BE1019405A3 - Luikenkapsysteem met in lengte instelbare scheepsluiken. - Google Patents

Luikenkapsysteem met in lengte instelbare scheepsluiken. Download PDF

Info

Publication number
BE1019405A3
BE1019405A3 BE2011/0397A BE201100397A BE1019405A3 BE 1019405 A3 BE1019405 A3 BE 1019405A3 BE 2011/0397 A BE2011/0397 A BE 2011/0397A BE 201100397 A BE201100397 A BE 201100397A BE 1019405 A3 BE1019405 A3 BE 1019405A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
hatch
ship
cover system
hatches
plate
Prior art date
Application number
BE2011/0397A
Other languages
English (en)
Inventor
Arthur G M Baeck
Original Assignee
Baeck Marine
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=44640903&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=BE1019405(A3) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Baeck Marine filed Critical Baeck Marine
Priority to BE2011/0397A priority Critical patent/BE1019405A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1019405A3 publication Critical patent/BE1019405A3/nl
Priority to NL2009030A priority patent/NL2009030C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B63SHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; RELATED EQUIPMENT
    • B63BSHIPS OR OTHER WATERBORNE VESSELS; EQUIPMENT FOR SHIPPING 
    • B63B19/00Arrangements or adaptations of ports, doors, windows, port-holes, or other openings or covers
    • B63B19/12Hatches; Hatchways
    • B63B19/14Hatch covers

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Ocean & Marine Engineering (AREA)
  • Ship Loading And Unloading (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)

Abstract

Het luikenkapsysteem bevat meerdere in lengte instelbare scheepsluiken (2) die elk gevormd worden door een hoofdgedeelte (3) dat aan ten minste één uiteinde voorzien is van een ten opzichte van het hoofdgedeelte verschuifbaar eindgedeelte (4). De eindgedeelten zijn bovenaan voorzien van ten minste één uitsteeksel (16) waarop een borgklep (17) scharnierend gemonteerd is. Het luikenkapsysteem bevat een werktuig (24) voor het wijzigen van de lengte van elk van genoemde scheepsluiken (2). Dit voertuig (24) heeft ten minste twee van elkaar weg en naar elkaar toe verplaatsbare klauwen (25,26) die voorzien zijn om aan te grijpen op het uitsteeksel voor de borgklep en een daartegenover, op het hoofdgedeelte voorziene aanslag (12,31). De in lengte instelbare luiken kunnen aldus eenvoudig uitgevoerd worden.

