BE1017144A5

BE1017144A5 - Gewijzigde voorvorm en behouder, i.h.b. voor gevoelige producten, en wekwijze voor het vervaardigen hiervan.

Info

Publication number: BE1017144A5
Application number: BE2006/0283A
Authority: BE
Original assignee: Resilux
Priority date: 2006-05-18
Filing date: 2006-05-18
Publication date: 2008-03-04

Abstract

Voorvorm voor het vervaardigen van een behouder voor de opslag van producten, die opaak is met een bleekachtig uitzicht om de inhoud hiervan te beschermen tegen externe straling, waarbij de samenstelling hiervan uit een primair kunststofmateriaal bestaat met een laag percentage van polymeeradditieven voor het bewerkstelligen van voornoemd opaak bleekachtig uitzicht (22), waarbij voornoemd primair kunststofmateriaal gevormd is door PET-kunststofmateriaal, merkwaardig doordat de additieven gevormd zijn door polyolefine-additieven.

Description

Gewijzigde voorvorm en behouder, i.h.b. voor gevoelige producten, en werkwijze voor het vervaardigen hiervan

Onderhavige uitvinding heeft betrekking op opake behouders bedoeld om o.a. lichtgevoelige producten te bevatten, zoals melk, met bescherming hiervan tegen foto-oxidatie en tegen de hierop volgende degradatie van licht gekatalyseerde producten, evenals op voorvormen voor het vervaardigen hiervan.

Verder heeft deze uitvinding eveneens betrekking op opake behouders bestemd voor gevoelige producten, zoals verrijkte of vruchten bevattende melkproducten, die deze kunnen beschermen tegen zowel zuurstof als lichtinval.

Kunststofbehouders, in het bijzonder flessen, meer in het bijzonder deze vervaardigd uit polyester, en ook PET, worden meer en meer gebruikt bij de verpakking van voeding en dranken. Oorspronkelijk waren PET-behouders aangewend voor koolzuurhoudende dranken, zoals soda's, cola's en limonades. Met PET is dit gebruik aanzienlijk toegenomen in alle sectoren van drankverpakkingen en nu ook algemener voor voedingstoepassingen met inbegrip van vloeibare melk.

In dit opzicht blijft PET een voortreffelijke materiaalkeuze voor het verpakken van gepasteuriseerde melk met korte conserveringsduur die verdeeld wordt onder gekoelde voorwaarden met een conserveringsduur van 7 tot 10 dagen. Nochtans blijft het ontbreken van een integrale lichtbarrière een aanzienlijke hinder tegen het gebruik van volle PET voor het verpakken van UHT (Ultra Hoge Temperatuur) gesteriliseerde melk van lange duur, die verdeeld wordt onder gewone omgevingsvoorwaarden van temperatuur met een conserveringsduur van 4 a 6 maanden.

Een probleem met melk in het bijzonder, doch ook zuivelproducten in het algemeen, bestaat in het instabiele karakter van dit product dat bijzonder gemakkelijk kan worden aangetast door ongewenste uitwendige invloeden in de omgevingsvoorwaarden. Vooral de verpakkingsvoorwaarden van melkproducten spelen dus een belangrijke rol voor een gepaste bewaring hiervan.

Het ontbreken van lichtbescherming bij de gekende verpakkingen heeft de foto-oxidatie van zogenaamde UHT-melk tot gevolg. Dit laatste brengt de ontwikkeling mee van zijsmaken geassocieerd met licht. Deze fotodegradatie wordt bevorderd door de aanwezigheid van de vitamine B2 Riboflavine, die eveneens gemakkelijk aangetast wordt zoals ook andere vitamines D, E en A en nutriënten.

Het is bekend dat degradatie van melk veroorzaakt door licht teweeggebracht wordt door de blootstelling aan licht, meer in het bijzonder in de plage van golflengten begrepen tussen 200 en 550 nm. Als gevolg hiervan is het een absolute noodzaak dat deze melk ten alle prijze beschermd wordt tegen deze schadelijke golflengtes omwille van het behoud van de productkwaliteit tijdens de hele conserveringsduur van de melk.

Bovendien is het voor producten die bijkomende zuurstofgevoelige nutriënten bezitten, essentieel dat zuurstofdoorgang zoveel mogelijk wordt tegengewerkt om zodoende kwaliteitsverlies te voorkomen.

