BE1016788A6 - Snaarinstrument. - Google Patents

Snaarinstrument. Download PDF

Info

Publication number
BE1016788A6
BE1016788A6 BE2005/0475A BE200500475A BE1016788A6 BE 1016788 A6 BE1016788 A6 BE 1016788A6 BE 2005/0475 A BE2005/0475 A BE 2005/0475A BE 200500475 A BE200500475 A BE 200500475A BE 1016788 A6 BE1016788 A6 BE 1016788A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
string
instrument according
strings
damping
instrument
Prior art date
Application number
BE2005/0475A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Kelst Jan Van
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Kelst Jan Van filed Critical Kelst Jan Van
Priority to BE2005/0475A priority Critical patent/BE1016788A6/nl
Priority to JP2008532968A priority patent/JP2009510511A/ja
Priority to CNA2006800361785A priority patent/CN101283396A/zh
Priority to PCT/IB2006/053571 priority patent/WO2007036916A2/en
Priority to EP06821170A priority patent/EP1952383A2/en
Priority to RU2008117126/12A priority patent/RU2407066C2/ru
Priority to AU2006296213A priority patent/AU2006296213B2/en
Priority to CA002624560A priority patent/CA2624560A1/en
Priority to US12/088,787 priority patent/US20100288109A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1016788A6 publication Critical patent/BE1016788A6/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D1/00General design of stringed musical instruments
    • G10D1/04Plucked or strummed string instruments, e.g. harps or lyres
    • G10D1/05Plucked or strummed string instruments, e.g. harps or lyres with fret boards or fingerboards
    • G10D1/08Guitars
    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D1/00General design of stringed musical instruments
    • G10D1/04Plucked or strummed string instruments, e.g. harps or lyres
    • G10D1/05Plucked or strummed string instruments, e.g. harps or lyres with fret boards or fingerboards
    • G10D1/08Guitars
    • G10D1/085Mechanical design of electric guitars
    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D1/00General design of stringed musical instruments
    • G10D1/14Struck string instruments, e.g. dulcimers
    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D3/00Details of, or accessories for, stringed musical instruments, e.g. slide-bars
    • G10D3/046Mutes; Mute holders
    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10DSTRINGED MUSICAL INSTRUMENTS; WIND MUSICAL INSTRUMENTS; ACCORDIONS OR CONCERTINAS; PERCUSSION MUSICAL INSTRUMENTS; AEOLIAN HARPS; SINGING-FLAME MUSICAL INSTRUMENTS; MUSICAL INSTRUMENTS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • G10D3/00Details of, or accessories for, stringed musical instruments, e.g. slide-bars
    • G10D3/06Necks; Fingerboards, e.g. fret boards
    • GPHYSICS
    • G10MUSICAL INSTRUMENTS; ACOUSTICS
    • G10HELECTROPHONIC MUSICAL INSTRUMENTS; INSTRUMENTS IN WHICH THE TONES ARE GENERATED BY ELECTROMECHANICAL MEANS OR ELECTRONIC GENERATORS, OR IN WHICH THE TONES ARE SYNTHESISED FROM A DATA STORE
    • G10H1/00Details of electrophonic musical instruments
    • G10H1/32Constructional details

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Acoustics & Sound (AREA)
  • Multimedia (AREA)
  • Electrophonic Musical Instruments (AREA)
  • Stringed Musical Instruments (AREA)
  • Auxiliary Devices For Music (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een snaarinstrument met twee langwerpige delen (1,2) met een eerste uiteinde (3) en een tweede uiteinde (4), waarbij op elk van deze delen (1,2) tussen genoemde uiteinden (3,4) snaren (5) zijn gespannen die zich op een kleine afstand van het oppervlak van het betreffende deel (1,2) nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken zodanig dat deze aan een trilling kunnen worden onderworpen, waarbij genoemd eerste uiteinde (3) van elk van de delen (1,2) samenwerkt met klankversterkende middelen (6), en waarbij genoemd eerste uiteinde (3) van een eerste van genoemde delen (1) zich aan een eerste zijde van het instrument bevindt, terwijl genoemd eerste uiteinde (3') van een tweede van deze delen (2) zich aan een tegenoverliggende zijde van het instrument bevindt.

