BE1019288A4 - Montagedoos voor inbouw in een wand. - Google Patents

Abstract

Montagedoos voor inbouw in een wand voor het daarin onderbrengen van elektrisch installatiematerieel, de montagedoos omvat: - een hol inbouwelement dat monteerbaar is in een holte in de wand en bedoelt is voor het vormen van een ruimte waarin het elektrisch installatiematerieel ten minste gedeeltelijk inbrengbaar is; - een naar buiten gerichte montageflens ingericht om zich in een gemonteerde stand uit te strekken rond de holte in de wand; - waarbij de montageflens door middel van een waterdichte verbinding vast verbonden is met het hol inbouwelement; en door één of meer bepaalde nabewerkingen ten miste voor een groot deel verwijderbaar is.

Description

Montagedoos voor inbouw in een wand

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een montagedoos voor inbouw in een wand voor het daarin onderbrengen van elektrisch installatiematerieel zoals een stopcontact, een schakelaar, etc.

Inbouwmontagedozen zijn bekend in de techniek. Zij bieden het voordeel dat een elektrische functie zoals een stopcontact, een schakelaar, een netwerkaansluitpunt, e.d. op een veilige manier in een muur kan gebouwd worden, waarbij de nodige aansluitingen met de bekabeling binnen in de montagedoos verwezenlijkt worden, zodat zich na inbouw slechts een zeer gering volume van het functionele geheel buiten het volume van de muur zelf bevindt. Om het voor de eindgebruiker gemakkelijker te maken de ingebouwde functie te vervangen zonder de inbouwmontagedoos te vervangen, zijn bepaalde aspecten van dergelijke inbouwmontagedozen genormaliseerd, onder meer in de Belgische norm NBN C 61-670 .

Een gekende inbouwmontagedoos omvat een hol inbouwelement met een open einde, welk inbouwelement monteerbaar is in een holte in de wand en bedoeld is voor het vormen van een ruimte waarin een elektrisch apparaat ten minste gedeeltelijk inbrengbaar is doorheen het open einde. Bij de gekende inbouwmontagedoos wordt het elektrische apparaat in het inbouwelement bevestigd door schroeven of klemmen, en wordt op het elektrische apparaat een afdekelement bevestigd waarvan de oppervlakte groter is dan die van het open einde van het inbouwelement en die van de holte in de wand, zodanig dat de holte in de wand in hoofdzaak afgedekt wordt.

Om een adequate stof- en waterdichting te bekomen, bij voorbeeld overeenkomstig de IP-55 norm, wordt bij de gekende inbouwmontagedoos een elastische verzegeling aangebracht tussen het afdekelement en de wand, welke bij bevestiging van het afdekelement enigszins samengedrukt wordt tussen het afdekelement en de wand, en aldus een min of meer stof- en waterdichte barrière vormt tussen de omgeving en de binnenruimte van het inbouwelement.

Het is een nadeel van de gekende inbouwmontagedoos dat deze onvoldoende waterdicht is wanneer deze op een oneffen wandoppervlak gemonteerd wordt. Op een oneffen wandoppervlak wordt de verzegeling tussen de wand en het afdekelement immers niet over de volledige omtrek in dezelfde mate samengedrukt of zelfs in het geheel niet samengedrukt, zodat er ter hoogte van de minder of niet samengedrukte gebieden mogelijkheid bestaat tot waterinsijpeling.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een inbouwmontagedoos te voorzien met verbeterde stof- en waterdichte eigenschappen.

Dit doel wordt bereikt door een montagedoos van het in de aanhef beschreven type, die zich onderscheidt doordat deze een vanaf het open einde naar buiten gerichte montageflens omvat, ingericht om zich in een gemonteerde stand uit te strekken rond de holte in de wand, waarbij de montageflens door middel van een waterdichte verbinding vast verbonden is met het hol inbouwelement en door één of meer bepaalde nabewerkingen ten miste voor een groot deel verwij derbaar is.

