BE1018949A3 - Paneel, bekleding samengesteld uit dergelijke panelen, werkwijze voor het installeren van panelen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen. - Google Patents

Paneel, bekleding samengesteld uit dergelijke panelen, werkwijze voor het installeren van panelen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Download PDF

Info

Publication number
BE1018949A3
BE1018949A3 BE2009/0616A BE200900616A BE1018949A3 BE 1018949 A3 BE1018949 A3 BE 1018949A3 BE 2009/0616 A BE2009/0616 A BE 2009/0616A BE 200900616 A BE200900616 A BE 200900616A BE 1018949 A3 BE1018949 A3 BE 1018949A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
panel
edge
panels
edges
locking
Prior art date
Application number
BE2009/0616A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Flooring Ind Ltd Sarl
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Flooring Ind Ltd Sarl filed Critical Flooring Ind Ltd Sarl
Priority to BE2009/0616A priority Critical patent/BE1018949A3/nl
Priority to PCT/IB2010/054540 priority patent/WO2011042878A2/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1018949A3 publication Critical patent/BE1018949A3/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F15/00Flooring
    • E04F15/02Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/01Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship
    • E04F2201/0153Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship by rotating the sheets, plates or panels around an axis which is parallel to the abutting edges, possibly combined with a sliding movement
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/01Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship
    • E04F2201/0184Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship by rotating the sheets, plates or panels around an axis which is perpendicular to the abutting edges and perpendicular to the main plane, possibly combined with a sliding movement

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Floor Finish (AREA)
  • Finishing Walls (AREA)
  • Load-Bearing And Curtain Walls (AREA)

Abstract

Paneel, voor het vormen van een bekleding (2), meer speciaal een vloerbekleding, waarbij dit paneel (1) rechthoekig, dus langwerpig of vierkant is, met als kenmerk dat het aan minstens twee tegenoverliggende randen is voorzien van koppeldelen (13-14) die zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging (W) van het ene paneel (1A) ten opzichte van het andere waarbij het ene paneel (1A) hoofdzakelijk in het vak van het andere paneel (1B) wordt verdraaid. Verder betreft de uitvinding een werkwijze waarbij de panelen door middel van zulke wentelbeweging onderling aan elkaar worden gekoppeld, alsook een techniek om panelen te vervaardigen die vergrendelgedeelten bezitten die niet parallel met de eigenlijke rand van het paneel verlopen.

