<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze voor het mengen van vaste materie en menger voor het toepassen van deze werkwijze
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het nagenoeg continu mengen van minstens een basisstof en een toevoegstof die een toevoerstroom van te mengen materie vormen opgebouwd uit minstens een laag van de basisstof en een laag van de toevoegstof. In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het mengen van aarde met een stabiliserende toevoegstof. Dit is bijvoorbeeld zeer voordelig wanneer bij wegenwerken de uitgegraven aarde, welke op zich niet geschikt is voor de aanleg van de wegen, toch kan worden hergebruikt na toevoeging van bijvoorbeeld kalk of cement.
Volgens de huidige stand van de techniek wordt aarde gemengd bij middel van continue mengers zoals bijvoorbeeld beschreven in de Europese octrooiaanvraag gepubliceerd onder nummer EP 1 094 160. Bij deze mengers wordt aarde aangevoerd via een transportband aan de bovenzijde van de menger. De aarde valt in de menger en wordt gemengd door menghamers die op mengassen bevestigd zijn. Een tweede transportband vangt de gemengde aarde onderaan de menger op en voert deze weg.
Dit soort van mengers heeft het nadeel dat de menghamers kunnen vastlopen, bijvoorbeeld, doordat een harde steen, betonblok of samenklonterende aarde, die zware klei of leem bevat, tussen de menghamers in de menger terechtkomt.
De uitvinding wil aan deze nadelen verhelpen door een werkwijze voor het continu mengen van minstens een basisstof en een toevoegstof, die toelaat om zonder problemen deze basisstof en de toevoegstof intens te mengen niettegenstaande de aanwezigheid van, bijvoorbeeld, stenen of betonblokken met relatief grote afmetingen of van zware klei of leem.
Tot dit doel wordt van het front van genoemde toevoerstroom een relatief kleine portie van genoemde lagen afgestoken, vanaf de bovenzijde ervan tot nagenoeg de onderzijde ervan, zodat deze portie de te mengen stoffen
<Desc/Clms Page number 2>
in de gewenste mengverhouding bevat, en waarbij vervolgens genoemde stoffen onderling worden gemengd. Dit onderlinge mengen gebeurt, enerzijds, bij het afsteken van de portie door rol-en schuifbewegingen van genoemde lagen basisstof en toevoegstof en, anderzijds, doordat de portie opgetild wordt tot op een bepaalde hoogte waarbij deze portie aan een wentelbeweging wordt onderworpen en naar beneden valt zodat een menging van de samenstellende stoffen ervan ontstaat.
Doelmatig wordt boven genoemde toevoerstroom, nagenoeg dwars op deze laatste, een mengas geplaatst met daarop minstens één mengarm met aan het uiteinde ervan een schop, waarbij deze mengas draait om zijn as, zodat de schop genoemde portie afsteekt en deze laatste in een cirkelvormige baan rond de mengas, onder deze mengas, meevoert, totdat deze portie van de schop valt. Hierbij is de schop bij voorkeur nagenoeg dwars op de mengarm geplaatst zodat deze dwars kan inpakken op genoemde toevoerstroom.
Op een voordelige wijze laat men genoemde portie vanaf genoemde schop op een transportband vallen.
Op een bijzonder voordelige wijze draait genoemde mengas mee met de bewegingszin van genoemde toevoerstroom en deze van genoemde transportband.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een menger met transportmiddelen voor een continue toevoerstroom van te mengen materie, en voor een continue afvoerstroom van gemengde materie, en met minstens één mengas die nagenoeg dwars op genoemde toevoerstroom, boven de transportmiddelen, geplaatst is en die voorzien is van minstens één mengarm, zodanig dat de mengarm kan snijden in de toevoerstroom van te mengen materie, die door de transportmiddelen wordt verplaatst, via de bovenzijde van deze toevoerstroom. Bij voorkeur is de mengann zodanig voorzien dat deze dwars in deze toevoerstroom snijdt.
Volgens een specifieke uitvoeringsvorm van een menger, volgens de uitvinding, bevatten de transportmiddelen een transportband die zich uitstrekt onder genoemde mengas en genoemde mengann.