Door de vaste verbinding tussen de montageflens en het holle inbouwelement wordt waterinsijpeling verhinderd, en wordt aldus een betere waterdichtheid gegarandeerd, ongeacht de vlakheid van de wand waarin de montagedoos ingebouwd wordt. Aldus is het bij voorbeeld mogelijk de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding toe te passen bij buitenmuren opgebouwd uit enigszins onregelmatige oppervlakken zoals onregelmatig gevormde bakstenen, oneffen beplaastering of natuurstenen. Bovendien is de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding door gehele of gedeeltelijke verwijdering van de montageflens om te vormen tot een gereduceerde vorm, waarna deze voor andere toepassingen gebruikt kan worden.

In een uitvoeringsvorm van de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding heeft het hol inbouwelement een in hoofdzaak cilindrische buitenwand met een eerste gesloten einde en een tweede open einde. Op die manier kan de holte in de wand eenvoudig aangebracht worden door middel van een klokboor met een diameter die in hoofdzaak overeenstemt met de diameter van de cilindrische buitenwand. In een bijzondere uitvoeringsvorm heeft de cilindrische buitenwand een diameter tussen 55 en 80 mm.

In een uitvoeringsvorm van de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding heeft de montageflens in hoofdzaak de vorm van een kader met een in hoofdzaak vlakke achterzijde bedoeld om in de gemonteerde stand naar de wand gericht te zijn en met een voorzijde bedoeld om aan te sluiten op een afdekkader van een elektrisch apparaat. In het geval van een kader met een horizontale rand heeft deze uitvoeringsvorm het voordeel dat de montagedoos op eenvoudige wijze waterpas gepositioneerd kan worden, bijvoorbeeld door bij het inbouwen een waterpas op deze horizontale rand van het kader te leggen.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is de in hoofdzaak vlakke achterzijde voorzien van een omtreksgroef voor het opnemen van een dichtingsmiddel. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat een extra verzegeling kan worden aangebracht tussen het kader en de wand, welke verzegeling eventuele spleten tussen de wand het kader kan afdichten. Op deze manier zal er in het geval van een vlakke wand geen stof en geen water insijpeling kunnen gebeuren in de holte in de muur waarin het inbouwelement is geplaatst. De verzegeling is bij voorkeur vervaardigd uit een elastomeer.

In een uitvoeringsvorm van de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding is het geheel van montageflens en inbouwelement ingericht om, na montage in een wand, met eenvoudige middelen splitsbaar te zijn, waarbij ten minste het gedeelte van de montageflens dat uit de wand steekt af splitsbaar is. Het is een voordeel van deze uitvoeringsvorm dat de montagedoos op deze manier kan teruggebracht worden tot de genormaliseerde afmetingen, waarna een op deze norm afgestemd elektrisch apparaat op de gekende wijze kan gemonteerd worden.

In een uitvoeringsvorm van de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding is de verbinding tussen montageflens en inbouwelement verbreekbaar met behulp van een klokboor. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat voor de afsplitsing van de montageflens hetzelfde soort gereedschap gebruikt kan worden, als dat wat gebruikt wordt voor het aanbrengen van de holte in de wand. In een bijzondere uitvoeringsvorm is de montageflens aan zijn voorzijde voorzien van uitlijnmiddelen voor het daarop uitlijnen van de klokboor. In een meer bijzondere uitvoeringsvorm zijn de uitlijnmiddelen gevormd door een kadervormige opstaande rand aangebracht op de voorzijde van de montageflens, binnen welke opstaande rand een klokboor positioneerbaar is met een diameter die in hoofdzaak overeenstemt met de diameter van het open einde.

In een uitvoeringsvorm van de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding is de waterdichte verbinding gevormd doordat een waterdichte lijm aangebracht is tussen de montageflens en het inbouwelement. In een bijzondere uitvoeringsvorm is de waterdichte lijm ingericht om week te worden bij verwarming, een en ander zodanig dat de montageflens verwijderbaar is van het inbouwelement na verwarming van de lijmverbinding daartussen. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat de afsplitsing van de montageflens op eenvoudige wijze kan gebeuren, zonder risico op beschadiging van de wand of de andere onderdelen van de montagedoos. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de lijm ingericht om week te worden bij een temperatuur die groter is dan 70 graden Celsius, en bij voorkeur groter dan 80 graden Celsius en bij voorkeur ligt tussen 80 en 200°C.