Description

"Luikenkapsvsteem met in lengte instelbare scheepsluiken"
De huidige uitvinding heeft betrekking op een luikenkapsysteem voor het afdekken van een tot een scheepsruim toegang gevende ruimopening die voorzien is van een luikhoofd met twee tegenover elkaar gelegen dennebomen. Het luikenkapsysteem bevat meerdere in lengte instelbare scheepsluiken die elk gevormd worden door een hoofdgedeelte dat aan ten minste één uiteinde voorzien is van een ten opzichte van het hoofdgedeelte verschuifbaar eindgedeelte. Deze eindgedeelten vertonen onderaan een draagvlak dat voorzien is om op één van genoemde dennebomen te rusten zodanig dat het eindgedeelte van het scheepsluik zich tot op een afstand voorbij de respectievelijke denneboom uitstrekt. Bovenaan zijn de eindgedeelten van de scheepsluiken voorzien van ten minste één uitsteeksel voor het vastleggen van het luik op de denneboom, waarbij op dat uitsteeksel meestal een borgklep scharnierend gemonteerd is. De scheepsluiken van het luikenkapsysteem bevatten elk verder instelmiddelen waarmee de eindgedeelten van de scheepsluiken met de hoofdgedeelten daarvan verbonden zijn en die toelaten om de lengte van de scheepluiken in te stellen. Deze instelmiddelen bevatten ten minste geleidingsmiddelen voor het geleiden van de eindgedeelten van de scheepluiken ten opzichte van de hoofdgedeelten daarvan bij het instellen van de lengte van de scheepsluiken.
Sinds het midden van de jaren negentig is er in Europa nieuwe wetgeving van kracht die voor de veiligheid van de schipper minimale waarden voor de vrije breedte van een gangboord van een schip vastlegt. Na de invoering daarvan werden luikenkapsystemen met in lengte instelbare scheepsluiken toegepast, meer bepaald op binnenschepen. Dergelijke in lengte instelbare scheepsluiken zijn vereist indien men zowel de breedte van de ruimopening als de vrije gangboordbreedte maximaal wenst te houden, en dit voor een vastliggende buitenafmeting van het schip. Voor het transport van bijvoorbeeld containers, die doorheen de ruimopening tot boven het dek uitsteken, moet die ruimopening uiteraard een bepaalde minimale breedte hebben (om bijvoorbeeld vier rijen containers te kunnen stapelen). In de praktijk is het dan essentieel gebleken dat de luiken die nodig zijn wanneer men met datzelfde schip een droge lading wenst te transporteren, dan nagenoeg niet over de dennebomen mogen oversteken om de voor de veiligheid vereiste minimale vrije gangboordbreedte te behouden. De op dergelijke schepen aangebrachte scheepsluiken moeten dus in lengte instelbaar zijn aangezien de breedte van de ruimopening van het schip enkele centimeter kan veranderen, in het bijzonder bij het laden en het lossen van het schip. Bij het laden van het schip neemt de breedte van de luikopening doorgaans af doordat het schip “knijpt”. Indien de scheepsluiken dan niet korter gemaakt worden, steken zij hierdoor verder over de dennebomen uit en verkleinen aldus de vrije gangboordbreedte. Om dit te vermijden moet de lengte van de luiken dus aanpasbaar zijn aan de variërende afstand tussen de dennebomen van een schip.
Het is algemeen bekend dat, om een niet-elastisch voorwerp in lengte te veranderen, het minimum uit twee delen moet bestaan die in verschillende posities aan elkaar bevestigd kunnen worden. In de scheepvaartwereld is het bekend dat de firma ABBS Alu BV dit algemeen bekend principe in 1998 toepaste op een scheepsluik en voor deze bepaalde vorm van toepassing een goedkeuring verkreeg van de Nederlandse Scheepvaart Inspectiedienst (S.I.).
Dit bekende, in lengte verstelbare ABBS-scheepsluik, bestaat uit een trapezium-golfvormig geplooide plaat met een aantal goten (ook het “dal” van de trapeziumvorm genoemd). Aan één of aan de twee uiteinden van deze trapezium-golfvormige plaat wordt tegen de onderzijde een plaat met een naar onder omgeplooide rand bevestigd. De bevestiging gebeurt d.m.v. bouten doorheen een sleuf in de bodem van twee of meer van genoemde goten.
Het ABBS-luik omvat geen middelen waarmede een relatieve verplaatsing kan veroorzaakt worden van de eindgedeelten t.o.v. het hoofdgedeelte. Dergelijke middelen maken dus geen onderdeel uit van het ABBS-luik. Om het ABBS-luik in te stellen of te verstellen tot een bepaalde gewenste lengte, zet men de voornoemde bevestigingsbouten los, zonder deze geheel te verwijderen, veroorzaakt men een relatieve verplaatsing van het of de eindgedeelte(n) met niet nader bepaalde middelen en zet men de voornoemde bevestigingsbouten terug vast bij het bereiken van de gewenste lengte.
Uit de praktijk is nog een ander, in lengte verstelbaar scheepsluik bekend dat overeenkomt met de specifieke uitvoeringsvorm die momenteel nog door het Belgisch octrooi nr. 1013343 en het daarmee overeenstemmend Europees octrooi nr. 1132290 ten name van Blommaert BVBA beschermd wordt en die in het bijzonder in figuren 4 tot 11 daarvan weergegeven zijn. Dit in de praktijk toegepaste, in lengte regelbaar luik is vervaardigd uit aluminium en wordt gevormd door een hoofdgedeelte met daaronder, aan beide uiteinden, een verschuifbaar eindgedeelte. Deze verschuifbare eindgedeelten zijn in de praktijk voorzien van verbindingsmiddelen, tussen het hoofdgedeelte en de verschuifbare eindgedeelten, die, ten eerste, uit geleidingsmiddelen bestaan. Deze geleidingsmiddelen bestaan, per luik met een breedte van ± 366 cm, enerzijds uit een aantal tanden, gelast onderaan de eindgedeelten, die passend in U-vormige kokers glijden, onderaan het hoofdgedeelte gelast. Zolang de tanden in de U-vormige kokers zitten, vormen deze tanden een verbinding tussen de eindgedeelten en het hoofdgedeelte van het luik. Anderzijds worden de geleidingsmiddelen gevormd door twaalf lange, ronde, draadloze inox pennen of staven (zes aan ieder uiteinde van het luik). Deze pennen of staven geleiden via op de hoofd- en eindgedeelten gelaste alu nokken of uitsteeksels voorzien van gaten. Ten tweede, is elk van de verschuifbare eindgedeelten permanent verbonden met de plaat door middel van regelmiddelen. Deze regelmiddelen bestaan per luik uit vier zware, lange, inox bouten die aangebracht zijn, twee aan weerszijden van het luik, doorheen, bovenop de verschuifbare eindgedeelten gelaste en van gaten voorziene, alu nokken of uitsteeksels en doorheen schroefdraadgaten in profielen, aangebracht onder het hoofdgedeelte.
Ter plaatse van de uitsteeksels op de eindgedeelten zijn deze bouten voorzien van een borgring zodanig dat, bij het vastschroeven van de bouten, de eindgedeelten naar de hoofdgedeelten van het hoofdgedeelte getrokken worden en dat omgekeerd, bij het losschroeven van de bouten, de eindgedeelten van het hoofdgedeelte van het luik weggetrokken worden.
