BE1019781A3 - Werkwijze en inrichting voor het vereenvoudigen van elektrische installaties. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het vereenvoudigen van elektrische installaties

Elektrische installaties zijn de laatste jaren steeds complexer geworden, onder andere omwille van de introductie van software gestuurde domotica-elementen in gebouwen, zoals woningen of industriële gebouwen en ruimtes.

In de octrooiaanvrage op naam van Aanvraagster getiteld "Werkwij ze voor gebruik bij de installatie van een domoticasysteem, computermedium en computerprogramma", ingediend op dezelfde dag als de onderhavige aanvrage, wordt een werkwijze beschreven die toelaat aan een installateur om de werking van een automatisering of domoticasysteem te programmeren. De inhoud van deze aanvrage wordt hierbij geïncorporeerd door referentie. Volgens deze werkwijze kunnen bepaalde acties gedefinieerd worden om het gedrag van bepaalde toestellen van het domoticasysteem te koppelen aan bepaalde inkomende triggers of inputs. De programmatie gebeurt meestal rekening houdend met de behoeften van de bewoners. In het systeem van de hierboven gerefereerde aanvrage wordt onder andere software beschreven waarmee een schema van het gebouw kan ingevoerd worden waaraan verschillende input- en outputeenheden en geprogrammeerde acties daarvan toegevoegd kunnen worden. Dit zou ervoor moeten zorgen dat technici minder terughoudend zijn in het uitproberen van de brede waaier aan beschikbare functies, en dat ze relatief meer creativiteit aan de dag leggen. Het risico bestaat echter dat de vele intrinsieke functionaliteiten van deze software niet gebruikt worden en dat de relatief duurdere componenten geen substantiële verbetering opleveren ten opzichte van de klassieke elektrische systemen.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een inrichting en een werkwijze van het in de aanhef beschreven type te verschaffen die deze drempel voor de installateur nog kan verlagen.

Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt een inrichting verschaft voor het configureren van een programmeerbaar elektrisch systeem in een gebouw. Het elektrische systeem omvat ten minste één inputeenheid en ten minste één outputeenheid. De inrichting omvat ten minste één opslagmiddel met een bibliotheek van vooraf bepaalde acties. Deze bibliotheek kan zowel in het systeem zelf, als op bijvoorbeeld de PC van de installateur bewaard worden. Elke actie definieert een gedrag van één of meer outputeenheden in functie van een toestand van één of meer inputeenheden. Voor elke actie zijn een beschrijving daarvan en de daarmee geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden opgeslagen. De inrichting omvat verder een interactiemiddel dat ingericht is om een overzicht van ten minste een deel van de acties te communiceren aan een gebruiker, om een gebruiker één van de respectievelijke acties te laten selecteren, en om na selectie van een bepaalde actie door de gebruiker, de beschrijving daarvan te communiceren aan een gebruiker en hem als het ware te begeleiden in de keuzes die hij maakt of kan maken.

Door het voorzien van een dergelijke inrichting wordt in de praktijk verwacht dat dit kan leiden tot meer complexe domoticasysternen, die beter de verwachtingen van de bewoners van een gebouw kunnen inlossen.

In voorkeursuitvoeringsvormen, zijn de één of meerdere inputeenheden geassocieerd met schakelaars, touchscreen displays of sensoren. De sensoren kunnen bijvoorbeeld een temperatuursensor zijn, of een lichtsensor, of een (lucht)vochtigheidssensor, regensensor, luchtdruksensor, een bewegingssensor, of een sensor die specifieke toestanden van een functionele elektrische eenheid kan detecteren (bijvoorbeeld de status van een zonnewering die elektrisch in verschillende standen kan worden gebracht, of een aan/uit status van een eenvoudige elektrische schakelaar). Andere sensoren zijn ook mogelijk, zoals de vakman zal begrijpen.