Description

Snaarinstrument
De uitvinding heeft betrekking op een snaarinstrument met twee langwerpige delen met een eerste uiteinde en een tweede uiteinde, waarbij op elk van deze delen tussen genoemde uiteinden snaren zijn gespannen die zich op een kleine afstand van het oppervlak van het betreffende deel nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken zodanig dat deze aan een trilling kunnen worden onderworpen, waarbij genoemd eerste uiteinde van elk van de delen samenwerkt met klankversterkende middelen.
De meeste bekende snaarinstrumenten maken gebruik van een meestal houten constructie in de vorm van een arm waar men op welbepaalde afstanden op het oppervlak ervan metalen uitstulpingen, in het bijzonder frets, aanbrengt. Het oppervlak van de arm wordt ook toets, fretboard of fmgerboard genoemd. Volgens de lengterichting van de arm zijn snaren gespannen. Hierbij loopt de snaar in de buurt van een uiteinde van de arm over een al dan niet in de hoogte en volgens de lengterichting ervan instelbare brug, terwijl in de buurt van het andere uiteinde de snaar in een uitsparing over een zogenaamde topkam loopt. Deze topkam verhindert dat de snaren zich volgens een richting dwars op de lengterichting ervan zouden verplaatsen. Tussen deze topkam en genoemd ander uiteinde is een stemmechaniek voorzien om de snaren op te spannen. Aldus kan men de lengte van de snaren instellen, alsook de hoogte ervan t.o.v. de toets en kan men deze opspannen om een bepaalde noot te verkrijgen, afhankelijk van de dikte van de snaar.
Instrumenten die dit concept gebruiken zijn bijvoorbeeld de akoestische en elektrische gitaar, de akoestische en electrische basgitaar, de banjo, de ukulele, de mandoline en de Chapman Stick. Al deze instrumenten zijn voorzien van frets. De viool, altviool, cello en contrabas zijn daarentegen instrumenten zonder frets. De wijze waarop men de snaren laat trillen door energie aan de snaren toe te voegen zodanig dat deze in resonantie komt verschilt van instrument tot instrument en per instrument beschikt men hiervoor meestal over verschillende mogelijkheden.
Bij elektrische instrumenten wordt het signaal van een snaar omgezet in een elektrisch signaal door middel van een koperen wikkeling die rond een magnetische kern is aangebracht. In de koperen wikkeling wordt een elektrische stroom gegenereerd door de trillende snaren die dan wordt versterkt via een versterker die een luidspreker aanstuurt. Bij akoestische instrumenten gebeurt het versterken van de klank van een snaar door een klankkast.
Elk instrument, zoals bijvoorbeeld een piano, een gitaar, een basgitaar, een lapsteelguitar of een baritone-gitaar, heeft een aantal specifieke voordelen ten opzichte van de andere instrumenten. Zo kan men bijvoorbeeld bij piano met tien vingers tien verschillende noten tegelijkertijd spelen, terwijl men bij een gitaar maximaal zes verschillende noten tegelijkertijd kan spelen. Op een gitaar kan men de snaren echter op verschillende manieren aanslaan, terwijl men op een piano alleen hard of zacht kan spelen. Verder kan men op een basgitaar heel lage noten spelen, terwijl men bij een gitaar een barré-vingerzetting volgens de lengterichting van de hals kan transponeren enz. Dit is uiteraard geen exhaustieve lijst.
Het document US675 134 beschrijft een instrument dat meerdere delen bevat die elk uit een zogenaamde Chapman Stick of een gitaararm bestaan en die op een gemeenschappelijke drager zijn bevestigd. Een dergelijk instrument is echter niet ergonomisch en het bespelen ervan wordt door de meeste muziekanten als zeer onnatuurlijk aangevoeld.
De huidige uitvinding wil de verschillende voordelen en expressiemogelijkheden van deze instrumenten samenbrengen in één instrument, zodanig en dit op een ergonomisch verantwoorde manier zodat een instrument wordt verkregen dat veel meer expressiemogelijkheden biedt dan de bestaande instrumenten en dat daarenboven op een heel eenvoudige manier en bijna intuïtief op een natuurlijke wijze kan bespeeld worden, waarbij een heel groot speelcomfort wordt bereikt.
Tot dit doel, bevindt genoemd eerste uiteinde van een eerste van genoemde delen zich aan een eerste zijde van het instrument, terwijl genoemd eerste uiteinde van een tweede van deze delen zich aan een tegenoverliggende zijde van het instrument bevindt.
Doelmatig, vertoont het oppervlak van genoemde delen tegenover genoemde snaren opeenvolgende frets die zich dwars op de lengterichting van de snaren uitstrekken, waarbij de afstand tussen de opeenvolgende frets toeneemt van genoemd eerste uiteinde in de richting van genoemd tweede uiteinde.
Op een voordelige wijze, bevat het instrument, volgens de uitvinding, een demper met een dempingorgaan dat kan verplaatst worden door middel van bedieningsmiddelen tussen een dempingpositie, waarbij dit orgaan tegen genoemde snaren drukt teneinde trillingen in deze laatste te dempen, en een vrije positie, waarbij genoemd dempingorgaan geen contact maakt met genoemde snaren, waarbij genoemd dempingorgaan dempingselementen bevat waarmee dit in genoemde dempingpositie tegen genoemde snaren drukt, waarbij de onderlinge positie van genoemde dempingselementen regelbaar is zodat voor elke snaar een individueel gekozen demping kan worden toegepast wanneer het dempingorgaan in genoemde dempingpositie wordt verplaatst.
Volgens een interessante uitvoeringsvorm van het instrument, volgens de uitvinding, bevat dit minstens een fixeerelement dat toelaat om een overeenkomstige snaar vast te houden zodat deze laatste vrij kan trillen tussen genoemd eerste uiteinde en het fixeerelement.
Bijvoorkeur omvat het fixeerelement een staafje waarvan het kopvlak tegenover een overeenkomstige snaar is gepositioneerd, waarbij in dit kopvlak een uitsparing is voorzien waarin genoemde snaar past.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het instrument, volgens de uitvinding, bevat elk van genoemde delen opeenvolgende zich naast elkaar uitstrekkende snaren die samenwerken met elektromagnetische opnamemiddelen die samenwerken met een eerste en een tweede uitgang die dienen aangesloten te worden op een versterker, waarbij elke volgende snaar een hogere toon genereert dan de voorgaande wanneer deze trilt, en waarbij genoemde opnamemiddelen ervoor zorgen dat de bijdrage van elke snaar aan het signaal dat naar genoemde eerste uitgang wordt gestuurd geleidelijk afheemt tussen de snaar die de laagste toon genereert en de snaar die de hoogste toon genereert, terwijl de bijdrage van elke snaar aan het signaal dat naar genoemde tweede uitgang wordt gestuurd geleidelijk toeneemt tussen de snaar die de laagste toon genereert en de snaar die de hoogste toon genereert.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van enkele bijzondere uitvoeringsvormen van het instrument, volgens de uitvinding; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt geenszins de draagwijdte van de gevorderde bescherming; de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematische perspectiefvoorstelling van een voorkeursuitvoeringsvorm van een instrument volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een schematische perspectiefvoorstelling van demper volgens een interessante uitvoeringsvorm van het instrument volgens de uitvinding.
Figuur 3 is een schematisch zijaanzicht van de demper uit figuur 2.
Figuur 4 is een schematische perspectiefvoorstelling van demper volgens een andere uitvoeringsvorm van het instrument volgens de uitvinding.
Figuur 5 is een schematisch zijaanzicht van nog een andere uitvoeringsvorm van een demper van het instrument, volgens de uitvinding.
Figuur 6 is een schematisch perspectiefaanzicht van twee fixeerelementen die gemonteerd zijn in een arm van een instrument, volgens de uitvinding.
Figuur 7 is een schematisch perspectiefaanzicht van het fixeerelement uit figuur 6 in verschillende posities.
Figuur 8 is een schematisch bovenaanzicht van een deel van de twee armen van het instrument, volgens de uitvinding, waarbij op elke arm twee reeksen met microfoons zijn voorzien.
Figuur 9 is een schematische dwarsdoorsnede volgens de lijn IX-IX
uit figuur 8.
Figuur 10 is een schematisch perspectiefaanzicht van een deel van het instrument, volgens de uitvinding, tezamen met een glijder.
Figuur 11 is een schematische dwarsdoorsnede van het instrument, volgens de uitvinding, waarbij de handen van een muzikant die het instrument bespeelt eveneens heel schematisch zijn voorgesteld.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of analoge elementen.