<Desc/Clms Page number 3>
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de menger, volgens de uitvinding, is het van de mengas verwijderde uiteinde van de mengarm zodanig voorzien dat het relatief kleine porties materie van het front van de toevoerstroom van te mengen materie kan afsteken van de bovenzijde ervan tot nagenoeg de onderzijde ervan. Hiervoor is aan het uiteinde van de mengarm, op een voordelige wijze, een schop bevestigd die gevormd wordt door een plaat die nagenoeg tangentieel is aan de cirkelbaan die erdoor beschreven wordt bij het draaien van de mengas. Deze cirkelbaan strekt zich bij voorkeur tot nagenoeg aan de transportband uit.
Bij voorkeur draait de mengas in de verplaatsingszin van genoemde toevoerstroom zodat, in de nabijheid van de toevoerstroom, de verplaatsingszin van deze laatste en van genoemde schop gelijk zijn. Verder is de mengarm, bij voorkeur, sikkelvormig en is de binnenzijde ervan gericht naar de draaiingszin van de mengas.
Volgens een bijzondere voorkeursuitvoeringsvorm van de menger, volgens de uitvinding, is de mengas in hoogte verplaatsbaar gemonteerd op een zodanige manier dat onder invloed van een op deze mengas uitgeoefende opwaartse kracht de mengas omhoog bewogen wordt. Aldus, zal de mengas zich verwijderen van de toevoerstroom te mengen materie op het ogenblik dat de mengarm teveel weerstand ondervindt bij het contact met deze toevoerstroom te mengen materie.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een bijzondere uitvoeringsvorm van de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming ; de hierna gebruikte verwijzingscij fers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematische voorstelling van een zijaanzicht van een inrichting met een menger volgens genoemde bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 2 is een schematische voorstelling van een zijdelingse doorsnede van een inrichting met een menger, volgens deze bijzondere
<Desc/Clms Page number 4>
uitvoeringsvorm van de uitvinding, met een toevoerstroom van te mengen materie.
Figuur 3 is, op grotere schaal, een schematische voorstelling van een zijaanzicht. met gedeeltelijke zijdelingse doorsnede van een menger, volgens genoemde uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 4 is een schematische voorstelling van zijdelingse doorsnede van een menger, volgens deze uitvoeringsvorm van de uitvinding, met een toevoerstroom van te mengen materie.
Figuur 5 is een schematische voorstelling van een bovenaanzicht van een mengas met mengarmen en schoppen, volgens een
EMI4.1
specifieke van de uitvinding. s
Figuur 6 is een schematische voorstelling van een zijaanzicht van een mengas met mengarmen en schoppen overeenkomstig met figuur 5.
Figuur 7 is een schematische voorstelling van een zijaanzicht met gedeeltelijke zijdelingse doorsnede van een menger, volgens genoemde uitvoeringsvorm van de uitvinding, met een toevoerstroom van te mengen materie waarin zich niet mengbare harde delen bevinden.
Figuur 8 is een schematische voorstelling van een zijaanzicht van een mengas met mengarmen en schoppen, waarbij een breekbout gebroken is en de overeenkomstige mengarm roteert over een scharnierbout.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een werkwijze voor het mengen van een toevoerstroom van te mengen materie 3, die voornamelijk vast en korrelig is en die opgebouwd wordt uit minstens twee te mengen lagen materie, namelijk een eerste laag basisstof 4 met daarop een tweede laag toevoegstof 5 zoals schematisch weergegeven in figuur 2 en 4.
Beide lagen strekken zich boven elkaar uit waardoor de totale laagdikte van de toevoerstroom van de te mengen materie 3 gelijk is aan de som A+B van de dikte A van de laag basisstof 4 en van de dikte B van de laag toevoegstof 5. Bij deze werkwijze wordt van het front 34 van de toevoerstroom een relatief kleine portie 33 afgestoken vanaf de bovenzijde 32 ervan tot nagenoeg de onderzijde
<Desc/Clms Page number 5>
35 ervan. Met relatief klein wordt bedoeld dat de dikte C van deze portie, of de afstand tussen het front 34 en de plaats 34'waar de portie 33 afgestoken wordt, bij voorkeur kleiner is dan de dikte A+B van de toevoerstroom van de te mengen materie 3. De relatieve dikte van de laag van de toevoegstof 5 ten opzichte van de laag van de basisstof 4 wordt zodanig geregeld dat genoemde portie 33 de basisstof 4 en de toevoegstof 5 in de gewenste mengverhouding bevat.
