijk 6 van het hoefijzer 1, doch ook aan het andere uiteinde van het betreffende groefgedeelte 13 of 14 dat aangrenst aan het toongedeelte 2.Preferably, the groove portions 13 and 14 in the branches 3 and 4 are open at each of their two ends, in particular at the corresponding end 5 and 6 respectively of the horseshoe 1, but also at the other end of the respective groove portion 13 or 14. adjacent to the tone part 2.

Dit biedt het voordeel dat een paard beslagen met zulk hoefijzer 1 volgens de uitvinding minder zuiging ondervindt bij het lopen op een ondergrond, vooral bij ondergronden die erg nat zijn.This offers the advantage that a horse herded with such a horseshoe 1 according to the invention experiences less suction when walking on a surface, especially on surfaces that are very wet.

Een ander belangrijk kenmerk van een hoefijzer 1 volgens de uitvinding bestaat erin dat in het toongedeelte 2 nabij de buitenrand 10 van het hoefijzer 1 een versteviging 21 is voorzien.Another important feature of a horseshoe 1 according to the invention is that a reinforcement 21 is provided in the tone part 2 near the outer edge 10 of the horseshoe 1.

Bij voorkeur zijn alle gedeelten van het hoefijzer 1 vervaardigd uit aluminium met uitzondering van de versteviging 21, die liefst uit een ijzerlegering, bij voorkeur staal, is vervaardigd.All parts of the horseshoe 1 are preferably made of aluminum with the exception of the reinforcement 21, which is preferably made of an iron alloy, preferably steel.

Zoals meer in detail is weergegeven in figuur 3vormt de versteviging 21 in het toongedeelte een centraal gedeelte 21 van de buitenste opstaande rand 11.As shown in more detail in Figure 3, the reinforcement 21 in the tone portion forms a central portion 21 of the outer upright edge 11.

Hierbij is de versteviging 21 hoofdzakelijk gericht volgens de hoogterichting EE' van de buitenste opstaande rand 11 en strekt de versteviging zich uit van in de voet 22 van de buitenste opstaande rand 11 tot aan de top 17 van deze buitenste opstaande rand 11.Here, the reinforcement 21 is mainly oriented in the direction of height EE 'of the outer upright edge 11 and the reinforcement extends from the foot 22 of the outer upright edge 11 to the top 17 of this outer upright edge 11.

In figuur 3 is ook duidelijk te zien dat de versteviging 21 zowel naar de binnenrand 9 als naar de buitenrand 10 omringd is door aluminium, wat het voornoemde voordeel oplevert dat het stalen gedeelte dat de versteviging 21 vormt goed is afgeschermd en zodoende een veilig gebruik van het hoefijzer 1 bevordert.Figure 3 also clearly shows that the reinforcement 21 is surrounded both by the inner edge 9 and the outer edge 10 by aluminum, which provides the aforementioned advantage that the steel part that forms the reinforcement 21 is well protected and thus a safe use of the horseshoe 1 promotes.

Bij voorkeur is de versteviging 21 in de opstaande rand 11 verdikt uitgevoerd, meer bepaaldaan het uiteinde 23 van de versteviging 21 in de voet 22 van de buitenste opstaande rand 11.The reinforcement 21 in the raised edge 11 is preferably made thickened, more particularly at the end 23 of the reinforcement 21 in the foot 22 of the outer raised edge 11.

Op deze wijze is de versteviging 21 goed verankerd in het hoefijzer 1.In this way the reinforcement 21 is well anchored in the horseshoe 1.

Een hoefijzer 1 overeenkomstig de uitvinding is verder liefst voorzien van een afschuining 24 naar de binnenrand 9 van het hoefijzer 1 toe.A horseshoe 1 according to the invention is furthermore preferably provided with a chamfer 24 towards the inner edge 9 of the horseshoe 1.

Hierbij strekt deze afschuining 24 zich in het toongedeelte 2 uit vanaf de voet 22 van de buitenste opstaande rand 11 tot aan de binnenrand 9 van het hoefijzer 1.This chamfer 24 here extends in the tone part 2 from the foot 22 of the outer upright edge 11 to the inner edge 9 of the horseshoe 1.

In de twee takken 3 en 4 strekt deze afschuining van het hoefijzer 1 zich dan weer uit vanaf de betreffende binnenste opstaande rand 15 of 16 tot aan de binnenrand 9 van het hoefijzer 1.In the two branches 3 and 4, this chamfer of the horseshoe 1 then extends again from the respective inner upright edge 15 or 16 to the inner edge 9 of the horseshoe 1.