Volgens een voordelige uitvoeringsvorm van het instrument, volgens de uitvinding, betreft dit een muziekinstrument dat één, twee of meerdere armen vertoont met of zonder frets. Het geheel van een arm met fiets wordt ook een fret board of fingerboard genoemd. Verder bevat dit instrument snaren die samenwerken met een elektromagnetisch opvangelement of een klankkast die de klank van de snaren versterkt. Ook is een statief voorzien waarop de armen van het instrument bevestigd zijn en dat toelaat om de hoogte van de armen in te stellen alsook de hoek tussen het fretboard en de hand waarmee het betreffende fretboard wordt bespeeld en de hoek tussen de verschillende armen. Dempers zijn voorzien teneinde de snaren dynamisch of statisch te dempen. De snaren van het instrument, volgens de uitvinding, laat men trillen door er met de vingers op te hameren, maar andere technieken zijn uiteraard mogelijk. Hierbij kunnen twee handen onafhankelijk van elkaar op het instrument spelen.
Wanneer het door de snaren gegeneerd geluid elektrisch wordt versterkt, is de elektronica zodanig uitgevoerd dat het signaal van elke snaar, of van groepen van snaren kan verdeeld worden over twee uitgangen. De snaren die op het instrument zijn voorzien kunnen vrij gekozen worden, alsook de manier waarop men ze stemt. Als men echter kiest om de snaren in kwarten te stemmen, verkrijgt men een aantal interessante meevallers wat de vingerzetting van toonladders en akkoorden betreft.
De armen van het instrument zijn geschrankt opgesteld zodat om een hogere noot te spelen men de hand steeds uit het centrum van het instrument weg beweegt, en dit voor de twee handen.
Het instrument kan een aantal bijkomende elementen bevatten zoals bijvoorbeeld : • Een systeem dat mogelijk maakt dat men kan ‘sliden’ zoals men doet met een bottleneck op een gitaar; • Een systeem dat mogelijk maakt dat de snaren blijven klinken ook nadat men de vingers van de snaar terugtrekt zoals de sustainpedaal bij een piano; hiertoe voorziet men zogenaamde fixeerelementen die de snaren kunnen vasthouden nadat ze aangeslagen zijn zodat ze verder blijven trillen; • Een systeem dat de trilling van de snaren vergroot zoals een e-bow bij een gitaar doet.
In figuur 1 is schematisch een perspectiefvoorstelling van het snaarinstrument, volgens de uitvinding, weergegeven. Dit instrument bevat twee langwerpige delen 1 en 2. Elk van deze delen 1 en 2 wordt bijvoorbeeld gevormd door een langwerpige houten plank. Hierbij vormen deze delen dan de armen Γ en 2’ van het instrument.
Deze delen 1 en 2 vertonen beiden een eerste uiteinde, respectievelijk 3 en 3’, en een tweede uiteinde, respectievelijk 4 en 4’. Tussen de uiteinden 3 en 4, respectievelijk 3’ en 4’, van elk deel 1 en 2 zijn snaren 5 gespannen die zich op een kleine afstand van het oppervlak van het betreffende deel 1 of 2 nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken. Aldus kunnen deze snaren 5 aan een trilling worden onderworpen.
Genoemd eerste uiteinde 3 en 3 ’ van elk van de delen 1 en 2 werkt samen met klankversterkende middelen 6. Deze klankversterkende middelen omvatten meer bepaald een reeks van microfoons die dienen aangesloten te worden op een niet in de figuren voorgestelde elektrische versterker.
In een variante op de in figuur 1 voorgestelde uitvoeringsvorm van de uitvinding, worden de klankversterkende middelen gevormd door een klankkast. Een dergelijke klankkast wordt dan in de nabijheid van genoemd eerste uiteinde 3 of 3’ en vast met dit laatste gemonteerd. Een mogelijke klankkast werd voor de duidelijkheid van de figuren echter niet voorgesteld.
De specifieke voordelige eigenschappen van dit instrument worden in belangrijke mate verkregen doordat genoemd eerste uiteinde 3 van een eerste van genoemde delen 1 zich aan een eerste zijde van het instrument bevindt, terwijl genoemd eerste uiteinde 3’ van een tweede deel 2 zich aan een tegenoverliggende zijde van het instrument bevindt. Aldus zijn bijvoorkeur beide delen 1 en 2, of met andere woorden de armen Γ en 2’ geschrankt ten opzichte van elkaar geplaatst.
Op een voordelige wijze maken de langsassen van elk van de armen Γ en 2’ maximaal een hoek van 45° met elkaar.
Bij voorkeur vertoont het oppervlak van genoemde delen 1 en 2 tegenover genoemde snaren 5 opeenvolgende frets 7 die zich dwars op de lengterichting van de snaren 5, en dus dwars op de armen Γ en 2’, uitstrekken. De afstand tussen de opeenvolgende frets 7 neemt toe van genoemd eerste uiteinde 3, respectievelijk 3’, in de richting van genoemd tweede uiteinde 4, respectievelijk 4’. Aldus is de afstand tussen de frets 7 in de nabijheid van het eerste uiteinde 3 of 3’ kleiner dan de afstand tussen de frets 7 in de nabijheid van het tweede uiteinde 4 of 4’.
Verder is het snaarinstrument, volgens de uitvinding, op een voordelige manier voorzien van een zogenaamde statische trillingsdemper die toelaat om de trilling van de snaren 5 aan genoemd tweede uiteinde 4 of 4’ te dempen. Deze trillingsdemper bestaat bijboorbeeld uit een strook elastomeer of vilt dat tussen de snaren 5 aan het tweede uiteinde 4 en 4’ is geweven. Dit is voor de duidelijkheid van de figuren niet voorgesteld.
Aan de zijde van het instrument dat naar de muzikant is gericht die het instrument bespeelt is over nagenoeg de volledige nuttige lengte van de snaren 5 een langwerpige uitsparing 8 in de beide delen 1 en 2 voorzien. Deze uitsparing 8 vormt een zogenaamde duimholte waarin de muzikant een duim kan plaatsen wanneer het instrument wordt bespeelt door met de overige vingers op de snaren 5 te hameren.
Teneinde in een positie te spelen waarbij de handen zo weinig mogelijk belast worden, strekken de snaren 5 zich bijvoorkeur nagenoeg horizontaal uit, terwijl het bovenvlak van de delen 1 en 2, of m.a.w. het zogenaamd fretboard, een hoek ß met de verticale V vormt die bij voorkeur kleiner is dan 90° en, bijvoorbeeld tussen 40° en 80° ligt. Er werd vastgesteld dat bij een uiterst ergonomische en natuurlijk aanvoelende positie om het instrument te bespelen deze hoek ß groter dan 45° is en kleiner dan 75° is. De hoek ß is schematisch voorgesteld in figuur 11. De snaren 5 strekken zich in een vlak uit dat nagenoeg evenwijdig is aan het bovenvlak van de respectievelijke delen 1 en 2.
De delen 1 en 2 van het instrument uit figuur 1 bevatten verder elk een zogenaamde glijder 9 die zich dwars over de snaren 5 uitstrekt en contact maakt met deze snaren 5. De glijder 9 omvat een metalen staaije 9’ dat aldus langs de snaren 5 kan worden verplaatst terwijl het er contact mee maakt teneinde bepaalde geluidseffecten te verkrijgen. Aan de zijde van het instrument die van de muzikant is weggericht, is op elk deel 1 en 2 een geleidingsrail 10 voor de respectievelijke glijder 9 voorzien teneinde toe te laten dat de glijder 9, en meer bepaald het staaije 9’, over de snaren 5 wordt verplaatst volgens de lengterichting ervan. Deze glijder 9 is meer in detail weergegeven in figuur 10.
Aan het eerste uiteinde 3 en 3 ’ van minstens een van beide delen 1 of 2 is een zogenaamde dynamische demper 11 voorzien. Deze demper 11 is in detail in de figuren 2 en 3 voorgesteld. Deze demper 11 laat toe om het dempen van de snaren van een gitaar door middel van de hand, meer bepaald de slaghand, van een gitaarspeler na te bootsen.
De demper 11 vertoont een dempingorgaan 12 dat kan verplaatst worden door middel van bedieningsmiddelen tussen een dempingpositie, waarbij dit orgaan 12 tegen genoemde snaren 5 drukt teneinde trillingen in deze laatste te dempen, en een vrije positie, waarbij genoemd dempingorgaan 12 geen contact maakt met genoemde snaren 5. Het dempingorgaan 12 bevat hiertoe dempingselementen 13 waarmee dit in genoemde dempingpositie tegen de snaren 5 drukt.
Elk van genoemde dempingselementen 13 bestaat uit een langwerpige gebogen strook materiaal, meer bepaald veerstaal, die zich evenwijdig aan een vlak uitstrekken dat loodrecht staat op een vlak waarin genoemde snaren 5 liggen en dat evenwijdig is aan deze snaren 5.
Teneinde toe te laten dat het dempingorgaan 12 met de dempingselementen verplaatst wordt tussen genoemde dempingpositie en genoemde vrije positie, is dit gemonteerd op een cilindrisch staaije 14 dat roteerbaar is rond de centrale as van dit staaije 14 dat aldus een rotatieas 15 vormt. Het staaije 14 is via twee zijdelingse opstaande steunen 16 bevestigd in de nabijheid van genoemd eerste uiteinde 3 of 3’ aan het deel 1 of 2.