In voorkeursuitvoeringsvormen zijn de outputeenheden geassocieerd met ventilators, lichtproducerende eenheden, motoren of beeldschermen. Andere annotaties zijn ook mogelijk, zoals erkend zal worden door de vakman. In typische domoticasystemen, waaronder het systeem geïncorporeerd in deze tekst door referentie hierboven, zijn de inputeenheden aangepast om te communiceren met één of meerdere centrale controle eenheden, centraal of decentraal in het systeem opgenomen, bijvoorbeeld over een databus, maar eventueel ook draadloos, en zijn de outputeenheden typisch via modules in een schakelkast of decentraal aanstuurbaar door de stroomtoevoer naar de betreffende outputeenheden. Deze modules in de schakelkast en/of decentrale modules kunnen eveneens communiceren met dezelfde centrale of decentrale controle eenheden. Een toestand van een inputeenheid wordt dus via één of meerdere controle eenheden op gepaste wij ze doorgegeven aan de module die verbonden is met een outputeenheid.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het interactiemiddel verder ingericht om de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden te communiceren aan de gebruiker, bij voorkeur door een visuele weergave daarvan. Het opslagmiddel kan verder een installatieplan opslaan en het interactiemiddel kan dan verder ingericht zijn om één of meer van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden selecteerbaar te maken voor een gebruiker. Naast het selecteren van de reeds aanwezige inputeenheden en outputeenheden, is het mogelijk om op het moment dat men de selectie wenst te maken, een nieuwe inputeenheid of outputeenheid aan te maken en toe te voegen. Nadien kunnen dan de eventueel geselecteerde één of meer input- en/of outputeenheden opgeslagen worden in het installatieplan.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het interactiemiddel verder ingericht om één of meer parameters van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en/of één of meer inputeenheden te communiceren aan de gebruiker. Het interactiemiddel is dan bij voorkeur verder ingericht om één of meer parameters van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en/of één of meer inputeenheden wijzigbaar te maken voor de gebruiker.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het interactiemiddel verder ingericht om één of meer acties voor te stellen aan de gebruiker die realiseerbaar zijn met de beschikbare één of meer inputeenheden en outputeenheden, waarbij de één of meer acties erop gericht zijn een energiegunstiger verbruik te realiseren. Verder kan het interactiemiddel op basis van de gegevens van het automatiseringsysteem de verwachte energiebesparing berekenen.

Wanneer men een "alles uit" knop definieert, waarbij alle verlichtingsarmaturen en elektrische toestellen uitgeschakeld worden, kan het systeem voorstellen om de aanwezige thermostatische kranen eveneens aan deze actie toe te voegen. Op die manier zal, bij activering van de "alles uit" knop de voorziene aansturing van de thermostatische kranen genegeerd worden en vervangen worden door parameters zoals ingegeven in de actie. Wanneer gegevens zoals de effectieve kostprijs van elektriciteit in het systeem aanwezig zijn, kan het interactiemiddel de energiebesparing berekenen en weergeven.

Verder kan een actie gekoppeld zijn aan een voorwaarde voor het uitvoeren van het gedefinieerde gedrag, en kan het interactiemiddel verder ingericht zijn om deze voorwaarde te communiceren aan de gebruiker, en in het bijzonder om deze voorwaarde wijzigbaar te maken voor de gebruiker. Wanneer de gebruiker op dit moment wijzigingen wil aanbrengen, zal hij enkel die inputeenheden en outputeenheden kunnen selecteren die voor deze actie mogelijk zijn. Opnieuw kan men op dat moment nieuwe inputeenheden en/of outputeenheden aanmaken, maar ook hier zullen enkel diegene aangemaakt kunnen worden die van toepassing kunnen zijn voor deze specifieke actie.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de voorwaarde activatiecondities die virtueel zijn. Onder 'virtueel' wordt begrepen dat het ingegeven signaal niet rechtstreeks overeenstemt met de werkelijke gebeurtenis, maar dat er een betekenis achter schuil gaat. Een voorbeeld hiervan kan zijn dat men wanneer de kinderen slapen wenst dat de deurbel niet meer zal rinkelen, maar dat de lichten knipperen in de woonkamer. Men kan dan een schakelaar of een knop op de schakelaar zodanig gaan programmeren dat wanneer de kinderen slapen, deze knop geactiveerd kan worden. De activering van deze knop is het virtueel weergeven van de conditie 'kinderen slapen' en bijgevolg zullen de mputeenheden en/of outputeenheden die verbonden werden met deze specifieke actie op een correcte manier aangestuurd worden.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvatten respectievelijke activatiecondities tijdscondities. Zo bestaan er diensten die een outputeenheid zoals bijvoorbeeld een thermostatische kraan kunnen aansturen in functie van het tijdstip van de dag. In voorkeursuitvoeringsvormen omvatten respectievelijke activatiecondities temperatuurscondities.