Met dit soort van regelmiddelen die de eindgedeelten permanent verbinden met het hoofdgedeelte is het mogelijk om bvb. met behulp van een sleutel en mankracht de bouten in of uit te draaien en alzo een relatieve verplaatsing van de eindgedeelten ten opzichte van het hoofdgedeelte teweeg te brengen. Van zodra het draaien en bijgevolg de relatieve schuif- of verplaatsingsbeweging ophoudt, fungeren deze bouten als middel om de eindgedeelten vast te houden op de gewenste ten opzichte van het hoofdgedeelte van het luik.
Een nadeel van de regelmiddelen op dit bekende luik is dat ze de kostprijs van de luiken aanzienlijk verhogen. Per luik worden in de praktijk immers vier van dergelijke regelmiddelen toegepast. Door het feit dat de luiken aan weer en wind blootstaan, en soms zelfs in aanraking komen met zout zeewater, moeten deze regelmiddelen verder uit een roestvast materiaal, in het bijzonder uit roestvast staal, vervaardigd worden zo niet zal de goede werking daarvan door roestvorming in gedrang komen of zal een regelmatig onderhoud vereist zijn.
Een verder nadeel is dat de luikdelen enkel door de regelen geleidingsmiddelen met elkaar verbonden zijn waardoor de U-vormige geleidingen onderaan de luiken niet voldoende zijn om de luikdelen voldoende stevig met elkaar te verbinden. In de praktijk is het bekende luik, zoals hierboven aangegeven, nog voorzien van extra geleidingsmiddelen die gevormd worden door roestvaste stalen pennen die elk op een uitsteeksel bovenop het eindgedeelte bevestigd zijn en die in gaten in het hoofdgedeelte geleid zijn. Gezien de kostprijs van de roestvaste pennen en van de roestvaste bouten, en gezien de extra hoeveelheid laswerk die het bevestigen daarvan met zich meebrengt, hebben de regelmiddelen en geleidingsmiddelen die op het bekende luik voorzien worden een aanzienlijk effect op de kostprijs van het luik. Zoals hierboven uiteengezet worden, naast de tanden en U-vormige geleidingskokers, in de bekende luiken, per luik, immers nog vier draadstangen en twaalf geleidingsstaven voorzien, hetgeen voor een luikenkap van bijvoorbeeld 29 luiken een belangrijk aantal stuks zijn. Niet alleen het laswerk zelf, maar ook de materiaalverzwakking die daardoor veroorzaakt wordt, zijn belangrijke nadelen. Bovendien zijn al die uitsteeksels en stangen en staven niet zo esthetisch.
Een verder belangrijk nadeel van al de uitsteeksels die bovenop de eindgedeelten van het luik voor de regelmiddelen (roestvaste bouten) als voor de geleidingsmiddelen (roestvaste pennen) voorzien worden, is verder dat deze, naast de twee uitsteeksels die daarop reeds voor de borgkleppen voorzien zijn, een bijkomende hinder vormen voor de personen die door de gangboord lopen. De eindgedeelten van de luiken bevinden zich immers doorgaans ongeveer op ellebooghoogte zodanig dat, door de toch wel beperkte breedte van een gangboord, het risico reëel is dat men met zijn elleboog tegen die uitsteeksels zal stoten of dat men, door dit risico, geneigd zal zijn om meer aan de buitenkant van de gangboord te lopen.
De uitvinding heeft dan ook tot doel een nieuw luikenkapsysteem te verschaffen waarin de in lengte instelbare scheepluiken niet van regelmiddelen voorzien dienen te zijn om deze scheepsluiken in lengte in te kunnen stellen, in het bijzonder zonder dat deze opgelicht dienen te worden, en waarin op de eindgedeelten van deze scheepsluiken bijgevolg ook geen uitsteeksels voor dergelijke regelmiddelen voorzien dienen te worden.
Tot dit doel is het luikenkapsysteem volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat de instelmiddelen niet alleen geleidingsmiddelen maar verder ook loszetbare klemmiddelen bevatten voor het tegen de onderzijde van de hoofdgedeelten van de scheepsluiken door vastklemmen bevestigen van de eindgedeelten daarvan en dat het luikenkapsysteem verder ten minste één werktuig bevat voor het wijzigen van de lengte van elk van genoemde scheepsluiken, welk werktuig ten minste twee van elkaar weg en naar elkaar toe verplaatsbare klauwen bevat, waarbij op elk van genoemde scheepsluiken tegenover genoemd uitsteeksel voor het op de denneboom vastleggen van het scheepsluik ten minste één aanslag op het hoofdgedeelte van het scheepsluik voorzien is waarop één van de klauwen van genoemd werktuig kan ingrijpen terwijl een andere klauw van genoemd werktuig op genoemd uitsteeksel ingrijpt om aldus met genoemd werktuig de eindgedeelten van de verschillende scheepsluiken van het luikenkapsysteem ten opzichte van de hoofdgedeelten daarvan te kunnen doen verschuiven om de lengte van de scheepsluiken te wijzigen.
In tegenstelling tot de bekende in lengte instelbare, van regelmiddelen voorziene scheepsluiken zijn op de scheepsluiken volgens de huidige uitvinding geen regelmiddelen nodig die de eindgedeelten van het luik permanent met de hoofdgedeelten verbinden om de eindgedeelten op hun plaats te houden. Dit laatste gebeurt immers door de loszetbare klemmiddelen die bijvoorbeeld gevormd worden door een bout die het eindgedeelte van het luik tegen het hoofdgedeelte drukt. In het instelbaar luikenkapsysteem volgens de uitvinding gebeurt de instelling van de lengte van elk van de luiken door middel van genoemd werktuig zodanig dat deze instelling kan gebeuren zonder dat men het luik dient op te lichten en zodanig dat hiervoor ook geen regelmiddelen op de luiken vereist zijn. In het luikenkapsysteem volgens de uitvinding kunnen deze relatief dure en onderhoudsonvriendelijke regelmiddelen aldus weggelaten worden en kunnen aldus ook de daarvoor vereiste laswerken achterwege gelaten worden. Ook de uitsteeksels die voor deze regelmiddelen bovenop de eindgedeelten van de luiken voorzien worden kunnen in de luiken volgens de uitvinding weggelaten worden terwijl de lengte van de scheepsluiken toch instelbaar blijft vanaf de gangboord, en dit zonder dat men de luiken dient op te lichten. De klauwen van het werktuig dat gebruikt wordt om de lengte van de luiken aan te passen, grijpen immers aan op de uitsteeksels die sowieso reeds bovenop de eindgedeelten van de luiken voor het vastleggen daarvan voorzien zijn, meer bepaald voor het scharnierend op het luik monteren van de borgkleppen. Op elk van deze eindgedeelten dienen dus, afhankelijk van de breedte van het luik, in totaal slechts één of twee uitsteeksels (het kunnen er ook meer zijn) voorzien te worden, hetgeen aldus het risico op ongevallen of kwetsuren vermindert.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van het luikenkapsysteem volgens de uitvinding worden de hoofdgedeelten van de scheepsluiken ten minste gedeeltelijk gevormd door ten minste één plaat die geplooid is ter vorming van ten minste één goot tussen twee hoger gelegen gedeelten.