Een belangrijk kenmerk aan de vorm van het hoefijzer 1 volgens de uitvinding dat betrekking heeft op de afschuining 24 is dat de overgang 25 tussen de voornoemde afschuining 24 en een binnenste opstaande rand 15 of 16 of buitenste opstaande rand 11 hoekig is uitgevoerd, zoals duidelijk is af te leiden uit de figuren 3 tot 6.An important feature of the shape of the horseshoe 1 according to the invention that relates to the chamfer 24 is that the transition 25 between the aforementioned chamfer 24 and an inner upright edge 15 or 16 or outer upright edge 11 is angular, as is clear derived from Figures 3 to 6.

Op deze wijze wordt een nog betere insnijding en beperktere zuiging van het hoefijzer 1 in een ondergrond bekomen wat nogmaals de stabiliteit en wendbaarheid van een paard beslagen met zulk hoefijzer 1 bevordert.In this way an even better incision and more limited suction of the horseshoe 1 into a substrate is obtained, which again promotes the stability and maneuverability of a horse studded with such horseshoe 1.

In de hier besproken uitvoeringsvorm van een hoefijzer 1 volgens de uitvinding bedraagt de breedte F van de afschuining 24 aan het toongedeelte 2 ongeveer 60% van de totale breedte G van het hoefijzer 1.In the embodiment of a horseshoe 1 according to the invention discussed here, the width F of the chamfer 24 on the tone part 2 is approximately 60% of the total width G of the horseshoe 1.

In functie van de maat van het hoefijzer 1 kan deze verhouding tussen de breedte F van de afschuining 24 en de totale breedte G wijzigen.Depending on the size of the horseshoe 1, this ratio between the width F of the chamfer 24 and the total width G can change.

Typisch zal bij toenemende maat van het hoefijzer de voornoemde verhouding bijvoorbeeld afnemen van zo'n 59% over 58% tot zo'n 56%, doch andere verhoudingen zijn niet uitgesloten.Typically with increasing size of the horseshoe the aforementioned ratio will decrease from about 59% over 58% to about 56%, but other ratios are not excluded.

Voorts neemt de breedte H van de buitenste opstaande rand 11 af vanaf het toongedeelte 2 naar de uiteinden 5 en 6 van het hoefijzer 1 toe.Furthermore, the width H of the outer upright edge 11 decreases from the tone portion 2 to the ends 5 and 6 of the horseshoe 1.

Deze breedteafname van de opstaande rand 11 bedraagt in dit geval zo'n 25%, maar dit kan in andere uitvoeringsvormen uiteraard meer zijn of minder.This width decrease of the raised edge 11 is in this case about 25%, but this can of course be more or less in other embodiments.

De breedteafname kan ook verschillend zijn naargelang de maat van het hoefijzer 1.The width decrease can also be different depending on the size of the horseshoe 1.

Bijvoorbeeld kan bij een hoefijzer 1 met een kleine maat de breedteafname 28,6% zijn, bij een ietwat grotere maat 27% en bij nog een grotere maat 24,7% tot zelfs 22,8% bij een zelfs nog grotere maat van hoefijzer 1.For example, for a horseshoe 1 with a small size the width decrease can be 28.6%, with a slightly larger size 27% and with an even larger size 24.7% or even 22.8% with an even larger size of horseshoe 1 .

Er valt nog op te merken dat de flank van de opstaande rand 11 die naar de groef 12 is gericht in profiel een knik 28 vertoont nagenoeg ter hoogte van het midden van deze flank.It is to be noted that the flank of the upright edge 11 that faces the groove 12 has a bend 28 in profile, substantially at the height of the center of this flank.

Zulke knik 28 biedt eerst en vooral het voordeel dat een betere nagelpassing kan worden bekomen.Such a kink 28 offers first and foremost the advantage that a better nail fit can be obtained.

Bij een uitvoering van de groef 12 met zulke knik 28 in de voornoemde flank kan een nagel bovendien gemakkelijker bereikt worden met behulp van een beslaghamer, dan wanneer zulke knik 28 niet voorzien is.Moreover, in an embodiment of the groove 12 with such a bend 28 in the aforementioned flank, a nail can be more easily achieved with the aid of a fitting hammer than when such a bend 28 is not provided.

Voorts is de top 17 van de opstaande rand 11 smaller wanneer zulke knik 28 in de voornoemde flank wordt voorzien, zodat een nog betere insnijding van het hoefijzer 1 in een ondergrond kan worden bekomen.Furthermore, the top 17 of the raised edge 11 is narrower when such a buckle 28 is provided in the aforementioned flank, so that an even better incision of the horseshoe 1 can be obtained in a substrate.

