BE1015016A3 - Verlichtingselement. - Google Patents

Abstract

Verlichtingselement, daardoor gekenmerkt dat het minstens twee delen bevat, respectievelijk een eerste deel (2) dat bedoeld is om in de grond (3) te worden aangebracht en een tweede deel (4) dat ten opzichte van het eerste deel (2) kan worden verplaatst, meer speciaal zodat het tweede deel (4) minstens verplaatsbaar is tussen een eerste positie waarbij het zich minstens gedeeltelijk boven de grond (3) bevindt en een tweede positie, waarbij het zich, in vergelijking tot de eerste positie, in een ingetrokken toestand bevindt.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Verlichtingselement. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een verlichtings- element, meer speciaal een verlichtingselement voor buitenshuis. 



  In de eerste plaats is dit verlichtingselement bedoeld om te worden aangewend in een tuin of langsheen een oprit of dergelijke, doch, in het algemeen kan dit ook op andere plaatsen worden toegepast. 



  Het is bekend dat verlichtingselementen voor tuinen of dergelijke kunnen worden uitgevoerd als vaste rechtopstaande verlichtingsarmaturen, bijvoorbeeld in de vorm van een paal waarop een lamp is aangebracht. 



  Dergelijke bekende verlichtingselementen hebben als nadeel dat zij in bepaalde situaties gemakkelijk schade kunnen oplopen, bijvoorbeeld door de onachtzaamheid van spelende kinderen. Nog een nadeel hiervan bestaat erin dat dergelijke verlichtingselementen dikwijls een obstakel vormen, waardoor zij slechts op welbepaalde plaatsen kunnen worden opgesteld. Zo bijvoorbeeld kan zulk verlichtingselement moeilijk midden in een gazon worden geplaatst, vermits dit dan een hindernis kan vormen voor het maaien van het gras. 



  Het is eveneens bekend dat verlichtingselementen dunnen worden uitgevoerd in de vorm van spots die in de grond worden geplaatst. Het gebruik van dergelijke spots heeft als nadeel dat het licht uitsluitend naar boven kan worden gestraald, zodat zij in hoofdzaak slechts voor sfeerverlichting en dergelijke kunnen worden aangewend. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  De huidige uitvinding heeft een verlichtingselement tot doel dat bijzonder efficiënt is in zijn gebruik en dat, althans minstens in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, geen van de nadelen van de voornoemde bekende uitvoeringsvormen vertoont. 



  Hiertoe betreft de uitvinding een verlichtingselement, met als kenmerk dat het minstens twee delen bevat, respectievelijk een eerste deel dat bedoeld is om in de grond te worden aangebracht en een tweede deel dat ten opzichte van het eerste deel kan worden verplaatst, meer speciaal zodat het tweede deel minstens verplaatsbaar is tussen een eerste positie, waarbij het zich minstens gedeeltelijk boven de grond bevindt en een tweede positie waarbij het zich in vergelijking tot de eerste positie in een ingetrokken toestand bevindt. Hierbij bevat het verlichtingselement minstens één lichtbron, waarvan het licht vanaf het voornoemde tweede deel naar buiten kan worden gestraald. 



  Door het tweede deel in de eerste positie te brengen, kan men het licht in nagenoeg eender welke richting laten schijnen, afhankelijk van de constructie van dit tweede deel, dit in tegenstelling tot de bekende uitvoeringsvorm waarbij spots worden aangewend en het licht uitsluitend naar boven kan worden gestraald. Dit laat dan ook toe dat het tweede deel zodanig kan worden uitgevoerd dat het licht, zoals bij een traditioneel vast verlichtingselement, eenvoudig de omgeving kan verlichten. Doordat volgens de uitvinding het tweede deel evenwel ook kan worden ingetrokken, in het eerste deel en/of in de bodem, ontstaat bovendien het voordeel dat dit tweede deel in ingetrokken toestand in mindere mate een hindernis vormt en minder kwetsbaar is. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 Bij voorkeur kan het tweede deel volledig in het eerste deel en/of in de grond worden ingetrokken.

   Hierdoor ontstaat het voordeel dat het tweede deel in ingetrokken toestand, enerzijds, geen of nagenoeg geen hindernis vormt en, anderzijds, optimaal beschermd is, bijvoorbeeld tegen de onachtzaamheid van spelende kinderen. 