Bij voorkeur worden ook de eindgedeelten van de scheepsluiken ten minste gedeeltelijk gevormd door een plaat die met haar bovenzijde ter plaatse van genoemde goot tegen de onderzijde van de plaat van het hoofdgedeelte bevestigd is.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van het luikenkapsysteem volgens de uitvinding bevinden genoemde klemmiddelen zich ter plaatse van genoemde goot om de plaat van het eindgedeelte ter plaatse van deze goot met haar bovenzijde tegen de onderzijde van de plaat van het hoofdgedeelte vast te klemmen, welke klemmiddelen bij voorkeur ten minste één bout bevatten. Op deze manier kan met de klemmiddelen op een eenvoudige manier een doeltreffende en betrouwbare verbinding tussen de eindgedeelten en de hoofdgedeelten van de luiken gerealiseerd worden.
In een verdere bijzondere uitvoeringsvorm van het luikenkapsysteem volgens de uitvinding bevinden genoemde geleidingsmiddelen zich ter plaatse van genoemde goot, waarbij deze geleidingsmiddelen ten minste één gleuf in hetzij de plaat van het eindgedeelte, hetzij in de plaat van het hoofdgedeelte bevatten. Op deze manier kunnen de geleidingsmiddelen op een eenvoudige manier uitgevoerd worden.
Bij voorkeur bevatten genoemde klemmiddelen ten minste één bout die deel uitmaakt van genoemde geleidingsmiddelen en die zich doorheen genoemde gleuf uitstrekt. Op deze manier kunnen zowel de geleidingsmiddelen als de klemmiddelen eenvoudig en betrouwbaar uitgevoerd worden.
In een voordelige uitvoeringsvorm van het luikenkapsysteem volgens de uitvinding bevat genoemd werktuig een schroefspil voor het van elkaar weg en naar elkaar toe verplaatsen van genoemde klauwen. Met een dergelijke schroefspil kunnen grote krachten op het luik uitgeoefend worden zodanig dat de lengte van het luik op een eenvoudige manier aangepast kan worden. Eventueel kan het verdraaien van de schroefspil en dus de aanpassing van de lengte van het luik snel en nagenoeg zonder mankracht gebeuren door de schroefspil van het werktuig bijvoorbeeld elektrisch of pneumatisch te doen draaien.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een instelbaar scheepsluik voor een luikenkapsysteem volgens de uitvinding en verder nog op een werkwijze voor het instellen van de lengte van de scheepsluiken van een dergelijk luikenkapsysteem. Deze werkwijze is daardoor gekenmerkt dat men de klemmiddelen van het in lengte in te stellen scheepsluik loszet, men genoemd werktuig op het scheepsluik plaatst, men met dit werktuig genoemd uitsteeksel voor het op de denneboom vastleggen van het scheepsluik en genoemde aanslag op het hoofdgedeelte van het scheepsluik naar elkaar toe of van elkaar weg doet bewegen ten einde de lengte van het scheepluik te wijzigen en men vervolgens genoemde klemmiddelen terug vastzet en het werktuig van het scheepsluik afneemt.
Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een luikenkapsysteem volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt evenwel slechts als voorbeeld gegeven en is niet bedoeld om de beschermingsomvang, zoals bepaald door de conclusies, te beperken. De in de beschrijving aangegeven verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgevoegde tekeningen waarin:
Figuur 1 een bovenaanzicht weergeeft op één van beide uiteinden van een scheepsluik volgens de uitvinding;
Figuur 2 op grotere schaal een bovenaanzicht weergeeft op een deel van het uiteinde van het scheepsluik volgens figuur 1, namelijk ter plaatse van de borgklep, waarbij op het uitsteeksel waarop de borgklep gemonteerd is een werktuig voor het aanpassen van de lengte van het luik aangebracht is;
Figuren 3 en 4 een doorsnede doorheen het uiteinde van het luik en het bovenste deel van de denneboom weergeven, meer bepaald een doorsnede volgens pijlen lll-lll en respectievelijk IV-IV aangeduid in figuur 2;
Figuur 5 een gedeeltelijk vooraanzicht weergeeft op het luik weergegeven in de voorgaande figuren met het daarop geplaatste werktuig voor het aanpassen van de lengte van dit luik;
Figuur 6 op grotere schaal een perspectiefzicht weergeeft op dit werktuig uit het luikenkapsysteem volgens de uitvinding; en
Figuur 7 eenzelfde zicht weergeeft als figuur 6 doch dit op een variante uitvoeringsvorm van het werktuig toegepast in het luikenkapsysteem volgens de uitvinding.
De uitvinding heeft betrekking op een luikenkapsysteem voor het afdekken van een tot een scheepsruim toegang gevende ruimopening. Deze ruimopening is voorzien van een luikhoofd met twee tegenover elkaar gelegen dennebomen 1 waarop het luikenkapsysteem , aangebracht wordt. Het luikenkapsysteem volgens de uitvinding vindt hoofdzakelijk toepassing bij binnenschepen waarbij aan de buitenzijde van de dennebomen nog een gangboord voorzien is.
Binnenschepen hebben een bepaalde buitenafmeting (breedte) die vast ligt doordat deze bepaald wordt door de sluizen en dergelijke die zij dienen te passeren. Een courante breedte van binnenschepen is bijvoorbeeld 11,45 m. Volgens de bestaande veiligheidswetgeving dient de gangboord bovenaan, vanaf een hoogte van 0,9 m, een vrije breedte van minimaal 0,65 m te hebben. Voor een schip met een breedte van bijvoorbeeld 11,45 m, en met dennebomen 1 met een dikte van 0,025 m, is de breedte van de ruimopening dus maximaal 10,10 m, hetgeen juist genoeg is voor vier rijen containers. Wanneer men op een dergelijke ruimopening klassieke scheepsluiken, met een vaste lengte, wenst aan te brengen, dient de ruimopening nog ietwat kleiner gemaakt te worden en mogen de luiken slechts minimaal over de dennebomen uitsteken.
Zoals hierboven reeds beschreven, varieert de breedte van de ruimopening van een schip echter, in het bijzonder bij het laden en het lossen van het schip. Om de minimale oversteek van de scheepsluiken mogelijk te maken, dienen deze scheepsluiken in lengte instelbaar te zijn.
Het luikenkapsysteem volgens de uitvinding bevat aldus meerdere in lengte instelbare scheepsluiken 2. Deze scheepsluiken 2 worden elk gevormd door een hoofdgedeelte 3 dat aan ten minste één uiteinde (bij voorkeur aan beide uiteinden) voorzien is van een ten opzichte van dit hoofdgedeelte 3 verschuifbaar eindgedeelte 4. De eindgedeelten vertonen onderaan een draagvlak 5 waarmee de luiken 2 op de dennebomen 1 rusten. De scheepsluiken 2 bevatten verder instelmiddelen waarmee de eindgedeelten 4 tegen de onderzijde van de hoofdgedeelten 3 van de luiken 2 bevestigd zijn. Deze instelmiddelen bevatten geleidingsmiddelen voor het geleiden van het respectievelijke eindgedeelte 4 van het luik ten opzichte van het hoofdgedeelte 3 daarvan bij het instellen van de lengte van het luik en verder loszetbare klemmiddelen voor het tegen de onderzijde van de hoofdgedeelte 3 van het luik 2 vastklemmen van het respectievelijke eindgedeelte 4 daarvan.
