BE1017991A5 - Systeem met een sleutel geschikt voor twee types cilinders, en cilinder en sleutel voor een dergelijk systeem. - Google Patents

Abstract

Systeem voor gebruik samen met een eerste cilinder die ontgrendelbaar is door een eerste sleutel, omvattende een tweede sleutel en een tweede cilinder die ontgrendelbaar is door de tweede sleutel, waarbij de tweede sleutel tevens ingericht is voor het ontgrendelen van de eerste cilinder en dat de tweede cilinder bijkomende vergrendelmiddelen heeft in vergelijking met de eerste cilinder en de tweede sleutel een bijkomende profilering heeft die samenwerkt met deze bijkomende vergrendelmiddelen, zodanig dat de tweede cilinder niet ontgrendelbaar is door de eerste sleutel; tweede sleutel voor gebruik in dergelijk systeem.

Description

SYSTEEM MET EEN SLEUTEL GESCHIKT VOOR TWEE TYPES CILINDERS, EN CILINDER EN SLEUTEL VOOR EEN DERGELIJK SYSTEEM

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een systeem omvattende een eerste oude cilinder die ontgrendelbaar is door een eerste oude sleutel, omvattende een tweede nieuwe sleutel en een tweede bijbehorende nieuwe cilinder. Verder heeft de uitvinding betrekking op een nieuw gebruik van een (tweede) cilinderkern en een nieuw gebruik van een (tweede) sleutel, in het bijzonder voor een dergelijk systeem.

XP000539376 op naam van Steele met als titel "Sargent's Signature Cylinder and Master Key System" beschrijft het gebruik van zogenaamde "Signature Keys" die kunnen samenwerken met twee types cilinders.

In grote organisaties of in toepassingen waarin een groot aantal cilindersloten van een bepaald type aanwezig zijn, is het na verloop van tijd wenselijk om de sloten te vervangen, omdat bijvoorbeeld een te groot aantal sleutels in omloop zijn en in het bijzonder in het bezit zijn van personen die niet langer toegang hebben tot de met de cilindersloten afgesloten ruimtes. In de praktijk is het doorgaans moeilijk of onnodig om alle sloten tegelijkertijd te vervangen door nieuwe sloten.

De onderhavige uitvinding heeft als hoofddoel het verschaffen van een systeem waarmee een geleidelijke overgang van oude naar nieuwe betere cilindersloten mogelijk is.

Voor het bereiken van het hierboven genoemd hoofddoel onderscheidt de uitvinding zich door de maatregelen van conclusie 1.

Op die manier is de tweede sleutel zowel geschikt voor het ontgrendelen van de eerste oude cilinder als van de tweede nieuwe cilinder, terwijl de eerste oude sleutel niet de bijkomende profilering heeft en dus niet geschikt is voor het openen van de tweede cilinder.

Conclusies 2-8 beschrijven voordelige uitvoeringsvormen van een dergelijk systeem.

Het systeem is bij voorkeur bedoeld voor gebruik samen met een eerste oude cilinder die ontgrendelbaar is door een eerste oude sleutel met tenminste twee axiale groeven en met een onderrand met vertand profiel. De tweede nieuwe sleutel is dan bij voorkeur identiek aan de eerste sleutel met dit verschil dat een aantal axiaal uit elkaar geplaatste inkepingen zijn voorzien welke bedoeld zijn om samen te werken met bijkomende vergrendelpinnen in de tweede nieuwe cilinder. Hierbij omvat de tweede cilinder bij voorkeur een cilinderhuis; een draaibaar in het cilinderhuis monteerbare cilinderkern die voorzien is van een in hoofdzaak verticaal gericht sleutelkanaal, en een aantal axiaal uit elkaar geplaatste doorgangen tussen elke inkeping van een in het sleutelkanaal aangebrachte tweede sleutel en de omtrek van de cilinderkern; een verschuifbaar in elke doorgang gemonteerde pin; en een blokkeerelement voor elke pin. Hierbij is de montage zodanig dat de blokkeerelementen volledig in de cilinderkern opneembaar zijn wanneer een sleutel met een juist onderste profiel en juiste langsgroeven en inkepingen ingebracht is.

Bij voorkeur worden een reeks eerste inkepingen op een eerste hoogte en een reeks tweede inkepingen op een tweede verschillende hoogte voorzien, en nog meer bij voorkeur aan weerszijden van het sleutelkanaal. Op die manier is het systeem geschikt voor relatief dunne sleutels.

De doorgangen in de cilinderkern strekken zich bij voorkeur in hoofdzaak horizontaal uit tussen het sleutelkanaal en de omtrek van de cilinderkern. Een schuine aanbrenging is echter eveneens een optie.