  Bij voorkeur bestaat het eerste deel uit een deel dat bedoeld is volledig in de grond te worden ingebouwd, terwijl het tweede deel daarbij volledig in het eerste deel, en dus ook in de grond, kan worden ingetrokken. Dit heeft als voordeel dat het verlichtingselement zich in de ingetrokken toestand van het tweede deel volledig in de grond bevindt, waardoor het volledig afgeschermd is tegen mogelijke invloeden die het zouden kunnen beschadigen, en bovendien over dit verlichtingselement heen kan worden gelopen of gereden. Dit laat onder meer toe dat dergelijke verlichtingselementen bijvoorbeeld midden in het gazon kunnen worden geïnstalleerd, zodat dit 's nachts kan worden verlicht, terwijl overdag het tweede deel kan worden ingetrokken, waardoor dit geen storend element vormt, noch visueel, noch om praktische redenen, bijvoorbeeld voor het maaien van het gazon. 



  In een bijzondere uitvoeringsvorm bevat het verlichtingselement een lichtbron, alsmede een lichtdoorlatend gedeelte dat toelaat dat het licht van de lichtbron ook voor de tweede positie van het tweede- deel naar buiten kan schijnen. Zodoende wordt verkregen dat ook in ingetrokken toestand nog een bepaalde verlichting mogelijk blijft, bijvoorbeeld als sfeerverlichting, waarbij het licht uitsluitend naar boven wordt geschenen. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  In de meest praktische uitvoeringsvorm wordt de voornoemde verplaatsing verkregen doordat het tweede deel uitschuifbaar is, meer speciaal verticaal uitschuifbaar, ten opzichte van het eerste deel. Op deze wijze wordt verkregen dat het tweede deel relatief ver uit de bodem naar boven kan worden bewogen, zonder dat de hoogte van het tweede deel een invloed heeft op het oppervlak dat noodzakelijk is voor het installeren van dit verlichtingselement. In het geval van een hoger tweede deel dient dan immers uitsluitend een diepere uitgraving in de bodem te worden gerealiseerd. 



  Dit laatste komt vooral tot zijn recht in het geval dat het verlichtingselement in de vorm van een paal is uitgevoerd. 



  Om zowel in ingetrokken toestand, als in uitgeschoven toestand, in een verlichting te kunnen voorzien, dit door middel van bijvoorbeeld slechts één lamp, geniet het de voorkeur dat deze lichtbron in de kop van dergelijke paal is gesitueerd en dat deze kop lichtdoorlatende gedeelten bezit die toelaten dat het licht van de lichtbron, zowel opwaarts, als zijwaarts uit de kop kan schijnen. 



  Bij voorkeur is het verlichtingselement tevens voorzien van aandrijfmiddelen om het tweede deel ten opzichte van het eerste te verplaatsen, zoals bijvoorbeeld een elektrische motor en een, door middel van deze motor bedienbaar, vijzelmechanisme. Zodoende kan het tweede deel van op afstand worden verplaatst door de voornoemde motor in te schakelen. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: 
Figuren 1 en 2 schematisch in twee verschillende standen een verlichtingselement volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 3 in perspectief een praktische uitvoeringsvorm van een verlichtingselement volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 3; figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 4; figuur 6 een zicht weergeeft analoog aan dat van figuur 3, doch voor een andere stand; figuur 7 een doorsnede weergeeft analoog aan deze van figuur 4, doch dit voor de stand die weergegeven is in figuur 6;

   figuren 8 en 9 in twee verschillende standen nog een verlichtingselement volgens de uitvinding weergeeft. 



  Zoals schematisch weergegeven in de figuren 1 en 2, bevat het verlichtingselement 1 volgens de uitvinding minstens twee delen, respectievelijk een eerste deel 2 dat bedoeld is om in de grond 3 te worden aangebracht en een tweede deel 4, dat een lichtbron, zoals een lamp 5, bevat en dat ten opzichte van het eerste deel 2 kan worden verplaatst. 



  Hierbij is het eerste deel 2 beweegbaar tussen een ,eerste positie, zoals afgebeeld in figuur 1, waarbij het zich minstens gedeeltelijk boven de grond 3 bevindt en een tweede positie, zoals afgebeeld in figuur 2, waarbij het zich in vergelijking tot de eerste positie in een ingetrokken toestand bevindt. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



  Het eerste deel 2 is in het schematische voorbeeld van figuren 1 en 2 volledig in de grond 3 ingebouwd en is, zoals weergegeven, bij voorkeur zodanig in de grond 3 aangebracht dat het met zijn bovenrand 6 gelijk zit met het omliggende bodemvlak 7. 