De breedte I van de groefgedeelten 13 en 14 is daarentegen nagenoeg constant over de lengte van de groefgedeelten 13 en 14.The width I of the groove portions 13 and 14, on the other hand, is substantially constant over the length of the groove portions 13 and 14.

Ook de breedte J van de binnenste opstaande randenl5 en 16 is nagenoeg constant over de lengte van de binnenste opstaande randen 15 en 16.The width J of the inner upright edges 15 and 16 is also substantially constant along the length of the inner upright edges 15 and 16.

Er valt verder nog op te merken dat in het getoonde voorbeeld het hoefijzerl volgens de uitvinding een constante breedte G heeft, behalve ter plaatse van een beperkt versmallendgedeelte 26 aan de uiteinden 5 en 6 van het hoefijzer 1.It is further to be noted that in the example shown the horseshoe 1 according to the invention has a constant width G, except at the location of a limited narrowing portion 26 at the ends 5 and 6 of the horseshoe 1.

Dit zal typisch het geval zijn bij hoefijzers 1 voor de voorpoten van een paard, de zogenaamde voorijzers zoals afgebeeld in de figuren 1 en 2.This will typically be the case with horseshoes 1 for the front legs of a horse, the so-called front bars as shown in Figures 1 and 2.

Deze constante breedte G bedraagt bijvoorbeeld typisch 20,5 mm, afhankelijk van de maat van het voorijzer, bijvoorbeeld 20,5 mm voor ijzers met nummer 5 en 6 en 21 mm voor ijzers met nummer 7, 71/2 en 8.This constant width G is, for example, typically 20.5 mm, depending on the size of the front iron, for example 20.5 mm for irons with numbers 5 and 6 and 21 mm for irons with numbers 7, 71/2 and 8.

Bij hoefijzers 1 voor de achterpoten van een paard, de zogenaamde achterijzers, is de breedte G doorgaans niet gelijk over gans de lengte van het hoefijzer. Zulk achterijzer is weergegeven in de figuren 8 en 9.With horseshoes 1 for the hind legs of a horse, the so-called rear irons, the width G is generally not the same over the entire length of the horseshoe. Such rear iron is shown in Figures 8 and 9.

Typisch zal zulk achterijzer bijvoorbeeld ongeveer eenzelfde breedte G hebben ter plaatse van het toongedeelte 2 als een voorijzer, bijvoorbeeld typisch 20 mm voor een ijzer met nummer 5 tot 7, respectievelijk 20,5 mm voor nummer 71/2 en 20,8 mm voor nummer 8, terwijl de breedte G van het achterijzer aan het uiteinde 5 van de tak 3 ietwat kleiner is, bijvoorbeeld typisch 19,5 mm voor ijzers met nummer 5 tot 71/2 en 19,8 mm voor een ijzer met nummer 8, en deze breedte G van het achterij zer aan het uiteinde 6 van de andere tak 4 ietwat groter is, bijvoorbeeld 20,5 à 21,3mm.Typically, such rear iron will, for example, have about the same width G at the tone portion 2 as a front iron, for example typically 20 mm for an iron with numbers 5 to 7, respectively 20.5 mm for numbers 71/2 and 20.8 mm for numbers 8, while the width G of the rear iron at the end 5 of the branch 3 is somewhat smaller, for example typically 19.5 mm for irons with numbers 5 to 71/2 and 19.8 mm for an iron with number 8, and this width G of the rear iron at the end 6 of the other branch 4 is somewhat larger, for example 20.5 to 21.3 mm.

Zulke achterijzers zijn asymmetrisch en er is een verschil tussen een achterijzer voor een linkse poot en een achterijzer voor een rechtse poot.Such rear bars are asymmetrical and there is a difference between a rear iron for a left leg and a rear iron for a right leg.

De figuren 8 en 9 tonen bij wijze van voorbeeld een achterijzer voor een linkse poot.Figures 8 and 9 show by way of example a rear iron for a left leg.

Het hoefijzer 1 is aan de buitenrand 10 van zijn toongedeelte 2 ook nog voorzien van een lip 27, die zich uitstrekt dwars op het draagvlak 8.The horseshoe 1 is also provided with a lip 27 on the outer edge 10 of its tone portion 2, which lip extends transversely of the bearing surface 8.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm van een hoefijzer 1 overeenkomstig de uitvinding, doch een hoefijzer 1 volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen en op verschillende manieren worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.The present invention is by no means limited to the embodiment of a horseshoe 1 according to the invention described as an example and shown in the figures, but a horseshoe 1 according to the invention can be realized in all shapes and sizes and in different ways without being outside the scope of the invention. invention.