In een uitvoeringsvorm van de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding zijn de montageflens en het inbouwelement vervaardigd uit kunststof en is de waterdichte verbinding gevormd door een kunststoflas. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat kunststoffen met goede mechanische eigenschappen, welke zich echter slechts moeilijk laten verlijmen, zoals bepaalde soorten polypropyleen, toch kunnen gebruikt worden voor de vervaardiging van de montagedoos volgens de uitvinding.

In een uitvoeringsvorm van de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding zijn de montageflens en het inbouwelement uit één stuk gevormd uit een kunststofmateriaal. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat een zeer hoge waterdichtheid en mechanische sterkte kunnen verkregen worden. In een bijzondere uitvoeringsvorm is er een breuklijn voorzien, die een eenvoudige scheiding tussen de montageflens en het inbouwelement mogelijk maakt.

In een uitvoeringsvorm van de montagedoos volgens de onderhavige uitvinding is de montageflens voorzien van in het inbouwelement uitstekende montagemiddelen waarmee een elektrisch apparaat koppelbaar is. Hierdoor wordt, bij aanwezigheid van de montageflens, de montage van het elektrisch apparaat in de montagedoos sterk vereenvoudigd, terwijl de afmetingen van het inbouwelement na verwijdering van de montageflens ongewijzigd blijven. In een bijzondere uitvoeringsvorm zijn de montagemiddelen en de montageflens uit één stuk gevormd. Dergelijke montagemiddelen kunnen bijvoorbeeld één, twee of meer steunen, bijvoorbeeld in de vorm van beugels, die vanaf de montageflens uitsteken in het inbouwelement, omvatten. Deze steunen kunnen dan bijvoorbeeld uitgerust zijn met klemmiddelen voor het klemmend opnemen van elektrisch materieel of met een schroefboring.

Volgens een ander aspect voorziet de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het nabewerken van een montagedoos volgens de uitvinding, omvattende het ten minste voor een groot deel verwijderen van de montageflens. Overeenkomstig de verschillende beschreven uitvoeringsvormen van de montagedoos, kan dit verwijderen onder meer plaatsvinden door boren met een klokboor of door het verwarmen van een lijmverbinding.

De onderhavige uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal geenszins beperkende uitvoeringsvoorbeelden met verwijzing naar de tekening in bijlage, waarin:

Figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van een inbouwmontagedoos volgens de uitvinding, waarin het achtereinde van de inbouwpot en de achterzijde van de montageflens te zien zijn;

Figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht is van de uitvoeringsvorm van figuur 1, waarin het open einde van het inbouwelement en de voorzijde van de montageflens te zien zijn;

Figuur 3 een bovenaanzicht is van de uitvoeringsvorm van figuur 1, kijkend naar de voorzijde van de montageflens;

Figuur 4 een detailaanzicht van met een montageflens verbonden montagemiddelen;

Figuur 5 een schematisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een montagedoos volgens de uitvinding.

Figuren 1-3 tonen een eerste uitvoeringsvorm van een montagedoos 1 volgens de uitvinding voor inbouw in een wand. Een dergelijke montagedoos is bedoeld voor het daarin onderbrengen van elektrisch installatiematerieel zoals een stopcontact, een schakelaar, etc. De montagedoos bestaat in hoofdzaak uit een inbouwelement 2 en een montageflens 3.