  Het tweede deel 4 is verticaal uitschuifbaar, respectievelijk inschuifbaar, in het eerste deel 2 gemonteerd, dit teneinde een verplaatsing tussen de voornoemde twee posities te kunnen realiseren. 



  Zoals weergegeven in figuur 2, geniet het de voorkeur dat het tweede deel 4 hierbij volledig in het eerste deel 2 en dus ook in de grond 3 kan worden ingetrokken. 



  Zoals nog zichtbaar is in de schematische voorstelling van figuur 2, geniet het eveneens de voorkeur dat het verlichtingselement 1 in de tweede positie van het tweede deel 4 een vlakke of nagenoeg vlakke bovenzijde vertoont, gevormd door de bovenrand 6 van het eerste deel 2 en de bovenzijde 8 van het tweede deel 4, één en ander zodat het verlichtingselement 1 met deze vlakke bovenzijde gelijk komt met het omringend bodemvlak 7. 



  Het verlichtingselement 1 bevat een lichtdoorlatend gedeelte 9, zodat het licht van de lichtbron, meer speciaal de lamp 5, in de eerste stand van het tweede deel 4 minstens zijdelings naar buiten kan schijnen. 



  Het verlichtingselement 1 bevat in het voorbeeld van figuren 1 en 2 overigens ook een lichtdoorlatend gedeelte 10 dat toelaat dat het licht van de lichtbron, met andere woorden van de lamp 5, ook in de ingetrokken positie naar buiten kan schijnen. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



  De lichtdoorlatende gedeelten 9 en 10 worden gevormd door wanddelen uit lichtdoorlatend materiaal, bijvoorbeeld doorzichtige of doorschijnende kunststof of glas, doch, volgens een variante kan zulk gedeelte ook geheel of gedeeltelijk worden gevormd door eenvoudig een opening waar doorheen het licht naar buiten kan schijnen. 



  De werking en het gebruik van het verlichtingselement 1 kunnen eenvoudig uit de schematische voorstellingen van figuren 1 en 2 worden afgeleid. In figuur 1 bevindt het tweede deel 4 zich gedeeltelijk boven de grond 3, zodat, bij inschakeling van de lamp 5, zowel licht naar opzij, als naar boven wordt gestraald. 



  Door het tweede deel 4 in te trekken, komt dit in een stand zoals afgebeeld in figuur 2, waarbij de bovenzijde 8 precies gelijk is met de bovenrand 6 en met het omringende bodemvlak 7. Het is duidelijk dat het verlichtingselement 1 in deze stand weinig of niet kwestbaar is en bovendien geen obstakel vormt. Doordat de bovenzijde 8 gevormd is uit een lichtdoorlatend gedeelte 9 kan ook in deze stand nog steeds in een bepaalde verlichting worden voorzien. 



  In de figuren 3 tot 7 is een praktische uitvoeringsvorm weergegeven. 



  Het eerste deel 2 bestaat hierbij uit een cilindrisch element 11, dat onderaan hoofdzakelijk is afgesloten- door middel van een vast wanddeel 12, en bovenaan door middel van een demonteerbare afdekplaat 13. 



  Het tweede deel 4 is uitgevoerd in de vorm van een cilindrisch paaltje en bestaat in hoofdzaak uit een cilindrisch element 14 dat verticaal verschuifbaar is 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 doorheen de opening 15 in de afdekplaat 13. Bovenaan is dit cilindrisch element 14 voorzien van een kopstuk 16 dat is vervaardigd uit een lichtdoorlatend materiaal, bijvoorbeeld kunststof of glas, dat de lamp 5 omgeeft. Aan de onderzijde van het cilindrisch element 14 zijn geleidingsmiddelen 17 aangebracht die ervoor zorgen dat het tweede deel 4 uitsluitend op en neer verschuifbaar is en verhinderd wordt te roteren. Deze geleidingsmiddelen 17 bestaan uit uitsparingen 18 die in de rand van een, zich aan de onderzijde van het cilindrisch element 4 bevindende, dwarsplaat 19 zijn aangebracht en die samenwerken met verticale ribben 20 aan de binnenzijde van het cilindrisch element 11. 