De dempingselementen 13 strekken zich meer bepaald evenwijdig aan een vlak uit dat loodrecht staat op genoemde rotatieas 15. Een uiteinde van de dempingselementen 13 is bevestigd aan genoemd staaije 14, terwijl het andere uiteinde ervan een contactvlak 17 vormt dat tegen een overeenkomstige snaar 5 gedrukt wordt in genoemde dempingpositie. Dit contactvlak 17 is bijvoorkeur bekleed met een dempend materiaal zoals rubber of vilt.
Verder zijn middelen voorzien om de lengte van de dempingselementen 13 te regelen volgens de lengterichting van de snaren 5. Hiertoe zijn deze dempingelementen 13 samengesteld uit twee in het verlengde van elkaar uitstrekkende lamellen 13’ en 13” die elkaar over een bepaalde afstand overlappen. Deze lamellen 13’ en 13” vertonen aan hun overlappend deel twee schroeven of bouten 18 via dewelke ze aan elkaar zijn bevestigd. De lengte van de dempingselementen 13 is aldus regelbaar door de overlapping van de twee lamellen 13’ en 13” aan te passen.
De dempingselementen 13 vertonen aan hun uiteinde dat op genoemd staaije 14 is bevestigd een langwerpige uitsparing waarin twee schroeven of bouten 18 voorzien zijn teneinde bevestigd te worden op het staafje 14, waarbij de positie van de dempingselementen ten opzichte van het staafje 14 kan geregeld worden. Dit laat toe om, meer bepaald, de hoogte van het contactvlak 17 ten opzichte van de snaren 5 te regelen.
Aldus is de onderlinge positie van de dempingselementen 13, en dus van de contactvlakken 17, regelbaar zodat voor elke snaar 5 een individueel gekozen demping kan worden toegepast wanneer het dempingorgaan 12 in genoemde dempingpositie wordt verplaatst.
Teneinde het dempingsorgaan 12 naar genoemde vrije positie te verplaatsen, werkt dit samen met een elastisch element, in het bijzonder twee spiraalveren 19. Deze spiraalveren 19 zijn met een uiteinde bevestigd aan genoemd eerste uiteinde 3 of 3’ van het deel 1 of 2 van het instrument, terwijl het ander uiteinde vast is met een arm 20 die dwars op genoemd staafje 14 is bevestigd. Ingevolge de trekkracht die deze veren 19 uitoefenen wordt het staalje 14 rond de rotatieas 15 ervan geroteerd naar genoemde vrije positie.
De demper 11 bevat verder bedieningsmiddelen die toelaten om een kracht uit te oefenen op het dempingorgaan 12 teneinde dit naar genoemde dempingpositie te verplaatsen tegen de werking van genoemde veren 19 in.
Deze bedieningsmiddelen omvatten een voetpedaal 21 die schematisch is voorgesteld in figuur 1 en die via een staaf of een trekkabel 22 samenwerkt met het dempingorgaan 11. De staaf of trekkabel 22 is meer bepaald vast met genoemde arm 20 en dit aan het uiteinde van de arm 20 dat zich aan de andere zijde van het staalje 14 bevindt als de veer 19. Aldus neemt de kracht waarmee het dempingorgaan 11 op de snaren 5 drukt, en dus de demping ervan, toe in functie van de indrukking van het voetpedaal 21.
In figuur 3 wordt schematisch een dempingselement 13 in genoemde vrije positie 23 en in genoemde dempingpositie 24 weergegeven.
In een variante van deze uitvoeringsvorm wordt het staalje 14 via een elektrische motor aangedreven die wordt gestuurd via een draadloze verbinding met het voetpedaal 21.
In een andere uitvoeringsvorm van de demper 11, die niet in de figuren is voorgesteld, bevat elk van genoemde dempingselementen 13 twee relatief stijve staafjes. Een eerste staafje is vast verbonden ten opzichte van genoemde rotatieas 15, terwijl een tweede staalje op dit eerste staafje is gemonteerd en een uiteinde vertoont dat een contactvlak 17 vormt dat tegen een overeenkomstige snaar 5 gedrukt wordt in genoemde dempingpositie. Het tweede staafje is, enerzijds, volgens de lengterichting ervan en, anderzijds, volgens de lengterichting van het eerste staafje verplaatsbaar teneinde de demping van de overeenkomstige snaar 5 door het betreffende dempingselement 13 te regelen.
Bij deze laatste uitvoeringsvorm van de demper, is genoemd eerste staafje bijvoorkeur volgens de lengterichting ervan verplaatsbaar ten opzichte van genoemde rotatieas teneinde de onderlinge positie van genoemde dempingelementen te regelen.
In nog een andere uitvoeringsvorm van de demper 11, zoals weergegeven in figuur 4, wordt genoemd dempingorgaan 12 gevormd door een U-vormige staaf 25 waarvan de benen genoemde armen 20 vormen. Deze U-vormige staaf 25 is roteerbaar rond een rotatiesas 15 die via twee steunen 16 vast is met het betreffende deel 1 of 2 van het instrument. Het deel van de staaf 25 dat beide armen 20 verbindt is aan de zijde die naar genoemde snaren 5 is gericht voorzien van een trillingsdempend materiaal 26, meer bepaald een strook rubber of vilt. In genoemde dempingpositie, zoals voorgesteld in figuur 4, drukt dit trillingsdempend materiaal tegen de snaren 5.
Figuur 5 geeft schematisch een zijaanzicht van een andere variante van een demper 11 volgens de uitvinding weer. Deze demper 11 bevat een dempingorgaan 12 dat samengesteld is uit zich naast elkaar uitstrekkende dempingselementen 13 die elk uit twee lamellen 28 en 29 gevormd worden.
De lamellen 28 en 29 strekken zich evenwijdig aan een vlak loodrecht op de rotatieas 15 en zijn met een uiteinde verbonden met de rotatieas 15, terwijl aan het ander uiteinde ervan tussen de twee lamellen een afstandhouder 27 is voorzien. De afstandhouder 27 wordt gevormd door een schroef die toelaat om de afstand tussen het betreffende uiteinde van de lamellen 28 en 29 te regelen. De lamel 29 die zich tegenover een overeenkomstige snaar 5 bevindt, vertoont een contactvlak 17 waarop een trillingsdempend materiaal 26 is aangebracht. In genoemde dempingpositie wordt dit contactvlak met het dempend materiaal 26 tegen de overeenkomstige snaar 5 gedrukt.
De positie van de lamellen 28 en 29 is regelbaar ten opzichte van genoemd staafje 14 teneinde het contactvlak volgens de lengterichting van de snaren 5 te verplaatsen. Hiertoe is aan het uiteinde van de lamellen 28 en 29 dat bevestigd is aan het staalje 14 een gleuf voorzien waardoorheen zich schroeven 18 uitstrekken.
Bijvoorkeur wordt de onderlinge positie van de contactoppervlakken 17 van de verschillende uitvoeringsvormen van de demper 11 die hierboven werden beschreven zodanig dat de hoek waarover de verschillende contactoppervlakken 17 worden geroteerd rond genoemde rotatieas 15 tussen genoemde vrije positie en genoemde dempingpositie nagenoeg even groot is.
Volgens een interessante uitvoeringsvorm van het instrument, volgens de uitvinding, bevat dit verder minstens een fixeerelement 30 dat toelaat om een overeenkomstige snaar 5 vast te houden zodat deze laatste vrij kan trillen tussen genoemd eerste uiteinde 3 of 3’ en het fixeerelement 30. Wanneer een muzikant aldus met een vinger op een bepaalde snaar 5 hamert, zorgt het fixeerelement 30 ervoor dat deze snaar 5 verder blijft trillen nadat de vinger van de snaar 5 werd verwijderd.
Een voorbeeld van een dergelijk fixeerelement is weergegeven in de figuren 6 en 7. Niettegenstaande in figuur 6 slechts twee dergelijke fixeerelementen 30 zijn weergegeven, kunnen onder de verschillende snaren 5 van het instrument meerdere fixeerelementen 30 voorzien zijn die zich verdeeld zijn over de volledige lengte van de snaren 5.
Elk fixeerelement 30 wordt gevormd door een bijvoorkeur cilindrisch staaije 31 dat verzonken is in het bovenvlak van het overeenkomstige deel 1 of 2 van het instrument. Dit staaije 31 vertoont een kopvlak 32 dat tegenover een overeenkomstige snaar is gepositioneerd. In dit kopvlak 32 is een uitsparing 33 voorzien waarin de betreffende snaar 5 past.
De uitsparing 33 omvat een gleuf 34 die, enerzijds, uitgeeft het kopvlak 32 en, anderzijds, uitgeeft op een boring 35 met een as die nagenoeg evenwijdig is aan genoemde gleuf 34 en die loodrecht staat op de centrale as van het staaije 31. De gleuf 34 en de boring 35 strekken zich over de volledige breedte van het staaije 31 uit.
Verder zijn middelen voorzien om het staaije 31 volgens de as ervan te verplaatsen. Dit laat toe om, wanneer op een snaar met een vinger wordt gehamerd door een muzikant, het staafje enigszins naar de snaar toe te verplaatsen zodanig dat deze via de gleuf 34 in de boring 35 wordt gepositioneerd. Vervolgens roteert dit staaije 31 over een kleine hoek rond de as ervan zodat de snaar in de uitsparing 33 wordt geklemd. Tegelijkertijd wordt het staafje enigszins terug naar beneden en weg van het vlak, waar de snaren zich in rustpositie bevinden, verplaatst zodat de snaar na het verwijderen van de vinger contact blijft maken met de fret 7 die zich onmiddellijk naast het betreffende fixeerelement 30 aan de zijde van genoemde klankversterkende middelen 6 bevindt. Aldus blijft de door het betreffende fixeerelement 30 ingeklemde snaar 5 verder trillen nadat deze werd aangeslagen.