Zo bestaan er diensten die een outputeenheid zoals een thermostatische kraan kunnen aansturen in functie van de temperatuur van een deel van het gebouw, die ontvangen wordt van een inputeenheid als bijvoorbeeld een temperatuurssensor.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvatten respectievelijke activatiecondities aanwezigheidscondities. Deze aanwezigheidscondities kunnen al dan niet virtueel zijn.

In voorkeursuitvoeringsvormen is de inrichting ingericht om te communiceren met één of meerdere centrale of decentrale controle eenheden van een domoticasysteem.

In voorkeursuitvoeringsvormen is de inrichting ingericht om informatie betreffende de aanwezige inputeenheden en outputeenheden te ontvangen van dergelijke controle eenheden.

In voorkeursuitvoeringsvormen, omvat de inrichting verder een filtermiddel dat ingericht is om na te gaan of elk van de respectievelijke acties wel degelijk uitgevoerd kan worden met de beschikbare inputeenheden en outputeenheden, en is het ïnteractiemiddel ingericht om enkel de uitvoerbaar bevonden acties te communiceren naar de gebruiker, of om de gebruiker toe te laten om verder te beschouwen inputeenheden en/of outputeenheden toe te voegen.

In tweede aspect van de onderhavige uitvinding, wordt een werkwijze beschreven voor het configureren van een programmeerbaar elektrisch systeem in een gebouw, waarbij het elektrische systeem ten minste één outputeenheid en ten minste één inputeenheid omvat. De werkwijze omvat het raadplegen van een bibliotheek van vooraf bepaalde acties, waarbij elke actie een gedrag van één of meer outputeenheden definieert in functie van een toestand van één of meer inputeenheden, waarbij voor elke actie een beschrijving daarvan en de daarmee geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden zijn opgeslagen; het communiceren van tenminste een deel van de respectievelijke acties aan een gebruiker; het ontvangen van een selectie van de gebruiker uit het deel van de gecommuniceerde acties; en het op een beeldscherm weergeven van de beschrijving van de geselecteerde actie aan de gebruiker.

Een inputeenheid of outputeenheid kan respectievelijk één van de hierboven beschreven inputeenheden of outputeenheden zijn.

Volgens een voordelige uitvoeringsvorm worden de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden weergegeven aan de gebruiker, bij voorkeur op grafische wijze. Verder kan op voordelige wijze een installatieplan van het elektrisch systeem worden opgeslagen en kan één of meer van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden na selectie door een gebruiker opgeslagen worden in het installatieplan.

Volgens een verder ontwikkelde uitvoering kunnen één of meer parameters van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en/of één of meer inputeenheden weergegeven worden aan de gebruiker. Wanneer een actie verder gekoppeld is aan een voorwaarde voor het uitvoeren van het gedefinieerde gedrag, en kan deze voorwaarde ook weergegeven worden aan de gebruiker. Deze voorwaarde kan bijvoorbeeld tijdscondities en/of temperatuurscondities en/of aanwezigheidscondities en/ of de toestand van een bepaald outputmiddel en/of andere virtuele condities gebruiken.

In voorkeursuitvoeringsvormen omvat de werkwijze verder het communiceren met één of meerdere centrale of decentrale controle eenheden van een domoticasysteem. Hierbij kan informatie betreffende de aanwezige inputeenheden en outputeenheden van het domoticasysteem ontvangen worden.

In voorkeursuitvoeringsvormen, omvat de werkwijze verder het nagaan of elk van de respectievelijke acties wel degelijk uitgevoerd kan worden met de beschikbare inputeenheden en outputeenheden, gebaseerd op de respectievelijke informatie-elementen, en het communiceren van enkel de uitvoerbaar bevonden acties, of om de gebruiker toe te laten om verder te beschouwen inputeenheden en/of outputeenheden toe te voegen.

In een derde aspect van de onderhavige uitvinding, wordt een computer programma beschreven dat een codeermiddel omvat dat ingericht is om alle stappen van een uitvoeringsvorm van het tweede aspect uit te voeren, wanneer het gedraaid wordt op een computer.

Verdere aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. De eigenschappen van de volgconclusies, eigenschappen van een der volgconclusies en een der eigenschappen van andere volgconclusies kunnen samengevoegd worden en als geschikt worden beschouwd voor de vakman, en niet enkel in de specifieke combinaties zoals bepaald door de conclusies.

De beschrijving van de aspecten van de onderhavige uitvinding wordt volbracht door middel van specifieke uitvoeringsvormen en met verwijzing naar maar niet beperkt tot bepaalde tekeningen. De afgebeelde figuren zijn slechts schematisch en zouden als niet beperkend moeten worden beschouwd. VerwijzingsSymbolen zijn zodanig gekozen dat ze dezelfde zijn voor vergelijkbare of dezelfde elementen of eigenschappen in verschillende figuren of tekeningen.