Het hoofdgedeelte 3 van het scheepsluik 2 weergegeven in de figuren wordt grotendeels gevormd door ten minste een plaat 6 die geplooid is ter vorming van twee (binnen)goten 7 die elk tussen twee hoger gelegen gedeelten gelegen zijn. Aan de buitenzijden vormt de plaat 6 nog twee buitengoten 8 zodanig dat twee naast elkaar gelegen luiken zich met deze buitengoten 8 gedeeltelijk kunnen overlappen. In de praktijk kunnen voor de constructie van het hoofdgedeelte van het luik bijvoorbeeld drie platen met een werkende breedte van 1,2 m gebruikt worden (om een luik met een totale breedte van 3,6 m te bekomen).
Aan de uiteinden van het hoofdgedeelte 3 van het luik is tussen de goten 7 en 8, onder de hoger gelegen gedeelten, een dwarsprofiel 9 aangebracht. Dit dwarsprofiel 9 is bij voorkeur geëxtrudeerd en heeft een onderzijde die zich op dezelfde hoogte als de onderzijde van de goten 7 en 8 bevindt. Eventueel kan de onderzijde van het dwarsprofiel 9 voorzien zijn van een dichting 10 die tegen de bovenzijde van het verschuifbare eindgedeelte 4 aansluit. Aan de voorzijde heeft het dwarsprofiel 9 een groef 11 waarmee het over de vrije rand van de plaat 6 van het hoofdgedeelte 3 geschoven is. Achteraan is het dwarsprofiel 9 tegen de onderzijde van deze plaat 6 vastgelast. Vooraan is het dwarsprofiel 9 verder nog van een opstaande dwarsrand 12 voorzien die aan de voorzijde van de hoger gelegen gedeelten van het hoofdgedeelte 3 van het luik naar onder toe uitsteekt.
Ook de eindgedeelten 4 van het in de figuren weergegeven luik 2 worden grotendeels gevormd door een plaat 13. Aan de voorzijde van het luik 3 heeft deze plaat 13 een naar onder omgeplooide rand 14 waarmee het luik 2 tegen de denneboom 1 aanligt. Aan de achterzijde van de plaat 13 is een hol of een vol versterkingsprofiel 15 aan deze plaat vastgelast. Eventueel zou de plaat van het eindgedeelte en het versterkingsprofiel daarvan ook uit één stuk vervaardigd kunnen worden, bijvoorbeeld door plooien of bij voorkeur door het geheel door extrusie te vervaardigen. Aan de voorzijde van de eindgedeelten 4 zijn op de bovenzijde van de plaat 13 daarvan nog uitsteeksels 16 voorzien waarop een borgklep 17 scharnierend gemonteerd is. Aan ieder uiteinde van het luik zijn twee borgkleppen 17 voorzien, dit telkens ter plaatse van een goot 7 zodanig dat de borgkleppen 17 weggeklapt kunnen worden en de luiken daarbij toch stapelbaar blijven. De borgkleppen 17 zijn voorzien van een gleuf 22 waarmee ze over een op de denneboom voorzien oog 23 geklapt kunnen worden om aldus het luik vast te leggen. Het uitsteeksel 16 voor de borgklep 17 zou uit één element gevormd kunnen worden doch in de uitvoeringsvorm van de figuren bestaat elk uitsteeksel 16 uit twee elementen waarvan er één op de plaat 13 van het eindgedeelte 4 vastgelast is en een tweede daarop losneembaar vastgeschroefd is om de borgklep te kunnen verwijderen.
De plaat 13 van het eindgedeelte 4 van het luik 2 is met haar bovenzijde ter plaatse van de (binnen)goten 7 tegen de onderzijde van de plaat 6 van het hoofdgedeelte 3 bevestigd, meer bepaald door middel van de instelmiddelen. Deze instelmiddelen bevatten een metalen lat 18 die onder de goten 7 tegen de onderzijde van de plaat 13 van het eindgedeelte 4 vastgelast is. In deze lat 18 zijn schroefdraadgaten voor bouten 19 aangebracht. De bouten 19 strekken zich vanaf de bovenzijde van het luik 2 doorheen een gleuf 20 in de binnengoten 7 uit. Doordat de lat 18 met de bouten 19 vastgeschroefd wordt, hoeft deze niet noodzakelijkerwijze aan de plaat 13 van het eindgedeelte 4 vastgelast te zijn. Eventueel is het ook mogelijk om de lat 18 weg te laten en de schroefdraadgaten voor de bouten 19 in het versterkingsprofiel 15 te voorzien (dat dan wat breder uitgevoerd kan worden). Tussen de koppen van de bouten 19 en de bodem van de goten 7 is een plaatje 21 voorzien dat de gleuf 20 afdicht. De gleuven 20 hebben een lengte die groter is dan de afstand tussen de bouten 19 zodanig dat wanneer de bouten losgedraaid zijn, het eindgedeelte 4 ten opzichte van het hoofdgedeelte 3 verschoven kan worden om zo de lengte van luik 2 te wijzigen. Eventueel is het mogelijk om slechts één bout 19 te voorzien of twee bouten 19 waarvoor dan telkens een aparte gleuf in de goot 7 voorzien is (op die manier kan de afstand tussen de bouten 19 eenvoudig vergroot worden).
Om te verhinderen dat de bouten 19 te ver losgedraaid zouden worden, in het bijzonder wanneer het luik op de dennebomen rust, worden op de doorheen de lat 18 uitstekende uiteinden van de bouten bij voorkeur een stop 32 voorzien.
In het luik weergegeven in de figuren vormen de in de metalen lat 18 geschroefde bouten 19 de loszetbare klemmiddelen waarmee de eindgedeelten 4 van het luik tegen de onderzijde van het hoofdgedeelte 3 daarvan vastgeklemd zijn. De bouten 19 vormen verder, samen met de gleuven 20 in de goten 7, de geleidingsmiddelen waarmee de eindgedeelten 4 van het luik ten opzichte van het hoofdgedeelte 3 van het luik geleid worden bij het instellen van de lengte daarvan.
Een essentieel kenmerk van het luikenkapsysteem volgens de uitvinding bestaat erin dat, naast de in lengte instelbare scheepsluiken 2, nog ten minste één werktuig 24 voorzien wordt voor het wijzigen van de lengte van elk van de scheepsluiken 2. Gezien de grote afstand die deze scheepsluiken 2 dienen te overspannen, hebben deze immers een aanzienlijk gewicht zodanig dat de (engte daarvan niet zomaar met de hand ingesteld kan worden wanneer zij op de dennebomen 1 rusten. In tegenstelling tot de luiken bekend uit BE 1013343 zijn de luiken volgens de uitvinding ook niet voorzien van regelmiddelen, dit om de luiken eenvoudiger en goedkoper te kunnen vervaardigen.
Het werktuig van het luikenkapsysteem volgens de uitvinding bevat ten minste twee van elkaar weg en naar elkaar toe verplaatsbare klauwen 25, 26. Om met dit werktuig 24 de lengte van het luik te kunnen wijzigen, is op het scheepsluik 2, tegenover één of meer uitsteeksels 16 voor de borgkleppen 17, een aanslag op het hoofdgedeelte 3 van het scheepsluik 2 voorzien zodanig dat één van de klauwen 26 van het werktuig kan ingrijpen op het uitsteeksel 16 van de borgklep 17 terwijl de andere klauw 25 kan ingrijpen op die aanslag om aldus met het werktuig 24 het eindgedeelte 4 van het scheepsluik 2 ten opzichte van het hoofdgedeelte 3 daarvan te kunnen verschuiven.