Description

Paneel, bekleding samengesteld uit dergelijke panelen, werkwijze voor het installeren van panelen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen.
Deze uitvinding heeft betrekking op een paneel, een bekleding samengesteld uit panelen, een werkwijze voor het installeren van panelen en een werkwijze voor het vervaardigen van panelen.
In de eerste plaats is de uitvinding vooral bedoeld om te worden toegepast bij panelen in de vorm van vloerpanelen en dus bekledingen in de vorm van vloerbedekkingen, in het bijzonder vloerpanelen van het type dat toelaat dat dergelijke vloerpanelen zogenaamd zwevend kunnen worden verlegd. Meer speciaal nog is zij bedoeld om te worden aangewend bij plaatvormige vloerpanelen gekozen uit de groep van: panelen met een gedrukt decor aan het oppervlak, meer speciaal laminaatpanelen, en nog meer speciaal DPL panelen (Direct Pressed Laminate) of direct bedrukte panelen; fineerparket; samengesteld parket, ook wel “engineered wood” genoemd; massief parket; plaatvormige houtgebaseerde panelen met een erop bevestigde toplaag uit een ander materiaal. Toepassingen in andere materialen zijn echter niet uitgesloten.
Meer algemeen is de uitvinding ook bedoeld om te worden aangewend bij panelen voor andere toepassingen, zoals plafondpanelen, wandpanelen, alsook panelen die voor eender welk doeleinde onderling in eenzelfde vlak moeten samengebouwd worden.
In het geval van vloerpanelen is het bekend dat deze aan hun randen kunnen worden voorzien met mechanische koppeldelen waardoor deze bij het installeren onderling aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij zowel in een verticale als horizontale vergrendeling wordt voorzien. Een typisch voorbeeld hiervan is bekend uit het WO 97/47834. Sinds het commercieel succes van panelen welke met koppeldelen voorzien zijn zoals beschreven in het WO 97/47834, werd een groot aantal varianten van koppeldelen voor het verbinden van vloerpanelen ontwikkeld en beschreven in octrooiaanvragen.
In functie van de uitvoering van dergelijke koppeldelen kunnen panelen op verschillende wijzen aan elkaar worden gekoppeld. Zo bestaan er koppeldelen die toelaten om dergelijke panelen door een wentelbeweging in elkaar te voegen, waarbij het ene paneel vanuit een positie waarbij het uit het vlak gewenteld is van het andere paneel, door neerwentelen in hetzelfde vlak aan het andere paneel wordt gekoppeld. Ook kent men koppeldelen die toelaten om twee panelen door ze naar elkaar toe te schuiven in hetzelfde vlak aan elkaar te koppelen via een snapverbinding. Tevens bestaan er koppeldelen die toelaten om de panelen door beide technieken met elkaar te verbinden. Voorbeelden hiervan zijn ondermeer bekend uit het WO 97/47834 en WO 94/26999.
Ook is het gebruik van koppeldelen bekend die toelaten dat één paneel door middel van een neerwaartse beweging aan een ander paneel kan worden gekoppeld, bijvoorbeeld zoals beschreven in het EP 1.159.497.
Verder is het ook bekend om, bijvoorbeeld in het geval van rechthoekige panelen, aan alle zijden van deze panelen koppeldelen aan te brengen die in gekoppelde toestand in een vergrendeling voorzien die verhinderd dat de panelen uit elkaar kunnen loskomen. Daarbij zijn in functie van de aangewende koppeldelen verschillende werkwijzen mogelijk om dergelijke panelen te installeren, meer speciaal aan elkaar te verbinden, om een bekleding, bijvoorbeeld en vloerbekleding, te vormen. Zo bijvoorbeeld kent men een wentel/wenteltechniek, waarbij de panelen aan beide paren zijden door middel van een wentelbeweging aan elkaar worden verbonden, zoals ondermeer beschreven in het US 4.426.820 en WO 94/26999. Volgens een andere bekende techniek worden de panelen door middel van een wentel/snaptechniek verbonden, met andere woorden aan een eerste rand verbonden via het in elkaar wentelen en aan een tweede rand verbonden door de panelen naar elkaar toe te schuiven, welke techniek ondermeer ook bekend is uit het voornoemde WO 94/26999. Nog een andere techniek bestaat erin om een nieuw te installeren paneel door middel van uitsluitend een neerwaartse beweging aan twee haaks op elkaar staande zijden met de reeds geïnstalleerde panelen te verbinden, bijvoorbeeld zoals bekend uit het EP 1.159.497. Ook bestaan er technieken waarbij aan één zijde de verbinding wordt gerealiseerd door een wentelbeweging, terwijl aan een haaks hierop staande zijde tijdens het neerwentelen van het paneel een vergrendeling wordt verkregen door middel van de neerwaartse beweging. Een voorbeeld hiervan is bekend uit het EP 1.276.941.
Volgens een bijzondere techniek die bekend is uit het BE 2002/0682 en het WO 01/27410 kunnen ook koppeldelen worden aangewend die toelaten dat twee van dergelijke panelen door een onderlinge verschuiving over een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van de betreffende randen van de panelen, aan elkaar kunnen worden gekoppeld en waarbij de voornoemde randen zijn voorzien van geïntegreerde middelen, meer speciaal van geleidingvormende gedeelten, die de vloerpanelen bij de voornoemde verschuiving als gevolg van deze verschuiving van een eerste toestand in een tweede toestand brengen, waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand.
Bij de laatstgenoemde techniek wordt de verschuiving uitgevoerd door een te verbinden paneel met zijn langsrichting parallel aan de reeds gelegde panelen naar een vorige rij toe te verschuiven. Een nadeel hierbij is dat deze verschuiving vrij moeilijk te realiseren is, vooral in het geval van relatief lange panelen. Testen hebben uitgewezen dat hierbij bij de minste vorm van onzorgvuldig samenvoegen torsiekrachten in de koppeldelen kunnen ontstaan die tot een beschadiging, zoals het afbreken van vergrendelgedeelten, kunnen leiden.
De huidige uitvinding beoogt panelen die aan minstens twee van hun randen door middel van een onderlinge beweging, hoofdzakelijk in de langsrichting van deze randen, met elkaar verbonden kunnen worden, en die verbeterd zijn ten opzichte van de bekende uitvoeringen en meer speciaal toelaten om panelen aan deze randen vlot met elkaar te verbinden en/of toelaten deze met elkaar te verbinden met een minimum risico op beschadiging. Eveneens betreft zij een nieuwe werkwijze voor het installeren van panelen, meer speciaal voor het vormen van een bekleding uit dergelijke panelen, die het voordeel biedt dat panelen op een vlotte wijze met elkaar kunnen worden verbonden. Tenslotte beoogt de uitvinding ook een werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke panelen die toelaat dat de koppeldelen op een optimale wijze aan de randen kunnen worden gerealiseerd.
Hiertoe betreft de uitvinding volgens een eerste aspect een paneel, voor het vormen van een bekleding, - waarbij dit paneel rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel een eerste paar tegenoverliggende randen bezit, die een eerste rand en een tweede rand aan het paneel definiëren; - waarbij dit paneel een tweede paar tegenoverliggende randen bezit, die een derde en een vierde rand aan het paneel definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt aan het paneel definiëren; - waarbij het paneel minstens aan de derde en vierde rand is voorzien van koppeldelen die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen; met als kenmerk dat de koppeldelen aan de derde rand en de vierde rand zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging van het ene paneel ten opzichte van het andere waarbij het ene paneel hoofdzakelijk in het vlak van het andere paneel wordt verdraaid, meer speciaal aldus in het vlak van de bekleding, en wel zodanig dat het zich met zijn derde rand langsheen de vierde rand van het andere paneel beweegt, waarbij deze wentelbeweging minstens kan uitgevoerd worden van in een welbepaalde verdraaide positie van het ene paneel ten opzichte van het andere tot in een eindpositie waarbij de eerste randen van beide panelen zich in eikaars verlengde bevinden, of zich hoofdzakelijk parallel en nog nauwelijks uit elkaar bevinden.
Bij voorkeur zijn de voornoemde vergrendelgedeelten hierbij als achter elkaar hakende gedeelten uitgevoerd die via de voornoemde wentelbeweging zijdelings achter elkaar ingehaakt kunnen worden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de koppeldelen aan de derde rand en de vierde rand zodanig geconfigureerd dat de voornoemde wentelbeweging kan worden uitgevoerd terwijl het paneel dat verdraaid wordt met zijn vierde hoekpunt langsheen, meer speciaal in contact met, de vierde rand van het andere paneel bewogen wordt.
Nog volgens een voorkeurdragend kenmerk zijn de koppeldelen zodanig geconfigureerd dat de voornoemde wentelbeweging kan worden uitgevoerd terwijl het te verdraaien paneel zich met zijn eerste hoekpunt in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand van het andere paneel bevindt, bij voorkeur op niet meer dan 5 cm van dit verlengde, en beter nog op niet meer dan 2 cm van dit verlengde, en nog beter met het eerste hoekpunt in het voornoemde verlengde.
Praktisch gezien zijn de voornoemde vergrendelgedeelten als geleidingvormende gedeelten uitgevoerd die de panelen als een gevolg van de voornoemde wentelbeweging van een eerste toestand in een tweede toestand brengen, waarbij deze tweede toestand de toestand is waarbij beide panelen met hun eerste randen in eikaars verlengde gelegen zijn, en waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand.
Volgens een tweede aspect betreft de uitvinding een paneel, voor het vormen van een bekleding, - waarbij dit paneel rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel een eerste paar tegenoverliggende randen bezit, die een eerste rand en een tweede rand aan het paneel definiëren; - waarbij dit paneel een tweede paar tegenoverliggende randen bezit, die een derde en een vierde rand aan het paneel definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt aan het paneel definiëren; - waarbij het paneel minstens aan de derde en vierde rand is voorzien van koppeldelen die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen; - waarbij de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen een onderlinge verplaatsing van de panelen over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand, met als kenmerk dat de vergrendelgedeelten zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van minstens een wentelbeweging van het ene paneel ten opzichte van het andere, waarbij het ene paneel hoofdzakelijk in het vlak van het andere paneel wordt verdraaid, meer speciaal aldus in het vlak van de bekleding, dit door middel van een wentelbeweging die hoofdzakelijk rond het eerste hoekpunt van het te koppelen paneel wordt uitgevoerd, waarbij dit eerste hoekpunt in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand van het vorige paneel is gesitueerd.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het tweede aspect zijn de koppeldelen, meer speciaal de geleidingvormende gedeelten, aan de derde rand en de vierde rand zodanig geconfigureerd dat de voornoemde wentelbeweging kan worden uitgevoerd terwijl het paneel dat verdraaid wordt met zijn vierde hoekpunt langsheen, meer speciaal in contact met, de vierde rand van het andere paneel bewogen wordt.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het tweede aspect van de uitvinding zijn de koppeldelen, meer speciaal de geleidingvormende gedeelten, zodanig geconfigureerd dat de voornoemde wentelbeweging kan worden uitgevoerd terwijl het te verdraaien paneel zich met zijn eerste hoekpunt in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand van het andere paneel bevindt, bij voorkeur op niet meer dan 5 cm van dit verlengde verwijderd, en beter nog op niet meer dan 2 cm van dit verlengde, en nog beter met het eerste hoekpunt in het voornoemde verlengde.
Volgens een derde aspect van de uitvinding betreft deze een paneel, voor het vormen van een bekleding, - waarbij dit paneel rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel een eerste paar tegenoverliggende randen bezit, die een eerste rand en een tweede rand aan het paneel definiëren; - waarbij dit paneel een tweede paar tegenoverliggende randen bezit, die een derde rand en een vierde rand aan het paneel definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt aan het paneel definiëren; - waarbij het paneel minstens aan de derde rand en vierde rand is voorzien van koppeldelen die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen; - waarbij de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen een onderlinge verplaatsing van de panelen over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand; met als kenmerk dat de voofnoemde koppeldelen aan de derde rand en vierde rand zodanig geconfigureerd zijn dat een nieuw te installeren paneel met het bijhorend vergrendelgedeelte van de derde rand via een beweging loodrecht op het vlak van het paneel achter het vergrendelgedeelte van de vierde rand van een vorig paneel kan worden ingehaakt, meer speciaal vrij hierachter kan worden aangebracht, dit in een positie waarbij het nieuwe paneel met zijn derde rand minstens voor de helft van zijn lengte overlappend is aan de lengte van de vierde rand van het vorige paneel.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het derde aspect is het paneel daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen aan de derde en vierde rand, meer speciaal de vergrendelgedeelten, aan de derde en vierde rand zodanig geconfigureerd zijn dat een nieuw te installeren paneel vanuit de voornoemde positie door middel van een wentelbeweging hoofdzakelijk in hetzelfde vlak als het vorige paneel, verder met dit vorige paneel kan worden gekoppeld.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het derde aspect zijn de koppeldelen aan de derde en vierde rand, meer speciaal de voornoemde vergrendelgedeelten, aan de derde rand en de vierde rand zodanig geconfigureerd dat de voornoemde wentelbeweging kan worden uitgevoerd terwijl het paneel dat verdraaid wordt met zijn vierde hoekpunt langsheen, meer speciaal in contact met, de vierde rand van het andere paneel bewogen wordt.
Volgens nog een voorkeurdragend kenmerk van het derde aspect is het paneel daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen aan de derde en vierde rand, meer speciaal de voornoemde vergrendelgedeelten, zodanig geconfigureerd zijn dat de voornoemde wentelbeweging kan worden uitgevoerd terwijl het te verdraaien paneel zich met zijn eerste hoekpunt in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand van het andere paneel bevindt, bij voorkeur op niet meer dan 5 cm van dit verlengde, en beter nog op niet meer dan 2 cm van dit verlengde, en nog beter met het eerste hoekpunt in het voornoemde verlengde.
Volgens een vierde onafhankelijk aspect betreft de uitvinding een paneel , voor het vormen van een bekleding, - waarbij dit paneel rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel een eerste paar tegenoverliggende randen bezit, die een eerste rand en een tweede rand aan het paneel definiëren; - waarbij dit paneel een tweede paar tegenoverliggende randen bezit, die een derde en een vierde rand aan het paneel definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt aan het paneel definiëren; - waarbij het paneel minstens aan de derde en vierde rand is voorzien van koppeldelen die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeeiten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen; met als kenmerk dat het tweede vergrendelsysteem aan de derde en vierde rand slechts over een gedeelte van de lengte van deze randen actief aanwezig is doordat het vanaf het tweede, respectievelijk derde hoekpunt over een afstand van de vierde respectievelijk derde rand afwezig is, met andere woorden niet actief is, bijvoorbeeld door dat één of beide van de vergrendelgedeelten ontbreken.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het vierde aspect is zulk paneel daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppeldelen zijn uitgevoerd in de vorm van een tand en groef, waarbij de tand aan de derde rand is aangebracht, terwijl de groef zich aan de vierde rand bevindt, waarbij de groef is begrensd door een bovenste lip en een onderste lip, waarvan de onderste lip zich uitstrekt tot voorbij de bovenste lip, waarbij één van de voornoemde vergrendelgedeelten zich aan de voornoemde onderste lip bevindt, waarbij dit vergrendelgedeelte zich slechts over een gedeelte van de lengte van de betreffende rand uitstrekt.
Het is duidelijk dat het vierde aspect vooral in combinatie moet worden gezien met panelen die toelaten dat zulk paneel zoals voornoemd via een wentelbeweging in het vlak van een ander paneel aan dit andere paneel kan worden gekoppeld.