Claims

A horseshoe (1) according to claim 3, characterized in that the groove sections (13, 14) in the branches (3, 4) are open at each of their two ends, in particular at the corresponding end (5) and (6, respectively) ), of the horseshoe (1), but also at the other end of the respective groove part (13, 14) adjacent to the tone part (2). The horseshoe (1) according to one of the preceding claims, characterized in that in the tone part (2) the reinforcement (21) forms a central part of the outer upright edge (11).

The horseshoe (1) according to claim 5, characterized in that the reinforcement (21) is directed essentially in the direction of height (EE ') of the outer upright edge (11) and extends from in the foot (22) to the top (17) from this outer raised edge (11).

The horseshoe (1) according to claim 6, characterized in that the reinforcement (21) in the raised edge (11) is provided with a thickening (23), in particular at the end of the reinforcement (21) in the foot (22) from the outer upright edge (11).

Horseshoe (1) according to one or more of the preceding claims, characterized in that the outer upright edge (11) has a constant height (B) over the entire outer edge (10) of the horseshoe (1) with the exception of a possible chamfer (19) towards the ends (5,6) of the horseshoe (1).

Horseshoe (1) according to one or more of the preceding claims, characterized in that the top height (A) of an inner upstanding edge (15, 16) is around 6 mm and the top height (B) of the outer upstanding edge (11) is around 10 mm.

The horseshoe (1) according to claim 9, characterized in that the top height (A) of an inner raised edge (15, 16) is 6.5 mm and the top height (B) of the outer raised edge (11) is 10.4 mm amounts. Horseshoe (1) according to one or more of the preceding claims, characterized in that an inner raised edge (15, 16) bounding a groove portion (13, 14) in a branch (3, 4) has a flank height (C) measured with respect to the bottom (20) of the groove, (12) which is only half or less of the flank height (D) of the outer upright edge (11) also measured with respect to the bottom (20) of the groove (12).

A horseshoe (1) according to claim 11, characterized in that said flank height (C) of the inner raised edge (15, 16) is approximately 2 mm, while said flank height (D) of the outer raised edge (15) 11) is approximately 6 mm.

Horseshoe (1) according to claim 12, characterized in that the flank height (C) of an inner raised edge (15.16) is 2.2 mm and the flank height (D) of the outer raised edge (11) is 6.1 mm amounts. Horseshoe (1) according to one or more of the preceding claims, characterized in that the horseshoe (1) is provided with a chamfer (24) towards the inner edge (9) of the horseshoe (1). The horseshoe (1) according to claim 14, characterized in that in the tone part (2) the chamfer (24) extends from the foot (22) of the outer upright edge (11) to the inner edge (9) of the horseshoe (1) and in the two branches (3,4) from the respective inner upstanding edge (15,16) up to the inner edge (9) of the horseshoe (1).

A horseshoe (1) according to claim 15, characterized in that the transition (25) between said chamfer (24) and an inner or outer upright edge (15, 16) is angular.

The horseshoe (1) according to one of claims 14 to 16, characterized in that the width of the chamfer (F) on the tone part (2) is approximately 60% of the total width (G) of the horseshoe (1).

Horseshoe (1) according to one of the preceding claims, characterized in that the width (H) of the outer upright edge (11) decreases from the tone section (2) to the ends (5, 6) of the horseshoe (1) while the width (I) of the groove portions (13, 14) is substantially constant over the length of the groove portions (13, 14) and the width (J) of the inner raised edges (15, 16) is also substantially constant along the length of the inner raised edges (15, 16).

The horseshoe (1) according to claim 18, characterized in that the width decrease of the outer upright edge (11) is around 25%.

A horseshoe (1) according to one or more of the preceding claims, characterized in that in the case of a so-called front iron intended for the front legs, the horseshoe (1) has a constant width (G), except for a limited narrowing portion (26) at the ends (5, 6) of the horseshoe (1).

A horseshoe (1) according to one or more of the preceding claims, characterized in that in the case of a so-called rear iron intended for the hind legs, the horseshoe (1) is not equal over the entire length of the horseshoe (1) wherein the width at one end (5) of one branch (3) is somewhat smaller than the width at the end (6) of the other branch (4).

A horseshoe (1) according to one or more of the preceding claims, characterized in that the horseshoe is provided with a lip (27) on the tone part.