<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het geleiden van planten en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke inrichting Deze uitvinding betreft enerzijds een inrichting voor het geleiden van planten, omvattende een houder en een op deze houder gewikkeld touw. Deze uitvinding betreft meer bepaald, maar niet uitsluitend, een inrichting voor het geleiden van tomatenplanten. Een. dergelijke inrichting kan uiteraard ook voor eender welke andere plant gebruikt worden.
Het is algemeen gekend om bij de tomatenteelt in serres een neerhangend touw te voorzien om de tomatenplanten te geleiden gedurende hun groei. Daarvoor bestaan er houders, ook wel haken genoemd, waarop een welbepaalde lengte touw opgewikkeld is, en die voorzien zijn om boven de tomatenplanten opgehangen te worden.
Na het ophangen van deze houders heeft men bij de bestaande inrichtingen het nadeel dat men het touw moet afwikkelen tot men ziet dat het uiteinde van het touw zich ter hoogte van de tomatenplant bevindt, of moet men het aantal afgewikkelde wikkelingen tellen. In een serre moeten dikwijls meerdere duizenden van deze houders opgehangen worden. Het is dus van belang dat het ophangen en afwikkelen van het touw zo vlot mogelijk kan uitgevoerd worden.
Er bestaan dergelijke inrichtingen voor het geleiden van planten dewelke een houder omvatten en dewelke voorzien zijn om een welbepaalde lengte van het touw in één keer los te maken van deze houder. Bij deze inrichtingen moet men de los te maken hoeveelheid touw anders (bijvoorbeeld op een ander gedeelte van de houder) opwikkelen dan de rest van het touw. Hierdoor moet de houder complexer uitgevoerd worden en/ ofmoeten de opwikkelapparaten grondig aangepast worden.
<Desc/Clms Page number 2>
Het is een doel van deze uitvinding om te voorzien in een inrichting voor het geleiden van planten die het werk voor het ophangen van de houders en het tot de gepaste lengte afwikkelen van het touw aanzienlijk vergemakkelijkt, terwijl men enerzijds de opwikkel- apparaten en werkwijzen en anderzijds de houders zo eenvoudig mogelijk kan houden. Het is dus ook een doel van deze uitvinding om een dergelijke inrichting te voorzien waarbij het niet nodig is om de los te maken hoeveelheid touw anders op te wikkelen dan de rest van het op de houder opgewikkelde touw.
Deze doelstellingen worden bereikt door volgens deze uitvinding te voorzien in een inrichting voor het geleiden van planten, omvattende een houder en een op deze houder opgewikkeld touw, waarbij het touw gedurende het afwikkelen van het touw, weerhouden wordt of geblokkeerd wordt als een vooraf bepaalde lengte van het touw is afgewikkeld.
De termen "blokkeren" en "weerhouden" worden in deze octrooiaanvraag gebruikt in de zin van het uitoefenen van een voelbare weerstand bij het afwikkelen van het touw. Het volstaat immers dat bij het afwikkelen van het touw even een kleine weerstand moet overwonnen worden om het beoogde doel van deze uitvinding te bereiken, nl. dat de persoon die het touw afwikkelt het signaal krijgt dat de gepaste hoeveelheid touw werd afgewikkeld.
Bij voorkeur wordt het touw geblokkeerd doordat één of meerdere wikkelingen omheen het houderlichaam of omheen een gedeelte van de houder zijn uitgevoerd.
Deze wikkelingen worden in in deze octrooiaanvraag blokkeerwikkelingen genoemd.
Men kan bij deze uitvinding echter ook kiezen voor het gebruik van een blokkeermiddel. Dit kan bijvoorbeeld een bandje zijn dat zich rond het opgewikkelde touw bevindt dat op de houder opgewikkeld moet blijven op het ogenblik dat de gepaste hoeveelheid touw afgewikkeld is. Dit bandje kan bijvoorbeeld zelfklevend zijn, en kan bijvoorbeeld uit papier, karton of kunststof vervaardigd zijn. Het kan ook
<Desc/Clms Page number 3>
een elastische band zijn. Het is voordelig om het bandje zo uit te voeren dat het gemakkelijk kan verwijderd worden, bijvoorbeeld door het scheuren ervan. Het bandje bevindt zich niet noodzakelijk omheen het opgewikkelde touw. Het kan bijvoorbeeld ook tegen het touw gekleefd zijn om een aantal wikkelingen ervan met elkaar te verbinden.