Omwille van de hierboven uiteengezette redenen werden UHT-melk verpakkingen ontwikkeld om doorgang van zichtbaar licht maar ook van UV-licht tegen te werken. Aldus werd bij meerlagige kartonverpakkingen een volle lichtbarrière voorzien alsook een laag aluminiumfolie om zuurstofingang te voorkomen. Bij toepassingen met polyethyleen zijn drielagen lichtbarrièrestructuren gekend bestaande uit een laag zwarte polyethyleen aan weerszijden omgeven door een laag witte polyethyleen. Ook is een zeslagen structuur gekend dewelke gevormd is door de superpositie van een witte polyethyleenlaag gevolgd door een zwarte polyethyleenlaag, met verder een kleefmiddel, een zogenaamde EVOH laag, een nieuwe kleeflaag en tenslotte opnieuw een zwarte polyethyleenlaag als licht- en zuurstofbarrièrestructuren.

Verder werden onlangs twee PET-structuren ingevoerd, waarbij de ene gevormd is door een éénlagen structuur vervaardigd uit een witte opake PET-laag met een uiterst hoge witte pigmentlading aan titaandioxide of zinksulfaat.

Het nadeel van deze eerste structuur is dat een uitermate hoge lading aan pigmenten, gaande tot 8%, vereist is wat een nadelige invloed heeft op het gemak van spuitgieten. Daarbij komt nog een beduidend negatieve invloed bij het verwarmingsproces van de voorvorm en het uitblazen hiervan tot behouders. Ook blijft de bescherming tegen licht niet bevredigend. Uiteindelijk is er nog een nadelige invloed op de kost.

Verder is ook een drielagen PET-structuur gekend dewelke bestaat uit een zwarte PET-laag aangebracht tussen twee aangrenzende witte PET-lagen.

Het nadeel bij deze structuur bestaat erin dat het niveau van witte pigmentbelading in de uitwendige laag vrij hoog moet zijn om te voorkomen dat de zwarte kleur aanwezig in de middenlaag zou doorschijnen. Dit zou immers een grijze verkleuring tot gevolg hebben in de oppervlaktelaag van de fles en zou aldus een zichtbaar spoor achterlaten in de uitwendige laag. Deze verkleuring is totaal ongewenst. Om dit te voorkomen moeten de behouders dan met een uitwendige witte wand gemaakt worden die dik genoeg is om de inwendige zwartgekleurde laag volledig af te schermen. Dit heeft dan voor gevolg dat dergelijke flessen zeer zwaar worden en te duur uitvallen, waarbij deze flessen bovendien moeilijk uit te blazen zijn aangezien de hoeveelheid aan witte pigmenten zeer hoge niveaus gaande van 4 tot 5 % moet bereiken.

Bovendien is geen van voornoemde structuren in staat om hoe dan ook een bijkomende zuurstofbarrière te verschaffen, in vergelijking met conventionele PET behouders, althans bij het verpakken van licht- en zuurstofgevoelige producten. Onderhavige uitvinding heeft tot doel aan bovenvermelde nadelen te verhelpen.

Deze uitvinding heeft tot doel om aan bovenvermelde nadelen te verhelpen. Aldus wordt volgens de uitvinding een behouder, resp. voorvorm voorgesteld zoals bepaald in de huidige hoofdconclusie. De volgens de uitvinding voorgestelde behouder, zoals flessen, resp. voorvorm voor de opslag van producten bedoeld om deze te beschermen tegen zowel kunstmatig als natuurlijk licht dat samengesteld is uit zowel zichtbare straling als UV-straling, vormt zodoende een beduidende verbetering t.o.v. de bestaande PET structuren aangezien de hierbij voorgestelde behouders, resp. voorvormen veel lichter zijn, en dus ook economisch voordeliger dankzij het vervangen van het gekende witte kleurpigment door een laag percentage van polymeeradditieven.

Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit de voorvorm een bepaalde hoeveelheid non-ferrometalen in voornoemd mengsel.

Volgens een bijkomende uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de additieven gevormd door polyolefine-additieven.

Ook heeft deze uitvinding betrekking tot een werkwijze voor het vervaardigen van opake meerlagen Polyester behouders door het spuitgieten van meerlagige voorvormen met co-injectie gevolgd door blazen hiervan tot behouders.

Een bijzonder merkwaardig voordeel van onderhavige uitvinding bestaat erin dat opake PET behouders kunnen worden bewerkstelligd waarbij de kleur en de kleurdichtheid, die een maat vormt voor de opaciteit van de uitwendige witte laag, verkregen kunnen worden zonder toevoeging van witte anorganische of organische kleurpigmenten.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden thermoplastische polymeeradditieven vermengd met het PET-kunststofmateriaal volgens een verhouding van 1 tot 20 %. Aldus kan dankzij de uitvinding de opaciteit van de uitwendige laag verkregen worden door het vermengen van voornoemde thermoplastische polymeeradditieven met het PET-kunststofmateriaal.