Verder is elke vergrendelpin bij voorkeur aan zijn naar de omtrek van de cilinderkern gericht uiteinde voorzien van een schouderdeel voor samenwerking met een aanslag in de doorgang, een en ander zodanig dat de pinnen zich niet te ver in het sleutelkanaal kunnen uitstrekken.

Verder is het cilinderhuis bij voorkeur tegenover elke doorgang in de cilinderkern voorzien is van een axiale uitsparing voor opname daarin van een deel van het blokkeerelement in de vergrendelde stand van de cilinder.

De uitvinding heeft verder betrekking op een sleutel, in het bijzonder voor gebruik in een dergelijk systeem. Voordelige uitvoeringen worden beschreven in conclusies 8-11.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een cilinderkern, in het bijzonder voor gebruik in een systeem volgens de uitvinding. Voordelige uitvoeringen worden beschreven in conclusies 12-17.

Andere kenmerken en voordelen zullen blijken uit de beschrijving van een niet-beperkend uitvoeringsvoorbeeld aan de hand van de tekeningen in bijlage, waarin: - figuur 1 (A)-(C) respectievelijk perspectivische aanzichten tonen van een uitvoeringsvorm van: (A) een eerste sleutel, (B) een eerste of tweede sleutel aangebracht in een eerste cilinder (voor de duidelijkheid is het cilinderhuis niet getoond), en (C) een tweede sleutel volgens de uitvinding; - figuur 2 (A)-(C) respectievelijk perspectivische aanzichten tonen van een uitvoeringsvorm van (A) een tweede sleutel met pinnen en blokkeerelementen; (B) een tweede sleutel aangebracht in een tweede cilinder volgens de uitvinding (voor de duidelijkheid zijn het cilinderhuis en de pinnen en blokkeerbalken niet getoond); (C) een pin en blokkeerelement met bijbehorende doorgang; - figuur 3 (A)-(B) respectievelijk doorsneden langs lijn III-III van figuur 2 (B) tonen, met (A) een tweede sleutel in het sleutelkanaal; en (B) een eerste sleutel in het sleutelkanaal; - figuur 4 (A) en (B) verschillende mogelijke doorsneden van een uitvoeringsvormen van een sleutel volgens de uitvinding, tonen.

Figuren 1-4 illustreren een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding. De vakman zal echter begrijpen dat bepaalde maatregelen afzonderlijk toepasbaar zijn.

Figuren 1 en 2 illustreren een uitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding. Figuren 1 (A) en 1 (B) tonen een eerste sleutel IA voor gebruik samen met een eerste cilinderkern 2A volgens de stand van de techniek. De eerste sleutel 1 (A) is bijvoorbeeld een sleutel zoals beschreven in het Belgisch octrooi BE 900206 op naam van de Gebr. Grundmann Gesellschaft m.b.H.

Het idee van de uitvinding bestaat erin een nieuwe cilinder met bijbehorende sleutel te verschaffen, waarbij deze nieuwe tweede sleutel eveneens bruikbaar is in de oude eerste cilinders, maar waarbij omgekeerd de oude eerste sleutels niet bruikbaar zijn in de nieuwe tweede cilinders. Op die manier kan men alle oude sleutels vervangen door nieuwe sleutels, waarbij men slechts geleidelijk de oude cilinders moet vervangen door nieuwe cilinders.

Figuur 2 (A) en (B) illustreren een nieuwe tweede sleutel 1B en een nieuwe tweede cilinderkern 2B waarmee het idee van de uitvinding verwezenlijkt kan worden. De bekende eerste sleutel IA heeft aan weerszijden een aantal axiale groeven 3, 4, 5, 3', 4', 5', zoals best te zien is in figuur 1 (A) en figuur 4 (A). De axiale groeven 4, 4', 5, 5' kunnen verschillende vormen aannemen, zoals geïllustreerd is in figuur 4A en in detail wordt uiteengezet in BE 900206. De axiale groeven 3, 3' zijn bij voorkeur dezelfde voor de verschillende sleutels, en hebben bij voorkeur een diepte die groter is dan de helft van de dikte van de sleutel, of met andere woorden de axiale groeven 3, 3' strekken zich bij voorkeur uit tot voorbij het verticaal mediaanvlak van de sleutel. De onderrand 6 van de eerste sleutel IA heeft een vertand profiel dat bedoeld is om samen te werken met een aantal verticale (niet getoonde) sleutelstiften die op een voor de vakman bekende wijze gemonteerd worden in de cilinderkern 2A. Voor meer details over de verschillende mogelijke profielen van de dwarsdoorsnede van de sleutel wordt verwezen naar het hoger genoemd Belgisch octrooi BE 900206.