Volgens een vijfde aspect betreft de uitvinding een paneel, voor het vormen van een bekleding, - waarbij dit paneel rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel een eerste paar tegenoverliggende randen bezit, die een eerste rand en een tweede rand aan het paneel definiëren; - waarbij dit paneel een tweede paar tegenoverliggende randen bezit, die een derde en een vierde rand aan het paneel definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt aan het paneel definiëren; - waarbij het paneel minstens aan de derde en vierde rand is voorzien van koppeldelen die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen; - waarbij de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen een onderlinge verplaatsing van de panelen over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand; met als kenmerk dat de voornoemde vergrendelgedeelten zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging van het ene paneel ten opzichte van het andere, waarbij het ene paneel hoofdzakelijk in het vlak van het andere paneel wordt verdraaid, meer speciaal aldus in het vlak van de bekleding, en dat minstens één van de vergrendelgedeelten aan de derde of vierde rand van het paneel zijdelings in het verloop van de rand uitmondt.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een paneel volgens het vijfde aspect, is zulk paneel daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppeldelen zijn uitgevoerd in de vorm van een tand en groef, waarbij de tand aan de derde rand is aangebracht, terwijl de groef zich aan de vierde rand bevindt, waarbij de groef is begrensd door een bovenste lip en een onderste lip, waarvan de onderste lip zich uitstrekt tot voorbij de bovenste lip, waarbij één van de voornoemde vergrendelgedeelten zich aan de voornoemde onderste lip bevindt, waarbij dit vergrendelgedeelte als geleidingvormend gedeelte fungeert en dit geleidingvormend gedeelte zijdelings in de vierde rand uitmondt.
Volgens een zesde aspect van de uitvinding betreft zij een paneel, voor het vormen van een bekleding, - waarbij dit paneel rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel een eerste paar tegenoverliggende randen bezit, die een eerste rand en een tweede rand aan het paneel definiëren; - waarbij dit paneel een tweede paar tegenoverliggende randen bezit, die een derde en een vierde rand aan het paneel definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt aan het paneel definiëren; - waarbij het paneel minstens aan de derde en vierde rand is voorzien van koppeldelen die toeiaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen; - waarbij de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen een onderlinge verplaatsing van de panelen over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand; met als kenmerk dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten is uitgevoerd als een geleidingvormend gedeelte dat een verloop met een gradueel wijzigende hellingsgraad vertoont, dit over een afstand van minstens 1/4de van de lengte van de betreffende rand.
Het is duidelijk dat de kenmerken van alle voornoemde aspecten naar willekeur kunnen worden gecombineerd, in zoverre de kenmerken niet tegenstrijdig zijn aan elkaar.
Verder kunnen de panelen die volgens alle voornoemde aspecten zijn uitgevoerd nog één of meer van volgende bijkomende kenmerken vertonen: - dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten, en bij voorkeur beide, met eventuele uitzondering van een inloopafronding of -afschuining, ten opzichte van het verloop van de eigenlijke rand van het paneel een helling vertoont, respectievelijk vertonen, die over het grootste gedeelte van deze vergrendelgedeelten minder dan 20 graden en beter nog minder dan 10 graden afwijkt van de richting volgens dewelke de derde en vierde rand zich uitstrekken; - dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten, en bij voorkeur beide, over het grootste gedeelte een helling vertoont ten opzichte van het verloop van de eigenlijke rand van het paneel, waarbij deze helling evenwel naar de eerste rand toe bij deze eerste rand of reeds van op een afstand ervoor nul wordt; - dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten over het grootste gedeelte van zijn lengte, en bij voorkeur beide, boogvormig en meer speciaal cirkelboogvormig, is, respectievelijk zijn uitgevoerd; - dat het boogvormig gedeelte is uitgevoerd met een straal in de orde van grootte van 0,5 a 1,25 keer de lengte van het paneel; - dat het middelpunt van de voornoemde boog gelegen is op de eerste rand of het verlengde daarvan; - dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten een gedeelte vertoont dat hoofdzakelijk parallel is met de derde of vierde rand; - dat de voornoemde vergrendelgedeelten aan de derde en vierde rand, in de volledig gekoppelde toestand, over minstens 1/4 van de lengte van deze randen contact maken met elkaar; - dat de voornoemde vergrendelgedeelten in de volledig gekoppelde toestand van twee panelen aan de derde en vierde rand over de volledige lengte van het kortste vergrendelgedeelte, met uitzondering van een eventuele inloopafronding of inloopafschuining, contact maken met elkaar; - dat de koppeldelen aan de derde of vierde rand zodanig geconfigureerd zijn dat zij aanvankelijk met speling in elkaar passen, doch bij het in elkaar wentelen van het ene paneel in het andere uiteindelijk een spelingvrije koppeling ontstaat; - dat de koppeldelen aan de derde en vierde rand zodanig geconfigureerd zijn dat in de uiteindelijk gekoppelde toestand zogenaamde voorspanning wordt verkregen; - dat het een paneel betreft dat bedoeld is samen met andere panelen in rijen te worden geïnstalleerd, waarbij de eerste rand telkens bedoeld is aan een vorige rij van panelen te worden gekoppeld, de tweede rand bedoeld is aan een volgende rij panelen te worden gekoppeld, de derde rand bedoeld is aan een vorig paneel in dezelfde rij te worden gekoppeld en de vierde rand bedoeld is aan een volgend paneel in dezelfde rij te worden gekoppeld; - dat de voornoemde vergrendelgedeelten hoofdzakelijk over hun volledige lengte rechtlijnig verlopen, doch zulks onder hoek ten opzichte van de betreffende bovenrand van het paneel; - dat twee of meer vergrendelgedeelten aan de derde rand, alsook overeenstemmend twee of meer vergrendelgedeelten aan de vierde rand aanwezig zijn; - dat het langwerpige panelen zijn, waarbij de voornoemde derde rand en vierde rand de korte zijden van de panelen vormen; - dat de hiervoor genoemde langwerpige panelen een lengte van meer dan 1,25 m vertonen; - dat de koppeldelen aan de derde en vierde rand zijn uitgevoerd in de vorm van een tand en groef, waarbij de groef begrensd is door een onderste lip en een bovenste lip, waarbij de vergrendelgedeelten zich respectievelijk aan de bovenzijde van de onderste lip en de onderzijde van de tand bevinden; • dat de voornoemde vergrendelgedeelten met elkaar samenwerkende vergrendelvlakken vertonen, waarbij het vergrendelvlak van de onderste lip zich minstens gedeeltelijk en bij voorkeur volledig voorbij het distaai uiteinde van de bovenste lip bevindt; • dat de koppeldelen aan de derde en vierde randen achter elkaar inhaakbaar zijn door een verticale of hoofdzakelijk verticale beweging, dit in een positie waarbij het ene paneel nog verdraaid is ten opzichte van het andere, waarna door de verdraaiing van het ene paneel ten opzichte van het andere een vergrendeling in een richting loodrecht op het vlak van de panelen wordt verkregen; - dat de koppeldelen aan de derde en vierde randen zodanig geconfigureerd zijn dat zij toelaten om twee van deze panelen aan elkaar te verbinden door ze in elkaar te snappen, bij voorkeur door één paneel hoofdzakelijk in hetzelfde vlak als het andere paneel naar dit andere paneel toe te schuiven, en/of door ze lateraal in elkaar te wentelen, door het ene paneel vanuit een positie waarbij het uit het vlak van het andere paneel gewenteld is met zijn derde rand langsheen de vierde rand van het andere paneel te presenteren en dit vervolgens tot in het vlak van het andere paneel te wentelen; - dat aan het eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen aanwezig zijn die minstens een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak; - dat de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen tevens een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen; - dat de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen gevormd zijn als recht doorlopende profielen die zich parallel langsheen de betreffende randen uitstrekken; - dat de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen zijn uitgevoerd in de vorm van een tand en groef, die voorzien zijn van de voornoemde vergrendelgedeelten, waarbij de tand en de groef zodanig zijn uitgevoerd dat wanneer twee van dergelijke panelen met hun eerste en tweede randen naar elkaar worden bewogen in eenzelfde vlak, de tand automatisch minstens gedeeltelijk in de groef komt te zitten, meer speciaal de tip van de tand automatisch onder een lip komt te zitten die de bovenzijde van de groef begrenst; - dat de groef zich aan de tweede rand bevindt en de tand aan de eerste, terwijl ook de koppeldelen aan de derde en vierde rand hoofdzakelijk als een tand en groef zijn uitgevoerd, waarvan de tand zich aan de derde rand en de groef zich aan de vierde rand bevindt; - dat de voornoemde groef behorend tot het eerste paar tegenoverliggende randen begrensd is door een bovenste lip en een onderste lip, waarbij de onderste lip zich zijdelings tot voorbij de bovenste lip uitstrekt; - dat de in de vorige paragraaf genoemde groef is voorzien van een vergrendelgedeelte in de vorm van een vergrendelvlak dat zich minstens gedeeltelijk in het gedeelte van de onderste lip bevindt dat zijdelings voorbij de bovenste lip is gesitueerd; - dat de koppeldelen aan de eerste en tweede randen zodanig geconfigureerd zijn dat zij toelaten om twee van deze panelen aan elkaar te verbinden door ze in elkaar te snappen, bij voorkeur door één paneel hoofdzakelijk in hetzelfde vlak als het andere paneel naar dit andere paneel toe te schuiven, en/of door ze lateraal in elkaar te wentelen, door het ene paneel vanuit een positie waarbij het uit het vlak van het andere paneel gewenteld is met zijn eerste rand langsheen de tweede rand van het andere paneel te presenteren en vervolgens in het vlak te wentelen van het andere paneel.; - dat de koppeldelen minstens aan de derde en vierde randen, en bij voorkeur aan alle vier randen van het paneel, ééndelig in het paneel zijn aangebracht, en bij voorkeur bestaan uit in de rand gefreesde profielen; - dat het een paneel betreft met een kern uit een materiaal uit de groep van MDF (Medium Density Fiberboard) en HDF.(High Density Fiberboard); - dat het een vloerpaneel is; - dat het een plaatvormig vloerpaneel is uit de groep van: panelen met een gedrukt decor aan het oppervlak, meer speciaal laminaatpanelen, en nog meer speciaal DPL panelen (Direct Pressed Laminate) of direct bedrukte panelen; fineerparket; samengesteld parket, ook wel “engineered wood” genoemd; massief parket; plaatvormige houtgebaseerde panelen met een erop bevestigde toplaag uit een ander materiaal.
Volgens het zevende aspect heeft de uitvinding betrekking op een nieuwe installatietechniek om panelen onderling tot een bekleding te koppelen. Hiertoe betreft zij een werkwijze voor het installeren van panelen, meer speciaal voor het vormen van een bekleding, waarbij deze bekleding wordt samengesteld uit meerdere panelen, met als kenmerk dat hiertoe panelen worden aangewend die aan twee of meer randen voorzien zijn met koppeldelen die toelaten dat dergelijke panelen aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de betreffende panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen en waarbij de koppeldelen van minstens twee randen zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen door middel van de voornoemde koppeldelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging van het ene paneel ten opzichte van het andere, waarbij het ene paneel hoofdzakelijk in het vlak van het andere paneel wordt verdraaid, en dat de werkwijze erin bestaat dat de bekleding wordt gevormd door minstens een aantal van dergelijke panelen aan elkaar te koppelen, waarbij zij minstens aan voornoemde twee randen via een wentelbeweging van de panelen zoals voornoemd met elkaar worden verbonden.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de werkwijze verder daardoor gekenmerkt dat hiertoe panelen worden aangewend die rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, zijn; die een eerste paar tegenoverliggende randen bezitten, die een eerste rand en een tweede rand aan zulk paneel definiëren; die een tweede paar tegenoverliggende randen bezitten, die een derde en een vierde rand aan zulk paneel definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand uitstrekken; waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt aan het paneel definiëren; en waarbij zulk paneel minstens aan de derde en vierde rand is voorzien van voornoemde koppeldelen die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van voornoemde wentelbeweging van het ene paneel ten opzichte van het andere, waarbij bij het koppelen van een paneel met zijn derde rand aan de vierde rand van een ander paneel dan wordt verwezenlijkt door het eerste paneel met zijn derde rand langsheen de vierde rand van het andere paneel te verplaatsen gedurende de voornoemde wentelbeweging.
Andere voorkeurdragende of bijzondere kenmerken van de werkwijze bestaan erin: - dat bij het realiseren van de voornoemde wentelbeweging het betreffende paneel met zijn vierde hoekpunt langsheen de vierde rand van het andere paneel bewogen wordt, bij voorkeur in contact met deze rand; - dat de voornoemde wentelbeweging wordt uitgevoerd terwijl het te verdraaien paneel zich met zijn eerste hoekpunt in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand van het andere paneel bevindt, bij voorkeur op niet meer dan 5 cm van dit verlengde, en beter nog op niet meer dan 2 cm van dit verlengde, en nog beter met het eerste hoekpunt in het voornoemde verlengde; - dat de panelen in opeenvolgende rijen worden geïnstalleerd, waarbij de panelen die bedoeld zijn omringd te worden door andere panelen met hun eerste rand aan een vorige rij van panelen worden gekoppeld, met hun tweede rand aan een volgende rij panelen worden gekoppeld, met hun derde rand aan een vorig paneel in dezelfde rij worden gekoppeld en aan hun vierde rand met een volgend paneel in dezelfde rij worden gekoppeld; - dat bij het uitvoeren van voornoemde wentelbeweging door middel van één van de voornoemde panelen, dit paneel met zijn eerste hoekpunt in contact gehouden wordt met de tweede rand van een zich in de vorige rij bevindend paneel, zodanig dat deze rand tijdens het uitvoeren van de wentelbeweging als steunpunt voor het hoekpunt fungeert; - dat panelen worden aangewend die aan hun eerste en tweede rand eveneens voorzien zijn van koppeldelen die een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, alsmede een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen, waarbij via deze koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen een verbinding wordt gerealiseerd hoofdzakelijk nadat de derde rand van zulk paneel door middel van de voornoemde wentelbeweging aan de vierde rand van een naastliggend paneel is gekoppeld; - dat voor de eerste en tweede rand koppeldelen worden aangewend in de vorm van een tand en groef, die voorzien zijn van de voornoemde vergrendelgedeelten, waarbij de tand en de groef zodanig zijn uitgevoerd dat wanneer twee van dergelijke panelen met hun eerste en tweede randen naar elkaar worden bewogen in eenzelfde vlak, de tand automatisch minstens gedeeltelijk in de groef komt te zitten, meer speciaal de tip van de tand automatisch onder een lip komt te zitten die de bovenzijde van de groef begrenst; - dat bij het uitvoeren van de voornoemde wentelbeweging, minstens gedurende een gedeelte van deze wentelbeweging, de voornoemde tip van de tand ter plaatse van het eerste hoekpunt onder de voornoemde lip wordt gebracht en gehouden; - dat bij het uitvoeren van de voornoemde wentelbeweging, de voornoemde tip van de tand systematisch over de volledige lengte van de eerste rand onder de voornoemde lip van het in de vorige rij gelegen paneel wordt gebracht; - dat panelen worden aangewend die onderling aan hun eerste rand en tweede rand aan elkaar kunnen worden bevestigd door een paneel vanuit een positie waarbij het uit het vlak van een ander paneel gewenteld is met zijn eerste rand langsheen de tweede rand van het andere paneel te presenteren en vervolgens in het vlak te wentelen van het andere paneel; - dat zulk paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een paneel in de vorige rij wordt verbonden door het ietwat uit het vlak van de bekleding te draaien en vervolgens terug te draaien zodanig dat een verbinding wordt gemaakt, waarbij het vorige paneel dat zich in dezelfde rij bevindt en met zijn vierde rand aan de derde rand van het laatste paneel is gekoppeld, tijdens deze verdraaiing kortstondig mee heen en weer verdraaid wordt; - dat de werkwijze wordt aangewend voor het vormen van een bekleding in de vorm van een vloerbedekking, waarbij de panelen bestaan uit vloerpanelen; en dat bij het uitvoeren van de voornoemde wentelbeweging een nieuw te installeren paneel minstens gedeeltelijk over de ondergrond wordt verschoven; - dat bij de werkwijze gebruik wordt gemaakt van panelen zoals hiervoor beschreven.