In de beschrijving van bepaalde uitvoeringsvormen volgens de onderhavige uitvinding, zijn verschillende eigenschappen soms gegroepeerd in een enkele uitvoeringsvorm, figuur, of beschrijving daarvan met als doel bij te dragen tot het begrip van een of meer van de verschillende inventieve stappen.

Een voorbeeld volgens uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding wordt afgebeeld in figuur 1.

In Fig. 1 wordt een afbeelding op een interface van de inrichting met een installateur/gebruiker voorgesteld, zoals bijvoorbeeld een beeldscherm.

Zoals aangegeven wordt in de in deze tekst geïncorporeerde aanvrage, kan een installateur van een elektrische installatie, om een programmatie van de installatie uit te voeren, dit doen met behulp van een computerprogramma. De inrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding kan bijvoorbeeld een computer zijn. Deze computer omvat dan een software volgens aspecten van de onderhavige uitvinding. Bij voorkeur is het automatisering of domoticasysteem waarvoor de software is ontwikkeld een systeem waarin inputeenheden op de één of andere manier hun verandering van toestand naar een centrale controle-eenheid, bijvoorbeeld over een databus, datalijn of andere bekabelde verbinding, of over een draadloze interface, communiceren.

De controle-eenheid bepaalt welke acties hiermee getriggerd worden en stuurt bepaalde modules aan, om de overeenstemmende outputeenheden (bijvoorbeeld ventilator en lamp) van stroom te voorzien en bijgevolg aan te zetten.

Merk op dat de modules ook ingericht kunnen zijn om de stroom ook continue te regelen, bijvoorbeeld om de ventilatiesnelheid van een ventilator of de lichtintensiteit van een lamp te regelen.

De interface zoals afgebeeld op Fig. 1, communiceert met de gebruiker een lijst van mogelijke diensten (ook acties genoemd), door deze bijvoorbeeld af te beelden op een beeldscherm. Hiervoor wordt een bibliotheek geraadpleegd die de nodige informatie omvat. De bibliotheek is typisch vooraf bepaald in de software, en kan gewijzigd worden middels geschikte updates. De gebruiker kan dan, één van de diensten of acties selecteren en hierbij doorgeven dat hij daarover meer informatie wenst te ontvangen. Dit kan in voorkeursuitvoeringsvormen leiden tot het opvragen van respectievelijke informatie-elementen of een beschrijving en het afbeelden van deze informatie op het scherm. Dit kan bijvoorbeeld op een systematische manier gebeuren, waar aan de gebruiker verschillende selectie- of invulvelden wordt gepresenteerd. In het voorbeeld afgebeeld in Fig. 1 worden er verschillende bladen afgebeeld die diensten omvatten betreffende overeenstemmende onderwerpen, bijvoorbeeld lampen, zonnewering, verwarming andere. De gebruiker/installateur kan dan een onderwerp of categorie van diensten selecteren, bijvoorbeeld "lampen", in een eerste stap, waarna een aantal diensten, typisch veel voorkomende diensten, in de betreffende categorie worden afgebeeld (zie Fig. 2), en waarna de installateur één van de afgebeelde diensten selecteert.

Bij wijze van voorbeeld kan de installateur bijvoorbeeld de dienst (actie) kiezen die de installatie van een typische elektrische functionaliteit in een toilet aangeeft, aangegeven met de naam "licht en ventilator in een toilet". Na de selectie ervan wordt de beschrijving gecommuniceerd aan de installateur. Dit kan op verschillende manieren, die gekend zijn door de vakman. Zo kan bijvoorbeeld een pop-up scherm, tekstbalk of zelfs de visuele weergave verschijnen die aangeeft dat voor een dergelijke dienst tenminste één schakelaar 1, tenminste één verlichtingsinrichting 41, en tenminste één ventilator 42 aanwezig moeten zijn. Indien dit niet het geval is, kan de installateur de nodige inputeenheden of outputeenheden nog toevoegen. Hiervoor kan hij bijvoorbeeld interageren met de velden 2, 6 of 7 (zie Fig. 2). Indien dit wel het geval is, eventueel na deze toevoeging van inputeenheden of outputeenheden door de installateur, kan de installateur bijvoorbeeld ook nog de gelegenheid krijgen om bepaalde parameters te veranderen of in te geven. Dit kan bijvoorbeeld geschieden door interactie met de velden 5. De installateur krijgt de gelegenheid om de configuratie van een gekozen dienst te bevestigen en op te slaan in een configuratiebestand. Dit configuratiebestand kan dan vervolgens overgebracht worden naar een controle-eenheid van het domoticasysteem van het gebouw/de woning, dat aangepast is om het configuratiebestand te lezen en te gebruiken.