Volgens een bevoorrechte uitvoeringsvorm van de werkwijze van de uitvinding wordt als voornoemd additief een polypropyleen (PP) geselecteerd om vermengd te worden met het PET-kunststofmateriaal. Dit PP-materiaal bezit immers zeer goede dispersie-eigenschappen in PET zodat dit materiaal best in aanmerking komt voor het later verstrekken van de voorvorm.

Volgens een bijzonder bevoorrechte uitvoeringsvorm van de uitvinding worden de PP-additieven vermengd in het PET-materiaal ter hoogte van 3 tot 10 gewichtsprocent, waarbij voornoemd effect nog versterkt wordt.

Volgens de meest bevoorrechte uitvoeringsvorm hierbij worden voornoemde PP-additieven vermengd in het PET-materiaai volgens de voorkeurplage van 5 tot 8 gewichtsprocent.

Volgens een verder merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het oppervlaktevoorkomen van de PET- kunststofbehouders getransformeerd worden van een parelmoeruitzicht tot een gemetalliseerd uitzicht, i.h.b. een zilverachtig gemetalliseerd uitzicht, mits een passende toevoeging van additieven, door het blazen van de voorvormen tot behouders. Er kan gesteld worden dat het gemetalliseerde oppervlakte-uitzicht te danken is aan een bijkomende incompatibiliteit van beide polymeren die voortgebracht wordt door het koud verstrekken, die een bijkomend verwitten meebrengt van het parelmoeroppervlak dat vervolgens het parelmoereffect uitdampt en verzacht, wat een spiegelend metaalachtig uitzicht aan het aangewerkt product verschaft.

Volgens een bijkomende merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen zowel de voornoemde parelmoer- als gemetalliseerde afwerkingen gekleurd worden vertrekkende van een witte basis door toevoeging van gekleurde PP-pigmenten, of ook nog mits gebruik van een "meerlaag" met een gekleurde tussenlaag.

Hiermee wordt een "onmengbaar" mengsel gevormd dat wit is van kleur op natuurlijke wijze, m.a.w. zonder pigmenten. Voornoemde niet-vermengbaarheid van het mengsel komt verder tot uiting bij de zogenaamde voorvormoriëntatie, meer bepaald tijdens het uitblazen tot een behouder hiervan, doordat het materiaaloppervlaktevoorkomen wordt omgevormd van een wit uitzicht naar een parelmoeruitzicht, althans in de gebieden waar de voorvorm gerokken wordt.

Voornoemd parelmoereffect, resp. gemetalliseerd effect dat het resultaat is van de toevoeging volgens de uitvinding van een polymeeradditief, heeft het intrinsieke voordeel voor lichtgevoelige toepassingen, zoals zogenaamde UHT-melk, dat de oppervlakte van de behouder waarin de melk op te nemen is een belangrijk deel van het invallend licht op natuurlijke wijze weerkaatst. Bovendien vertoont voornoemd oppervlak eveneens een hoog niveau van interne refractie. Beide voornoemde verschijnselen, zowel reflectie als refractie, combineren elkaar om de lichtdoorgang of -transmissie tegen te werken, en zelfs te neutraliseren.

De transmittantieresultaten kunnen verder verbeterd worden door het toevoegen van een kleine hoeveelheid pigmenten in het PET/ PP mengsel tot een niveau van 2%. Dit brengt resultaten mee die rechtstreeks waarneembaar zijn.

Volgens een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt voornoemde polymeer toevoegingstechnologie opgenomen in een meerlagen structuur met een zwarte PET middenlaag. Dankzij deze maatregel kan bij wijze van spreken nagenoeg alle getransmitteerde licht gesperd worden. Aldus is de combinatie van deze polymeermengingtechnologie in een meerlagen structuur met een centrale zwarte PET laag volkomen doeltreffend.

Een verder bijzonder merkwaardig voordeel dat volgens de uitvinding verkregen wordt door voornoemde toevoeging van PP bestaat erin dat de zogenaamde intrinsieke viscositeit (IV) van de voorvorm beduidend verbeterd wordt in vergelijking met op conventionele wijze mineraal gevulde PET voorvormen. Het niveau van de intrinsieke viscositeit parameter van de voorvorm geeft het gemak aan om de voorvorm te verwerken op de zogenaamde rek- en blaasinrichting, waarmee de voorvorm tot de uiteindelijke behouder geblazen wordt. Opake voorvormen met een zeer hoge pigmentlading vertonen beduidend lagere niveaus van intrinsieke viscositeit dan gewone voorvormen, waardoor deze voorvormen de vereiste smeltsterkte in het blaasproces van de voorvorm niet bezitten. Als gevolg hiervan is het uiterst moeilijk om de voorvorm te rekken en te blazen tot een fles met de gewenste eigenschappen, i.h.b. qua wanddikteverdeling.