Volgens het achtste aspect heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van panelen, waarmee in een techniek wordt voorzien die toelaat om panelen waarvan de vergrendelgedeelten niet parallel verlopen aan de bovenrand, op een optimale wijze te verwezenlijken. Hiertoe heeft zij betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van panelen, waarbij deze panelen aan minstens twee tegenoverliggende randen worden voorzien met koppeldelen die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen; waarbij de koppeldelen aan deze randen een onderlinge verplaatsing van de panelen over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand; en waarbij minstens één van de geleidingvormende gedeelten volgens zijn lengterichting met een verloop wordt uitgevoerd dat afwijkt van de bijhorende eigenlijke rand van het paneel, daardoor gekenmerkt dat minstens voornoemd geleidingvormend gedeelte, met het afwijkend verloop, wordt verwezenlijkt door middel van een roterende frees, waarbij de frees en het paneel een relatieve beweging uitvoeren en waarbij de as van de frees volgens een zicht loodrecht op het vlak van het paneel, gedurende het grootste gedeelte van het freesproces voor het vormen van het betreffend geleidingvormend gedeelte, een hoek met de richting van de eigenlijke rand van het paneel vormt die afwijkt van 90 graden. Anders gezegd betekent dit dat de snijlijn tussen het vlak van het paneel en het rotatievlak van de frees een hoek maakt met de eigenlijke rand van het paneel.
Volgens een eerste mogelijkheid wordt de voornoemde hoek hoofdzakelijk constant gehouden. Bij deze eerste mogelijkheid geniet het verder de voorkeur dat de snijlijn van het vlak waarin de frees roteert en het vlak van het paneel overeenstemt of vrijwel overeenstemt met een gemiddelde helling van het geleidingvormend gedeelte. Door met een vaste hoek te werken, wordt een goed compromis verkregen tussen enerzijds het beperken van ongewenste ondersnijdingseffecten en anderzijds de hiertoe noodzakelijke complexiteit van de benodigde freesmachines.
Volgens een tweede mogelijkheid wordt een geleidingvormend gedeelte gevormd met een verloop dat afwijkt van een rechte, en wordt de voornoemde hoek tijdens het frezen van het geleidingvormend gedeelte continu aangepast in functie van het voornoemde verloop. Dit heeft als voordeel dat ondersnijdingseffecten over de volledige lengte van de vergrendelgedeelten op ieder punt maximaal kunnen worden geminimaliseerd, doch heeft als nadeel dat een meer complexe beweging en aansturing van zulke frees noodzakelijk is.
Het is duidelijk dat de hiervoor uiteengezette vervaardigingstechniek bijzonder geëigend is om de eerder beschreven panelen te verwezenlijken.
Eveneens is het duidelijk dat de uitvinding ook betrekking heeft op panelen die volgens de voornoemde werkwijze zijn vervaardigd.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch en in bovenaanzicht een bekleding met panelen volgens de uitvinding weergeeft, meer speciaal een vloerbedekking; figuur 2 op een grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F2 is aangeduid; figuur 3 op een grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 met F3 is aangeduid, voor een nog wat verder verdraaide toestand van het te leggen paneel; figuur 4 in perspectief een bovenaanzicht weergeeft van de rand van het paneel die in figuur 2 met F4 is aangeduid; figuur 5 in perspectief een zicht weergeeft op de onderzijde van het paneel aan de rand die in figuur 2 met F5 is aangeduid, waarbij het paneel ondersteboven is weergegeven; figuren 6, 7 en 8 op een grotere schaal doorsneden weergeven respectievelijk volgens lijnen VI-VI, VII-VII en VIII-VIII in figuur 3; figuur 9 een doorsnede weergeeft volgens lijn IX-IX in figuur 6; figuren 10 en 11 doorsneden weergeven gelijkaardig aan deze van figuur 6, doch voor andere onderlinge posities van de betreffende randen; figuur 12 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn XII-XII in figuur 2; figuren 13 tot 16 schematisch en in verschillende stappen illustreren hoe een paneel volgens de werkwijze van de uitvinding kan worden geïnstalleerd; figuur 17 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn XVII-XVII in figuur 16; figuur 18 hetzelfde zicht weergeeft als in figuur 17, doch voor een andere onderlinge positie van de panelen; figuur 19 een zicht weergeeft analoog aan dat van figuur 9, doch voor een volledig gekoppelde toestand; figuur 20 een doorsnede weergeeft volgens lijn XX-XX in figuur 19; figuur 21 voor een variante een doorsnede weergeeft zoals in figuur 7, doch voor een aanvangspositie van een nieuw in te voegen paneel; figuren 22 tot 25 sterk geschematiseerd twee gekoppelde panelen weergeven, voor verschillende uitvoeringsvormen; figuur 26 in doorsnede nog een variante weergeeft; figuur 27 schematisch een bijzondere uitvoeringsvorm van een paneel volgens de uitvinding weergeeft; figuren 28 tot 31 weergeven hoe een paneel volgens de uitvinding kan worden vervaardigd; figuur 32 een zicht weergeeft volgens pijl F32 in figuur 29, loodrecht op het vlak van het paneel.
De uitvinding wordt hierna beschreven aan de hand van panelen die als vloerpanelen zijn uitgevoerd. Het is evenwel duidelijk dat zij ook bij andere panelen kan worden toegepast.
In de figuren 1 tot 3 zijn dan ook panelen 1 weergegeven die aan elkaar kunnen worden gekoppeld tot een bekleding 2 in de vorm van een vloerbedekking.
Zulk paneel 1 is rechthoekig en bezit een eerste paar tegenoverliggende randen 3, die een eerste rand 4 en een tweede rand 5 aan het paneel definiëren, alsmede een tweede paar tegenoverliggende randen 6, die een derde rand 7 en een vierde rand 8 aan het paneel definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand uitstrekken. De eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand vormen respectievelijk een eerste hoekpunt 9, een tweede hoekpunt 10, een derde hoekpunt 11 en een vierde hoekpunt 12.
Zoals weergegeven in de figuren 4 tot 8 is het paneel 1 aan de derde rand 7 en vierde rand 8 voorzien van koppeldelen 13 en 14, die toelaten dat twee van dergelijke panelen 1 aan deze randen 7-8 aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen een eerste vergrendelsysteem 15 vormen waardoor gekoppelde panelen 1 verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting R1 loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem 16 vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting R2 loodrecht op de betreffende randen 3-4 en in het vlak van de panelen 1 voorziet.
Zoals meer specifiek in de figuren 6 en 7 zichtbaar is bevatten de koppeldelen 13-14 bij voorkeur een tand- en groefverbinding, met een tand 17 en een groef 18, alsmede vergrendelgedeelten 19-20.
De tand 17 en de groef 18 vormen het vergrendelsysteem 15 dat de vergrendeling volgens de richting R1 oplevert. De groef is bij voorkeur begrenst door een bovenste lip 21 en een onderste lip 22 die zich uitstrekt tot voorbij de bovenste lip 21, met andere woorden hier voorbij uitsteekt.
De vergrendelgedeelten 19 en 20 vormen in de volledig gekoppelde toestand van twee van dergelijke panelen, samen met het feit dat de bovenranden 23-24 van de panelen dan ook tegen elkaar zitten, een vergrendeling volgens de voornoemde richting R2. De vergrendelgedeelten 19-20 bestaan uit achter elkaar hakende gedeelten die voorzien zijn van corresponderende contactvlakken, meer speciaal vergrendelvlakken, 25 en 26, zodanig dat het uit elkaar schuiven van de panelen volgens richting R2 wordt verhinderd. Zoals weergegeven bevindt één van de vergrendelgedeelten, in dit geval 20, zich bij voorkeur aan de bovenzijde van de onderste lip 22, terwijl het andere vergrendelgedeelte 19 zich aan de onderzijde van de tand bevindt. In de volledig gekoppelde toestand zijn de contactvlakken 25 en 26 minstens gedeeltelijk, of zoals hier bij voorkeur volledig in het gedeelte van de onderste lip 22 gelegen dat zich voorbij het distaai uiteinde van de bovenste lip 21 bevindt.
Volgens de uitvinding zijn de koppeldelen 13-14 aan de derde rand 7 en de vierde rand 8 zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen 1 aan deze randen 7-8 aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging van het ene paneel 1 ten opzichte van het andere, waarbij het ene paneel dat de te koppelen derde rand 7 bezit hoofdzakelijk in het vlak van het andere paneel wordt verdraaid, meer speciaal aldus in het vlak van de bekleding 2, en wel zodanig dat het zich met zijn derde rand 7 globaal gezien langsheen de vierde rand 8 van het andere paneel beweegt. Voornoemde wentelbeweging is ondermeer in de figuren 1 tot 3 met pijl W aangeduid.
Bij voorkeur zijn de koppeldelen 13-14 hierbij zodanig geconfigureerd dat de wentelbeweging W minstens kan uitgevoerd worden van in een welbepaalde verdraaide positie van het ene paneel, dus het te installeren paneel, ten opzichte van het andere reeds geïnstalleerde paneel, tot in een eindpositie waarbij de eerste randen 4 van beide panelen zich in eikaars verlengde bevinden of zich hoofdzakelijk parallel en nog nauwelijks uit elkaar bevinden. Ter verduidelijking zijn in de figuren het voornoemde “ene paneel” en het voornoemde “andere paneel” naast de algemene referentie 1 nogmaals extra met de referenties 1A en 1B aangeduid.
De voornoemde configuratie van de koppeldelen 13-14 houdt vooral verband met de configuratie van de vergrendelgedeelten 19 en 20, welke daartoe bij voorkeur ieder een bijzonder verloop kennen dat niet parallel is aan de eigenlijke rechte randen, meer speciaal bovenranden 23-24 van de betreffende panelen 1.
Meer speciaal zijn de voornoemde vergrendelgedeelten 19-20, en in het bijzonder de contact- of vergrendelvlakken 25-26 als achter elkaar hakende gedeelten uitgevoerd die minstens via de voornoemde wentelbeweging W zijdelings achter elkaar ingehaakt kunnen worden. Met zijdelings wordt in dut geval bedoeld dat het ene vergrendelgedeelte 19 vanaf een uiteinde achter het andere uiteinde 20 wordt geschoven, zoals in figuur 9 zichtbaar is.
Bij voorkeur zijn de koppeldelen 13-14aan de derde rand 7 en de vierde rand 8 zodanig geconfigureerd zijn dat de voornoemde wentelbeweging W kan worden uitgevoerd terwijl het paneel 1A dat verdraaid wordt met zijn vierde hoekpunt 12 langsheen, meer speciaal in contact met, de vierde rand 8 van het andere paneel 1B bewogen wordt, zoals systematisch met de twee verschillende posities in figuur 1 is weergegeven.
In het weergegeven voorbeeld zijn de vergrendelgedeelten 19-20 ook zodanig geconfigureerd dat de voornoemde wentelbeweging kan worden uitgevoerd terwijl het te verdraaien paneel 1A zich met zijn eerste hoekpunt 9, dat dan als rotatiecentrum fungeert, in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand 4 van het andere paneel 1B bevindt, bij voorkeur op niet meer dan 5 cm van dit verlengde, en beter nog op niet meer dan 2 cm van dit verlengde, en nog beter met het eerste hoekpunt 9 in het voornoemde verlengde, zoals afgebeeld in de figuren 1 en 2.
In het algemeen wordt opgemerkt dat onder de “wentelbeweging W” niet noodzakelijk een cirkelvormige rotatie moet worden verstaan. De wentelbeweging kan immers gepaard gaan met andere bewegingen. Het is immers zo dat wanneer het paneel 1A met zijn vierde hoekpunt 12 in contact met de vierde rand 8 van het paneel 1B wordt gehouden tijdens het inwentelen, het rotatiepunt of rotatiecentrum C lichtjes verschuift en de wentelbeweging dus gecombineerd is met een translatiebeweging.
Het weergegeven voorbeeld illustreert ook dat de vergrendelgedeelten 19-20 zijn uitgevoerd als geleidingvormende gedeelten die de panelen 1 als een gevolg van de voornoemde wentelbeweging van een eerste toestand in een tweede toestand brengen, waarbij deze tweede toestand de toestand is waarbij beide panelen met hun eerste randen 4 in eikaars verlengde gelegen zijn, en waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand. In de begintoestand staan de panelen immers aan hun bovenranden 23-24 open, terwijl zij in de tweede toestand een gesloten positie innemen. Ook kan, wat ook het geval is in de weergegeven uitvoeringsvorm, in een eerste positie speling in de koppeling aanwezig zijn, terwijl in de tweede positie, of dus eindpositie geen speling bestaat. Zulke speling laat een vlot in elkaar draaien van de panelen door middel van de wentelbeweging W toe.
De hiervoor beschreven uitvoeringsvorm vormt tevens een voorbeeld van het vierde aspect van de uitvinding doordat het tweede vergrendelsysteem, in dit geval dus het vergrendelsysteem dat in een horizontale vergrendeling voorziet, aan de derde en vierde rand slechts over een gedeelte van de lengte van deze randen 7-8 actief aanwezig is en het vanaf het tweede, respectievelijk derde hoekpunt over een afstand aan de derde, respectievelijk vierde rand, afwezig is. Dit is specifiek zichtbaar in de figuren 4 en 9 doordat het vergrendelgedeelte 20 over de afstand D1 niet bestaat en aldaar geen vergrendeling wordt verkregen.
Meer speciaal mondt het vergrendelgedeelte 20 in het weergegeven voorbeeld zijdelings in het verloop van de vierde rand 8 uit, dit in overeenstemming met het vijfde aspect van de uitvinding.
Zoals nog duidelijk zichtbaar is in de figuren 4, 5 en 9, zijn de vergrendelgedeelten 19-20 uitgevoerd als geleidingvormende gedeelten die een verloop kennen met een gradueel wijzigende hellingsgraad, dit over een afstand D2 die minstens V* van de lengte van de betreffende rand 7, respectievelijk 8 bedraagt. In de figuren 4 en 5 is de aangeduide afstand telkens D2 deze die bij de vierde rand 18 behoort. Anders gezegd betekent dit dat de vergrendelgedeelten niet volgens een rechte verlopen, doch volgens een kromme.
Verder tonen figuren 4, 5 en 9 nog dat de voornoemde vergrendeigedeelten 19-20 ten opzichte van het verloop van de eigenlijke rand, meer speciaal bovenrand 23, respectievelijk 24, van het paneel een helling S vertonen, die over het grootste gedeelte van deze geleidingvormende gedeelten 19-20 minder dan 20 graden en beter nog minder dan 10 graden afwijkt van de richting volgens dewelke de voornoemde bovenranden 23-24 zich uitstrekken. Deze helling S wijzigt en neemt in de richting van de eerste rand 4 af om ter hoogte van deze eerste rand 4 bij voorkeur nul te worden.
Volgens het weergegeven voorbeeld, en zoals zichtbaar in de figuren 3 tot 5 en 9, zijn de vergrendelgedeelten 19 en 20 over hun volledige lengte boogvormig en meer speciaal cirkelboogvormig uitgevoerd. De grootte van de straal R van deze boog bedraagt bij voorkeur 0,5 a 1,25 keer de lengte van het paneel. In het voorbeeld is de grootte van de straal R precies gelijk aan de lengte van het paneel 1. Het middelpunt van de boogvorm bevindt zich op de bijhorende eerste rand 4 of op het verlengde ervan.
Zoals weergegeven eigent de uitvinding zich vooral voor langwerpige panelen, daar de straal R dan verhoudingsgewijs relatief groot is. De voornoemde derde rand 7 en vierde rand 8 vormen dan de korte zijden van de panelen 1.
Figuur 10 geeft weer dat de koppeldelen 13-14 aan de derde rand 7 en vierde rand 8 bij voorkeur ook zodanig geconfigureerd zijn dat wanneer een paneel 1 met zijn tand 17 naar de groef 18 van een ander paneel wordt geschoven, deze tand 17 automatisch met zijn bovenzijde 27 onder de onderzijde 28 van de bovenste lip 21 plaatsneemt.
Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat de configuratie toelaat om twee van dergelijke panelen 1 aan elkaar te verbinden door ze in elkaar te snappen, bij voorkeur door één paneel hoofdzakelijk in hetzelfde vlak als het andere paneel naar dit andere paneel toe te schuiven.