Door de hierboven aangeduide kenmerken volgens deze uitvinding kan men het touw blindelings afwikkelen van de houder totdat het touw blokkeert of weerhouden wordt. Op het ogenblik dat men bij het afwikkelen van het touw voelt dat er een zekere weerstand is of een blokkering weet men dat de gepaste lengte van het touw werd afgewikkeld om de te geleiden plant te bereiken. Dit vereenvoudigt het werk aanzienlijk omdat het niet meer nodig is om het aantal afgewikkelde wikkelingen te tellen of om te kijken of men de juiste lengte afgewikkeld heeft. Hierdoor kan het werk ook sneller uitgevoerd worden.
Gedurende het opwikkelen kan men gemakkelijk een blokkeerwikkeling realiseren door het touw tijdelijk, gedurende ongeveer een halve omwenteling, tot naast het opwikkelgedeelte te verplaatsen, zodat er een wikkeling gevormd wordt omheen het lichaam van de houder in plaats van bovenop de wikkelingen van de eerder opgewikkelde hoeveelheid touw.
Het voorzien van een dergelijke blokkeerwikkeling is eigenlijk het opzettelijk veroorzaken van een opwikkelfout. Ook als men een blokkeermiddel voorziet kan voor en na het blokkeermiddel op dezelfde manier opgewikkeld worden. Het is niet nodig om de af te wikkelen hoeveelheid touw op een ander gedeelte van de houder op te wikkelen. De houder kan dus zijn meest eenvoudige vorm behouden.
Deze uitvinding betreft anderzijds ook een werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het geleiden van planten, volgens deze uitvinding.
<Desc/Clms Page number 4>
Meer bepaald een werkwijze waarbij het touw op een houder wordt opgewikkeld en waarbij men het touw, na het opwikkelen van een eerste hoeveelheid ervan, minstens één omslag of een wikkeling (een blokkeerwikkeling) laat maken omheen een gedeelte van de houder of het houderlichaam of een hulpstuk, waarna een tweede hoeveelheid touw met een vooraf bepaalde lengte wordt opgewikkeld. Deze tweede hoeveelheid touw heeft dan de gepaste lengte om de plant te bereiken vanaf de ophanghoogte van de houder.
Bij een andere werkwijze volgens deze uitvinding voorziet men een blokkeermiddel nadat de eerste hoeveelheid touw opgewikkeld is.
Bij voorkeur zal men slechts één blokkeerwikkeling voorzien. Een dergelijke blokkeerwikkeling kan ook gevormd worden doordat het touw slechts over een halve toer omgeslagen is omheen de houder of omheen een hulpstuk.
Volgens deze werkwijze zorgt men bij het machinaal opwikkelen van het touw dat het touw minstens éénmaal uit de opwikkelzone wordt weggetrokken, en dit gedurende voldoende lange tijd om een wikkeling te realiseren omheen het houderlichaam of een houdergedeelte in plaats van omheen het opwikkelgedeelte van de houder. Het uit de opwikkelzone wegtrekken van het touw kan gerealiseerd worden door een geleidingsoog voor het touw tijdelijk een zijdelingse beweging te laten uitvoeren. Dit kan gemakkelijk geautomatiseerd worden met gekende middelen. Als het touw gedurende ongeveer een halve omwenteling (180 ) van de houder wordt weggetrokken zal dit voldoende zijn om de blokkeerwikkeling te realiseren.
In deze octrooiaanvraag wordt het woord "touw" gebruikt in de zin van elk opwikkelbaar geleidingsmiddel voor planten, zoals bijvoorbeeld een snoer, een touw, of een lint.
<Desc/Clms Page number 5>
In de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele uitvoeringsvoorbeelden van deze uitvinding worden de voornoemde kenmerken en voordelen van de uitvinding verder verduidelijkt.
De bedoeling van deze beschrijving is enkel de algemene principes van deze uitvinding te verduidelijken. Deze beschrijving kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hier bijgevoegde figuren 1 tot 5 waarvan - figuur 1 een zijaanzicht is van een gekende houder voor het realiseren van een plantgeleidings-inrichting volgens deze uitvinding ; - figuur 2 een schematisch zijaanzicht is van een plantgeleidings-inrichting volgens deze uitvinding ; - figuur 3 de inrichting van figuur 2 voorstelt waarbij enkel het gedeelte van het touw in de nabijheid van de blokkeerwikkeling is voorgesteld ; - figuur 4 de inrichting van figuur 2 voorstelt, als het touw afgewikkeld is tot aan de blokkeerwikkeling ; - figuur 5 een alternatieve uitvoeringsvorm van een plantgeleidings-inrichting volgens deze uitvinding voorstelt.