De fixeerelementen 30 zijn bijvoorkeur minstens gedeeltelijk verzonken in het bovenvlak van het de delen 1 en 2 zoals weergegeven in figuur 6.
In figuur 7 zijn drie opeenvolgende posities van een fixeerelement 30 weergegeven zonder de overige delen van het instrument. Het fixeerelement 30 vertoont in het zijdelingse oppervlak ervan een langwerpige groef 36 die volgens een schroeflijn over een deel van dit oppervlak loopt. Deze groef werkt samen met een pin 37 die een vaste positie inneemt ten opzichte van het deel 1 of 2 van het instrument. Wanneer het staaije 31 aldus volgens de langsas ervan wordt verplaatst waarbij het kopvlak 32 zich verwijdert van het vlak waarin de snaren 5 zich in rustpositie in bevinden, wordt de groef 36 door de pin 37 geleid zodanig dat het staafje 31 een rotatie ondergaat waarbij de betreffende snaar 5 wordt vastgegrepen in de uitsparing 33.
Bij het terug naar de snaren toe verplaatsen van het fixeerelement 30 ondergaat dit een rotatie in de omgekeerde zin zodat de betreffende snaar 5 gelost wordt.
Teneinde de verplaatsing van het fixeerelement naar de overeenkomstige snaar 5 te bekrachtigen werkt dit samen met een concentrische spiraalveer 38. Het fixeerelement 30 wordt met behulp van bijvoorbeeld een pedaal bediend teneinde dit te verplaatsen tegen de kracht van de spiraalveer 38 in.
Volgens een andere uitvoeringsvorm van het fixeerelement, volgens de uitvinding, bevat dit een elektromagneet die toelaat om genoemde snaren 5 tegen het oppervlak van het betreffende deel 1 of 2, of tegen een nabijgelegen fret 7, vast te houden. In dergelijk geval worden de frets 7 bijvoorbeeld gevormd door een elektromagneet die desgewenst geactiveerd kan worden. Een snaar die wordt aangeslagen bevindt zich dichter bij een bepaalde fret 7 dan de overige snaren. Aldus wordt de sterkte van het magnetisch veld van de elektromagneet zodanig gekozen dat alleen de snaren die zijn aangeslagen worden aangetrokken tot tegen de betreffende fret.
Het instrument, volgens de uitvinding, biedt verder op een zeer interessante wijze de mogelijkheid om samen te werken met twee soorten elektrische versterkers, met name een zogenaamde basversterker en een zogenaamde gitaarversterker.
Meer bepaald, bevat elk van genoemde delen 1 en 2 opeenvolgende zich naast elkaar uitstrekkende snaren 5 die samenwerken met elektromagnetische opnamemiddelen 6. Deze laatste werken samen met een eerste uitgang 39 en een tweede uitgang 40 die elk dienen aangesloten te worden op een elektrische geluidsversterker. Hierbij genereert elke volgende snaar 5 een hogere toon dan de voorgaande snaar 5 wanneer deze trilt en zorgen genoemde opnamemiddelen ervoor dat de bijdrage van elke snaar 5 aan het signaal dat naar genoemde eerste uitgang 39 wordt gestuurd geleidelijk afiieemt tussen de snaar 5 die de laagste toon genereert en de snaar 5 die de hoogste toon genereert. Daarnaast neemt de bijdrage van elke snaar 5 aan het signaal dat naar genoemde tweede uitgang 40 wordt gestuurd geleidelijk toe tussen de snaar 5 die de laagste toon genereert en de snaar 5 die de hoogste toon genereert.
Genoemde elektromagnetische opnamemiddelen worden gevormd door twee reeksen van microfoons 41, respectievelijk 42, die zich tussen genoemde snaren 5 en het oppervlak van genoemd eerste deel 1 en tweede deel 2 van het instrument uitstrekken.
In het bijzonder is tegenover elke snaar 5 een microfoon 41 en 42 van elk van deze reeksen voorzien. Hierbij neemt de gevoeligheid van de microfoons 41 van de eerste reeks geleidelijk af tussen de snaar 5’ die de laagste toon genereert, of met andere woorden de dikste snaar, en de snaar 5” die de hoogste toon genereert. Deze laatste snaar 5” wordt meer bepaald gevormd door de dunste snaar van het betreffende deel van het instrument.
Verder varieert de gevoeligheid van de microfoons 42 van genoemde tweede reeks geleidelijk tussen de snaar 5’ die de laagste toon genereert en de snaar 5” die de hoogste toon genereert. Hierbij is de gevoeligheid van de microfoon 42’ die tegenover de dikste snaar 5’ geplaatst is kleiner dan deze van de microfoon 42” die zich tegenover de dunste snaar 5 ’ ’ bevindt.
De microfoons 41 van genoemde eerste reeks zijn aangesloten op een eerste uitgang 39, terwijl de microfoons 42 van genoemde tweede reeks verbonden zijn met genoemde tweede uitgang 40.
De microfoons 41 van genoemde eerste reeks zijn naast elkaar geplaatst op een nagenoeg rechte lijn. Hierbij is deze eerste reeks met microfoons 41 zodanig op het oppervlak van het betreffende deel 1 of 2 gemonteerd onder de snaren 5, zodat de afstand tussen de microfoon 41’ die zich tegenover de dikste snaar 5’ bevindt kleiner is dan de afstand tussen de microfoon 41” die tegenover de dunste snaar 5” is voorzien
Verder strekt genoemde tweede reeks microfoons 42 zich eveneens volgens een rechte lijn uit, waarbij de afstand tussen de microfoon 42” die voorzien is tegenover de snaar 5” die de hoogste toon genereert en deze laatste snaar 5” kleiner is dan de afstand tussen de snaar 5’ die de laagste toon genereert en de microfoon 42’ die tegenover deze snaar 5’ is gelegen.
Aldus wordt genoemde eerste uitgang bijvoorbeeld aangesloten op een zogenaamde basversterker en wordt genoemde tweede uitgang aangesloten op een zogenaamde gitaarversterker zodat het uiteindelijke geluid dat gegenereerd wordt aan de boxen die aangesloten zijn op deze versterkers een zeer geleidelijke overgang tussen lage en hoge tonen vertoont.
Volgens een interessante uitvoeringsvorm van de uitvinding, wordt elk van genoemde microfoons 41 en 42 gevormd door een spoel met een magnetische kern, waarbij het aantal wikkelingen waaruit genoemde spoel is samengesteld aangepast is in functie van de gevoeligheid van de betreffende microfoon. In dergelijk geval is het niet vereist om de afstand tussen de microfoons en de snaren te laten variëren.
In figuur 11 wordt schematisch de positie van beide armen Γ en 2’ van het instrument, volgens de uitvinding, weergegeven. Het bovenvlak van deze armen Γ en 2’, of m.a.w. het zogenaamde fretboard, maakt hierbij een hoek ß met een verticale V. Deze hoek ß is niet noodzakelijk gelijk voor beide armen 1 ’ en 2’. Verder is elk van de armen Γ en 2’, of dus van de respectievelijke delen 1 en 2, voorzien van tien zich naast elkaar en evenwijdig aan elkaar uitstrekkende snaren 5. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, zijn op elke arm Γ en 2 ‘ opeenvolgende snaren met een verschillende toonhoogte en dus met een verschillende diameter bevestigd. Hierbij is voor elke arm 1’ en 2’ de snaar 5” die de laagste toon genereert bevestigd aan de zijde die naar de muzikant is gericht, terwijl de snaar 5’ die de hoogste toon genereert het meest is verwijderd van de muzikant. Tussen deze snaar 5’ met de hoogste toon en de snaar 5” die de laagste toon genereert neemt de dikte van elke volgende snaar 5 enigszins toe zodat elke volgende snaar 5 een enigszins lagere toon genereert dan de vorige.
Bij voorkeur liggen de bovenvlakken van de armen Γ en 2’, of m.a.w. de respectievelijke ffetboards, in een verschillend vlak. Zoals in figuur 11 is weergegeven, ligt het vlak, waarin het fretboard van de meest van de muzikant verwijderde arm 1’ zich uitstrekt, in een vlak dat boven het vlak ligt waarin het fretboard van de andere arm 2’ zich bevindt.
Het is duidelijk dat genoemde duimholte 8 van beide delen 1 en 2 van het instrument uitkijkt op de muzikant zodanig dat deze de duimen 43 hierin kan plaatsen terwijl met de toppen van de overige vingers 44 de snaren 5 worden aangeslagen. Aldus is voor elk deel 1 en 2 van het instrument, de snaar 5” die de hoogste toon genereert, het verst verwijderd van deze duimholte 8.
De uitvinding is uiteraard niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van het snaarinstrument. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat genoemde microfoons bestaan uit een piëzo-elektrisch element dat een elektrische spanning genereert in functie van de in de snaren gegenereerde trillingen.
Verder is het duidelijk dat de twee armen 1 en 2 van het instrument niet noodzakelijk in verband ten opzichte van elkaar dienen geplaatst te worden, en dat deze zich eventueel in eikaars verlengde kunnen uitstrekken. Daarenboven kunnen beide armen 1 en 2 op een regelbaar statief geplaatst worden, of kunnen deze eventueel vast op eenzelfde drager gemonteerd zijn.