  Het verlichtingselement 1 is voorzien van aandrijfmiddelen 21 om het tweede deel 4 ten opzichte van het eerste deel 2 te verplaatsen. Deze aandrijfmiddelen 21 bestaan in hoofdzaak uit een elektrische motor 22 die vast in het eerste deel 2 is gemonteerd, alsmede een, door middel van deze motor 22 bedienbaar, vijzelmechanisme 23, bestaande uit een aan de elektrische motor 22 gekoppelde roteerbare vijzel 24, die aangrijpt in een in de dwarsplaat 19 aangebrachte en van schroefdraad voorziene opening 25. 



  De verplaatsing van het tweede deel 4 wordt begrensd door aanslagen 26 en 27. 



  De elektrische motor 22 is bij voorkeur van een type dat tijdens zijn bekrachtiging probleemloos kan worden geblokkeerd, met andere woorden een motor waarvan de rotatie gedurende minstens een relatief lange tijd kan worden verhinderd zonder enig risico dat deze motor 22 beschadigd wordt. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 Verder bevat het verlichtingselement 1 bij voorkeur ook nog een aansturingsmechanisme 28 dat toelaat om via een bekrachtigingssignaal de elektrische motor 22 automatisch gedurende een bepaalde tijdsinterval in te schakelen, waarbij dit tijdsinterval minstens een zodanige duur heeft dat, in normale condities, door het inschakelen van de motor 22 gedurende deze duur het tweede deel 4 over de afstand tussen zijn twee uiterste posities kan worden verplaatst. 



  Dit aansturingsmechanisme 28 kan, zoals weergegeven in het verlichtingselement 1, geïntegreerd zijn, doch kan zich eventueel ook daarbuiten bevinden. 



  Het is duidelijk dat het geheel voorzien is van de nodige elektrische bedradingen 29-30, enerzijds, voor de voeding van de lamp 5 en, anderzijds, voor de voeding van de motor 22. Zoals schematisch aangeduid, kunnen deze eventueel afzonderlijk worden bediend via de nodige schakelaars 31-32 of dergelijke. 



  De werking van het hiervoor beschreven verlichtingselement 1 kan eenvoudig uit de figuren 3 tot 7 worden afgeleid. In de toestand van figuren 3 tot 5 bevindt het tweede deel 4 zich hoofdzakelijk boven de grond 3, zodat de lamp 5, zowel naar boven, als naar opzij licht kan uitstralen. 



  Wanneer het tweede deel 4 dient ingetrokken te worden, wordt het aansturingsmechanisme 28 door middel van de betreffende schakelaar 32 bevolen, waardoor dit aansturingsmechanisme 28 de motor 22 voor een welbepaalde tijd, bijvoorbeeld 10 seconden, inschakelt, in een zodanige draairichting dat het tweede deel 4 naar beneden wordt geplaatst. Het tijdsinterval is hierbij zodanig gekozen 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 dat, althans wanneer het tweede deel 4 in zijn beweging niet wordt tegengehouden, dit tot op de aanslag 26 naar beneden wordt verplaatst. Op het ogenblik dat dit in contact komt met de aanslag 26, wordt de beweging automatisch gestopt, ongeacht of de motor 22 nog even verder bekrachtigd wordt. 



  Om het tweede deel 4 terug naar boven te schuiven, wordt de motor 22 voor een bepaalde tijd in de andere richting bekrachtigd. Wanneer toevallig iemand bovenop het verlichtingselement 1 staat, stelt dit geen probleem. Het tweede deel 4 blijft dan immers in de grond 3 zitten, terwijl de motor 22, evenwel zonder rotatie, gedurende een periode van bijvoorbeeld de voornoemde 10 seconden wordt bekrachtigd. 



  Het is duidelijk dat alle voornoemde deelkenmerken in varianten naar willekeur kunnen worden gecombineerd, zoals ook uit de onderlinge verwijzing van de bijgaande volgconclusies blijkt. 



  Alhoewel de uitvinding optimaal tot haar recht komt in het geval dat het tweede deel 4 verticaal uitschuifbaar is, is het niet uitgesloten om ook in andere bewegingsmechanismen te voorzien. Zo bijvoorbeeld geven figuren 8 en 9 een uitvoeringsvorm weer, waarbij het tweede deel 4 wentelbaar is ten opzichte van het eerste deel 2 en zodoende verplaatsbaar is tussen een uitgeklapte positie, zoals afgebeeld in figuur 8 en een ingeklapte positie, zoals afgebeeld in figuur 9. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijk verlichtingselement kan 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. 