Het inbouwelement 2 neemt hier de vorm aan van een typische inbouwpot, en is typisch zodanig vormgegeven dat deze voldoet aan de Belgische norm NBN C 61-670 of een gelijkaardige buitenlandse norm zoals DIN 49073. Het hol inbouwelement 2 heeft een in hoofdzaak cilindrisch lichaam 21 met aan een uiteinde een eindwand 22 en aan het andere uiteinde een opening 23. De buitendiameter van de inbouwpot is typisch gelegen tussen 55 en 80 mm, en is bijvoorbeeld ongeveer 7 0 mm. De interne diepte van de inbouwpot is typisch gelegen tussen 40 en 80 mm, en is bijvoorbeeld ongeveer 50 mm. De inbouwpot 2 is monteerbaar in een holte in de wand. In het geval van een cilindrische vormgeving van de inbouwpot zal een dergelijke holte typisch aangebracht worden met een klokboor. Het inwendige van de inbouwpot 2 vormt een ruimte waarin installatiematerieel, bijvoorbeeld een stopcontact of een schakelaar, ten minste gedeeltelijk inbrengbaar is via de opening 23.

De montageflens 3 strekt zich uit vanaf het open einde 24 rond de opening 23. Daarnaast kan de montageflens onderdelen 35-37 omvatten die zich uitstrekken in het lichaam van de inbouwpot, zoals verder in detail zal worden beschreven. In de geïllustreerde uitvoering heeft de montageflens 3 in hoofdzaak de vorm van een kader met een in hoofdzaak vierkante buitenomtrek 39 en een binnenomtrek 38 die aangepast is aan de afmetingen van de opening 23. De montageflens zal zich dus in een in een wand gemonteerde stand van de montagedoos 1 uitstrekken rond de holte in de wand. Verder kan de inbouwpot 2 aan de binnenkant voorzien zijn van schroefboringen 51 voor schroeven 50 die doorheen de montageflens 3 steken.

De montageflens 3 is door middel van een waterdichte verbinding, hier bijvoorbeeld een lijmverbinding of een lasverbinding, vast verbonden met het open einde 24 van de inbouwpot 2. Het open einde 24 vertoont hier een vlakke omtreksrand die aansluit tegen de vlakke achterzijde 31 van de montageflens. Op die manier is lijm eenvoudig aanbrengbaar op deze vlakke omtreksrand. Zoals verder zal worden beschreven is de montageflens 3 door één of meer bepaalde nabewerkingen ten miste voor een groot deel afsplitsbaar van de inbouwpot wanneer de inbouwpot 2 in de wand is gemonteerd.

De montageflens 3 en de inbouwpot 2 zijn bijvoorbeeld door spuitgieten vervaardigd uit een kunststof met geschikte eigenschappen, zoals bijvoorbeeld polypropyleen. In het geval van verlijming kan ook geopteerd worden voor verschillende materiaalsoorten voor het inbouwelement en de montageflens, waarbij bijvoorbeeld een kunststoffen inbouwpot gecombineerd wordt met een montageflens uit een ander materiaal, zoals inox.

De montageflens 3 heeft een in hoofdzaak vlakke achterzijde 31 bedoeld om in de gemonteerde stand naar de wand gericht te zijn. De achterzijde kan optioneel voorzien zijn van een omtreksgroef 32 voor een (niet getoonde) afdichting. Deze afdichting kan de vorm hebben van een afdichtkader dat zich uitstrekt over de volledige achterzijde 31, tussen de buitenwand van de inbouwpot 2 en de buitenomtrek van de montageflens 3, en dat een verdikking vertoont ter hoogte van de omtreksgroef 32. Met name in het geval van een oneffen wand, bijvoorbeeld een gemetselde baksteenmuur, zal een dergelijk afdichtkader voordelig zijn om de speling tussen de achterzijde van de montageflens 3 en de wand te compenseren.

De montageflens 3 heeft verder een voorzijde 33 bedoeld om aan te sluiten op een (niet getoond) afdekkader of een afdekplaat van een elektrisch materieel, zoals een stopcontact of schakelaar. Voor de in de figuren 1-3 getoonde uitvoeringsvorm komen bijvoorbeeld de afdekkaders en -platen die bruikbaar zijn voor de bekende opbouwdozen van aanvraagster tevens in aanmerking om gebruikt te worden in de montagedozen van de onderhavige uitvinding. De voorzijde is bij voorkeur voorzien van een opstaande omtreksrand 34. In de geïllustreerde uitvoering heeft deze opstaande rand 34 twee voordelen: enerzijds het positioneren van een afdekkader of -plaat eenvoudiger maken en anderzijds het kunnen positioneren van een klokboor binnen deze omtreksrand voor het doorboren de montageflens ter hoogte van het open uiteinde 24.