Indien het reële elektronische systeem overeenkomt met het systeem beschouwd in de software, zal de werking van het reële systeem hiermee overeenstemmen. In dit voorbeeld zal de schakelaar 1, bij het "aanzetten" (het in de eerste toestand ("aan" stand) brengen) van de schakelaar (de tweede toestand is dan de "uit" stand), zowel de ventilator als de lamp in het toilet aanzetten, waarbij bijvoorbeeld, indien de parameters niet gewijzigd werden/konden worden, de ventilator zal aangezet worden 10 seconden na het aanzetten van de schakelaar, en waarbij de ventilator nog 30 seconden zal doorlopen na het afzetten van de schakelaar.

Het zal geapprecieerd worden door de vakman dat de inrichting hem toelaat om veel complexere diensten te programmeren in het automatisering of domoticasysteem, met relatief beperkt tijdsverlies en met de garantie dat alles ook werkt zoals bedoeld werd.

Terwijl sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen sommige maar geen andere eigenschappen inbegrepen in andere uitvoeringsvormen omvatten, zijn combinaties of eigenschappen van verschillende uitvoeringsvormen bedoeld om zich binnen het bereik van de uitvinding te bevinden, en verschillende uitvoeringsvormen te vormen, zoals begrepen zou worden door vakman.

Terwij1 de beginselen van de uitvinding hierboven beschreven zijn in verband met specifieke uitvoeringsvormen, moet het duidelijk begrepen worden dat deze beschrijving slechts gemaakt is bij wijze van voorbeeld, en niet beperkend is voor het bereik van bescherming die bepaald is door de toegevoegde conclusies.

Claims (29)

1. Inrichting voor gebruik bij het configureren van een programmeerbaar elektrisch systeem in een gebouw, het elektrische systeem omvattende ten minste één outputeenheid en ten minste één inputeenheid, omvattende een opslagmiddel omvattende een bibliotheek van vooraf bepaalde acties, waarbij elke actie een gedrag van één of meer outputeenheden definieert in functie van een toestand van één of meer inputeenheden, waarbij voor elke actie een beschrijving daarvan en de daarmee geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden zijn opgeslagen; een interactiemiddel dat ingericht is om een overzicht van tenminste een deel van de acties te communiceren aan een gebruiker, om een gebruiker één van de respectievelijke acties te laten selecteren, en om na selectie van een bepaalde actie door de gebruiker, de beschrijving daarvan te communiceren aan een gebruiker.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het interactiemiddel verder ingericht is om de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden te communiceren, bij voorkeur visueel weer te geven, aan de gebruiker.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat op het opslagmiddel verder een installatieplan is opgeslagen en dat het interactiemiddel verder ingericht is om één of. meer van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden selecteerbaar te maken voor een gebruiker, en om de eventueel geselecteerde één of meer input- en/of outputeenheden op te slaan in het installatieplan.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het interactiemiddel verder is ingericht om één of meer parameters van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en/of één of meer inputeenheden te communiceren aan de gebruiker.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het interactiemiddel verder is ingericht om één of meer parameters van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en/of één of meer inputeenheden wijzigbaar te maken voor de gebruiker.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het interactiemiddel verder is ingericht om één of meer acties voor te stellen aan de gebruiker die realiseerbaar zijn met de beschikbare één of meer inputeenheden en outputeenheden, waarbij de één of meer acties erop gericht zijn een energiegunstiger verbruik te realiseren.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het interactiemiddel verder is ingericht om op basis van gegevens van het automatiseringsysteem de verwachte energiebesparing te berekenen.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een actie verder gekoppeld kan worden aan een voorwaarde voor het uitvoeren van het gedefinieerde gedrag, en dat het interactiemiddel verder is ingericht om deze voorwaarde te communiceren aan de gebruiker.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het interactiemiddel verder is ingericht om deze voorwaarde wijzigbaar te maken voor de gebruiker.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarin de voorwarde één of meer van de volgende omvat: tijdscondities, temperatuurscondities, aanwezigheidscondities, virtuele condities.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin een inputeenheid geassocieerd is met één van de volgende elementen: een schakelaar, een sensor, een touch screen, een smartphone.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarin een outputeenheid geassocieerd is met één van de volgende elementen: een ventilators, een lichtproducerende eenheden, een motoren, een beeldscherm, een elektrisch gestuurde kranen.