De voorvormen met toegevoegde PP bezitten daarentegen een hoog niveau van smeltsterkte en intrinsieke viscositeit zodat dergelijke voorvormen veel gemakkelijker verwerkt kunnen worden op conventionele rek- en blaasinrichtingen. Het rechtstreekse gevolg hiervan is dat behouders met een veel lager gewicht vervaardigd kunnen worden met toepassing van de hierboven beschreven polymeeradditieven technologie in vergelijking met behouders vervaardigd met een gekende standaard hoge pigmentladingen. Bovendien als de PP dichtheid 30% lager is dan deze van PET, wordt de dichtheid van het vermengde materiaal verminderd en is meteen ook het gewicht van de behouder eveneens verminderd.

Een typische vergelijking voor een meerlagen fles met structuur witte PET, zwarte PET, witte PET voor een volume van 1 liter levert 26 gm met de polymeeradditieven technologie volgens de uitvinding ten overstaan van 36 gm ingeval de klassieke hoogpigment ladingstechnologie wordt aangewend, wat terugkomt op een aanzienlijke materiaalbesparing gaande tot 30%.

Verdere kenmerken en eigenschappen van een voorvorm, resp. behouder enerzijds en werkwijze anderzijds volgens de uitvinding worden nader toegelicht in de hiernavolgende beschrijving van enkele uitvoeringsvormen van de uitvinding dewelke geïllustreerd zijn aan de hand van de bijliggende tekeningen.

Figuur 1 is een schematische weergave van een dwarssectie volgens de langsas van een voorvorm volgens de uitvinding.

Figuur 2 stelt een vooraanzicht voor van een eerste uitvoeringsvorm van een behouder volgens de uitvinding.

Figuur 3 is een vooraanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een behouder volgens de uitvinding.

In het algemeen heeft deze uitvinding betrekking op opake behouders bestemd om lichtgevoelige producten te vervatten, zoals melk, waarbij de inhoud hiervan op doeltreffende wijze beschermd kan worden tegen foto-oxydatie en alle hieruit ontstane degradaties van het in de behouder omvatte producten.

Figuur 1 toont een voorvorm 10 in dwarsdoorsnede genomen volgens de langsas l. Deze figuur toont een drielagen structuur bestaande uit een basislaag 1 die samengesteld is uit een primair kunststofmateriaal en waarin een barrièrelaag 2 is opgenomen dewelke samengesteld is uit een secundair kunststofmateriaal. Het primaire materiaal heeft een witachtig uitzicht zodat invallende straling, i.h.b. licht, voor een groot deel weerkaatst wordt bij het treffen van de wand.

Daartegenover is de tussenlaag 2 volkomen zwart zodat de mogelijks doorgelaten stralen doorheen de voorvormwand geabsorbeerd wordt met hoog absorptievermogen van de stralen door de tussenlaag 2.

Deze uitvoeringsvorm is bijzonder aangewezen ingeval de voorvorm bestemd is om geblazen te worden tot een behouder, i.h.b. fles, bestemd voor het opnemen van zogenaamde UHT-melk. In dit geval doet de tussenlaag 2 dienst als gasbarrière waarbij deze invallende zuurstof gaat absorberen op zodanige wijze dat de melk niet wordt aangetast door van buitenuit invallende zuurstofdeeltjes.

Algemener biedt de meerlagen structuur het voordeel dat ongewenste uitwendige deeltjes die doorheen de buitenlaag 1 zouden geraken uiteindelijk volledig geblokkeerd worden door de tussenlaag 2 dewelke dan als barrière fungeert.

Daartegenover kan voor sommige toepassingen in de zuivel op bevredigende wijze voortgegaan worden op een eenlagen structuur, meer in het bijzonder voor afgeleide producten van melk waar de afbrekende werking van zuurstof beduidend minder kritisch is. Deze eenlagen structuur is niet geïllustreerd maar kan best voorgesteld werden door de weergave van figuur 1 zonder de tussenlaag. In deze toepassingen kunnen alle kleuren aangemaakt worden en kan een eenlagen melkfles worden vervaardigd mits toevoeging van de gewenste kieurpigmenten.