De tweede sleutel 1B is voorzien van dezelfde axiale groeven 3, 4, 5, 3', 4', 5' en van dezelfde onderrand 6 met vertand profiel, zoals best te zien is in figuur 2 (A) en figuur 4 (B). Hierdoor is de sleutel tevens geschikt voor het openenen van de eerste cilinder. De tweede sleutel 1B is verder voorzien van een aantal axiaal uit elkaar geplaatste inkepingen 7, 8. In de getoonde uitvoering zijn een eerste reeks inkepingen 7 boven een eerste axiale groef 3 aan een eerste zijde van de sleutel, en een tweede reeks inkepingen 8 boven een axiale groef 3' aan de andere zijde van de sleutel 1B, aangebracht.

Met verwijzing naar figuren 2 (B), (C) en figuur 3 (A) omvat de tweede cilinder een cilinderhuis 10 en een draaibaar in het cilinderhuis 10 gemonteerde cilinderkern 2B. De cilinderkern 2B is voorzien van een verticaal gericht sleutelkanaal 9 voor het daarin opnemen van de tweede sleutel 1B. De cilinderkern 2B is verder voorzien van een aantal axiaal uit elkaar geplaatste doorgangen 11 die zich uitstrekken tussen het sleutelkanaal 9 ter hoogte van de inkepingen 7, 8 van een in het sleutelkanaal aangebrachte sleutel en de omtrek van de cilinderkern. In elke doorgang 11 is een pin 12 gemonteerd, welke pin 12 met zijn naar de cilinderomtrek gericht uiteinde samenwerkt met een blokkeercilinder 13. De vormgeving van de doorgang 11 is zodanig dat de blokkeercilinder volledig in de cilinderkern 2B opneembaar is bij het inbrengen van een juiste sleutel in het sleutelkanaal 9, zie figuur 3 (A). Wanneer een sleutel zonder de juiste inkepingen 7, 8 ingébracht wordt in het sleutelkanaal 9 dan worden de blokkeercilinder 13 naar buiten gedrukt in uitsparingen 14 in het cilinderhuis 10 zodanig dat de cilinderkern 2B niet kan worden verdraaid, zie figuur 3 (B). Elke pin 12 is aan zijn naar de omtrek van de cilinderkern gericht uiteinde voorzien van een schouderdeel 15 dat bedoeld is om samen te werken met een aanslag 16 in de doorgang 11. Op die manier wordt vermeden dat de pinnen 12 zich te ver in het sleutelkanaal 9 kunnen uitstrekken en het inbrengen van de sleutel bemoeilijken of onmogelijk maken.

De blokkeercilinder 13 heeft in de getoonde uitvoering een lengte die groter is dan de diameter van de pin 12 en wordt met zijn as in de axiale richting van de sleutel aangebracht in doorgang 11. Het spreekt voor zich dat de uitsparingen 14 in het cilinderhuis 10 een vormgeving hebben die aangepast is aan deze van de blokkeercilinders 13. De vakman zal echter begrijpen dat tal van andere vormen mogelijk zijn voor het blokkeerelement 13.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven geïllustreerde uitvoeringsvoorbeelden en de vakman zal begrijpen dat vele modificaties denkbaar zijn zonder het kader van de uitvinding te verlaten, welk kader enkel bepaald wordt door de hierna volgende conclusies.

Claims (17)

1. Systeem omvattende een eerste cilinder die ontgrendelbaar is door aen eerste.sleutel (IA), een tweede sleutel (1B) en een tweede.cilinder die ontgrendelbaar is door de tweede sleutel, met het kenmerk, dat de tweede sleutel (1B) tevens ingerichtis. voor het ontgrendelen van de eerste cilinder en dat de tweede cilinder bijkomende i vergrendelmiddelen heeft in vergelijking- met' de eerste c i1inder en de tweede sleute! een bij komende pro£ iIering heeft die samenwerkt met deze bijkömendé yérgrendelmiddelen, zodanig dat de tweede cilinder niet ontgreiidelbaar is door de eerste sleutel.

2. Systeem volgens conclusie 1, waarbij de eerste cilinder ontgrendelbaar is door een eerste sleutel IA met ten minste een eerste en een tweede axiale groef (3, 3') en met een onderrand (6) met vertand profiel, met' het kenmerk, dat de twéede sleutel 1B voorzien is van: - i - dezelfde ten minste eerste en tweede axiale groef (3, 3'); - een aantal axiaal uit elkaar geplaatste inkepingen (7); - dezelfde onderrand (6) met vertand profiel; en dat de tweede cilinder omvat: - een cilinderhuis (10); - een draaibaar in het cilinderhuis monteerbare cilinderkern (2B) voorzien van: - een in hoofdzaak verticaal gericht sleutelkanaal (9) voor het daarin opnemen van de tweede sleutel (1B), waarbij elke inkeping (7) tegenover telkens een wanddeel van het sleutelkanaal gelegen is; - een aantal axiaal uit elkaar geplaatste verticale boringen welke zich uitstrekken tussen de onderkant van het sleutelkanaal en de omtrek van de cilinderkern; - een aantal axiaal uit elkaar geplaatste doorgangen (11) welke zich uitstrekken tussen elk wanddeel van het sleutelkanaal (9) en de omtrek van de cilinderkern (2B); - een verschuifbaar in elke verticale boring gemonteerde sleutelstift, - een verschuifbaar in elke doorgang gemonteerde pin, en een blokkeerelement (13) voor elke pin; een en andere zodanig dat de sleutelstiften en de blokkeerelementen volledig in de cilinderkern opneembaar zijn wanneer een sleutel met een juist vertand profiel en juiste langsgroeven en inkepingen ingebracht is.

3. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de tweede sleutel voorzien is van een aantal axiaal uit elkaar geplaatste eerste inkepingen (7) op een eerste hoogte en een aantal axiaal uit elkaar geplaatste tweede inkepingen (8) op een tweede verschillende hoogte.

4. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorgangen zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekken het sleutelkanaal en de omtrek van de cilinderkern.

5. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke pin (12) aan zijn naar de omtrek gericht uiteinde voorzien is van een schouderdeel (15) en dat elke doorgang voorzien is van een aanslag (16) voor dit schouderdeel.

6. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, waarbij elke pin een cilindervormig deel met een diameter heeft, met het kenmerk, dat het blokkeerelement (13) in hoofdzaak cilindervormig is en een lengte heeft die groter is dan de diameter van de pin, welk blokkeerelement in axiale richting is aangebracht, en dat de doorgang bij de omtrek van de cilinderkern een aangepast vormgeving heeft voor opname van het blokkeerelement.

7. Systeem volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het cilinderhuis tegenover elke doorgang in de cilinderkern voorzien is van een axiale uitsparing (14) voor opname daarin van een deel van het blokkeerelement in de vergrendelde stand van de cilinder.

8. Gebruik van een sleutel in een systeem volgens één der voorgaande conclusies, welke sleutel zich in hoofdzaak uitstrekt in een verticaal vlak, met het kenmerk, dat de sleutel voorzien is van: - ten minste een.eerste en tweede axiale groef (3, 3'); - een aantal axiaal uit elkaar geplaatste inkepingen (7); - een onderrand met vertand profiel.

9. Gebruik van een sleutel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eerste en de tweede axiale groef (3, 3') zich uitstrekken tot voorbij het verticaal mediaanvlak van de sleutel.

10. Gebruik van een sleutel volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de sleutel voorzien is van een aantal axiaal uit elkaar geplaatste eerste inkepingen (7) op een eerste hoogte en een aantal axiaal uit elkaar geplaatste tweede inkepingen (8) op een tweede verschillende hoogte.

11. Gebruik van een sleutel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de eerste langsgroef (3) aangebracht is aan één zijde van de sleutel en dat de tweede langsgroef (3') aan de andere zijde gelegen is, en dat de eerste inkepingen (7) gelegen zijn boven de eerste langsgroef (3) en de tweede inkepingen (8) boven de tweede langsgroef (3').

12. Gebruik van een cilinderkern in een systeem volgens één der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de cilinderkern voorzien van: - een in hoofdzaak verticaal gericht sleutelkanaal (9) voor het daarin opnemen van de tweede sleutel (1B), waarbij elke axiale inkeping (7) tegenover telkens een wanddeel van het sleutelkanaal (9) gelegen is; - een aantal axiaal uit elkaar geplaatste verticale boringen welke zich uitstrekken tussen de onderkant van het sleutelkanaal en de omtrek van de cilinderkern; - een aantal axiaal uit elkaar geplaatste doorgangen (11) welke zich uitstrekken tussen elk wanddeel van het sleutelkanaal en de omtrek van de cilinderkern.

13. Gebruik van een cilinderkern volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de axiaal uit elkaar geplaatste doorgangen een reeks eerste en tweede doorgangen omvatten welke op een verschillende hoogte gelegen zijn.

14. Gebruik van een cilinderkern volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de doorgangen zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekken tussen elk wanddeel van het sleutelkanaal en de omtrek van de cilinderkern.

15. Gebruik van een cilinderkern volgens één der conclusies 12-14, met het kenmerk, dat de doorgangen zich uitstrekken aan weerszijden van het sleutelkanaal.

16. Gebruik van een cilinderkern volgens één der conclusies 12-15, met het kenmerk, dat elke doorgang voorzien is van een aanslag voor een schouderdeel van een in de doorgang aanbrengbare pin (12).

17. Gebruik van een cilinderkern volgens één der conclusies 12-16, met het kenmerk, dat de doorgang bij de omtrek van de cilinderkern een aangepaste vormgeving heeft voor opname daarin van een blokkeerelement (13).