<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze en vasthoudelement voor dakbedekkinq
Deze uitvinding heeft betrekking op een vasthoudelement voor het bevestigen van een of meer plaatvormige bouwelementen aan een draagstructuur, het vasthoudelement omvattende een houdergedeelte en een steungedeelte die in elkaar grijpen, waarbij het houdergedeelte voorzien is om een of meer plaatvormige bouwelementen vast te houden en het steungedeelte voorzien is om aan de draagstructuur vastgehecht te worden, waarbij een orthogonaal assenstelsel gedefinieerd wordt door drie orthogonale assen die elkaar loodrecht snijden in een oorsprong, waarbij een eerste
EMI1.1
orthogonaie van het vasthoudelement en de twee overige orthogonale assen gevormd worden door een hoogteas volgens de volgeh's''de''dwarsrichting'van höude)
'gedeee'vo van het steüngedeelte'' versch'ifa'ar ten opzichte van het'steüngedeette' ef9c m t"steünjädeelte v I 'Dergelijke toegepäst een dakbedekkihb df' ge'vetbeptaiingbestaande''uit'eenveetheidvan'pfaätvormige" bbuwelementen van de vasthoudetementen me''de''draagstru'duur bouwelementen kunnen bijvoorbeeld horizontaal, hellend verlopen. Zij kunnen breedte hebben of'taps toelopen'. De p vasthoudelementen'worden op regelmatige'afstanden
<Desc/Clms Page number 2>
draagstructuur bevestigd. De plaatvormige bouwelementen zijn bijvoorbeeld geprofileerde felsbanen of-platen met een in hoofdzaak Uvormige doorsnede met twee tegenover elkaar l liggende opstaande randen. De opstaande randen eindigen elk in een in hoofdzaak cilindervormige kraal met een in hoofdzaak cirkelvormige doorsnede.
De U-vormige felsbaan heeft aan een zijde een grotere kraal en aan de andere zijde een kleinere kraal.
Voor het bevestigen van de felsbanen op de draagstructuur worden vooreerst de vasthoudelementen op de draagstructuur bevestigd. Vervolgens wordt de eerste felsbaan met haar
EMI2.1
kleinere kraal om de kop van de houdergedeelten van de vasthoüdetementen wordt de aanliggende feisbaan met haar kraäf de kleinere kraai gelegd,' äa'r'"''de b'ei"kr'älen machin waa'rnarde w '""'' geptaatst. DaarnaEen vasthoudelement voor het bevestig-eh van een of meer plaatvormige bouwelementen aan een draagstructuur is bijvobrbeeld bekend'uit NL-C-1006110. Het hierin beschreven vasthoudelement omvat een houdergedeette en een steungedeelte' die in elkaar grijpen. Het houdergedeelte strekt zieh in hoogterichting uit en
EMI2.2
omv'at'e'en mvaf ee, ih en kraal : votdée1.
Het kdpdeer is voorzien om te worden opgenomen'ih kopdevaneenplaatvormigbouwelement. Hetvoetdeelvanhethoudergedeelte is in hoofdzaak cilindervormig en is opgehomen in een 1n hoofdzaak citindervormige gteüf in het steungedeette en is'daarin in langsnchtihg verschuifbaar.'Deze'gleuf'is verder zodanig gdvormd,'dat het
EMI2.3
houdergedeelte ten opzichte van het steungedeelte roteerbaar is'om'een'' langsas die zieh'centräal in het cilindervormige voetdeet in'tängsricriting'uitstrekt. De rotatie van het houdergedeette om de langsas'is beperk't tot'' een noek van maximaal 15 naar weerazijden, doordat de verbindingsrug bij een hoek van 15 tegen de rand van de gleuf komt.
<Desc/Clms Page number 3>
Omdat metalen plaatvormige bouwelementen uitzetten of krimpen onder invioed van temperatuurschommelingen, wordt de bevestiging zodanig uitgevoerd dat de kraal van het plaatvormige bouwelement over het kopdeel van het vasthoudelement kan schuiven.
Indien deze schuif-of glijcapaciteit verhinderd zou worden, dan kunnen hierbiJ door wrijving ongewenste krachten optreden die aanleiding kunnen geven tot momenten die het steungedeelte uit de draagstructuur lostrekken. Dit risico bestaat vooral wanneer de draagstructuur een brosse ondergrond is.
Bij het vasthoudelement van NL-C-1006110, dat speciaal ontworpen is voor bevestiging op een brosse ondergrond, kan een deel
EMI3.1
van de ongewenste krachten opgevangen worden door de h !"drg'dItä i verschuifbaarheid van roteerbaa'rh'etd ''''""''"'"'"Hefin vasthbudeiemen'h'eeft dat de toleranties het''nòüdergedeelte in langsrichtin'g'"er' { ;'de"plaatsen van de vasthoudelementen zeer klein en moeilijk te verwezenlijken zijn, zodat voor het correct kunnen plaatsen van de vasthoudelementen vobraf een speciale scholing vereist is De oorzaak hiervan'is dat'de langsrichting van het houdergedeelte nagenoeg moet samenvallen met'de langsrichting van de kraal van het pla'atvormige" bouwelement.
Wanneerhetvasthoudelementbijdeplaatsing. bijvobrbeeld'door fouten of door onoplettendheid van de vakman,
EMI3.2
on vesti'ä-"w ohvojdoe'nde aüwkeurig öp'de draagstructuur bevestigci'wordt, kunnenbijkomende krachten optreden bij het schuiven van de kraal over het kopdeel. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer zich oneffenheden'' bev'inqen'''op de draagstructuur op de plaats waar het steungedeeite bevestigd wordt, zodat de langsas van het vasthoudelement een h'oek
EMI3.3
inslûit '' hoofdzaak uitstrekt.