De in een wand ingebouwde montagedoos 1 met een uit de wand stekend gedeelte daarvan, zoals de montageflens 3, kan relatief eenvoudig verwijderd worden, waarbij het overblijvende gedeelte, zijnde de inbouwpot 2, genormaliseerde afmetingen vertoont waardoor de inbouwpot 2 voor een andere op de norm afgestemde toepassing gebruikt kan worden en dusdanig aan de Belgische norm NBN C 61-670 voldoet. De schroefboringen 51 en schroeven 50 zullen met name toelaten dat andere afdekkaders gemonteerd kunnen worden op de inbouwpot 2.

Volgens een mogelijke uitvoering wordt voor de verbinding tussen de inbouwpot 2 en de montageflens 3 een speciale lijm wordt gebruikt welke week wordt bij hoge temperaturen, bijvoorbeeld vanaf ongeveer 75°C, i.e. bij temperaturen die hoger zijn dan de normale gebruikstemperaturen van een inbouwmontagedoos. Indien men na verloop van tijd de montagedoos 1 niet langer wenst te gebruiken in zijn huidige vorm, kan men dus de lijm smelten, bijvoorbeeld door warme lucht te blazen op de montageflens, en de montageflens verwijderen.

Volgens een andere mogelijkheid wordt een klokboor gebruikt om de verbinding tussen montageflens en inbouwpot te verbeken, ongeveer ter hoogte van het open einde 24. In dit geval zal de opstaande omtreksrand 34 dus fungeren als uitlijnrand voor de klokboor met een diameter die in hoofdzaak overeenstemt met de afmetingen van het open einde 24. Het is dus tevens mogelijk om de inbouwpot 2 en de montageflens 3 te verbinden door middel van een willekeurige waterdichte aangepaste lijm of door middel van lassen. Ook is het mogelijk om de montageflens en de inbouwpot uit één stuk te vormen uit een kunststofmateriaal. In dit laatste geval zou eventueel een breuklijn of een dunnere wand kunnen voorzien zijn ter hoogte van de overgang tussen de montageflens 3 en de inbouwpot 2. In het geval van een breuklijn, kan men de verbinding tussen de inbouwpot 2 en de montageflens 3 eveneens verbreken door, wanneer het geheel geïnstalleerd is in de muur, een schroevendraaier tussen de montageflens 3 en de muur te brengen en een hefkracht uit te oefenen op de montageflens 3. Hierdoor zal de breuklijn breken en kan de montageflens 3 van de inbouwpot 2 verwijderd worden.

De montageflens 3 is nabij zijn binnenomtrek voorzien van een in de inbouwpot 2 stekende steunbeugel 35, bijvoorbeeld twee tegenoverliggende steunbeugels 35 zoals best te zien is in de figuren 3 en 4. Op elke steunbeugel 35 zijn montagemiddelen 36, 37 voorzien, zodanig dat verschillend elektrisch materieel koppelbaar is met de montagedoos 1. Deze montagemiddelen bestaan hier telkens uit een centrale schroefboring 37 en twee aangrenzende klemlippen 36. De klemlippen 36 zijn aan hun boveneinde voorzien van een verdikking die kan aangrijpen boven steunen 46 van een in de inbouwpot klikbaar elektrisch blok 40, bijvoorbeeld een stopcontact, zie figuur 4.

Hoewel de in figuren 1-3 geïllustreerde uitvoeringsvorm van de inbouwpot een in hoofdzaak cilindrische vormgeving heeft zal de vakman begrijpen dat andere vormen, bijvoorbeeld een balkvorm, een prismavorm, etc., ook mogelijk zijn.