Verder is de configuratie van de koppeldelen 13-14, en meer speciaal van de vergrendelgedeelten 19-20, ook zodanig dat twee van dergelijke panelen 1 aan elkaar kunnen worden gekoppeld door ze lateraal in elkaar te wentelen, door het ene paneel vanuit een positie waarbij het uit het vlak van het andere paneel gewenteld is met zijn derde rand 7 langsheen de vierde rand 8 van het andere paneel 1 te presenteren en vervolgens in het vlak te wentelen van het andere paneel, zoals afgebeeld in figuur 11.
Zoals weergegeven in figuur 12 zijn aan het eerste paar tegenoverliggende randen 3 koppeldelen 29-30 aanwezig die zowel een eerste vergrendelsysteem 31 vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, alsook een tweede vergrendelsysteem 32 vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten 33-34 die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen. Deze koppeldelen 29-30 zijn als recht doorlopende profielen die zich parallel langsheen de betreffende randen 4 en 5 uitstrekken, uitgevoerd.
Meer speciaal zijn zij uitgevoerd in de vorm van een tand 35 en groef 36, die voorzien zijn van de voornoemde vergrendelgedeelten 33-34, welke laatste respectieve contactvlakken, meer speciaal vergrendelvlakken 37-38 bezitten. Deze contactvlakken kunnen van eender welke geschikte vorm zijn en hoeven niet vlak te zijn.
Ook hier geniet het de voorkeur dat de groef begrensd is door een bovenste lip 39 en een onderste lip 40, waarbij de onderste lip 40 zich zijdelings tot voorbij de bovenste lip 39 uitstrekt. Het voornoemde contactvlak 38 bevindt zich bij voorkeur minstens gedeeltelijk in het gedeelte van de onderste lip dat zijdelings voorbij de bovenste lip is gesitueerd, en is beter nog zoals weergegeven volledig in dat gedeelte gesitueerd.
Ook hier zijn de tand 35 en de groef 36 zodanig uitgevoerd dat wanneer twee van dergelijke panelen met hun eerste en tweede randen naar elkaar worden bewogen in eenzelfde vlak, de tand automatisch minstens gedeeltelijk in de groef komt te zitten, meer speciaal de bovenzijde 41 van de tip van de tand automatisch onder de onderzijde 42 van de bovenste lip 39 plaats neemt.
De koppeldelen aan de eerste en tweede randen 4-5 zijn eveneens zodanig geconfigureerd zijn dat zij toelaten om twee van deze panelen aan elkaar te verbinden door ze in elkaar te snappen, bij voorkeur door één paneel hoofdzakelijk in hetzelfde vlak als het andere paneel naar dit andere paneel toe te schuiven, en/of door ze lateraal in elkaar te wentelen, door het ene paneel vanuit een positie waarbij het uit het vlak van het andere paneel gewenteld is met zijn eerste rand langsheen de tweede rand van het andere paneel te presenteren en vervolgens in het vlak te wentelen van het andere paneel.
In het algemeen geniet het de voorkeur dat de koppeldelen minstens aan de derde en vierde randen 7-8, en bij voorkeur aan alle vier randen 4-5-7-8 van het paneel 1, ééndelig in het paneel zijn aangebracht, en bij voorkeur bestaan uit in de rand gefreesde profielen.
Aan de hand van figuren 13 tot 19 wordt nu beschreven hoe zulk paneel van de uitvinding kan worden geïnstalleerd. De hierna beschreven techniek vormt tevens een voorbeeld van de werkwijze van het installeren van panelen volgens de uitvinding.
Volgens figuur 13 wordt het paneel 1A in verdraaide positie aan de andere panelen 1-1B gepresenteerd, met het eerste hoekpunt 9 in contact met de vorige rij panelen 1 en met het vierde hoekpunt 12 tegen de korte zijde, meer speciaal de vierde rand 8 van het paneel 1B. Bij het eerste hoekpunt 9 wordt er bij voorkeur zorg voor gedragen dat de tip van de tand onder de bovenste lip zit, zoals afgebeeld in volle lijn in figuur 12.
Door het paneel 1A nu aan de voornoemde wentelbeweging W te onderwerpen worden de voornoemde vergrendelgedeelten 19 en 20 achter elkaar gebracht. Tijdens deze wentelbeweging W zorgt men ervoor dat het paneel 1A met zijn vierde hoekpunt 12 langs de derde rand van het paneel 1B geleid wordt. Door het feit dat aan het eerste hoekpunt 9 de tip van de tand onder de bovenste lip zit, en aan het vierde hoekpunt 12 de tand ook in de groef aangrijpt, wordt het paneel 1A tijdens de wentelbeweging doeltreffend in de juiste richting geleid.
Door het paneel 1A door middel van de voornoemde wentelbeweging met zijn eerste rand 4 volledig tegen de panelen 1 van de vorige rij te brengen ontstaat een toestand zoals in figuur 14, waarbij de in dit geval korte randen nagenoeg volledig gekoppeld zijn en aan de lange randen de tip van de tand aan de rand 4 van het paneel 1A over de volledige lengte van dit paneel 1A onder de bovenste lip van de panelen 1 in de vorige rij zit, in een positie zoals in figuur 12.
Daarna wordt het paneel 1A zoals weergegeven in figuur 15 iets omhoog gewenteld, waarbij het paneel 1B meebeweegt, waarna het paneel 1A met de tand 35 in de groef 36 aan de vorige rij panelen 1 kan worden geschoven, zoals afgebeeid in de figuren 16 en 17. Het omhoog wentelen van het paneel 1A is een beweging die tijdens het leggen van het paneel 1A vrijwel automatisch wordt geïnduceerd doordat, wanneer het paneel 1A naar de vorige rij panelen 1 wordt getrokken, het vergrendelgedeelte 33 aan de onderzijde van de tand 35 automatisch op het vergrendelgedeelte 34 van de groef 36 wordt geschoven, dit terwijl de tip van de tand 35 reeds onder de bovenste lip 39 zit, een en ander zoals uit figuur 17 kan worden afgeleid. Het is duidelijk dat aan de onderzijde van de tand 35 en de bovenzijde van de onderste lip 38 hierbij bij voorkeur van een vormgeving zijn voorzien die een vlot over elkaar schuiven van de betreffende delen bevorderen, bijvoorbeeld door middel van respectieve afschuiningen 43 en 44.
Door de panelen 1A en 1B en eventueel nog andere panelen in dezelfde rij die dan tevens mee omhoog gewenteld zijn, vervolgens neer te wentelen, ontstaat de toestand van figuur 18.
Figuren 19 en 20 tonen nog de gekoppelde toestand aan de gekoppelde randen 7 en 8..
Opgemerkt wordt dat alle voornoemde handelingen vlot kunnen worden verwezenlijkt wanneer de installateur plaats neemt op het reeds gelegde gedeelte van de vloerbedekking, en het paneel 1A naar zich toe trekt, zoals met de handen 45 in figuur 1 is afgebeeld. Opgemerkt wordt dat de voornoemde wentelbeweging van het paneel 1A hoofdzakelijk in het vlak van het vorige paneel 1B gebeurt. Dit hoeft niet strikt hetzelfde vlak te zijn, daar de koppeldelen 13-14 initieel tijdens het samenvoegen wel enige afwijkingen toelaten.. Praktisch gezien kunnen bijvoorbeeld bij de in figuur 1 weergegeven handen 45, de vingers onder het paneel 1A gehouden worden tijdens de volledige zwaaibeweging van het paneel 1A, alsook tijdens het koppelen aan de lange randen.
In figuur 21 is een bijzondere uitvoeringsvorm weergegeven waarbij de koppeldelen 13-14 aan de derde en vierde rand zodanig geconfigureerd zijn dat een nieuw te installeren paneel 1A met het bijhorend vergrendelgedeelte van de derde rand via een beweging M loodrecht op het vlak van het paneel achter het vergrendelgedeelte 20 , van de vierde rand van een vorig paneel 1B kan worden ingehaakt, terwijl het paneel 1A zich in de initieel verdraaide positie ten opzichte van het paneel 1B bevindt. Dit laat toe om een paneel 1A aanvankelijk met de tand 17 eenvoudig op de onderste lip 22 neer te leggen, zonder dat de tand 17 reeds onder de bovenste lip 21 van de groef 18 moet worden gestoken, waarna de tand 17 bij het uitvoeren van de voornoemde wentelbeweging W dan automatisch in de groef 18, meer speciaal onder de bovenste lip 21, zal worden getrokken als gevolg van het bijzondere verloop van de vergrendelgedeelten 19 en 20.
Opgemerkt wordt dat het verloop van de vergrendelgedeelten 19 en 20 in de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm binnen een bepaalde zone is gesitueerd. Deze zone is in figuur 22 met het gearceerde gedeelte 46 weergegeven. Deze voorkeurdragende zone ligt vast in functie van de afmetingen van het paneel 1A. De straal R stemt hierbij overeen met de afstand van het eerste hoekpunt 9 tot het aanvangspunt 47 van het verloop van de vergrendelgedeelten 19 en 20 ter hoogte van de eerste rand 1. De zone 46 is begrensd door een rechte 48 en een cirkelboog 49. De rechte 48 wordt bekomen door een cirkelboog 50 met een straal R/2 doorheen het aanvangspunt 47 te trekken, met het middelpunt gelegen op de eerste rand 1, en vervolgens het aanvangspunt 47 met een rechte te verbinden met het punt 51 waar de boog 50 de onderste lip verlaat. De cirkelboog 49 wordt verkregen door een cirkel met een straal R vanuit het aanvangspunt 47 te trekken, waarvan het middelpunt op het hoekpunt 9 gelegen is.
Het aanvangspunt 47 wordt aan de rand 1 bij voorkeur zo veel als mogelijk naar binnen in de groef 18 gelegd, met andere woorden wel op het gedeelte van de onderste lip 22 dat voorbij de bovenste lip 21 steekt, doch zo dicht mogelijk bij het distaai uiteinde van de bovenste lip. Volgens een bijzondere uitvoering is het zelfs niet uitgesloten om het aanvangspunt onder de bovenste lip te lokaliseren. De werkelijke positie hangt af van de aangewende werktuigen, meer speciaal frezen, en van het gewenste profiel.
Opgemerkt wordt dat de vergrendelgedeelten 19 en 20 volgens een groot aantal varianten kunnen worden verwezenlijkt. Figuren 23 tot 25 geven sterk geschematiseerd een aantal varianten weer, waarbij de lijn 52 telkens de plaats weergeeft waar de contactvlakken 25-26 met elkaar samenwerken. In figuur 23 is dit een rechte. In figuur 24 is dit de combinatie van een rechte en een boog. In figuur 25 wordt gebruik gemaakt van een gedeelte 53 dat parallel verloopt met de betreffende bovenranden van de panelen. De streeplijn in figuur 25 geeft weer dat de vergrendelgedeelten niet noodzakelijk over hun volledige verloop aan elkaar moeten aansluiten.
Figuur 26 geeft een variante weer die illustreert dat meerdere vergrendelgedeelten 19A-19B en 20A-20B achter elkaar kunnen worden toegepast, die dan ieder op zich bijvoorbeeld een gebogen verloop hebben.
Opgemerkt wordt dat een paneel volgens de uitvinding ook kan worden gerealiseerd door aan de voornoemde vierde rand 8 een vergrendelgedeelte 20 te voorzien dat slechts over een geringe afstand L aanwezig is, zoals schematisch in figuur 27 is weergegeven, terwijl het vergrendelgedeelte 19, dat hier niet is weergegeven, zich parallel over de volledige derde rand 7 mag uitstrekken. Door de geringe lengte L, alsmede door het feit dat de meeste materialen licht vervormbaar zijn, kan het doorlopend vergrendelgedeelte 19 immers probleemloos door middel van de voornoemde wentelbeweging W tot achter het korte vergrendelgedeelte 20 worden gewenteld. Het voordeel hiervan is dat het vergrendelgedeelte 20 rechtlijnig en parallel aan de bovenrand 24 kan uitgevoerd zijn.
In de figuren 28 tot 31 is weergegeven hoe de panelen 1 kunnen worden vervaardigd, meer speciaal de koppeldelen 13-14 in de randen 7-8 kunnen worden gevormd door middel van roterende frezen 54-55-56-57.
Met de frezen 54 en 56 worden de globale tand- en groeivorm verwezenlijkt. Met deze frezen worden profielen getrokken die zich parallel aan de eigenlijke randen van de panelen bevinden.
Met de frezen 55 en 57 worden de vergrendelgedèelten 19 en 20 gevormd. Deze frezen worden tijdens iedere freescyclus van een paneel axiaal, of althans minstens axiiaal, verplaatst. Deze axiale verplaatsing is bij wijze van voorbeeld voor de frees 55 schematisch met pijl 58 aangeduid in het zicht van figuur 32 en gebeurt bij voorkeur door de betreffende frees samen met de aandrijfmotor 59 te verplaatsen, door middel van een niet weergegeven aanstuurbaar aandrijfmechanisme. Volgens een bijzonder aspect van de uitvinding voeren de frees en het paneel een relatieve beweging V uit waarbij de as 60 van de frees 57 volgens een zicht boven op het paneel, gedurende het grootste gedeelte van het freesproces voor het vormen van het geleidingvormend vergrendelgedeelte 20, een hoek A met de richting van de eigenlijke rand van het paneel vormt die afwijkt van 90 graden. Door middel van zulke afwijkende hoek kunnen onder meer ondersnijdingseffecten worden geminimaliseerd.
Deze hoek A wordt bij voorkeur hoofdzakelijk constant gehouden.
Zoals zichtbaar in figuur 32 geniet het de voorkeur dat de voornoemde hoek A zodanig wordt ingesteld dat de snijlijn van het vlak waarin de frees roteert en het vlak van het paneel 1 overeenstemt of vrijwel overeenstemt met een gemiddelde helling van het geleidingvormend vergrendelgedeelte 20. Het is duidelijk dat een dergelijke hoekinstelling ook voor de frees 55 zal worden toegepast.
In de figuren 28 tot 31 zijn de panelen steeds met de sierzijde naar boven weergegeven, doch het is duidelijk dat deze bij een freesbewerking ook ondersteboven of in een andere richting kunnen gepositioneerd zijn.
Uiteraard is het niet uitgesloten om in een meer gesofisticeerde aansturing te voorzien, waarbij de betreffende frees tijdens iedere freescyclus nog op een aangestuurde wijze verdraaid wordt, zoals met pijl 61 is aangeduid, of dus hoek A wordt gewijzigd tijdens het vormen van het betreffende vergrendelgedeelte 20, om alzo de positie van zulke frees steeds raaklijnig aan het verloop van een verwezenlijken vergrendelgedeelte te houden.
Opgemerkt wordt dat het idee om een frees aan te wenden waarvan de as, meer speciaal de rotatieas, volgens een zicht loodrecht op het paneel een hoek maakt met de eigenlijke rand van het paneel die verschilt van 90 graden, voor het vervaardigen van een gedeelte, meer speciaal een vergrendelgedeelte, van een koppelprofiel dat zich niet parallel aan de eigenlijke rand van het paneel uitstrekt, op zich ook een uitvinding vormt, en deze uitvindingsgedachte dus niet beperkt is tot panelen zoals hiervoor beschreven.
Opgemerkt wordt dat de uitvinding ook betrekking heeft op uitvoeringen waarbij de voornoemde wentelbeweging slechts een gedeelte van de volledige beweging uitmaakt waarmee een paneel 1A aan een paneel 1B wordt gekoppeld.
Zeer korte rechtlijnige bewegingen, bijvoorbeeld op het einde van een wentelbeweging, kunnen als onderdeel van de wentelbeweging worden aanzien. Zulke kleine rechtlijnige beweging komt bijvoorbeeld voor tussen de posities die in de figuren 15 en 16 zijn weergegeven.
Onder een “vergrendelgedeelte”, meer speciaal 19 en 20, dient volgens de uitvinding een gedeelte te worden verstaan dat over minstens een gedeelte van zijn lengte in minstens één onderlinge positie van de panelen een vergrendeling in de richting R2 oplevert. Het begrip “vergrendelgedeelte” beperkt zich dus niet tot die gedeelten die in de uiteindelijke gekoppelde toestand contact maken met elkaar, doch ook op uitlopende gedeelten ervan die mogelijk uitsluitend een geleidingsfunctie of zelfs geen bijzondere functie hebben.
Daar waar gezegd wordt dat zulk vergrendelgedeelte zijdelings de rand verlaat waaraan het gevormd is, dient dit breed te worden opgevat dat eigenlijk de curve die bepaald wordt door dit vergrendelgedeelte dwars door deze rand gaat, ongeacht of het vergrendelgedeelte op zich effectief tot aan de uiterste zijde van het paneel doorloopt.
Wanneer gesteld wordt dat een hoekpunt van een paneel in contact is met een ander paneel, dan hoeft dit niet noodzakelijk het hoekpunt aan de bovenrand te zijn waar dit contact bestaat, doch kan dit ook een contact zijn dat lager gelegen is, bijvoorbeeld daar waar de profielvormen elkaar raken wanneer één paneel met een hoek tegen een ander paneel wordt gepresenteerd. Verder is het duidelijk dat met een “bovenste lip” de lip bedoeld wordt die zich tegen de sierzijde van een paneel bevindt. Bij toepassing hiervan in een plafondbekleding zal deze dan uiteraard de onderste lip vormen.
Wanneer een paneel “door verschuiving in eenzelfde vlak met de tip van de tand onder een bovenste lip van een ander paneel kan worden gebracht”, is het duidelijk dat hieronder ook kleine afwijkingen moeten worden verstaan. Een voorbeeld is in figuur 12 zichtbaar, waarbij het paneel 1A iets omhoog komt vooraleer de tip van de tand onder de bovenste lip 39 komt te zitten doordat het eerst over het vergrendelgedeelte 34 schuift.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke panelen, de werkwijze voor het installeren ervan, alsmede de werkwijze voor het vervaardigen ervan kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Zo bijvoorbeeld is het duidelijk dat het verloop van de vergrendelgedeelten 19-20 volgens een groot aantal vormen kan worden gerealiseerd. Volgens een bijzondere mogelijkheid kan het verloop bijvoorbeeld ook trapvormig zijn.