In het luik weergegeven in de figuren is de aanslag voor de klauw 25 van het werktuig op de plaat 6 van het hoofdgedeelte 3 van het luik 2 voorzien, meer bepaald in de open ruimte gevormd tussen de onderzijde van de plaat 6 van het hoofdgedeelte 3 en de bovenzijde van de plaat 13 van het eindgedeelte 4. Een eerste aanslag wordt gevormd door de opstaande voorzijde 31 van het dwarsprofiel 9. Een tweede aanslag wordt gevormd door de naar onder uitstekende opstaande dwarsrand 12 van het dwarsprofiel 9. Als alternatief is het bijvoorbeeld echter ook mogelijk om in diezelfde open ruimte tegen de zijkant van de goot 7 één of twee aanslagelementen vast te lassen die zijwaarts uitsteken en waartussen de klauw 25 van het werktuig 24 geplaatst kan worden. Doordat de aanslagen 12 en 31 op het hoofdgedeelte 3 van het luik zich tegenover het uitsteeksel 16 voor de borgklep 17 bevinden, kan dit uitsteeksel 16 gebruikt worden als aanslag voor de klauw 26 van het werktuig 24 zodanig dat er op de bovenzijde van het eindgedeelte 4 van het luik 2 geen bijkomende uitsteeksels hiervoor voorzien dienen te worden. In de huidige octrooiaanvraag wordt onder de term “tegenover” niet alleen “recht tegenover” maar ook “schuin tegenover” begrepen, waarbij het enkel van belang is dat het met het werktuig 24 van het luikenkapsysteem volgens de uitvinding mogelijk is om de aanslag en het uitsteeksel 16 voor de borgklep naar elkaar toe of van elkaar weg te bewegen om aldus de lengte van het luik te kunnen aanpassen.
Een mogelijke uitvoeringsvorm van het werktuig 24 toegepast in het luikenkapsysteem volgens de uitvinding is in figuur 6 weergegeven. Dit werktuig 24 bevat een schroefspil 27 die met een distaai einde vrij draaibaar gemonteerd is in een eerste klauw 25 en die verder doorheen een van schroefdraad voorzien gat in een tweede klauw 26 geschroefd is. Op het proximaal uiteinde van de schroefspil 27 is een handvat 28 voorzien waarmee de schroefspil 27 in en uit het gat in de tweede klauw 26 geschroefd kan worden. Doorheen een gat in het handvat 28 is een dwarsstang 29 aangebracht waarmee grotere krachten op de schroefspil 27 uitgeoefend kunnen worden. In de uitvoeringsvormen van het werktuig weergegeven in figuren 2, 3 en 5 is het handvat 28 vervangen door een zeskantige kop 30 waarop bijvoorbeeld een sleutel of een elektrisch of pneumatisch schroefapparaat geplaatst kan worden om de draaispil los of vast te schroeven.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 6 is de tweede klauw 26 U-vormig en wordt deze U-vormige klauw 26 over het uitsteeksel 16 van de borgklep geplaatst zodanig dat in deze positie het eindgedeelte 4 zowel naar het hoofdgedeelte 3 toe als van het hoofdgedeelte 3 weg bewogen kan worden. De eerste klauw 25 is vierkantig en heeft een hoogte die iets kleiner is dan de hoogte van de open ruimte tussen de plaat 6 van het hoofdgedeelte 3 en de plaat 13 van het eindgedeelte 4. Deze klauw 25 kan dus eenvoudig achter de naar beneden uitstekende opstaande rand 12 van het dwarsprofiel 9 gehaakt worden. Op deze manier kan het eindgedeelte 4 door het los- of uitschroeven van de schroefspil 27 naar het hoofdgedeelte 3 toe geschroefd worden. Bij het vast- of inschroeven van de schroefspil 27 beweegt de eerste klauw 25 naar het dwarsprofiel 9 toe totdat hij daar contact mee maakt en de opstaande voorzijde 31 van dit dwarsprofiel 9 een aanslag vormt waartegen de klauw 25 kan drukken om het eindgedeelte 4 van het luik 2 van het hoofdgedeelte 3 weg te drukken.
Om de lengte van de scheepluiken 2 van het luikenkapsysteem zoals weergegeven in de figuren in te stellen, dient men dus de bouten 19 wat los te schroeven, dient men met het werktuig 24 de lengte van het luik ter plaatse van de uitsteeksels 16 voor de borgkleppen 17 in te stellen en dient men de bouten 19 terug vast te schroeven. Op deze manier dienen op de luiken dus geen regelmiddelen voorzien te worden om een onderlinge verplaatsing van het eindgedeelte of de eindgedeelten van het luik ten opzichte van het hoofdgedeelte daarvan te veroorzaken zonder dat het luik opgelicht moet worden.. Door het vastschroeven van de bouten 19 wordt verder een stevige verbinding tussen de eindgedeelten 4 en het hoofdgedeelte 3 van het luik 2 gerealiseerd, zonder dat er tussen deze luikdelen enige speling overblijft, zodanig dat geen verdere verbindingsmiddelen tussen deze luikdelen nodig zijn. De in lengte instelbare luiken kunnen aldus eenvoudig uitgevoerd worden.
Uiteraard zijn er verschillende variante uitvoeringsvormen van de scheepsluiken volgens de uitvinding mogelijk zonder buiten de beschermingsomvang van de hierbij gevoegde conclusies te treden.
Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om de gleuven 20 van de geleidingsmiddelen in de plaat 13 van het eindgedeelte 4 van het luik te voorzien in plaats van in het hoofdgedeelte 3 daarvan. In deze uitvoeringsvorm mag de metalen lat 18 dan uiteraard niet aan de plaat 13 van het eindgedeelte 4 vastgelast zijn.
Ook het werktuig 24 kan anders uitgevoerd worden, en kan bijvoorbeeld twee enkelvoudige klauwen 25, 26 bevatten, waarbij de tweede klauw 26 dan hetzij voor of achter het uitsteeksel 16 voor de borgklep 17 op het eindgedeelte 4 dient aan te grijpen, dit afhankelijk van het feit of de lengte van het luik verkleind of vergroot dient te worden. De twee klauwen 25, 26 kunnen dan bijvoorbeeld respectievelijk op het distaai uiteinde van een eerste buis en op het distaai uiteinde van een tweede buis die op een niet roterende manier coaxiaal in de eerste buis geschoven is doch die daar in en uit bewogen kan worden door middel van de schroefspil. Een dergelijk werktuig is vrij in de handel verkrijgbaar en wordt bijvoorbeeld reeds gebruikt om bij het vervangen van de remblokjes bij schijfremmen van auto’s de remklauwen tegen de hydraulische druk terug open te zetten.
In figuur 7 is verder nog een variant van het werktuig 24 weergegeven. In deze variant is de eerste klauw 25, zoals de tweede klauw 26, U-vormig uitgevoerd. De eerste klauw 25 bevat aldus ook twee klauwdelen, namelijk een eerste klauwdeel 25’ dat achter de opstaande rand 12 gehaakt kan worden, en waarmee het hoofd- en het eindgedeelte van het luik aldus naar elkaar toe getrokken kunnen worden, en een tweede klauwgedeelte 25”, dat hoger is dan het eerste klauwgedeelte 25’ en waarmee aldus tegen de voorzijde van de opstaande rand 12 geduwd kan worden om aldus het hoofd- en het eindgedeelte van het luik van elkaar weg te duwen.
In de figuren werden de uitsteeksels 16 waarop de borgkleppen 17 gemonteerd zijn eenvoudigheidshalve hoekig weergegeven. Bij voorkeur worden de hoeken van deze uitsteeksels 16 echter afgerond.