Tenslotte illustreert figuur 5 een tweede uitvoeringsvorm van een montagedoos volgens de uitvinding. De montagedoos 101 bestaat hier uit een inbouwpot 102 en een ringvormige montageflens 103. De inbouwpot 102 heeft een in hoofdzaak cilindrisch lichaam 121 met een eindwand 122 en een open einde 123. De eindrand 124 van het open einde 123 is waterdicht verbonden met de montageflens 103. Verder zijn schematisch weergegeven montagemiddelen 135, 135' aangebracht tegen de binnenwand van de inbouwpot 102. Deze montagemiddelen kunnen bijvoorbeeld gelijkaardig zijn aan deze die beschreven werden met verwijzing naar figuren 1-3, maar waarbij deze niet op met de montageflens verbonden beugels maar op met de binnenwand verbonden steunen zijn aangebracht.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvarianten en de vakman zal begrijpen dat vele modificaties en variaties denkbaar zijn zonder het kader van de uitvinding te verlaten, welk kader enkel bepaald wordt door de hierna volgende conclusies.

Claims (23)

1. Montagedoos (1,101) voor inbouw in een wand voor het daarin onderbrengen van elektrisch installatiematerieel (40), waarbij de montagedoos omvat: - een hol inbouwelement (2,102) met een open einde (23,123), welk inbouwelement monteerbaar is in een holte in de wand en bedoeld is voor het vormen van een ruimte waarin het elektrisch installatiematerieel (40) ten minste gedeeltelijk inbrengbaar is doorheen het open einde (23,123); - een vanaf het open einde (23,123) naar buiten gerichte montageflens (3,103) ingericht hm zich in een gemonteerde stand uit te strekken rond de holte in de wand; waarbij de montageflens___(3,103) door middel van een waterdichte verbinding vast verbonden is met het hol inbouwelement (2,102); en door één of meer bepaalde nabewerkingen ten miste voor een groot deel verwijderbaar is.

2. Montagedoos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat door één of meer bepaalde nabewerkingen de montagedoos (1,101) te herleiden is tot een genormaliseerd inbouwelement.

3. Montagedoos (1,101)volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het hol inbouwelement (2,102) een in hoofdzaak cilindrische buitenwand (21,121) heeft met een eerste door een eindwand (22,122) afgesloten uiteinde en een tweede uiteinde (24,124), waarbij het tweede uiteinde (24,124) het open einde (23,123) van het hol inbouwelement (2,102) vormt.

4. Montagedoos (1,101) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de cilindrische buitenwand (21,121) een diameter heeft tussen 55 en 80 mm.

5. Montagedoos (1,101) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de montageflens (3,103) in hoofdzaak de vorm heeft van een kader met een in hoofdzaak vlakke achterzijde (31) bedoeld om in de gemonteerde stand naar de wand gericht te zijn; en een voorzijde (38) bedoeld om aan te sluiten op een afdekkader van een elektrisch apparaat.

6. Montagedoos (1,101) volgens conclusie 5, waarin de in hoofdzaak vlakke achterzijde (31) voorzien is van een omtrekkende groef (32) voor het opnemen van een dichtingsmiddel.

7. Montagedoos (1,101) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het geheel van montageflens (3,103) en inbouwelement (2,102) ingericht is om, na montage in een wand, met eenvoudige middelen splitsbaar te zijn, waarbij ten minste het gedeelte van de montageflens (3,103) dat uit de wand steekt afsplitsbaar is.

8. Montagedoos (1,101) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verbinding tussen montageflens (3,103) en inbouwelement (2,102) verbreekbaar is met behulp van een klokboor.

9. Montagedoos (1,101) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de montageflens (3,103) aan zijn voorzijde voorzien is van uitlijnmiddelen (34) voor het daarop uitlijnen van een klokboor.

10. Montagedoos volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de uitlijnmiddelen gevormd zijn door een kadervormige opstaande rand (34) aangebracht op de voorzijde van de montageflens (3), binnen welke opstaande rand (34) een klokboor positioneerbaar is met een diameter die in hoofdzaak overeenstemt met de diameter van het open einde (23) .