13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, die ingericht is om te communiceren met één of meerdere controle eenheden van een automatisering of domoticasysteem.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarin de inrichting ingericht is om informatie betreffende de in het automatisering of domoticasysteem aanwezige inputeenheden en outputeenheden te ontvangen.

15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin de inrichting verder een filtermiddel omvat dat ingericht is om na te gaan of elk van de acties uitgevoerd kan worden met bepaalde beschikbare inputeenheden en outputeenheden, en waarin het interactiemiddel ingericht is om enkel de uitvoerbaar bevonden acties te communiceren naar de gebruiker.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarin het filtermiddel verder is ingericht om na te gaan welke van de benodigde inputeenheden en/of outputeenheden niet aanwezig is voor een bepaalde actie, en waarin het interactiemiddel ingericht is om enkel de afwezige eenheden te communiceren naar de gebruiker.

17. Werkwijze voor het configureren van een programmeerbaar elektrisch systeem in een gebouw, het elektrische systeem omvattende ten minste één outputeenheid en ten minste één inputeenheid, omvattende het raadplegen van een bibliotheek van vooraf bepaalde acties, waarbij elke actie een gedrag van één of meer outputeenheden definieert in functie van een toestand van één of meer inputeenheden, waarbij voor elke actie een beschrijving daarvan en de daarmee geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden zijn opgeslagen; het communiceren van tenminste een deel van de respectievelijke acties aan een gebruiker; het ontvangen van een selectie van de gebruiker uit het deel van de gecommuniceerde acties; het op een beeldscherm weergeven van de beschrijving van de geselecteerde actie aan de gebruiker.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden weergegeven worden aan de gebruiker, bij voorkeur visueel weergegeven worden aan de gebruiker.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat een installatieplan van het elektrisch systeem wordt opgeslagen en dat één of meer van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en één of meer inputeenheden na selectie door een gebruiker opgeslagen worden in het installatieplan.

20. Werkwijze volgens één der conclusies 17-19, met het kenmerk, dat één of meer parameters van de met de actie geassocieerde één of meer outputeenheden en/of één of meer inputeenheden weergegeven worden aan de gebruiker.

21. Werkwijze volgens één der conclusies 17-20, met het kenmerk, dat een actie verder gekoppeld kan worden aan een voorwaarde voor het uitvoeren van het gedefinieerde gedrag, en dat deze voorwaarde weergegeven wordt aan de gebruiker.

22. Werkwijze volgens conclusie 21, waarin de voorwarde één of meer van de volgende omvat: tijdscondities, temperatuurscondities, aanwezigheidscondities, virtuele condities.

23. Werkwijze volgens één der conclusies 17-22, waarin een inputeenheid geassocieerd is met één van de volgende elementen: een schakelaar, een sensor, een touch screen, een smartphone.

24. Werkwijze volgens één der conclusies 17-23, waarin een outputeenheid geassocieerd is met één van de volgende elementen: een ventilators, een lichtproducerende eenheden, een motoren, een beeldscherm, een elektrisch gestuurde kranen.

25. Werkwijze volgens één der conclusies 17-24, verder omvattende het communiceren met één of meerdere controle eenheden van een automatisering of domoticasysteem.

26. Werkwijze volgens conclusie 25, verder omvattende het ontvangen van informatie betreffende de aanwezige inputeenheden en outputeenheden van het domoticasysteem.

27. Werkwijze volgens een der conclusies 17-26, verder omvattende het nagaan of elk van de respectievelijke acties uitgevoerd kan worden met bepaalde beschikbare inputeenheden en outputeenheden, en het communiceren van enkel de uitvoerbaar bevonden acties.

28. Werkwijze volgens conclusie 27, verder omvattende het nagaan of alle benodigde inputeenheden en/of outputeenheden aanwezig zijn voor een bepaalde actie, en het communiceren van de afwezige eenheden.

29. Computerprogramma dat een computer programma code middel omvat dat aangepast is om de stappen van één der conclusies 15-25 uit te voeren wanneer het programma gedraaid wordt op een computer.