Claims (66)

  1. 2. Paneel volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) als achter elkaar hakende gedeelten zijn uitgevoerd die via de voornoemde wentelbeweging (W) zijdelings achter elkaar ingehaakt kunnen worden.
  2. 3. Paneel volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) aan de derde rand (7) en de vierde rand (8) zodanig geconfigureerd zijn dat de voornoemde wentelbeweging (W) kan worden uitgevoerd terwijl het paneel (1A) dat verdraaid wordt met zijn vierde hoekpunt (12) langsheen, meer speciaal in contact met, de vierde rand (8) van het andere paneel (1B) bewogen wordt.
  3. 4. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) zodanig geconfigureerd zijn dat de voornoemde wentelbeweging (W) kan worden uitgevoerd terwijl het te verdraaien paneel (1A) zich met zijn eerste hoekpunt (9) in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand (4) van het andere paneel (1B) bevindt, bij voorkeur op niet meer dan 5 cm van dit verlengde, en beter nog op niet meer dan 2 cm van dit verlengde, en nog beter met het eerste hoekpunt (9) in het voornoemde verlengde.
  4. 5. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) zijn uitgevoerd als geleidingvormende gedeelten die de panelen (1A-1B) als een gevolg van de voornoemde wentelbeweging (W) van een eerste toestand in een tweede toestand brengen, waarbij deze tweede toestand de toestand is waarbij beide panelen met hun eerste randen (4) in eikaars verlengde gelegen zijn, en waarbij de vloerpanelen (1A-1B) in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand.
  5. 6. Paneel, voor het vormen van een bekleding (2), - waarbij dit paneel (1) rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel (1) een eerste paar tegenoverliggende randen (3) bezit, die een eerste rand (4) en een tweede rand (5) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij dit paneel (1) een tweede paar tegenoverliggende randen (6) bezit, die een derde rand (7) en een vierde rand (8) aan het paneel (1) definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand (4-5) uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt (9-10-11-12) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij het paneel (1) minstens aan de derde rand (7) en vierde rand (8) is voorzien van koppeldelen (13-14) die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen (7-8) aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen (13-14) een eerste vergrendelsysteem (15) vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting (R1) loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem (16) vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting (R2) loodrecht op de betreffende randen (7-8) en in het vlak van de panelen (1A-1B) voorziet, met vergrendelgedeelten (19-20) die het uit elkaar schuiven van de panelen (1A-1B) volgens laatstgenoemde richting (R2) verhinderen; - waarbij de koppeldelen (13-14) aan het tweede paar tegenoverliggende randen (6) een onderlinge verplaatsing van de panelen (1A-1B) over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen (7-8) toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen (1A-1B) als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelgedeelten (19-20) zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen (1A-1B) aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van minstens een wentelbeweging (W) van het ene paneel (1A) ten opzichte van het andere, waarbij het ene paneel (1A) hoofdzakelijk in het vlak van het andere paneel (1B) wordt verdraaid, meer speciaal aldus in het vlak van de bekleding (2), dit door middel van een wentelbeweging (W) die hoofdzakelijk rond het eerste hoekpunt (9) van het te koppelen paneel (1A) wordt uitgevoerd, waarbij dit eerste hoekpunt (9) in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand (4) van het vorige paneel (1B) is gesitueerd.
  6. 7. Paneel volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14), meer speciaal de geleidingvormende gedeelten, aan de derde rand (7) en de vierde rand (8) zodanig geconfigureerd zijn dat de voornoemde wentelbeweging (W) kan worden uitgevoerd terwijl het paneel (1A) dat verdraaid wordt met zijn vierde hoekpunt (10) langsheen, meer speciaal in contact met, de vierde rand (8) van het andere paneel (1B) bewogen wordt.
  7. 8. Paneel volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14), meer speciaal de geleidingvormende gedeelten, zodanig geconfigureerd zijn dat de voornoemde wentelbeweging (W) kan worden uitgevoerd terwijl het te verdraaien paneel (1A) zich met zijn eerste hoekpunt (9) in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand van het andere paneel (1) bevindt op niet meer dan 5 cm van dit verlengde verwijderd, en beter nog op niet meer dan 2 cm van dit verlengde, en nog beter met het eerste hoekpunt (9) in het voornoemde verlengde.
  8. 9. Paneel, voor het vormen van een bekleding (2), - waarbij dit paneel (1) rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel (1) een eerste paar tegenoverliggende randen (3) bezit, die een eerste rand (4) en een tweede rand (5) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij dit paneel (1) een tweede paar tegenoverliggende randen (6) bezit, die een derde rand (7) en een vierde rand (8) aan het paneel (1) definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand (4-5) uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt (9-10-11-12) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij het paneel (1) minstens aan de derde rand (7) en vierde rand (8) is voorzien van koppeldelen (13-14) die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen (7-8) aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen (13-14) een eerste vergrendelsysteem (15) vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting (R1) loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem (16) vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting (R2) loodrecht op de betreffende randen (7-8) en in het vlak van de panelen (1A- 1B) voorziet, met vergrendelgedeelten (19-20) die het uit elkaar schuiven van de panelen (1A-1B) volgens laatstgenoemde richting (R2) verhinderen; - waarbij de koppeldelen (13-14) aan het tweede paar tegenoverliggende randen (6) een onderlinge verplaatsing van de panelen (1A-1B) over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen (7-8) toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen (1A-1B) als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand; daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppeldelen (13-14) aan de derde rand (7) en vierde rand (8) zodanig geconfigureerd zijn dat een nieuw te installeren paneel (IA) met het bijhorend vergrendelgedeelte (19) van de derde rand (7) via een beweging (M) loodrecht op het vlak van het paneel (1) achter het vergrendelgedeelte (20) van de vierde rand (8) van een vorig paneel (1B) kan worden ingehaakt, meer speciaal vrij hierachter kan worden aangebracht, dit in een positie waarbij het nieuwe paneel (1A) met zijn derde rand (7) minstens voor de helft van zijn lengte overlappend is aan de lengte van de vierde rand (8) van het vorige paneel (1).
  9. 10. Paneel volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) aan de derde en vierde rand (7-8), meer speciaal de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20), zodanig geconfigureerd zijn dat een nieuw te installeren paneel (1A) vanuit de voornoemde positie door middel van een wentelbeweging (W) hoofdzakelijk in hetzelfde vlak als het vorige paneel (1B), verder met dit vorige paneel (IB) kan worden gekoppeld.
  10. 11. Paneel volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) aan de derde en vierde rand (7-8), meer speciaal de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20), zodanig geconfigureerd zijn dat de voornoemde wentelbeweging (W) kan worden uitgevoerd terwijl het paneel (1) dat verdraaid wordt met zijn vierde hoekpunt (12) langsheen, meer speciaal in contact met, de vierde rand (8) van het andere paneel (1B) bewogen wordt.
  11. 12- Paneel volgens conclusie 10 of 11, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) aan de derde en vierde rand (8), meer speciaal de voornoemde vergrendelgedeelten, zodanig geconfigureerd zijn dat de voornoemde wentelbeweging (W) kan worden uitgevoerd terwijl het te verdraaien paneel (1A) zich met zijn eerste hoekpunt (9) in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand (4) van het andere paneel (1B) bevindt, bij voorkeur op niet meer dan 5 cm van dit verlengde verwijderd, en beter nog op niet meer dan 2 cm van dit verlengde, en nog beter met het eerste hoekpunt (9) in het voornoemde verlengde.
  12. 13.- Paneel, voor het vormen van een bekleding (2), - waarbij dit paneel (1) rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel (1) een eerste paar tegenoverliggende randen (3) bezit, die een eerste rand (4) en een tweede rand (5) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij dit paneel (1) een tweede paar tegenoverliggende randen (6) bezit, die een derde rand (7) en een vierde rand (8) aan het paneel (1) definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand (4-5) uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt (9-10-11-12) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij het paneel (1) minstens aan de derde rand (7) en vierde rand (8) is voorzien van koppeldelen (13-14) die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen (7-8) aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen (13-14) een eerste vergrendelsysteem (15) vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting (R1) loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem (16) vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting (R2) loodrecht op de betreffende randen (7-8) en in het vlak van de panelen (1A-1B) voorziet, met vergrendelgedeelten (19-20) die het uit elkaar schuiven van de panelen (1A-1B) volgens laatstgenoemde richting (R2) verhinderen; daardoor gekenmerkt dat het tweede vergrendelsysteem aan de derde en vierde rand (7-8) slechts over een gedeelte van de lengte van deze randen actief aanwezig is doordat het vanaf het tweede, respectievelijk derde hoekpunt over een afstand van de vierde respectievelijk derde rand actief afwezig is.
  13. 14. Paneel volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) aan de derde rand (7) en de vierde rand (8) zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging (W) van het ene paneel (1A) ten opzichte van het andere waarbij het ene paneel (1A) hoofdzakelijk in het vlak van het andere paneel (1B) wordt verdraaid, meer speciaal aldus in het vlak van de bekleding (2), en wel zodanig dat het zich met zijn derde rand (7) langsheen de vierde rand (8) van het andere paneel (1B) beweegt.
  14. 15. Paneel, voor het vormen van een bekleding (2), - waarbij dit paneel (1) rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, is; - waarbij dit paneel (1) een eerste paar tegenoverliggende randen (3) bezit, die een eerste rand (4) en een tweede rand (5) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij dit paneel (1) een tweede paar tegenoverliggende randen (6) bezit, die een derde rand (7) en een vierde rand (8) aan het paneel (1) definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand (4-5) uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt (9-10-11-12) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij het paneel (1) minstens aan de derde rand (7) en vierde rand (8) is voorzien van koppeldelen (13-14) die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen (7-8) aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen (13-14) een eerste vergrendelsysteem (15) vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting (R1) loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem (16) vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting (R2) loodrecht op de betreffende randen (7-8) en in het vlak van de panelen (1A-1B) voorziet, met vergrendelgedeelten (19-20) die het uit elkaar schuiven van de panelen (1A-1B) volgens laatstgenoemde richting (R2) verhinderen; - waarbij de koppeldelen (13-14) aan het tweede paar tegenoverliggende randen (6) een onderlinge verplaatsing van de panelen (1A-1B) over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen (7-8) toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen (1A-1B) als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand; daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendelgedeelten zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging (W) van het ene paneel (1) ten opzichte van het andere, waarbij het ene paneel (1) hoofdzakelijk in het vlak van het andere paneel (1) wordt verdraaid, meer speciaal aldus in het vlak van de bekleding (2), en dat minstens één van de vergrendelgedeelten aan de derde of vierde rand (8) van het paneel (1) in het verloop van de rand uitmondt.
  15. 16. Paneel volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppeldelen (13-14) zijn uitgevoerd in de vorm van een tand (17) en groef (18), waarbij de tand (17) aan de derde rand (7) is aangebracht, terwijl de groef (18) zich aan de vierde rand (8) bevindt, waarbij de groef (18) is begrensd door een bovenste lip (21) en een onderste lip (22), waarvan de onderste lip (22) zich uitstrekt tot voorbij de bovenste lip (21), waarbij één van de voornoemde vergrendelgedeelten (20) zich aan de voornoemde onderste lip (22) bevindt, waarbij dit vergrendelgedeelte (20) als geleidingvormend gedeelte fungeert en dit geleidingvormend gedeelte zijdelings in de vierde rand (8) uitmondt.
  16. 17. Paneel, voor het vormen van een bekleding (2), - waarbij dit paneel (1) een eerste paar tegenoverliggende randen (3) bezit, die een eerste rand (4) en een tweede rand (5) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij dit paneel (1) een tweede paar tegenoverliggende randen (6) bezit, die een derde rand (7) en een vierde rand (8) aan het paneel (1) definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand (4-5) uitstrekken; - waarbij de eerste en vierde rand, de vierde en tweede rand, de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt (9-10-11-12) aan het paneel (1) definiëren; - waarbij het paneel (1) minstens aan de derde rand (7) en vierde rand (8) is voorzien van koppeldelen (13-14) die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan deze randen (7-8) aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen (13-14) een eerste vergrendelsysteem (15) vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting (R1) loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem (16) vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting (R2) loodrecht op de betreffende randen (7-8) en in . het vlak van de panelen (1A-1B) voorziet, met vergrendelgedeelten (19-20) die het uit elkaar schuiven van de panelen (1A-1B) volgens laatstgenoemde richting (R2) verhinderen; - waarbij de koppeldelen (13-14) aan het tweede paar tegenoverliggende randen (6) een onderlinge verplaatsing van de panelen (1A-1B) over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen (7-8) toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen (1A-1B) als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand; daardoor gekenmerkt dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) is uitgevoerd als een geleidingvormend gedeelte dat een verloop met een gradueel wijzigende hellingsgraad vertoont, dit over een afstand van minstens 1/4de van de lengte van de betreffende rand (7-8).
  17. 18. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20), en bij voorkeur beide, met eventuele uitzondering van een inloopafronding of-afschuining, ten opzichte van het verloop van de eigenlijke rand van het paneel (1) een helling (S) vertoont, respectievelijk vertonen, die over het grootste gedeelte van deze vergrendelgedeelten (19-20) minder dan 20 graden en beter nog minder dan 10 graden afwijkt van de richting volgens dewelke de derde en vierde rand (8) zich uitstrekken.
  18. 19. Paneel· volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20), en bij voorkeur beide, over het grootste gedeelte een helling (S) vertoont ten opzichte van het verloop van de eigenlijke rand van het paneel (1), waarbij deze helling evenwel naar de eerste rand (4) toe bij deze eerste rand (4) of reeds van op een afstand ervoor nul wordt.
  19. 20. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) over het grootste gedeelte van zijn lengte, en bij voorkeur beide, boogvormig en meer speciaal cirkelboogvormig, is, respectievelijk zijn uitgevoerd.
  20. 21. Paneel volgens conclusie 20, daardoor gekenmerkt dat het boogvormig gedeelte is uitgevoerd met een straal in de orde van grootte van 0,5 a 1,25 keer de lengte van het paneel (1).
  21. 22. Paneel volgens conclusie 20 of 21, daardoor gekenmerkt dat het middelpunt C van de boog gelegen is op de eerste rand (4) of het verlengde daarvan.
  22. 23. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat minstens één van de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) een gedeelte (53) vertoont dat hoofdzakelijk parallel is met de derde of vierde rand (7-8).
  23. 24. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) aan de derde en vierde rand (7-8), in de volledig gekoppelde toestand, over minstens1/4 van de lengte van deze randen (7-8) contact maken met elkaar.
  24. 25. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) in de volledig gekoppelde toestand van twee panelen aan de derde en vierde rand (7-8) over hun volledige lengte, met uitzondering van een eventuele inloopafronding of -afschuining, contact maken, of indien één vergrendelgedeelte korter is dan het andere, deze minstens over de volledige lengte van het kortste vergrendelgedeelte met elkaar contact maken.
  25. 26. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke te koppelen panelen (1A-1B) bij de aanvang van de voornoemde wentelbeweging (W) met enige speling in elkaar passen.
  26. 27. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) aan de derde of vierde rand (7-8) zodanig geconfigureerd zijn dat zij aanvankelijk met speling in elkaar passen, doch bij het in elkaar wentelen van het ene paneel in het andere uiteindelijk een spelingvrije koppeling ontstaat.
  27. 28. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) aan de derde en vierde rand (7-8) zodanig geconfigureerd zijn dat in de uiteindelijk gekoppelde toestand zogenaamde voorspanning wordt verkregen.
  28. 29. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het een paneel (1) betreft dat bedoeld is samen met andere panelen (1) in rijen te worden geïnstalleerd, waarbij de eerste rand (4) telkens bedoeld is aan een vorige rij van panelen te worden gekoppeld, de tweede rand (5) bedoeld is aan een volgende rij panelen te worden gekoppeld, de derde rand (7) bedoeld is aan een vorig paneel (1B) in dezelfde rij te worden gekoppeld en de vierde rand (8) bedoeld is aan een volgend paneel in dezelfde rij te worden gekoppeld.