De portie 33 bevat namelijk een deelportie 33'van de basisstof 4 en een deelportie 33"van de toevoegstof 5. Volgens deze werkwijze worden, bijgevolg, portie per portie, de basisstof 4 en de toevoegstof 5 met elkaar gemengd. Dit mengen gebeurt, enerzijds, doordat men de deelporties 33'en 33"bij het afsteken van de portie 33 ten opzichte van elkaar laat verschuiven of over elkaar laat rollen en, anderzijds, doordat men de portie 33 optilt tot op een zekere hoogte, waarna men op deze portie 33 een wentelingbeweging uitvoert en deze dan laat neervallen.
In de figuren 1 en 2 is een menger 1 in een menginrichting, volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding, schematisch weergegeven. Hierbij is de menger 1 voorzien van transportmiddelen 2, enerzijds, voor de te mengen materie 3, die bestaat uit de basisstof 4 en de toevoegstof 5, en, anderzijds, voor de gemengde materie 6. Verder zijn laadmiddelen 7 voor het laden van de basisstof 4, toevoegmiddelen 8 voor het toevoegen van de toevoegstof 5 aan de toevoerstroom, en afvoermiddelen 9 voor het afvoeren van gemengde materie 6 voorzien. Deze menger 1 is gemonteerd op een frame 10 met rupsbanden 11 die toelaten de menginrichting te verplaatsen over een moeilijk terrein, zoals bijvoorbeeld een braakliggend terrein.
De transportmiddelen 2 bevatten een continue transportband 12 die nagenoeg horizontaal is en die zich uitstrekt onder de menger 1, zodat deze een bewegende bodem 13 van de menger 1 vormt. Meer bepaald loopt deze transportband 12, achtereenvolgens, onder een laadbak 14 van de laadmiddelen 7, onder een silo 15 van de toevoegmiddelen 8 en onder de menger 1. Deze transportband 12 vormt eveneens een bewegende bodem 16 van de laadbak 14 van de laadmiddelen 7.
De basisstof 4 wordt in de laadbak 14 geladen welke aan zijn onderzijde een opening vertoont die uitgeeft op genoemde transportband zodat
<Desc/Clms Page number 6>
een hoeveelheid basisstof er door middel van de transportband 12 nagenoeg continu in de richting van de menger 1 wordt getransporteerd.
Een verticaal schot 17 van de laadbak 14 zorgt voor een bepaalde dosering van de basisstof 4 die uit de laadbak 14 getransporteerd wordt door middel van de transportband 12. In het bijzonder, bepaalt de afstand tussen het schot 17 en de transportband 12 de dikte A van de laag basisstof 4 die de transportband 12 transporteert naar de menger 1. Aldus is het schot 17 bij voorkeur zodanig gemonteerd dat het een verticale verplaatsing kan ondergaan teneinde de dikte A van de laag basisstof 4 te regelen.
Aan de onderzijde van dit schot 17 kan een niet voorgestelde as met schrapers voorzien worden die de doorstroom van de basisstof 4 vergemakkelijkt en tevens de dikte A van de laag basisstof 4, die naar de menger 1 getransporteerd wordt, bepaalt.
De silo 15 met toevoegstof5, welke tussen de laadbak 14 en de menger 1 geplaatst is, is voorzien van een doseermechanisme 19 om de toevoeging en de gelijkmatige verdeling van de toevoegstof 5 te regelen, bijvoorbeeld in functie van de dikte A van de laag basisstof 4 die de transportband 12 overbrengt naar de mengel'1, De werking van een dergelijk doseermechanisme 19 is bekend bij de vakman en wordt hier niet verder in detail beschreven of voorgesteld.
Op de laag basisstof 4 wordt een laag toevoegstof5 uit de silo 15 gelijkmatig verdeeld met behulp van het doseermechanisme 19 waardoor de toevoerstroom van te mengen materie 3 gevormd wordt die naar de menger 1 getransporteerd wordt. Deze toevoerstroom 3 bevat bijgevolg twee lagen, namelijk een eerste laag basisstof 4 met een dikte A en een tweede laag toevoegstof 5 met een dikte B. De verhouding (A/B) van de dikte van beide lagen bepaalt de mengverhouding van de basisstof 4 en de toevoegstof 5.