Claims (14)

1. Luikenkapsysteem voor het afdekken van een tot een scheepsruim toegang gevende ruimopening die voorzien is van een luikhoofd met twee tegenover elkaar gelegen dennebomen (1), welk luikenkapsysteem meerdere in lengte instelbare scheepsluiken (2) bevat die elk gevormd worden door een hoofdgedeelte (3) dat aan ten minste één uiteinde voorzien is van een ten opzichte van het hoofdgedeelte (3) verschuifbaar eindgedeelte (4), welk eindgedeelte (4) bovenaan voorzien is van ten minste één uitsteeksel (16) voor het vastleggen van het luik op de denneboom, meer bepaald voor het aan het luik bevestigen van een borgklep (17), en onderaan een draagvlak (5) vertoont dat voorzien is om op één van genoemde dennebomen (1) te rusten zodanig dat het eindgedeelte (4) van het scheepsluik (2) zich tot op een afstand voorbij de respectievelijke denneboom (1) uitstrekt, waarbij genoemde scheepsluiken (2) elk verder instelmiddelen bevatten waarmee genoemd eindgedeelte (4) met het hoofdgedeelte (3) van het scheepsluik (2) verbonden is en die toelaten om de lengte van het scheepluik (2) in te stellen, welke instelmiddelen ten minste geleidingsmiddelen (19, 20) bevatten voor het geleiden van het eindgedeelte (4) van het scheepsluik (2) ten opzichte van het hoofdgedeelte (3) daarvan bij het instellen van de lengte van het scheepsluik (2), daardoor gekenmerkt dat genoemde instelmiddelen verder loszetbare klemmiddelen (18, 19) bevatten voor het tegen de onderzijde van de hoofdgedeelten (3) van de scheepsluiken (2) door vastklemmen bevestigen van de eindgedeelten (3) daarvan en dat het luikenkapsysteem verder ten minste één werktuig (24) bevat voor het wijzigen van de lengte van elk van genoemde scheepsluiken (2), welk werktuig (24) ten minste twee van elkaar weg en naar elkaar toe verplaatsbare klauwen (25, 26) bevat, waarbij op elk van genoemde scheepsluiken (2) tegenover genoemd uitsteeksel (16) voor het op de denneboom vastleggen van het scheepsluik ten minste één aanslag (12, 31) op het hoofdgedeelte (3) van het scheepsluik (2) voorzien is waarop één van de klauwen (25) van genoemd werktuig (24) kan ingrijpen terwijl een andere klauw (26) van genoemd werktuig (24) op genoemd uitsteeksel (16) ingrijpt om aldus met genoemd werktuig (24) de eindgedeelten (4) van de verschillende scheepsluiken (2) van het luikenkapsysteem ten opzichte van de hoofdgedeelten (3) daarvan te kunnen doen verschuiven om de lengte van de scheepsluiken (2) te wijzigen.
2. Luikenkapsysteem volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de hoofdgedeelten (3) van de scheepsluiken (2) ten minste gedeeltelijk gevormd worden door ten minste één plaat (6) die geplooid is ter vorming van ten minste één goot (7) tussen twee hoger gelegen gedeelten.
3. Luikenkapsysteem volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de eindgedeelten (4) van de scheepsluiken (2) ten minste gedeeltelijk gevormd worden door een plaat (13) die met haar bovenzijde ter plaatse van genoemde goot (7) tegen de onderzijde van de plaat (6) van het hoofdgedeelte (3) bevestigd is.
4. Luikenkapsysteem volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat genoemde klemmiddelen (18, 19) zich ter plaatse van genoemde goot (7) bevinden om de plaat (13) van het eindgedeelte (4) ter plaatse van deze goot (7) met haar bovenzijde tegen de onderzijde van de plaat (6) van het hoofdgedeelte (3) vast te klemmen, welke klemmiddelen bij voorkeur ten minste één bout (19) bevatten.
5. Luikenkapsysteem volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat genoemde geleidingsmiddelen (19, 20) zich ter plaatse van genoemde goot (7) bevinden, waarbij deze geleidingsmiddelen ten minste één gleuf (20) in hetzij de plaat (13) van het eindgedeelte (4), hetzij in de plaat (6) van het hoofdgedeelte (3) bevatten.
6. Luikenkapsysteem volgens conclusies 5, daardoor gekenmerkt dat genoemde klemmiddelen (18, 19) ten minste één bout (19) bevatten die deel uitmaakt van genoemde geleidingsmiddelen (19, 20) en die zich doorheen genoemde gleuf (20) uitstrekt.
7. Luikenkapsysteem volgens één van de conclusies 3 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de hoofdgedeelten (3) van de scheepsluiken (2) gevormd worden door ten minste één plaat (6) die geplooid is ter vorming van ten minste twee goten (7) die ten minste drie daarnaast gelegen hogere gedeelten van elkaar scheiden, waarbij de plaat (13) van het eindgedeelte (4) met haar bovenzijde ten minste ter plaatse van deze twee goten (7) tegen de onderzijde van de plaat (6) van het hoofdgedeelte (3) bevestigd is en waarbij genoemde klemmiddelen (18, 19) en genoemde geleidingsmiddelen (19, 20) ten minste ter plaatse van deze beide goten (7) voorzien zijn.
8. Luikenkapsysteem volgens één van de conclusies 3 tot 7, daardoor gekenmerkt dat ter plaatse van de hoger gelegen gedeelten van het hoofdgedeelte (3) een open ruimte is tussen de onderzijde van genoemde plaat (6) van het hoofdgedeelte (3) en de bovenzijde van de plaat (13) van het eindgedeelte (4), waarbij genoemde aanslag (12, 31) in deze open ruimte voorzien is.
9. Luikenkapsysteem volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat genoemde aanslag (12, 31) op genoemde plaat (6) van het hoofdgedeelte (3) voorzien is.
10. Luikenkapsysteem volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat genoemde aanslag (12, 31) gevormd wordt door een dwarsprofiel (9) dat genoemde open ruimte aan de achterzijde afsluit en dat ten minste één opstaande dwarsrand (12) vormt waarachter één van de klauwen (25) van genoemd werktuig kan aangrijpen.
11. Luikenkapsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat genoemd werktuig (24) een schroefspil (27) bevat voor het van elkaar weg en naar elkaar toe verplaatsen van genoemde klauwen (25, 26).
12. In lengte instelbaar scheepsluik (2) voor een luikenkapsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 11.
13. Werkwijze voor het instellen van de lengte van de scheepsluiken (2) van een luikenkapsysteem volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat men de klemmiddelen (18, 19) van het in lengte in te stellen scheepsluik (2) loszet, men genoemd werktuig (24) op het scheepsluik (2) plaatst, men met dit werktuig (24) genoemd uitsteeksel (16) voor de borgklep (17) en genoemde aanslag (12, 31) op het hoofdgedeelte (3) van het scheepsluik (2) naar elkaar toe of van elkaar weg doet bewegen ten einde de lengte van het scheepluik (2) te wijzigen en men vervolgens genoemde klemmiddelen (18, 19) terug vastzet en het werktuig (24) van het scheepsluik (2) afneemt.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de buitenste uiteinden van de eindgedeelten (4) van de scheepsluiken (2) gevormd worden door een naar onder omgeplooide plaatrand (14), waarbij men na het plaatsen van de scheepsluiken (2) op de dennebomen (1) de lengte van deze scheepsluiken (2) met genoemd werktuig (24) zodanig instelt dat de naar onder omgeplooide plaatranden (14) nagenoeg tegen de dennebomen (1) aansluiten. j
BE2011/0397A 2011-06-29 2011-06-29 Luikenkapsysteem met in lengte instelbare scheepsluiken. BE1019405A3 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0397A BE1019405A3 (nl) 2011-06-29 2011-06-29 Luikenkapsysteem met in lengte instelbare scheepsluiken.
NL2009030A NL2009030C2 (nl) 2011-06-29 2012-06-19 Luikenkapsysteem met in lengte instelbare scheepsluiken.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2011/0397A BE1019405A3 (nl) 2011-06-29 2011-06-29 Luikenkapsysteem met in lengte instelbare scheepsluiken.
BE201100397 2011-06-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019405A3 true BE1019405A3 (nl) 2012-06-05