  29. 30. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het vergrendelgedeelten (19-20) bezit die aan de derde en/of vierde rand (7-8) een recht gedeelte (53) bevatten dat parallel met de rand van het betreffende paneel (1) verloopt.
  30. 31. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendelgedeelten hoofdzakelijk over hun volledige lengte rechtlijnig verlopen, doch zulks onder hoek ten opzichte van de betreffende bovenrand van het paneel (1).
  31. 32. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat twee of meer vergrendelgedeelten (19A-19B) aan de derde rand (7), alsook overeenstemmend twee of meer vergrendelgedeelten (20A-20B) aan de vierde rand (8), aanwezig zijn.
  32. 33. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het langwerpige panelen zijn, waarbij de voornoemde derde rand (7) en vierde rand (8) de korte zijden van de panelen vormen.
  33. 34. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) aan de derde en vierde rand (7-8) zijn uitgevoerd in de vorm van een tand (17) en groef (18), waarbij de groef (18) begrensd is door een onderste lip (22) en een bovenste lip (21), waarbij de vergrendelgedeelten (19-20) zich respectievelijk aan de bovenzijde van de onderste lip en de onderzijde van de tand (17) bevinden.
  34. 35. Paneel volgens conclusie 34, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelgedeelten (19-20) met elkaar samenwerkende contact- of vergrendelvlakken (25-26) vertonen, waarbij het vergrendelvlak van de onderste lip (22) zich minstens gedeeltelijk en bij voorkeur volledig voorbij het distaai uiteinde van de bovenste lip (21) bevindt.
  35. 36. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14) aan de derde en vierde randen (7-8) achter elkaar vrij inhaakbaar zijn door een verticale of hoofdzakelijk verticale beweging (M), dit in een positie waarbij het ene paneel (1) nog verdraaid is ten opzichte van het andere, waarna door de verdraaiing van het ene paneel (1A) ten opzichte van het andere paneel (1B) een vergrendeling in een richting loodrecht op het vlak van de panelen wordt verkregen.
  36. 37. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14-? 29-30) aan de derde en vierde rand (8)en zodanig geconfigureerd zijn dat zij toelaten om twee van deze panelen aan elkaar te verbinden door ze in elkaar te snappen, bij voorkeur door één paneel (1) hoofdzakelijk in hetzelfde vlak als het andere paneel (1) naar dit andere paneel (1) toe te schuiven, en/of door ze lateraal in elkaar te wentelen, door het ene paneel (1) vanuit een positie waarbij het uit het vlak van het andere paneel (1) gewenteld is met zijn derde rand (7) langsheen de vierde rand (8) van het andere paneel (1) te presenteren en dit vervolgens tot in het vlak van het andere paneel (1) te wentelen.
  37. 38. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies; daardoor gekenmerkt dat aan het eerste paar tegenoverliggende randen (3) koppeldelen (29-30) aanwezig zijn die minstens een eerste vergrendelsysteem (31) vormen waardoor gekoppelde panelen (1) verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak. 39. · Paneel volgens conclusie 38, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (29-30) aan het eerste paar tegenoverliggende randen tevens een tweede vergrendelsysteem (32) vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen (4-5) en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten (33-34) die het uit elkaar schuiven van de panelen (1) volgens laatstgenoemde richting verhinderen.
  38. 40. Paneel volgens conclusie 38 of 39, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (29-30) aan het eerste paar tegenoverliggende randen gevormd zijn als recht doorlopende profielen die zich parallel langsheen de betreffende randen uitstrekken.
  39. 41. Paneel volgens één van de conclusies 38 tot 40, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (29-30) aan het eerste paar tegenoverliggende randen (3) zijn uitgevoerd in de vorm van een tand (35) en groef (36), die voorzien zijn van de voornoemde vergrendelgedeelten (33-34), waarbij de tand (35) en de groef (36) zodanig zijn uitgevoerd dat wanneer twee van dergelijke panelen met hun eerste en tweede randen naar elkaar worden bewogen in eenzelfde vlak, de tand (35) automatisch minstens gedeeltelijk in de groef (36) komt te zitten, meer speciaal de tip van de tand automatisch onder een lip komt te zitten die de bovenzijde van de groef (36) begrenst.
  40. 42. Paneel volgens conclusie 41, daardoor gekenmerkt dat de groef (36) zich aan de tweede rand (5) bevindt en de tand (35) aan de eerste, terwijl ook de koppeldelen (13-14) aan de derde en vierde rand (7-8) hoofdzakelijk als een tand (17) en groef (18) zijn uitgevoerd, waarvan de tand (17) zich aan de derde rand (7) en de groef (18) zich aan de vierde rand (8) bevindt.
  41. 43. Paneel volgens conclusie 41 of 42, daardoor gekenmerkt dat de groef (36) behorend tot het eerste paar tegenoverliggende randen (3) begrensd is door een bovenste lip (39) en een onderste lip (40), waarbij de onderste lip zich zijdelings tot voorbij de bovenste lip uitstrekt.
  42. 44. Paneel volgens conclusie 43, daardoor gekenmerkt dat de groef (36) is voorzien van een vergrendelgedeelte (34) in de vorm van een vergrendelvlak (38) dat zich minstens gedeeltelijk in het gedeelte van de onderste lip bevindt dat zijdelings voorbij de bovenste lip is gesitueerd.
  43. 45. Paneel volgens één van de conclusies 38 tot 44, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (29-30) aan de eerste en tweede randen zodanig geconfigureerd zijn dat zij toelaten om twee van deze panelen (1) aan elkaar te verbinden door ze in elkaar te snappen, bij voorkeur door één paneel (1) hoofdzakelijk in hetzelfde vlak als het andere paneel (1) naar dit andere paneel (1) toe te schuiven, en/of door ze lateraal in elkaar te wentelen, door het ene paneel (1) vanuit een positie waarbij het uit het vlak van het andere paneel (1) gewenteld is met zijn eerste rand (4) langsheen de tweede rand (5) van het andere paneel (1) te presenteren en vervolgens in het vlak te wentelen van het andere paneel (1).
  44. 46. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de koppeldelen (13-14; 29-30) minstens aan de derde en vierde rand en, en bij voorkeur aan alle vier randen van het paneel (1), ééndelig in het paneel (1) zijn aangebracht, en bij voorkeur bestaan uit in de rand gefreesde profielen.
  45. 47. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het een paneel (1) betreft met een kern uit een materiaal uit de groep van MDF (Medium Density Fiberboard) en HDF.(High Density Fiberboard).
  46. 48. Paneel volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het een vloerpaneel is.
  47. 49. Paneel volgens conclusie 48, daardoor gekenmerkt dat het een plaatvormig vloerpaneel is uit de groep van: panelen met een gedrukt decor aan het oppervlak, meer speciaal laminaatpanelen, en nog meer speciaal DPL panelen (Direct Pressed Laminate) of direct bedrukte panelen; fineerparket; samengesteld parket, ook wel “engineered wood” genoemd; massief parket; plaatvormige houtgebaseerde panelen met een erop bevestigde toplaag uit een ander materiaal.
  48. 50. Werkwijze voor het installeren van panelen, meer speciaal voor het vormen van een bekleding (2), waarbij deze bekleding (2) wordt samengesteld uit meerdere panelen (1; 1A-1B), daardoor gekenmerkt dat hiertoe panelen worden aangewend die aan twee of meer randen voorzien zijn met koppeldelen (13-14) die toelaten dat dergelijke panelen aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen (13-14) een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de betreffende panelen voorziet, met vergrendelgedeelten (19-20) die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen en waarbij de koppeldelen (13-14) van minstens twee randen zodanig geconfigureerd zijn dat twee van dergelijke panelen door middel van deze koppeldelen (13-14) aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van een wentelbeweging (W) van het ene paneel (1A) ten opzichte van het andere, waarbij het ene paneel (1A) hoofdzakelijk in het vlak van het andere paneel (1B) wordt verdraaid, en dat de werkwijze erin bestaat dat de bekleding (2) wordt gevormd door minstens een aantal van dergelijke panelen aan elkaar te koppelen, waarbij zij minstens aan voornoemde twee randen via een wentelbeweging (W) van de panelen zoals voornoemd met elkaar worden verbonden.
  49. 51. Werkwijze volgens conclusie 50, daardoor gekenmerkt dat hiertoe panelen worden aangewend die rechthoekig, dus langwerpig of vierkant, zijn; die een eerste paar tegenoverliggende randen (3) bezitten, die een eerste rand (4) en een tweede rand (5) aan zulk paneel (1) definiëren; die een tweede paar tegenoverliggende randen (6) bezitten, die een derde en een vierde rand (7-8) aan zulk paneel (1) definiëren, welke zich dwars op de eerste en de tweede rand (4-5) uitstrekken; waarbij de eerste en vierde rand , de vierde en tweede rand , de tweede en derde rand en de derde en eerste rand respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde hoekpunt (9-10-11-12) aan het paneel (1) definiëren; en waarbij zulk paneel (1) minstens aan de derde en vierde rand (8) is voorzien van voornoemde koppeldelen (13-14) die toelaten dat twee van dergelijke panelen aan elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van voornoemde wentelbeweging (W) van het ene paneel (1) ten opzichte van het andere, waarbij bij het koppelen van een paneel (1) met zijn derde rand (7) aan de vierde rand (8) van een ander paneel (1) dan wordt verwezenlijkt door het eerste paneel (1) met zijn derde rand langsheen de vierde rand van het andere paneel (1) te verplaatsen gedurende de voornoemde wentelbeweging (W).
  50. 52. Werkwijze volgens conclusie 51, daardoor gekenmerkt dat bij het realiseren van de voornoemde wentelbeweging (W) het betreffende paneel (1A) met zijn vierde hoekpunt (12) langsheen de vierde rand (8) van het andere paneel (1B) bewogen wordt, bij voorkeur in contact met deze rand.
  51. 53. Werkwijze volgens conclusie 51 of 52, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde wentelbeweging (W) wordt uitgevoerd terwijl het te verdraaien paneel (1A) zich met zijn eerste hoekpunt (9) in de nabijheid van het verlengde van de eerste rand van het andere paneel (1B) bevindt, bij voorkeur op niet meer dan 5 cm van dit verlengde, en beter nog op niet meer dan 2 cm van dit verlengde, en nog beter met het eerste hoekpunt (9) in het voornoemde verlengde.
  52. 54. Werkwijze volgens één van de conclusies 51 tot 53, daardoor gekenmerkt dat de panelen in opeenvolgende rijen worden geïnstalleerd, waarbij de panelen die bedoeld zijn omringd te worden door andere panelen met hun eerste rand (4) aan een vorige rij van panelen worden gekoppeld, met hun tweede rand (5) aan een volgende rij panelen worden gekoppeld, met hun derde rand (7) aan een vorig paneel (1) in dezelfde rij worden gekoppeld en aan hun vierde rand (8) met een volgend paneel (1) in dezelfde rij worden gekoppeld.
  53. 55. Werkwijze volgens conclusie 54, daardoor gekenmerkt dat bij het uitvoeren van voornoemde wentelbeweging (W) door middel van één van de voornoemde panelen, dit paneel (1) met zijn eerste hoekpunt (9) in contact gehouden wordt met de tweede rand (5) van een zich in de vorige rij bevindend paneel (1), zodanig dat deze rand als steunpunt voor het hoekpunt tijdens het uitvoeren van de wentelbeweging (W) fungeert.
  54. 56. Werkwijze volgens conclusie 54 of 55, daardoor gekenmerkt dat panelen worden aangewend die aan hun eerste en tweede rand eveneens voorzien zijn van koppeldelen (29-30) die een eerste vergrendelsysteem vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, alsmede een tweede vergrendelsysteem vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen, waarbij via deze koppeldelen (29-30) tussen de eerste en tweede rand van twee respectieve panelen een verbinding wordt gerealiseerd hoofdzakelijk nadat de derde rand (7) van zulk paneel (1) door middel van de voornoemde wentelbeweging (W) aan de vierde rand (8) van een naastliggend paneel (1) is gekoppeld.
  55. 57. Werkwijze volgens conclusie 56, daardoor gekenmerkt dat voor de eerste en tweede rand koppeldelen (29-30) worden aangewend in de vorm van een tand (35) en groef (36), die voorzien zijn van de voornoemde vergrendelgedeelten, waarbij deze tand en deze groef zodanig zijn uitgevoerd dat wanneer twee van dergelijke panelen met hun eerste en tweede rand en naar elkaar worden bewogen in eenzelfde vlak, de tand automatisch minstens gedeeltelijk in de groef komt te zitten, meer speciaal de tip van de tand (35) automatisch onder een lip (39) komt te zitten die de bovenzijde van de groef (36) begrenst.
  56. 58. Werkwijze volgens conclusie 57, daardoor gekenmerkt dat bij het uitvoeren van de voornoemde wentelbeweging (W), minstens gedurende een gedeelte van deze wentelbeweging (W), de voornoemde tip van de tand (35) ter plaatse van het eerste hoekpunt onder de voornoemde lip wordt gebracht en gehouden.
  57. 59. Werkwijze volgens conclusie 58, daardoor gekenmerkt dat bij het uitvoeren van de voornoemde wentelbeweging (W), de voornoemde tip van de tand (35) systematisch over de volledige lengte van de eerste rand (4) onder de voornoemde lip (39) van het in de vorige rij gelegen paneel (1) wordt gebracht.
  58. 60. Werkwijze volgens één van de conclusies 56 tot 59, daardoor gekenmerkt dat panelen worden aangewend die onderling aan hun eerste rand (4) en tweede rand (5) aan elkaar kunnen worden bevestigd door een paneel (1) vanuit een positie waarbij het uit het vlak van een ander paneel (1) gewenteld is met zijn eerste rand (4) langsheen de tweede rand (5) van het andere paneel (1) te presenteren en vervolgens in het vlak te wentelen van het andere paneel (1).
  59. 61. Werkwijze volgens conclusie 60, daardoor gekenmerkt dat zulk paneel (1) met zijn eerste rand (4) aan de tweede rand (5) van een paneel (1) in de vorige rij wordt verbonden door het ietwat uit het vlak van de bekleding (2) te draaien en vervolgens terug te draaien zodanig dat een verbinding wordt gemaakt, waarbij het vorige paneel (1) dat zich in dezelfde rij bevindt en met zijn vierde rand aan de derde rand van het laatste paneel (1A) is gekoppeld, tijdens deze verdraaiing kortstondig mee heen en weer verdraaid wordt. 62, - Werkwijze volgens één van de conclusies 50 tot 61, daardoor gekenmerkt dat zij wordt aangewend voor het vormen van een bekleding (2) in de vorm van een vloerbedekking, waarbij de panelen bestaan uit vloerpanelen; en dat bij het uitvoeren van de voornoemde wentelbeweging (W) een nieuw te installeren paneel (1A) minstens gedeeltelijk over de ondergrond wordt verschoven.
  60. 63. Werkwijze volgens één van de conclusies 50 tot 61, daardoor gekenmerkt dat hierbij gebruik wordt gemaakt van panelen volgens één van de conclusies 1 tot 49. 64, - Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, waarbij deze panelen aan minstens twee tegenoverliggende randen worden voorzien met koppeldelen (13-14) die toelaten dat twee van dergelijke panelen (1A-1B) aan deze randen aan elkaar kunnen worden gekoppeld, waarbij deze koppeldelen (13-14) een eerste vergrendelsysteem (15) vormen waardoor gekoppelde panelen verhinderd worden uit elkaar te komen volgens een richting loodrecht op hun vlak, en een tweede vergrendelsysteem (16) vormen dat in een onderlinge vergrendeling volgens een richting loodrecht op de betreffende randen en in het vlak van de panelen voorziet, met vergrendelgedeelten (19-20) die het uit elkaar schuiven van de panelen volgens laatstgenoemde richting verhinderen; waarbij de koppeldelen (13-14) aan deze randen een onderlinge verplaatsing van de panelen over minstens een welbepaalde lengte hoofdzakelijk in de lengterichting van deze randen toelaten, waarbij de voornoemde vergrendelgedeelten (19-20) als geleidingvormende gedeelten fungeren die de panelen (1A-1B) als een gevolg van de voornoemde verplaatsing van een eerste toestand in een tweede toestand brengen waarbij de vloerpanelen in de tweede toestand meer sluitend en/of nauwer aan elkaar gekoppeld zijn dan in de eerste toestand; en waarbij minstens één van de geleidingvormende gedeelten volgens zijn lengterichting met een verloop wordt uitgevoerd dat afwijkt van de bijhorende eigenlijke rand van het paneel (1), daardoor gekenmerkt dat minstens voornoemd geleidingvormend gedeelte, met het afwijkend verloop, wordt verwezenlijkt door middel van een roterende frees (55; 57), waarbij de frees (55; 57) en het paneel (1) een relatieve beweging uitvoeren en waarbij de as van de frees volgens een zicht loodrecht op het vlak van het paneel (1), gedurende het grootste gedeelte van het freesproces voor het vormen van het betreffend geleidingvormend gedeelte, een hoek (A) met de richting van de eigenlijke rand van het paneel (1) vormt die afwijkt van 90 graden.
  61. 65. Werkwijze volgens conclusie 64, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde hoek (A) hoofdzakelijk constant wordt gehouden.
  62. 66. Werkwijze volgens conclusie 65, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde hoek zodanig wordt ingesteld dat de snijlijn van het vlak waarin de frees roteert en het vlak van het paneel (1) overeenstemt of vrijwel overeenstemt met een gemiddelde helling van het geleidingvormend gedeelte.
  63. 67. Werkwijze volgens conclusie 64, daardoor gekenmerkt dat hierbij een geleidingvormend gedeelte wordt gevormd met een verloop dat afwijkt van een rechte, en dat de voornoemde hoek tijdens het frezen van het geleidingvormend gedeelte wordt aangepast in functie van het voornoemde verloop.
  64. 68. Werkwijze volgens één van de conclusies 64 tot 67, daardoor gekenmerkt dat zulk geleidingvormend gedeelte volgens een boogvormige kromme wordt gerealiseerd.
  65. 69. Werkwijze volgens één van de conclusies 64 tot 68, daardoor gekenmerkt dat hiermee panelen worden gerealiseerd volgens één van de conclusies 1 tot 49.
  66. 70.- Paneel, meer speciaal vloerpaneel (1), daardoor gekenmerkt dat het volgens één van de conclusies 64 tot 69 is verwezenlijkt.
BE2009/0616A 2009-10-09 2009-10-09 Paneel, bekleding samengesteld uit dergelijke panelen, werkwijze voor het installeren van panelen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen. BE1018949A3 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2009/0616A BE1018949A3 (nl) 2009-10-09 2009-10-09 Paneel, bekleding samengesteld uit dergelijke panelen, werkwijze voor het installeren van panelen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen.
PCT/IB2010/054540 WO2011042878A2 (en) 2009-10-09 2010-10-07 Panel, covering composed of such panels, method for installing panels and method for manufacturing panels