Claims (32)

1. Snaarinstrument met twee langwerpige delen (1,2) met een eerste uiteinde (3) en een tweede uiteinde (4), waarbij op elk van deze delen (1,2) tussen genoemde uiteinden (3,4) snaren (5) zijn gespannen die zich op een kleine afstand van het oppervlak van het betreffende deel (1,2) nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekken zodanig dat deze aan een trilling kunnen worden onderworpen, waarbij genoemd eerste uiteinde (3) van elk van de delen (1,2) samenwerkt met klankversterkende middelen (6), daardoor gekenmerkt dat genoemd eerste uiteinde (3) van een eerste van genoemde delen (1) zich aan een eerste zijde van het instrument bevindt, terwijl genoemd eerste uiteinde (3’) van een tweede van deze delen (2) zich aan een tegenoverliggende zijde van het instrument bevindt.
2. Snaarinstrument volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat elk van genoemde delen (1,2) een arm (l’,2’) vormt, waarbij tussen deze armen (l’,2’) een hoek wordt gevormd die maximaal gelijk is aan 45°.
3. Snaarinstrument volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde klankversterkende middelen een klankkast omvatten die vast is met genoemd eerste uiteinde (3,3’) en in de nabijheid van dit laatste is gemonteerd.
4. Snaarinstrument volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat genoemde klankversterkende middelen minstens een microfoon (41,42) omvatten die aangesloten dient te worden op een elektrische geluidsversterker.
5. Snaarinstrument volgens één van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat het oppervlak van genoemde delen (1,2) tegenover genoemde snaren (5) opeenvolgende frets (7) vertoont die zich dwars op de lengterichting van de snaren (5) uitstrekken, waarbij de afstand tussen de opeenvolgende frets (7) toeneemt van genoemd eerste uiteinde (3,3’) in de richting van genoemd tweede uiteinde (4,4’).
6. Snaarinstrument volgens één van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat middelen voorzien zijn teneinde de trilling van de snaren (5) aan genoemd tweede uiteinde (4,4’) te dempen.
7. Snaarinstrument volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat genoemde middelen een elastomeer materiaal omvatten, in het bijzonder een strook elastomeer, zoals bijvoorbeeld rubber, dat tussen genoemde snaren (5) geweven is.
8. Snaarinstrument volgens een van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat dit een demper (11) bevat met een dempingorgaan (12) dat kan verplaatst worden door middel van bedieningsmiddelen tussen een dempingpositie, waarbij dit orgaan (12) tegen genoemde snaren (5) drukt teneinde trillingen in deze laatste te dempen, en een vrije positie, waarbij genoemd dempingorgaan (12) geen contact maakt met genoemde snaren (5), waarbij genoemd dempingorgaan (12) dempingselementen (13) bevat waarmee dit in genoemde dempingpositie tegen genoemde snaren (5) drukt, waarbij de onderlinge positie van genoemde dempingselementen (13) regelbaar is zodat voor elke snaar (5) een individueel gekozen demping kan worden toegepast wanneer het dempingorgaan (12) in genoemde dempingpositie wordt verplaatst.
9. Instrument volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat genoemde demper (11) middelen bevat om de positie van de dempingselementen (13) te regelen volgens de lengterichting van de snaren (5).
10. Instrument volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat genoemde demper (11) middelen bevat om de positie van de dempingselementen (13) te regelen volgens een richting loodrecht op de snaren (5).
11. Instrument volgens één van de conclusies 8 tot 10, daardoor gekenmerkt dat genoemd dempingorgaan (12) samenwerkt met een elastisch element, in het bijzonder een veer (19), dat een kracht uitoefent op het dempingorgaan (12) teneinde dit naar genoemde vrije positie te verplaatsen.
12. Instrument volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat genoemde bedieningsmiddelen toelaten om een kracht uit te oefenen op het dempingorgaan (12) teneinde dit naar genoemde dempingpositie te verplaatsen tegen de werking van genoemd elastisch element (19) in.
13. Instrument volgens één van de conclusies 8 tot 12, daardoor gekenmerkt dat genoemde bedieningsmiddelen een afstandbediening voor de verplaatsing van genoemd dempingorgaan (12) tussen genoemde vrije positie en genoemde dempingpositie omvatten.
14. Instrument volgens één van de conclusies 8 tot 13, daardoor gekenmerkt dat genoemde bedieningsmiddelen een voetpedaal (21) omvatten die via een staaf, een trekkabel of elektronisch samenwerkt met genoemd dempingorgaan (12) zodanig dat de kracht waarmee dit laatste op genoemde snaren (5) drukt, en dus de demping ervan, toeneemt in functie van de indrukking van het voetpedaal (21).
15. Instrument volgens één van de conclusies 8 tot 14, daardoor gekenmerkt dat genoemd dempingorgaan (12) verplaatsbaar is, tussen genoemde dempingpositie en genoemde vrije positie, rond een rotatieas (15) die daartoe is voorzien op het overeenkomstige deel (1,2).
16. Instrument volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat elk van genoemde dempingselementen (13) twee relatief stijve staaljes omvat, waarbij een eerste staalje vast verbonden is met genoemde rotatieas (15), terwijl een tweede staafje op dit eerste staafje is gemonteerd en een uiteinde vertoont dat een contactvlak (17) vormt dat tegen een overeenkomstige snaar (5) gedrukt wordt in genoemde dempingpositie, waarbij het tweede staafje, enerzijds, volgens de lengterichting ervan en, anderzijds, volgens de lengterichting van het eerste staafje verplaatsbaar is teneinde de demping van de overeenkomstige snaar (5) door het betreffende dempingselement (13) te regelen.
17. Instrument volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat genoemd eerste staafje volgens de lengterichting ervan verplaatsbaar is ten opzichte van genoemde rotatieas (15) teneinde de onderlinge positie van genoemde dempingelementen ( 13 ) te regelen.
18. Instrument volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat elk van genoemde dempingselementen (13) een langwerpige gebogen strook materiaal omvat die zich evenwijdig aan een vlak loodrecht op de rotatieas uitstrekt en die in de nabijheid van het ene uiteinde verbonden is met genoemde rotatieas (15), terwijl het andere uiteinde ervan een contactvlak (17) vormt dat tegen een overeenkomstige snaar (5) gedrukt wordt in genoemde dempingpositie, waarbij, enerzijds, middelen voorzien zijn teneinde de lengte van deze strook materiaal te regelen volgens de lengterichting van genoemde snaren (5), en, anderzijds, middelen zijn voorzien om genoemd ene uiteinde te verplaatsen volgens de lengterichting van de strook materiaal ten opzichte van de rotatieas (15).
19. Instrument volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat genoemde strook materiaal in veerstaal is uitgevoerd.