Family

ID=44640903

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2011/0397A BE1019405A3 (nl) 2011-06-29 2011-06-29 Luikenkapsysteem met in lengte instelbare scheepsluiken.

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1019405A3 (nl)
NL (1) NL2009030C2 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1132290A1 (fr) * 2000-03-08 2001-09-12 Blommaert, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Panneau d'écoutille

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1132290A1 (fr) * 2000-03-08 2001-09-12 Blommaert, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Panneau d'écoutille

Also Published As

Publication number Publication date
NL2009030C2 (nl) 2013-01-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20040226116A1 (en) Portable ramp assembly
US9809144B2 (en) Removable frame systems for vehicle shipping
EP2470409B1 (de) Transportroller
US10214395B2 (en) Gantry assembly and a system for replacing single or double railway bridges
DE1937205B2 (de) Stapelplatte für den Transport von KabelroUen
US20080231069A1 (en) Side roll up tarpaulin system for a flatbed trailer
BE1019405A3 (nl) Luikenkapsysteem met in lengte instelbare scheepsluiken.
HUE026756T2 (en) Lécszerkezet
WO2010102419A2 (de) Sicherheitstenderlift
EP1733955A1 (de) Vorrichtung zur Sicherung einer Ladung
US20090188750A1 (en) Ladder Safety Device
DE60222516T2 (de) Hebevorrichtung zur Montage von Platten an einer Unterdecke
AU2003218912B2 (en) Improvements in bowsprits
BE1013343A3 (nl) Verbeterd scheepsluik.
DK179011B1 (en) A lid assembly for a truck bed
EP3015230B1 (de) Sägehilfsvorrichtung mit einer kettensäge
US4434995A (en) Retrievable boat trailer
DE9303415U1 (de) Transport- und Lagervorrichtung
BE1013711A5 (nl) Scheepsluik voor het afdekken van een ruimopening.
DE3543514A1 (de) Vorrichtung zur befestigung von dachlasten
EP0342476B1 (de) Überladebrücke für Rampen
DE19610249C1 (de) Belegklampe für Segelboote
RU2494034C2 (ru) Устройство, в частности, для предохранения от самопроизвольного скатывания транспортных средств с ходовых рельсов (варианты)
EP3848170B1 (de) Schneidvorrichtung und verfahren zum umbauen einer schneidvorrichtung
DE102004006800B4 (de) Sicherungskeil

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150630

NE Restoration requested

Effective date: 20160304