De menger 1 is in groter detail weergegeven in de figuren 3 en 4 en bevat een eerste mengas 20 die boven de transportband 12 gemonteerd is en deze nagenoeg dwars kruist. Bijgevolg is deze mengas 20 eveneens boven de toevoerstroom van de te mengen materie 3 en dwars op de verplaatsingsrichting van deze laatste gemonteerd. Deze mengas 20 wordt aangedreven door een
<Desc/Clms Page number 7>
motor, die niet weergegeven is in de figuren, en draait mee in de bewegingszin 22 van de toevoerstroom 3 op de transportband 12.
De mengas 1 vertoont op regelmatige afstanden D van elkaar schijven 23 waaraan mengarmen 24 gemonteerd zijn, zoals weergegeven wordt in de figuren 5 en 6. Deze schijven 23 zijn coaxiaal met de mengas 20. Aan elke schijf 23 is minstens n mengann 24 gemonteerd, waarbij deze mogelijk een bepaalde hoek 25 maakt, van bijvoorbeeld 90 , ten opzichte van een ernaast gelegen mengarm 24'.
De mengarmen 24 zijn sikkelvormig waarbij de holle kant 26 ervan naar de richting van hun beweging 27 is gericht. Dit heeft als voordeel dat de kans klein of nagenoeg onbestaande is dat harde delen 28, zoals weergegeven in de figuur 7, die zich in de toevoerstroom van te mengen materie 3 bevinden, tussen de mengarmen 24 en de transportband 12 worden geklemd en aldus de draaibeweging 27 van de mengarmen 24 blokkeren.
Het vrije uiteinde 29 van de mengarmen 24 is voorzien van een schop 30. Deze schop 30 vertoont een vlakke plaat die zodanig gemonteerd is dat ze tangentieel is aan een cirkelvormige baan 31 die ze beschrijft wanneer de mengas 20 om zijn as 20'draait. Deze cirkelvormige baan strekt zich uit tot aan de transportband 12 of tot een kleine afstand van de transportband 12. De kleinste afstand E tussen de schop 30 en de transportband 12, dit is wanneer de schoppen 30 tijdens hun draaibeweging het dichtst bij transportband 12 komen, is 0, 5 cm tot 20 cm, en bij voorkeur 1 cm tot 10 cm afhankelijk van de aard van de te mengen materie 3.
Hierdoor zal bij het draaien van de mengas 20, de schop 30 snijden in de bovenzijde 32 van de toevoerstroom van te mengen materie 3, dwars op deze toevoerstroom, ter hoogte van het impactpunt 34'en zal ze een kleine portie 33 afsteken van het front 34 van de toevoerstroom van te mengen materie 3 op de transportband 12, vanaf de bovenzijde 32 van de laag toevoegstof 5 tot nagenoeg de onderzijde 35 van de laag basisstof 4. Bijgevolg bestaat deze portie 33 uit een deelportie 33'van basisstof 4 en een deelportie 33" van toevoegstof 5 en wordt de mengverhouding van deze deelporties bepaald door de dikte A en B van de twee lagen.
De afgestoken portie 33 wordt in de cirkelvormige baan 31 rond de mengas 20 door de schop 30 meegevoerd onder
<Desc/Clms Page number 8>
de mengas 20 door, gewenteld en opgetild totdat ze, van de schop 30 terug op de transportband 12 valt, voorbij de mengas 20. Hierdoor wordt de basisstof 4 met de toevoegstof 5 van de portie 33 gemengd.
De schop 30 heeft een puntvormige voorzijde 41, meer bepaald vertoont deze een punt 42 die is gericht volgens de bewegingsrichting 27 van de mengarm 24. De puntvorm zorgt ervoor dat harde delen 28 in de toevoerstroom van te mengen materie 3 ter hoogte van het impactpunt 34'opzij geduwd worden. Aldus wordt verhinderd dat een hard deel 28, zoals een steen of een betonblok, tussen de transportband 12 en de schop 30 geklemd wordt.
Een tweede mengas 36 met mengarmen 24 en schoppen 30 is in de menger 1 voorzien, naast de eerste mengas 20, en evenwijdig met deze laatste boven de transportband 12, zodanig dat de materie 37 die gemengd werd door de rotatie van de eerste mengas 20, door de transportmiddelen 12 naar deze tweede mengas 36 gebracht wordt. Deze tweede mengas 36 wordt aangedreven door een tweede motor 21 en draait eveneens mee met de bewegingszin 22 van de transportband 12. Deze tweede mengas 36 is, zoals de eerste mengas 20, voorzien van coaxiale schijven 23 met mengarmen 24 en schoppen 30.