20. Instrument volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat elk van genoemde dempingselementen (13) twee langwerpige stroken materiaal (13’, 13”), meer bepaald lamellen, omvat die zich evenwijdig aan een vlak loodrecht op de rotatieas (15) uitstrekken en die in de nabijheid van het ene uiteinde ervan verbonden zijn met genoemde rotatieas (15), terwijl in de nabijheid van het ander uiteinde ervan een afstandhouder (27) is voorzien die toelaat om de afstand tussen genoemd ander uiteinde van deze twee stroken (13’, 13”) te regelen, waarbij een van deze stroken een contactvlak (17) vertoont dat tegen een overeenkomstige snaar (5) gedrukt wordt in genoemde dempingpositie.
21. Instrument volgens één van de conclusies 18 tot 20, daardoor gekenmerkt dat de onderlinge positie van de contactoppervlakken (17) van genoemd dempingorgaan (13) zodanig is geregeld dat de hoek waarover de verschillende contactoppervlakken (17) worden geroteerd rond genoemde rotatieas (15) tussen genoemde vrije positie en genoemde dempingpositie nagenoeg even groot is.
22. Instrument volgens één van de conclusies 1 tot 21, daardoor gekenmerkt dat dit minstens een fixeerelement (30) bevat dat toelaat om een overeenkomstige snaar (5) vast te houden zodat deze laatste vrij kan trillen tussen genoemd eerste uiteinde (3,3’) en het fixeerelement (30).
23. Instrument volgens conclusie 22, daardoor gekenmerkt dat genoemd fixeerelement (30) een staafje (31) omvat waarvan het kopvlak (32) tegenover een overeenkomstige snaar (5) is gepositioneerd, waarbij in dit kopvlak (32) een uitsparing (33) is voorzien waarin genoemde snaar (5) past.
24. Instrument volgens conclusie 23, daardoor gekenmerkt dat genoemde uitsparing een gleuf (34) omvat die uitgeeft op een boring (35) met een as die nagenoeg evenwijdig is aan genoemde gleuf (34).
25. Instrument volgens conclusie 22 of 23, daardoor gekenmerkt dat middelen voorzien zijn die toelaten om het staafje (31) volgens de lengterichting ervan te verplaatsen.
26. Instrument volgens één van de conclusies 22 tot 24, daardoor gekenmerkt dat middelen voorzien zijn die toelaten om het staafje (31) aan een rotatiebeweging te onderwerpen teneinde een snaar (5) in genoemde uitsparing (33) vast te grijpen.
27. Instrument volgens conclusie 22, daardoor gekenmerkt dat genoemd fixeerelement (30) een elektromagneet omvat die toelaat om genoemde snaren (5) tegen het oppervlak van het betreffende deel (1,2), of tegen een nabijgelegen fret (7), vast te houden.
28. Instrument volgens één van de conclusies 1 tot 27, daardoor gekenmerkt dat elk van genoemde delen (1,2) opeenvolgende zich naast elkaar uitstrekkende snaren (5) bevat die samenwerken met elektromagnetische opnamemiddelen (6,41,42) die samenwerken met een eerste (39) en een tweede uitgang (40) die dienen aangesloten te worden op een versterker, waarbij elke volgende snaar (5) een hogere toon genereert dan de voorgaande wanneer deze trilt, en waarbij genoemde opnamemiddelen (6,41,42) ervoor zorgen dat de bijdrage van elke snaar (5) aan het signaal dat naar genoemde eerste uitgang (39) wordt gestuurd geleidelijk afneemt tussen de snaar (5’) die de laagste toon genereert en de snaar (5”) die de hoogste toon genereert, terwijl de bijdrage van elke snaar (5) aan het signaal dat naar genoemde tweede uitgang (40) wordt gestuurd geleidelijk toeneemt tussen de snaar (5’) die de laagste toon genereert en de snaar (5”) die de hoogste toon genereert.
29. Instrument volgens conclusie 28, daardoor gekenmerkt dat genoemde elektromagnetische opnamemiddelen twee reeksen van microfoons (41,42) bevatten, die zich tussen genoemde snaren (5) en het oppervlak van genoemd eerste en/of tweede deel (1,2) uitstrekken, waarbij tegenover elke snaar (5) een microfoon (41,42) van elk van deze reeksen is voorzien en waarbij de gevoeligheid van de microfoons (41) van de eerste reeks, die samenwerken met genoemde eerste uitgang (39), geleidelijk afneemt tussen de snaar (5’) die de laagste toon genereert en de snaar (5”) die de hoogste toon genereert, terwijl de gevoeligheid van de microfoons (42) van genoemde tweede reeks, die samenwerken met genoemde tweede uitgang (40), geleidelijk toeneemt tussen de snaar (5’) die de laagste toon genereert en de snaar (5”) die de hoogste toon genereert.
30. Instrument volgens conclusie 29, daardoor gekenmerkt dat elk van genoemde microfoons (6,41,42) een spoel met een magnetische kern omvat, waarbij het aantal wikkelingen waaruit genoemde spoel is samengesteld aangepast is in functie van de gevoeligheid van de betreffende microfoon.
31. Instrument volgens een van de conclusies 28 tot 30, daardoor gekenmerkt dat genoemde elektromagnetische opnamemiddelen (6) een eerste reeks microfoons (41) bevatten die samenwerken met genoemde eerste uitgang (39) en die zich uitstrekken volgens een nagenoeg rechte lijn, waarbij de afstand tussen de microfoon (41”) die voorzien is tegenover de snaar (5”) die de hoogste toon genereert en deze laatste snaar (5”) groter is dan de afstand tussen de snaar (5’) die de laagste toon genereert en de overeenkomstige microfoon (4Γ), waarbij deze opnamemiddelen verder een tweede reeks microfoons (42) bevatten die samenwerken met genoemde tweede uitgang (40) en die zich eveneens volgens een rechte lijn uitstrekken, waarbij de afstand tussen de microfoon (42”) die voorzien is tegenover de snaar (5”) die de hoogste toon genereert en deze laatste snaar (5”) kleiner is dan de afstand tussen de snaar (5’) die de laagste toon genereert en de microfoon (42’) die tegenover deze snaar (5’) is gelegen.
32. Instrument volgens één van de conclusies 1 tot 31, daardoor gekenmerkt dat deze een glijder (9) bevat die zich dwars over de snaren (5) van genoemd eerste en/of tweede deel (1,2) uitstrekt en contact maakt met deze snaren (5), waarbij deze glijder (9) samenwerkt met een geleidingsrail (10) die zich volgens de lengterichting van de snaren (5) uitstrekt en die voorzien is aan het respectievelijke eerste en/of tweede deel (1,2) zodat de glijder (9) over de snaren (5) kan verplaatst worden volgens de lengterichting ervan.
BE2005/0475A 2005-09-30 2005-09-30 Snaarinstrument. BE1016788A6 (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0475A BE1016788A6 (nl) 2005-09-30 2005-09-30 Snaarinstrument.
JP2008532968A JP2009510511A (ja) 2005-09-30 2006-09-29 弦楽器
CNA2006800361785A CN101283396A (zh) 2005-09-30 2006-09-29 弦乐器
PCT/IB2006/053571 WO2007036916A2 (en) 2005-09-30 2006-09-29 Stringed instrument
EP06821170A EP1952383A2 (en) 2005-09-30 2006-09-29 Stringed instrument
RU2008117126/12A RU2407066C2 (ru) 2005-09-30 2006-09-29 Струнный инструмент
AU2006296213A AU2006296213B2 (en) 2005-09-30 2006-09-29 Stringed instrument
CA002624560A CA2624560A1 (en) 2005-09-30 2006-09-29 Stringed instrument
US12/088,787 US20100288109A1 (en) 2005-09-30 2006-09-29 Stringed instrument