  Zo bijvoorbeeld kan de bovenzijde 8 niet lichtdoorlatend zijn, kan het tweede deel 4 meerdere lampen 5 bezitten of kan de lamp 5 vast in het eerste deel 2 gemonteerd zijn, waarbij het licht via reflectie of dergelijke via het uitgeschoven tweede deel 4 naar buiten kan worden gebracht. 



  Het is duidelijk dat het aansturingsmechanisme 28 ook in combinatie met andere bewegingsmechanismen dan een vijzelmechanisme 23 kan worden toegepast.

Claims (14)

Conclusies.

1.- Verlichtingselement, daardoor gekenmerkt dat het minstens twee delen bevat, respectievelijk een eerste deel (2) dat bedoeld is om in de grond (3) te worden aangebracht en een tweede deel (4) dat ten opzichte van het eerste deel (2) kan worden verplaatst, meer speciaal zodat het tweede deel (4) minstens verplaatsbaar is tussen een eerste positie waarbij het zich minstens gedeeltelijk boven de grond (3) bevindt en een tweede positie, waarbij. het zich, in vergelijking tot de eerste positie, in een ingetrokken toestand bevindt.

2.- Verlichtingselement volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het eerste deel (2) bestaat uit een deel dat bedoeld is volledig in de grond (3) te worden ingebouwd.

3. - Verlichtingselement volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het tweede deel (4) volledig in het eerste deel (2) en/of in de grond (3) kan worden ingetrokken.

4. - Verlichtingselement volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het verlichtingselement (1) in de tweede positie van het tweede deel (4) een vlakke of nagenoeg vlakke bovenzijde vertoont, waarbij het geheel zodanig is uitgevoerd dat het met deze vlakke zijde gelijk met het omringend bodemoppervlak (7) in de grond (3) kan worden aangebracht.

5. - Verlichtingselement volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het een lichtbron bevat, alsmede een lichtdoorlatend gedeelte (10) dat <Desc/Clms Page number 13> toelaat dat het licht van de lichtbron ook voor de tweede positie van het tweede deel (4) naar buiten kan schijnen.

6.- Verlichtingselement volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde lichtdoorlatend gedeelte (10) gevormd wordt door de bovenzijde (8) van het tweede deel (4).

7. - Verlichtingselement volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het tweede deel (4) uitschuifbaar is.

8.- Verlichtingselement volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het tweede deel (4) verticaal uitschuifbaar is.

9.- Verlichtingselement volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat minstens het tweede deel (4) in de vorm van een paal is uitgevoerd.

10. - Verlichtingselement volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat het minstens één lichtbron bevat die in de kop van de paal is gesitueerd, en dat de kop, al dan niet open zijnde, lichtdoorlatende gedeelten (9-10) bezit die toelaten dat het licht van de lichtbron, zowel opwaarts, als zijwaarts uit de kop kan schijnen.

11. - Verlichtingselement volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het aandrijfmiddelen (21) bevat om het tweede deel (4) ten opzichte van het eerste deel (2) te verplaatsen.

12. - Verlichtingselement volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (21) minstens bestaan <Desc/Clms Page number 14> uit een elektrische motor (22), alsmede een, door middel van deze motor (22) aandrijfbare, vijzelmechanisme (23).

13. - Verlichtingselement, volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen . (21) een elektrische motor (22) bevatten, alsmede een door de motor aandrijfbaar bewegingsmechanisme voor het verplaatsen van het tweede deel (4), waarbij het bewegingsmechanisme een verplaatsing van het tweede deel (4) toelaat tussen twee, door middel van aanslagen (26-27) of dergelijke bepaalde, eindposities en waarbij de elektrische motor (22) bestaat uit een motor van het type dat tijdens zijn bekrachtiging kan worden geblokkeerd.

14. - Verlichtingselement, volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat het is voorzien van een aansturingsmechanisme (28), dat toelaat om via een bekrachtigingssignaal de elektrische motor (22) automatisch voor een bepaald tijdsinterval in te schakelen, meer speciaal, zowel om het tweede deel (4) uit het eerste deel (2) te verplaatsen, als om dit in te trekken, waarbij dit tijdsinterval minstens een zodanige duur heeft dat, in normale condities, door het inschakelen van de motor (22) gedurende deze duur het tweede deel (4) over de afstand tussen zijn twee uiterste posities kan worden verplaatst.