Verder stelt figuur 2 een fles 20 voor in vooraanzicht die verkregen wordt door het rekken en blazen van een voorvorm zoals bvb. voorgesteld in figuur 1 hoger. Hierop is de buitenwand 21 zichtbaar waarin het bijzondere uitzicht 22 weergegeven is door een lichte stippelvoorstelling. Dit merkwaardig effect bestaat in een parelmoeruitzicht 22 dat voor de consument de aldus bewerkstelligde fles bijzonder aantrekkelijk maakt. Dit parelmoereffect wordt bevorderd door bi-axiaal verstrekken, d.i. zowel radiaal als in de langsrichting, en blazen van de voorvorm tot de behouder. Dit parelmoereffect wordt bekomen op basis van de delaminatie-eigenschappen van de gemengde doch onderling niet vermengbare materialen waarvan de niet-vermengbaarheid te wijten is aan hun incompatibiliteit. Bijgevolg is het net door het bewust kiezen van incompatibele materialen als bestanddelen voor het werkmengsel dat het verassende parelmoereffect verkregen wordt.

Nu heeft dit parelmoereffect 22 niet alleen een esthetisch voordeel doch ook een technologisch, t.w. een aanzienlijk reflectievermogen van het aldus bewerkstelligd buitenoppervlak 21. Een op die manier verwezenlijkt buitenoppervlak bezit zodoende één der drie basiseigenschappen die een lichtbarrière kernmerken.

Deze zijn inderdaad het transmissievermogen, een absorptievermogen en een reflectievermogen respectievelijk.

Het vernuftige hier is dat dit parelmoereffect 22 een witte glans verschaft mits selectie van een speciaal uitgekozen polymeer kunststofmateriaal en dit te vermengen met PET. Bevredigende barrière-eigenschappen kunnen reeds bewerkstelligd worden zonder toevoeging van kleurstoffen, i.h.b. wit. Aldus wordt het witachtige, bleke parelmoeruitzicht 22 volgens de uitvinding bekomen met verstrekken doch zonder kleurstoffen.

Weliswaar kunnen de barrière-eigenschappen verder versterkt worden door toevoeging van een kleine hoeveelheid kleurstoffen, typisch van de orde van nagenoeg 0,1 gewichtsprocent.

Dit biedt op technisch vlak een wezenlijk voordeel met dien verstande dat toevoeging van pigmenten moeilijkheden meebrengt om de voorvorm uit te blazen tot een fles. Hoe hoger het pigmentgehalte, hoe groter ook de moeilijkheid van blazen. De kritische grens hierbij kan vastgelegd worden op ca. 2% kleurpigmenten die een kritische drempel vormt vanaf dewelke blazen van de voorvorm tot een behouder aanzienlijk bemoeilijkt wordt.

Er kon proefmatig worden vastgesteld dat zelfs zonder kleurpigmenten, tot 92 % van het invallende licht gereflecteerd kon worden door de wand 21, wat meer dan voldoende is voor een ruime waaier van toepassingen. Dit vormt dan ook de basiseigenschap die eigen is aan deze behouder volgens de uitvinding.

Bijkomende voordelen zijn gemakkelijker blazen van de voorvorm tot de behouder dankzij de afwezigheid van kleurpigmenten die het blazen enkel maar bemoeilijken, verder geen verlies aan mechanische sterkte van het materiaal die anders door toevoeging van pigmenten intrinsiek wordt afgezwakt, evenals een betere thermische stabiliteit met dien verstande dat dit type voorvorm dan ook tegen beduidend hogere temperaturen bestand zijn.

Verder kan ook dankzij de afwezigheid van pigmenten met zeer lage gewichten gewerkt worden, zelfs tot een vermindering in gewicht gaande tot 20 % gewichtsprocent met behoud van een reflectie-index hoger dan 92, en dit met behoud van gewone blaasinrichtingen.

Afwezigheid van pigmenten brengt evenwel een meerlagen structuur mee.

De opaciteit van de buitenlaag 21 wordt verkregen door de toevoeging van een thermoplastisch polymeeradditief ten belope van 1 gewichtsprocent in het PET-kunstof materiaal. Op voordelige wijze is voornoemd thermoplastisch polymeeradditief gevormd door polypropyleen die bij voorkeur vermengd wordt met het PET-kunststofmateriaal ten belope van 1 tot 10 gewichtsprocent.

Op bevoorrechte wijze wordt het polypropyleen vermengd met het PET-kunststofmateriaal ten belope van 5 tot 8 gewichtsprocent.