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2005/0475A BE1016788A6 (nl) 2005-09-30 2005-09-30 Snaarinstrument.
BE200500475 2005-09-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016788A6 true BE1016788A6 (nl) 2007-06-05

Family

ID=37776470

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2005/0475A BE1016788A6 (nl) 2005-09-30 2005-09-30 Snaarinstrument.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US20100288109A1 (nl)
EP (1) EP1952383A2 (nl)
JP (1) JP2009510511A (nl)
CN (1) CN101283396A (nl)
AU (1) AU2006296213B2 (nl)
BE (1) BE1016788A6 (nl)
CA (1) CA2624560A1 (nl)
RU (1) RU2407066C2 (nl)
WO (1) WO2007036916A2 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH704425A2 (fr) * 2011-01-28 2012-07-31 Montres Breguet Sa Clavier pour boîte à musique, et boîte à musique comprenant ledit clavier.
US9264524B2 (en) 2012-08-03 2016-02-16 The Penn State Research Foundation Microphone array transducer for acoustic musical instrument
WO2014022280A1 (en) * 2012-08-03 2014-02-06 The Penn State Research Foundation Microphone array transducer for acoustic musical instrument
CN107210028A (zh) * 2015-02-27 2017-09-26 诺迪克吉他 电放大弦乐器
CN108635752B (zh) * 2018-05-09 2019-12-06 浙江伍兹科技有限公司 一种脚踏健身器
CN113362785B (zh) * 2021-04-22 2023-08-15 湖南文理学院 一种小提琴弱音调节装置及方法
IT202200009236A1 (it) * 2022-05-05 2023-11-05 Roberto Micarelli Smorzatore del suono/sordina per strumenti a corda

Family Cites Families (25)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE222483C (nl) *
US1392053A (en) * 1920-11-15 1921-09-27 Fred Danielson C Stringed musical instrument
GB441929A (en) * 1933-07-28 1936-01-29 Goldner Richard Improvements in mutes for violins and violas
US2889732A (en) * 1955-12-16 1959-06-09 Frank D Juricek Pedal operated tuning control for a stringed instrument
US2961913A (en) * 1958-07-03 1960-11-29 Gary S Popkin Tuning attachment for stringed instruments
US3352188A (en) * 1963-07-17 1967-11-14 Columbia Broadcasting Syst Inc String mounting for steel pedal guitars
US3260148A (en) * 1964-11-12 1966-07-12 Columbia Records Distrib Corp Mute or damper device for a guitar
US3427916A (en) * 1966-06-02 1969-02-18 Columbia Broadcasting Syst Inc Guitar and adjustable mute therefor
US3636809A (en) * 1969-07-10 1972-01-25 Nippon Musical Instruments Mfg Stringed musical instrument
US3785239A (en) * 1971-11-26 1974-01-15 W Smith Fret board for guitar
US3956962A (en) * 1975-06-20 1976-05-18 Cbs Inc. Guitar and adjustable mute therefor
US4077296A (en) * 1976-02-03 1978-03-07 Delmar Eugene Mullen Tone control and tuning apparatus for a stringed instrument
US4147086A (en) * 1977-09-01 1979-04-03 Cough Jr Roy L Guitar
JPS597394B2 (ja) * 1980-09-27 1984-02-17 ア−サ−・エフ・バルデス 改良された棹構造をもつギタ−
US4343217A (en) * 1981-03-12 1982-08-10 Reid Brody Dual mode guitar
US4453443A (en) * 1982-04-13 1984-06-12 Smith Paul R Pitch stabilized string suspension system for musical instruments
US4704935A (en) * 1986-10-03 1987-11-10 Franklin Paulie H Stringed musical instrument
JPH075517Y2 (ja) * 1989-01-05 1995-02-08 カシオ計算機株式会社 弦楽器のミュート装置
US5127299A (en) * 1990-11-08 1992-07-07 Stroh Paul F String clamping mechanism
US6150592A (en) * 1999-05-24 2000-11-21 Casper; David Brian Multiple-stringed musical instrument with levers controlling individual strings
ATE445213T1 (de) * 2000-05-23 2009-10-15 Rolf Krieger Instrument und verfahren zum erzeugen von klängen
JP3613168B2 (ja) * 2000-10-18 2005-01-26 ヤマハ株式会社 大正琴
GB2416424A (en) * 2004-07-21 2006-01-25 Trevor Anthony Wilkinson Tuning peg for guitar
US7288706B2 (en) * 2004-12-30 2007-10-30 Christopher Moore Gaffga Stringed musical instrument with multiple bridge-soundboard units
US7488880B2 (en) * 2005-09-02 2009-02-10 M.A.C.E. Music String dampener for a stringed musical instrument

Also Published As

Publication number Publication date
AU2006296213A1 (en) 2007-04-05
RU2407066C2 (ru) 2010-12-20
CA2624560A1 (en) 2007-04-05
WO2007036916A2 (en) 2007-04-05
CN101283396A (zh) 2008-10-08
WO2007036916B1 (en) 2007-08-30
RU2008117126A (ru) 2009-11-10
EP1952383A2 (en) 2008-08-06
AU2006296213B2 (en) 2012-03-15
WO2007036916A3 (en) 2007-07-05
JP2009510511A (ja) 2009-03-12
US20100288109A1 (en) 2010-11-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1016788A6 (nl) Snaarinstrument.
US8217254B2 (en) Digital instrument with physical resonator
US6800797B2 (en) Method and apparatus for producing acoustical guitar sounds using an electric guitar
US5477765A (en) Vibrato unit for a guitar
US7868235B2 (en) Bridge system for improved acoustic coupling in stringed instruments
US9679543B2 (en) Recessed concave fingerboard
US5293804A (en) Multiple resonant mode stringed musical apparatus and method utilizing primary and secondary bodies
US20190362693A1 (en) Intonation system for stringed instruments
JP2006317917A (ja) 擦弦機構、並びに擦弦機構を設けた擦弦楽器並びに電気擦弦楽器
Giordano Some observations on the physics of stringed instruments
US20050257661A1 (en) Capo for a stringed instrument
US7825311B1 (en) Keyboard guitar musical instrument apparatus
WO2005072503A2 (en) Keyboard guitar musical instrument apparatus
US4506583A (en) Autoharp
WO2018021976A1 (en) Device for making musical sounds
US4175466A (en) Stringed musical instrument
US607359A (en) Stringed musical instrument
US20180204544A1 (en) Apparatus and method for muting strings
JP3385518B2 (ja) 多弦楽器
US6483016B1 (en) Hammered dulcimer
EP0911800A1 (en) String instrument
KR101829882B1 (ko) 찰현악기
JP7043061B2 (ja) ブリッジ、弦楽器
US20200410971A1 (en) Electromagnetic multi-function multi-purpose chordophone
Giordano Some Observ

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: *VAN KELST JAN

Effective date: 20110930