Door de mengarmen 24 en schoppen 30 van deze tweede mengas 36 wordt, op een analoge wijze, van het front 38 van de toevoerstroom van een eerste maal gemengde materie 37, een portie 39 afgestoken, die van de transportband 12 opgetild wordt en onder deze tweede mengarm 36 meegevoerd en gewenteld wordt, totdat ze terug op de transportband 12 valt, voorbij deze tweede mengarm 36. Deze tweede maal gemengde materie 6 verlaat de menger via de transportband 12.
Genoemde afvoermiddelen 9, die een tweede transportband 40 bevatten, vangen vervolgens de gemengde materie 6 die van de eerste transportband 12 komt op om deze van de menginrichting te verwijderen.
De mengassen 20 en 36 zijn verticaal verplaatsbaar ten opzichte van de eronder gelegen transportband 12. Hierdoor kunnen, onder invloed van een opwaartse kracht, die op deze assen 20 en 37 via de mengarmen 24 uitgeoefend wordt, deze assen 20 en 37 in de hoogte verplaatsbaar worden. In de uitvoeringsvorm, die voorgesteld is in de figuren, zijn de mengassen 20 en 37
<Desc/Clms Page number 9>
door middel van hydraulische zuigers 43 met compensatievaten boven de transportband 12 gemonteerd. De hydraulische zuigers 43 zijn voorzien van een bepaalde voordruk waardoor de menger l boven de transportband 12 zweeft.
Indien de te mengen materie 3 harde delen 28 bevat waardoor een mengas 24 een te grote weerstand ondervindt, laten de zuigers 43 toe dat de menger 1 opgetild wordt onder invloed van de kracht die de mengarmen 24 uitoefenen op deze harde delen 28 in de toevoerstroom 3 of 37.
Figuur 7 geeft een situatie weer waarbij de menger I opgetild wordt door een opwaartse kracht die uitgeoefend wordt door een mengam1 24 op de mengas 20, doordat een niet mengbaar hard deel 28, dat zich in het front 34 van de toevoerstroom te mengen materie 3 ter hoogte van het impactpunt 34' bevindt, teveel weerstand biedt.
Doordat de mengassen 20 en 36 omhoog bewogen worden, ten opzichte van de transportband 12, vergroot de afstand E tussen de schoppen 30 en de transportband 12 tot deze bijvoorbeeld nagenoeg gelijk is aan de dikte van de toevoerstroom of bijvoorbeeld 25 cm tot 50 cm bedraagt. Dit laat toe dat de harde, niet mengbare materie 28 ongehinderd door de menger 1 passeert en aldus verhinderd wordt dat de mengel'1 blokkeert.
De mengarmen 24 zijn bevestigd aan de schijven 23 door middel van twee bouten 44 en 45 waaronder n hreekhout 44 en n scharnierbout 45. Indien de mengassen 20 of 36 verticaal verplaatst zijn ten opzichte van de transportband 12 tot een uiterste positie, waarbij zich nog harde delen 28 tussen de schop 30 of een menganl1 24 en de transportband 12 bevinden, breken de overeenkomstige breekbouten 44 door. De betreffende mengarm 24 scharniert rond de tweede bout 45, zoals weergegeven in figuur 8.
Een uitsparing 47 is voorzien in de mengarm 24 aan de achterzijde ervan zodanig dat wanneer de mengarm 24 roteert over de bout 45, de mengas 20 of 36 in deze uitsparing 47 past. Dit laat toe dat de mengarm 24 een grotere rotatiebeweging kan maken over de bout 45.
Hierdoor zal de schop 30 en mengarm 24 verder weg van de harde, niet mengbare materie 28 worden verplaatst, en een cirkelvormige baan 31'beschrijven. Deze cirkelvormige baan 31'is kleiner dan de oorspronkelijke
<Desc/Clms Page number 10>
cirkelvormige baan 31. De delen 28 worden dan verder verplaatst door de transportband 12 tot voorbij de menger 1.