Andere thermoplastische polymeeradditieven die eveneens in aanmerking kunnen komen zijn gevormd door zogenaamde hogedensiteit-polyethyleen (bekend als HDPE), lagedensiteit-polyethyleen (LDPE), middelmatigedensiteit-polyethyleen (MDPE) en lineaire lagedensiteit-polyethyleen (LLDPE), en meer bepaald polyolefinische acetaat copolymeren zoals methyl (EMA), ethyl (EEA), vinyl (EVA) acetaat, polyethyleen copolymeren van vinyl alcohol (EVOH), polystyreen (PS), polyvinylchloride (PVC), polyethyleen-terephthalaat (PET), polyethyleen-isophthalaat (PEI), polybutyleen-terephthalaat (PBT), polyethyleen-naphthalaat (PEN), polytrimethyleen-naphthalaat (PTN), polytrimethyleen- isophthalaat (PTI), polytrimethyleen-terephthalaat (PTT), phthalische zuur copolymeren, polycarbonaat (PC), acrylonitrile butadieen styreen (ABS), polyamide 6 (PA6), polyamide 66 (PA 6,6).

Voor éénlagen structuren worden pigmenten in betrekkelijk lage hoeveelheden toegevoegd, doch zonder dat de kritische drempel voor blazen overschreden wordt.

Figuur 3 stelt een variante van fles 30 voor volgens de uitvinding waarin de donkerder aangegeven schaduwzones 31 het gemetalliseerde uitzicht 32 weergeven van de behouder. Voornoemde lichtbarrière-eigenschappen en de hieraan verbonden voornoemde 3 parameters - transmissie, absorptie en reflectie - werden proefmatig gemeten middels een hiertoe universeel erkende spectrofotometer van het type "datacolor" 650™ waarbij de hiermee verkregen grafieken op de bijliggende figuren 4 t.e.m. 8 zijn weergegeven.

Voornoemd parelmoereffect 22, resp. gemetalliseerd effect 32 dat het resultaat is van de toevoeging volgens de uitvinding van een polymeeradditief, heeft het intrinsieke voordeel voor lichtgevoelige toepassingen zoals zogenaamde UHT melk dat de oppervlakte 21, resp. 31 van de behouder 20, 30 waarin de melk op te nemen is, een belangrijk deel van het invallende licht op natuurlijke wijze weerkaatst. Bovendien vertoont voornoemd oppervlak eveneens een hoog niveau van interne refractie. Beide voornoemde verschijnselen, zowel reflectie als refractie, combineren elkaar om de lichtdoorgang of -transmissie tegen te werken, en zelfs te neutraliseren.

Meetproeven verricht op éénlaagflessen wijzen uit dat het getransmitteerde licht teruggebracht wordt tot nauwelijks 8%, wat een voortreffelijk resultaat is vergeleken met PET niet aangevuld met PE.

Claims

CONCLUSIES

1. Voorvorm voor het vervaardigen van een behouder voor de opslag van producten, die opaak is met een bleekachtig uitzicht om de inhoud hiervan te beschermen tegen externe straling, waarbij de samenstelling hiervan uit een primair kunststofmateriaal bestaat met een laag percentage van polymeeradditieven voor het bewerkstelligen van voornoemd opaak bleekachtig uitzicht (22), waarbij voornoemd primair kunststofmateriaal gevormd is door PET-kunststofmateriaal, daardoor gekenmerkt dat de additieven gevormd zijn door polyolefine-additieven.

2. Voorvorm volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat voornoemde samenstelling uit een mengsel van thermoplastische polymeeradditieven met het PET-kunststofmateriaal bestaat volgens een verhouding van 1 tot 20 % additieven.

3. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde samenstelling uit een mengsel van PET bestaat met polypropyleen (PP) als additief.

4. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde samenstelling uit een mengsel bestaat van de additieven, i.h.b PP, met PET ter hoogte van 3 tot 10 gewichtsprocent.

5. Voorvorm volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat voornoemde samenstelling uit een mengsel van voornoemde PP-additieven in het PET bestaat volgens de voorkeurplage van 5 tot 8 gewichtsprocent.

6. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voorvormoppervlak een witachtig parelmoeruitzicht heeft, waarbij voornoemd parelmoereffect verkregen wordt door de aanwezigheid van voornoemd polymeeradditief, waarbij de wandoppervlakte een belangrijk deel van het invallende licht op natuurlijke wijze weerkaatst en voornoemd oppervlak een hoog niveau van interne refractie vertoont.

7. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, daardoor

gekenmerkt dat deze een kleine hoeveelheid pigmenten in voornoemd mengsel bezit, tot een niveau van 2%.