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE200900616 2009-10-09
BE2009/0616A BE1018949A3 (nl) 2009-10-09 2009-10-09 Paneel, bekleding samengesteld uit dergelijke panelen, werkwijze voor het installeren van panelen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1018949A3 true BE1018949A3 (nl) 2011-11-08

Family

ID=42357769

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2009/0616A BE1018949A3 (nl) 2009-10-09 2009-10-09 Paneel, bekleding samengesteld uit dergelijke panelen, werkwijze voor het installeren van panelen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen.

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1018949A3 (nl)
WO (1) WO2011042878A2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2012101171A1 (de) * 2011-01-28 2012-08-02 Akzenta Paneele + Profile Gmbh Paneel

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
PL3092353T3 (pl) 2014-01-09 2020-12-28 Flooring Industries Limited, Sarl Panel podłogowy do tworzenia pokrycia podłogowego

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4538392A (en) * 1983-02-09 1985-09-03 Horner Flooring Company Portable sectional flooring system
US5546720A (en) * 1995-03-10 1996-08-20 Color & Design Exhibits Panel assembly system
US20030041542A1 (en) * 2001-08-13 2003-03-06 Ron Martin Interlocking floor panels
WO2004048716A1 (en) * 2002-11-25 2004-06-10 Flooring Industries Ltd. Floor panel for floor coverings, placing and manufacture thereof
WO2005003489A1 (de) * 2003-07-02 2005-01-13 Kaindl Flooring Gmbh Platten mit einschiebe-steckprofil

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4426820A (en) 1979-04-24 1984-01-24 Heinz Terbrack Panel for a composite surface and a method of assembling same
SE9301595L (sv) 1993-05-10 1994-10-17 Tony Pervan Fog för tunna flytande hårda golv
DE19622108A1 (de) 1996-06-01 1997-12-04 Zahnradfabrik Friedrichshafen Verfahren zur Steuerung eines CVT
BE1010487A6 (nl) 1996-06-11 1998-10-06 Unilin Beheer Bv Vloerbekleding bestaande uit harde vloerpanelen en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen.
SE515789C2 (sv) 1999-02-10 2001-10-08 Perstorp Flooring Ab Golvbeläggningsmaterial innefattande golvelement vilka är avsedda att sammanfogas vertikalt
DK199901455A (da) 1999-10-12 2001-04-13 Junckers Ind As Gulvbelægning
SE518184C2 (sv) 2000-03-31 2002-09-03 Perstorp Flooring Ab Golvbeläggningsmaterial innefattande skivformiga golvelement vilka sammanfogas med hjälp av sammankopplingsorgan
DE202008011589U1 (de) 2008-09-01 2008-11-27 Akzenta Paneele + Profile Gmbh Fußbodenpaneel aus Kunststoff mit mechanischen Verriegelungskanten

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4538392A (en) * 1983-02-09 1985-09-03 Horner Flooring Company Portable sectional flooring system
US5546720A (en) * 1995-03-10 1996-08-20 Color & Design Exhibits Panel assembly system
US20030041542A1 (en) * 2001-08-13 2003-03-06 Ron Martin Interlocking floor panels
WO2004048716A1 (en) * 2002-11-25 2004-06-10 Flooring Industries Ltd. Floor panel for floor coverings, placing and manufacture thereof
WO2005003489A1 (de) * 2003-07-02 2005-01-13 Kaindl Flooring Gmbh Platten mit einschiebe-steckprofil

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2012101171A1 (de) * 2011-01-28 2012-08-02 Akzenta Paneele + Profile Gmbh Paneel
US9695851B2 (en) 2011-01-28 2017-07-04 Akezenta Paneele + Profile Gmbh Panel

Also Published As

Publication number Publication date
WO2011042878A2 (en) 2011-04-14
WO2011042878A3 (en) 2012-07-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1015223A3 (nl) Vloerpaneel, vloerbedekking hieruit gevormd, werkwijze voor het leggen van dergelijke vloerpanelen en werkwijze voor het vervaardigen ervan.
RU2250319C2 (ru) Покрытие пола (варианты)
US10815674B2 (en) Floor panel
US9611656B2 (en) Building panels
RU2277159C2 (ru) Половица и ее система фиксации
US7454875B2 (en) Mechanical locking system for floor panels
EP1936068B1 (en) A method of providing floor panels with a mechanical locking system
AU735245B2 (en) Locking system and flooring board
RU2436914C2 (ru) Замковая система с комбинационным замком для панелей пола
RU2751154C1 (ru) Панель
US20120222378A1 (en) Floor panel and methods for manufacturing floor panels
AU2009213033A1 (en) Floor Panel with Coupling Device
CN118208015A (zh) 用于形成地板覆盖物的地板镶板
BE1018949A3 (nl) Paneel, bekleding samengesteld uit dergelijke panelen, werkwijze voor het installeren van panelen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen.
US20230160217A1 (en) Panel
BE1030681B1 (nl) Set van freeswerktuigen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen
JP3547692B2 (ja) 建築物パネルの接合システム
AU2006213930A1 (en) Floor covering

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20121031