Op figuur 1 wordt een gekende houder (1) voorgesteld, bestaande uit een gebogen metaaldraad (2) met een hoofdzakelijk cirkelvormige doorsnede. De met referentiecijfers (3) en (4) aangeduide bochten van deze houder (1) worden gebruikt om het touw op de houder te wikkelen.
Op figuur 2 wordt een houder (1) met opgewikkeld touw volgens deze uitvinding voorgesteld. Deze voorstelling is louter schematisch. Op deze houder wordt een eerste hoeveelheid touw (5) opgewikkeld. De wikkelingen van deze eerste
<Desc/Clms Page number 6>
hoeveelheid touw (5) werden (uitgezonderd de laatste halve wikkeling) omwille van de duidelijkheid van figuur 2 schematisch voorgesteld door streeplijnen. Vanaf de rechterkant gezien gebeurt het opwikkelen in wijzerzin. De laatste halve wikkeling van deze eerste hoeveelheid touw (5) werd in volle lijn voorgesteld aan de voorzijde.
Op het einde van deze laatste wikkeling wordt het touw bovenaan langs de achterzijde van het draadvormig lichaam (2) van de houder (1) omgeslagen en omheen dit draadvormig lichaam (2) gedraaid, om vervolgens verder in de oorspronkelijke draaizin verder opgewikkeld te worden. De verder opgewikkelde hoeveelheid touw vormt dan een tweede hoeveelheid touw (6) met een lengte die gepast is om bij het neerhangen ervan de te geleiden plant te bereiken. Op figuur 3 zijn er slechts 3 ¸ wikkelingen getekend van de tweede hoeveelheid touw, omwille van de duidelijkheid van de tekening. Bij de meeste gekende inrichtingen voor de tomatenteelt neemt .deze tweede hoeveelheid touw echter een groter aantal wikkelingen in.
Om het uiteinde van het touw vanaf de ophanghoogte van de houder (1) ter hoogte van de planten te brengen moeter er immers doorgaans meer wikkelingen van het touw afgewikkeld worden (minstens een tiental).
Men zou er ook voor kunnen kiezen om het touw om te slaan omheen het draadvormig lichaam (2) van de houder (1) en vervolgens verder op te wikkelen met een tegengestelde opwikkelzin ten opzichte van de oorspronkelijke opwikkelzin van de eerste hoeveelheid touw (5). In dit geval zou het touw slechts een halve toer maken omheen het lichaam (2) van de houder (1). Ook dit is een blokkeerwikkeling in de zin van deze octrooiaanvraag.
Het touw kan ook omheen een ander deel van de houder (1) of omheen een hulpstuk (dat al dan niet deel .uitmaakt van de houder) gewikkeld of omgeslagen worden, zodat het touw gedurende het afwikkelen ervan geblokkeerd wordt of weerhouden wordt.
<Desc/Clms Page number 7>
Op figuur 3 wordt, voor alle duidelijkheid, enkel de laatste halve wikkeling van de eerste hoeveelheid touw (5), de blokkeerwikkeling (7), en het begin van de tweede hoeveelheid touw (6), voorgesteld op de houder (1).
Figuur 4 toont de houder (1) nadat de tweede hoeveelheid touw (6) werd afgewikkeld, op het ogenblik dat de persoon die aan het afwikkelen is voelt dat het touw niet verder kan afgewikkeld worden als gevolg van de blokkeerwikkeling (7).
Figuur 5 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens deze uitvinding, waarbij een strook zelfklevend papier (8) tegen de wikkelingen van de eerste hoeveelheid touw (5) is gekleefd. Deze strook (8) fungeert als blokkeermiddel.
Bij het afwikkelen van het touw zal, na het afwikkelen van de tweede hoeveelheid touw (6), een zekere weerstand moeten overwonnen worden om het touw verder te kunnen afwikkelen. De strook (8) zal immers eerst moeten losgemaakt worden.
Op figuur 5 is de inrichting voorgesteld na het afwikkelen van de tweede hoeveelheid touw (6), op het ogenblik dat het touw door het blokkeermiddel (8) wordt weerhouden. Als blokkeermiddel kan bijvoorbeeld ook een klem gebruikt worden.
Op de figuren 4 en 5 is de reeds afgewikkelde tweede hoeveelheid touw (6) niet volledig voorgesteld.
De houder (1) kan uiteraard ook anders uitgevoerd worden dan voorgesteld op de tekeningen. Elk element waarop een touw of een ander opwikkelbaar geleidingsmiddel voor planten kan opgewikkeld worden valt binnen de hier gebruikte betekenis van het woord houder.