8. Voorvorm volgens de vorige conclusie, in het bijzonder wanneer deze afhangt van één der conclusies 3 tot 6, daardoor gekenmerkt dat deze een kleine hoeveelheid kleurstoffen bezit, typisch van de orde van nagenoeg 0,1 gewichtsprocent, met verdere versterking van de barrière-eigenschappen.

9. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, daardoor

gekenmerkt dat het oppervlaktevoorkomen van de desbetreffende behouder een gemetalliseerd uitzicht (32) vertoont, in het bijzonder een zilverachtig gemetalliseerd uitzicht.

10. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, daardoor

gekenmerkt dat voornoemde parelmoer- en/of gemetalliseerde afwerkingen gekleurd zijn.

11. Voorvorm volgens één der vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemd primair kunststofmateriaal gevormd is door PP-kunststofmateriaal.

12. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, in het bijzonder de vorige, daardoor gekenmerkt dat deze een bepaalde hoeveelheid gefragmenteerd metaal in voornoemd mengsel bezit.

13. Voorvorm volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat deze een bepaalde hoeveelheid metaal onder poedervorm bezit in voornoemd mengsel.

14. Voorvorm volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat voornoemd metaalpoeder een hoge fijnheid bezit met hoog dispersievermogen.

15. Voorvorm volgens één van de conclusies 12 tot 14, daardoor gekenmerkt dat deze een bepaalde hoeveelheid gefragmenteerd metaal in voornoemd mengsel bezit, tot een niveau van nagenoeg 2%, bij voorkeur niet meer dan 1%.

16. Voorvorm volgens één van de conclusies 12 tot 15, daardoor gekenmerkt dat deze een bepaalde hoeveelheid ijzerhoudende metalen bezit.

17. Voorvorm volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat deze een bepaalde hoeveelheid roestvrij staal bezit.

18. Voorvorm volgens één van de conclusies 12 tot 15, daardoor gekenmerkt dat deze een bepaalde hoeveelheid non-ferrometalen in voornoemd mengsel bezit.

19. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde parelmoer- en/of gemetalliseerde afwerkingen gekleurd zijn en hierbij een meerlagenstructuur bezit met een gekleurde tussenlaag.

20. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat deze een meerlagenstructuur bezit met een zwarte PET middenlaag, i.h.b. volgens een drielagen structuur bestaande uit een basislaag (1) die samengesteld is uit een primair kunststofmateriaal en waarin een barrièrelaag (2), i.h.b. lichtbarrière, is opgenomen dewelke samengesteld is uit een secundair kunststofmateriaal, waardoor nagenoeg alle getransmitteerde licht gesperd kan worden.

21. Voorvorm volgens één van de conclusies 1 tot 19, daardoor gekenmerkt dat een gasbarrière is opgenomen in de voorvormwand door het vervangen van de PET in de centrale zwarte middenlaag door een barrièremateriaal met desbetreffende gasabsorptie.

22. Voorvorm volgens één van de conclusies 1 tot 19, daardoor gekenmerkt dat genoemde additieven een neutraliserende werking bezitten op reagentia met een nadelige invloed op een product vervat in de houder met vorming van een actieve, respectievelijk passieve barrière in de voorvormwand.

23. Voorvorm volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat genoemde additieven een neutraliserende werking bezitten op gasvorming afkomstig van een degradatie van genoemd product met vorming van een gasbarrière in de voorvormwand.

24. Voorvorm volgens conclusie 22, daardoor gekenmerkt dat genoemde additieven een neutraliserende werking bezitten op externe stoffen, in het bijzonder zuurstof en/of koolstofdioxide, met vorming van een gasbarrière in de voorvormwand.

25. Voorvorm volgens conclusie 22, daardoor gekenmerkt dat genoemde additieven een neutraliserende werking bezitten op externe straling, in het bijzonder UV-straling, met vorming van een lichtbarrière in de voorvormwand.

26. Voorvorm volgens conclusie 22, daardoor gekenmerkt dat genoemde additieven een neutraliserende werking bezitten op degradatiematerialen afkomstig van genoemde houder zelf, in het bijzonder acetaldehyde.

27. Voorvorm volgens één van de vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde samenstelling een mengsel is van PET-kunststofmateriaal met

polyethyleen als additief.

28. Werkwijze voor het vervaardigen van een behouder voor de opslag van producten die opaak is met een bleek, i.h.b. witachtig uitzicht om deze te beschermen tegen externe straling door het spuitgieten van een meerlagige voorvorm met co-injectie gevolgd door blazen hiervan tot behouders, daardoor gekenmerkt dat aan een primair kunststofmateriaal een laag percentage van polymeeradditieven wordt toegevoegd voor het bewerkstelligen van voornoemd opaak uitzicht.

29. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat als additieven polyolefine-additieven worden toegevoegd.

30. Werkwijze volgens één van beide vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat thermoplastische polymeeradditieven vermengd worden met het PET-kunststofmateriaal volgens een verhouding van 1 tot 20 %.

31. Werkwijze volgens één van de conclusies 28 t.e.m. 30, daardoor gekenmerkt dat als voornoemd additief een polypropyleen (PP) toegevoegd wordt om vermengd te worden met het PET-kunststofmateriaal, waarbij dit PP-materiaal aangewend wordt voor het later verstrekken van de voorvorm.

32. Werkwijze volgens één van de conclusies 28 t.e.m. 31, daardoor gekenmerkt dat de PP-additieven vermengd worden in het PET-materiaal ter hoogte van 3 tot 10 gewichtsprocent, waarbij voornoemd effect nog versterkt wordt.

33. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat voomoemde PP-additieven vermengd worden in het PET-materiaal volgens de voorkeurplage van 5 tot 8 gewichtsprocent.

34. Werkwijze volgens één van de conclusies 28 t.e.m. 33, daardoor gekenmerkt dat het voorvormoppervlakte een parelmoeruitzicht heeft, waarbij voornoemd parelmoereffect verkregen wordt door de toevoeging van voornoemd polymeeradditief, waarbij de oppervlakte van de behouder een belangrijk deel van het invallende licht op natuurlijke wijze weerkaatst en voornoemd oppervlak eveneens een hoog niveau van interne refractie vertoont.

35. Werkwijze volgens één van de conclusies 28 t.e.m. 34, daardoor gekenmerkt dat een kleine hoeveelheid pigmenten in het PET/PP mengsel tot een niveau van 2% wordt toegevoegd, waardoor de transmittantieresultaten verbeterd worden.

36. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat een kleine hoeveelheid kleurstoffen, typisch van de orde van nagenoeg 0,1 gewichtsprocent toegevoegd wordt met verdere versterking van de barrière-eigenschappen.

37. Werkwijze volgens één van de conclusies 28 t.e.m. 36, daardoor gekenmerkt dat het oppervlaktevoorkomen van de PET-kunststofbehouder getransformeerd wordt van een parelmoeruitzicht tot een gemetalliseerd uitzicht, i.h.b. een zilverachtig gemetalliseerd uitzicht, mits een passende toevoeging van additieven, door het blazen van de voorvorm tot een behouder.

38. Werkwijze volgens de vorige conclusie, daardoor gekenmerkt dat voornoemde parelmoer- en/of gemetalliseerde afwerkingen gekleurd worden vertrekkende van een witte basis door toevoeging van gekleurde PP-pigmenten.

39. Werkwijze volgens één van beide vorige conclusies, daardoor gekenmerkt dat voornoemde parelmoer- en/of gemetalliseerde afwerkingen gekleurd worden mits gebruik van een meerlagenstructuur met een gekleurde tussenlaag.

40. Werkwijze volgens één van de conclusies 28 t.e.m. 39, daardoor gekenmerkt dat voornoemde polymeer toevoegingstechnologie opgenomen wordt in een meerlagenstructuur met een zwarte PET middenlaag, i.h.b. volgens een drielagen structuur bestaande uit een basislaag (1) die samengesteld is uit een primair kunststofmateriaal en waarin een barrièrelaag (2), i.h.b. lichtbarrière, is opgenomen dewelke samengesteld is uit een secundair kunststofmateriaal, waardoor nagenoeg alle getransmitteerde licht gesperd wordt.

41. Werkwijze volgens één van de conclusies 28 t.e.m. 40, daardoor gekenmerkt dat een gasbarrière is opgenomen in de voorvormwand door het vervangen van de PET in de centrale zwarte middenlaag door een barrièremateriaal met desbetreffende gasabsorptie.

42. Werkwijze volgens één van de conclusies 28 t.e.m. 41, daardoor gekenmerkt dat als voornoemd additief een polyethyleen toegevoegd wordt om vermengd te worden met het PET-kunststofmateriaal.

43. Werkwijze voor het vervaardigen van opake meerlagen Polyester behouders i.h.b. volgens één van de conclusies 28 t.e.m. 42, gekenmerkt door het spuitgieten van meerlagige voorvorm met co-injectie gevolgd door blazen hiervan tot behouders.

44. Behouder vervaardigd door een werkwijze volgens één van de vorige conclusies 28 tot 43.