11. Montagedoos (1,101) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de waterdichte verbinding gevormd is doordat een waterdichte lijm aangebracht is tussen de montageflens (3,103) en het inbouwelement (2,102).

12. Montagedoos (1,101) volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het openeinde- (24,124) een vlakke omtreksrand vertoont, waarbij de waterdichte lijm voorzien is tussen de vlakke omtreksrand (24,124) en de montageflens, zodat de waterdichte verbinding tussen de montageflens (3,103) en het inbouwelement (2,102) bekomen wordt.

13. Montagedoos (1,101) volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de waterdichte lijm ingericht is om week te worden bij verwarming, een en ander zodanig dat de montageflens (3,103) verwijderbaar is van het inbouwelement (2,102) na verwarming van de lijmverbinding daartussen.

14. Montagedoos (1,101) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot en met 10, met het kenmerk, dat de montageflens (3,103) en het inbouwelement (2,102) vervaardigd zijn uit kunststof en dat de waterdichte verbinding gevormd is door een kunststoflas.

15. Montagedoos (1,101) volgens één der voorgaande conclusies 1 tot en met 10, met het kenmerk, dat de montageflens (3,103) en het inbouwelement (2,102) uit één stuk zijn gevormd uit een kunststofmateriaal.

16. Montagedoos (1,101) volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat een breuklijn de scheiding aangeeft tussen de montageflens (3,103) en het inbouwelement (2,102).

17. Montagedoos (1,101) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de montageflens (3,103) voorzien is van in het inbouwelement (2,102) uitstekende montagemiddelen (36,37) waarmee een elektrisch apparaat koppelbaar is.

18. Montagedoos (1,101) volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de montageflens (3) nabij zijn binnenomtrek voorzien is van ten minste één in de inbouwpot (2) stekende steunbeugel (35), en waarbij de montagemiddelen (36,37) op de ten minste één steunbeugel (35) voorzien zijn.

19. Montagedoos (1,101) volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de ten minste één steunbeugel (35) , de montagemiddelen (36,37) en de montageflens (3) uit één stuk gevormd zijn.

20. Werkwijze voor het nabewerken van een montagedoos (1,101) volgens één der voorgaande conclusies, omvattende het ten minste voor een groot deel verwijderen van de montageflens (3,103).

21. Werkwijze volgens conclusie 20 voor het nabewerken van een montagedoos (1,101) waarin de waterdichte verbinding gevormd is doordat een waterdichte lijm aangebracht is tussen de montageflens (3,103) en het inbouwelement (2,102), waarbij het ten minste voor een groot deel verwijderen van de montageflens (3,103) bestaat uit volgende stappen: - verwarmen van de waterdichte lijmverbinding; en - verbreken van de waterdichte verbinding door het verwijderen van de montageflens (3,103) van het inbouwelement (2,102).

22. Werkwijze volgens conclusie 20 voor het nabewerken van een montagedoos (1,101) waarin de montageflens (3,103) aan zijn voorzijde voorzien is van uitlijnmiddelen (34) voor het daarop uitlijnen van een klokboor, waarbij het ten minste voor een groot deel verwijderen van de montageflens (3,103) bestaat uit volgende stappen: - positioneren van een klokboor gebruik makend van de uitlijnmiddelen (34) ; - doorboren van de verbinding tussen de montageflens (3) en het inbouwelement (2); en - verwijderen van de montageflens (3) van het inbouwelement (2).

23. Werkwijze volgens conclusie 20 voor het nabewerken van een montagedoos (1,101), waarbij het ten minste voor een groot deel verwijderen van de montageflens (3,103) bestaat uit volgende stappen: - plaatsen van een schroevendraaier tussen de montageflens (3) en de muur waarin de montagedoos gemonteerd is; - uitoefenen van een hefkracht zodanig dat een breuk gecreëerd wordt tussen de montageflens (3) en het inbouwelement (2); en - verwijderen van de montageflens (3) van het inbouwelement (2).