Door de mengel'1 te voorzien van een behuizing 46 kan de toevoeging van toevoegstof 5 uit de silo 15 en het mengen van deze toevoegstof 5 met basisstof 4 uit de laadbak 14 nagenoeg volledig stofvrij uitgevoerd worden. Dit is zeker niet onbelangrijk wanneer bijvoorbeeld kalk, dat vrij gemakkelijk opstuift, wordt gemengd met aarde uit de laadbak 14.
Volgens een specifieke uitvoeringsvorm van deze menger 1, volgens de uitvinding, bedraagt de straal van de cirkel 31 die de rond de mengassen draaiende schoppen 30 beschrijven nagenoeg 25 cm tot 200 cm, in het bijzonder nagenoeg 30 cm tot 100 cm en bij voorkeur bedragen deze nagenoeg 55 cm. Verder is de dikte A+B van de toevoerstroom van te mengen materie 3, bij voorkeur regelbaar, tussen 10 cm en 100 cm, en is de snelheid van de transportband 12 en de mengassen 20 en 36, bij voorkeur regelbaar, respectievelijk, tussen 0 en 30 meter per minuut, in het bijzonder tussen 8 en 10 meter per minuut, en tussen 10 en 300 omwentelingen per minuut, in het bijzonder tussen 70 en 100 omwentelingen per minuut, bij voorkeur tussen 80 en 90 omwentelingen per minuut.
Deze specifieke voorkeursuitvoeringsvorm resulteert in een werkdebiet van 400 ton te mengen materie 3 per uur.
De uitvinding is natuurlijk niet beperkt tot de hierboven beschreven werkwijze en in de bijgaande figuren voorgestelde inrichting.
Zo kan bijvoorbeeld elke mengas 20 en/of 37 afzonderlijk beweegbaar zijn ten opzichte van de transportband 12 doordat elk van deze mengassen voorzien is van middelen die toelaten de mengas 20 en/of 37 weg van de toevoerstroom van te mengen materie 3 te verplaatsen.
Zo kan de transportband 12 van de transportmiddelen een zekere helling vertonen waardoor bijvoorbeeld het transport vergemakkelijkt wordt of de menging verbeterd wordt.
Zo kunnen op de coaxiale schijven 23 meer dan n mengarm 24 bevestigd worden per schijf 23. Deze mengarmen 24 kunnen dan diametraal ten opzichte van elkaar staan of kunnen in een bepaalde hoek ten opzichte van
<Desc/Clms Page number 11>
elkaar staan. Indien bijvoorbeeld drie mengarmen aan n schijf bevestigd worden kunnen deze een hoek van 1200 maken ten opzicht van elkaar.
Ook is het mogelijk om meerdere toevoegstoffen 5 te mengen met genoemde basisstof 4 door gebruik te maken van, bijvoorbeeld, meerdere silo's 15 met een doseermechanisme 19 voor toevoegstoffen 5.
Verder is het mogelijk om gebruik te maken van, bijvoorbeeld, vloeibare toevoegstoffen 5 of plastische basisstoffen 4.
Ook kan een van de mengassen 20 en/of 37 voorzien zijn van mengarmen 24 met aan hun vrije uiteinden 29 hamers 30 die minstens een gedeeltelijke mengeling van de basisstof 4 en de toevoegstof 5 bewerkstelligen op de transportband 12.
De menginrichting kan verder middelen bevatten die toelaten om de silo 15 neer te klappen in de laadbak 14, zoals weergegeven door de stippellijn in figuur 1, wanneer de menginrichting niet operationeel is.
Aan de van de punt afgekeerde zijde van de schop 30 zou een opstaande rand voorzien kunnen worden om zo de portie 33 effici nter mee te voeren en te mengen.
De schoppen 30 kunnen bestaan uit gebogen of geplooide platen die effici nter de portie 33 kunnen afsteken. Zo kan bijvoorbeeld deze plaat gebogen worden zodat ze op de cirkelbaan 31 ligt die ze beschrijft of zo
EMI11.1
kan de plaat in een V-vorm geplooid worden over een as die nagenoeg tangentieel is aan genoemde cirkelbaan 31.
Ook kunnen de beide mengassen door eenzelfde motor aangedreven worden.
In bepaalde uitvoeringsvormen van de inrichting, volgens de uitvinding, kunnen de hydraulische zuigers 43 bijvoorbeeld vervangen worden door pneumatische zuigers of door veren waarop de mengassen rusten.