Dit kan eveneens voorkomen wanneer de met het vlak waarin het'plaatvormige bouwelemerit'zich invan het vasthoudelement onvoldoende op de langsrichting van de kraal gerecht word {zodat de langeas van het vasthoudelement een hoek'instüit
EMI3.4
. !
<Desc/Clms Page number 4>
met het vlak waarin de opstaande rand van het plaatvormige bouwelement zich uitstrekt. In beide gevallen zal de langsas van het vasthoudelement afwijken van de langsrichting van de kraal, zodat bij het schuiven van de kraal over het kopdeel van het houdergedeelte door wrijving bijkomende, ongewenste krachten kunnen ontstaan.
Bovendien kan door deze afwijking het houdergedeelte in het steungedeelte geklemd raken, zodat de verschuiving en de rotatie van het houdergedeelte in het steungedeelte belemmerd kunnen worden en eveneens ongewenste krachten kunnen ontstaan. Deze ongewenste krachten kunnen aanleiding geven tot momenten die op het steungedeelte inwerken en het uit de draagstructuur lostrekken.
US-A-1, 882, 105 beschrijft eveneens een vasthoudelement met een houdergedeelte en een steungedeelte. Het houdergedeelte is verbonden met het steungedeelte door middel van een kogelgewricht. Dit kogelgewricht laat bewegingen toe in alle richtingen evenwijdig aan het vlak van de dakbedekking, wat betekent dat het houdergedeelte in langsrichting verschuifbaar is ten opzichte van het steungedeelte en om zijn langsas kantelbaar is.
Op die manier laat het vasthoudelement toe dat de dakbedekking kan uitzetten en krimpen ten gevolge van temperatuurschommelingen, en zijdelings heen-en-weer kan bewegen ten gevolge van windbeiasting. In US-A-1, 882, 105 wordt geen manier beschreven voor het voorkomen van ongewenste krachten ten gevolge van onnauwkeurige plaatsing van het vasthoudelement op de draagstructuur.
Het is een doel van deze uitvinding een vasthoudelement voor het bevestigen van een of meer plaatvormige bouwelementen aan een draagstructuur te verschaffen, waarbij het risico op het optreden van ongewenste krachten beperkt kan worden.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat het houdergedeelte en het steungedeelte in elkaar grijpen door middel van een gewricht dat zich in de oorsprong van het orthogonale
<Desc/Clms Page number 5>
assenstelsel bevindt en een rotatie van het houdergedeelte ten opzichte van het steungedeelte toelaat om elk van beide overige orthogonale assen. Dit betekent dat het gewricht, naast een verschuiving van het houdergedeelte volgens de langsas en een rotatie van het houdergedeelte om de langsas, eveneens een rotatie van het houdergedeelte om de hoogteas en een rotatie van het houdergedeelte om de dwarsas toelaat.
Wanneer het gewricht een rotatie van het houdergedeelte om de dwarsas toelaat, heeft dit het voordeel, dat wanneer de langsas van het vasthoudelement een hoek insluit met het vlak waarin het plaatvormige bouwelement zich in hoofdzaak uitstrekt, het houdergedeelte om de dwarsas kan roteren tot de langsas evenwijdig is aan het genoemde vlak. Wanneer het gewricht een rotatie van het houdergedeelte om de hoogteas toelaat, heeft dit het voordeel, dat wanneer de langsas van het vasthoudelement een hoek insluit met het vlak waarin de opstaande rand van het plaatvormige bouwelement zich uitstrekt, het houdergedeelte om de hoogteas kan roteren tot de langsas evenwijdig is aan het genoemde vlak.
Doordat het gewricht van het vasthoudelement volgens de uitvinding een rotatie van het houdergedeelte om zowel de hoogteas als de dwarsas toelaat, worden deze beide voordelen gecombineerd. Door de roteerbaarheid van het houdergedeelte om de hoogteas en de dwarsas kan bijgevolg de langsas van het vasthoudelement beter gericht worden volgens de langsrichting van de kraal dan bij het bekende vasthoudelement, zodat het risico op het ontstaan van ongewenste krachten die aanleiding geven tot momenten die het steungedeelte uit de draagstructuur lostrekken, beperkt kan worden. Als gevolg hiervan kunnen de toleranties bij het plaatsen van het vasthoudelement groter zijn, vermits de langsas minder nauwkeurig op de langsrichting van de kraal gericht moet worden dan bij het bekende vasthoudelement.
Bovendien is het niet langer noodzakelijk de vasthoudelementen heel nauwkeurig op een) lijn te monteren, vermits bij
<Desc/Clms Page number 6>
niet al te grote afwijkingen de houdergedeelten van opeenvolgende vasthoudelementen zich zodanig op elkaar kunnen richten dat zij nagenoeg een) lijn vormen. Dit kan de plaatsing van het vasthoudelement vergemakkelijken en de noodzaak van een speciale scholing van de vakman doen wegvallen.
Doordat met het vasthoudelement van de uitvinding het risico op het ontstaan van ongewenste krachten verminderd kan worden en doordat het houdergedeelte bovendien volgens de langsas ten opzichte van het steungedeelte verschuifbaar is, wordt het mogelijk om het plaatvormige bouwelement solidair te verbinden met het kopdeel van het houdergedeelte, zonder een verschuifbaarheid van de kraal over het kopdeel van het houdergedeelte te voorzien. Het uitzetten of krimpen van het plaatvormige bouwelement veroorzaakt dan slechts een
EMI6.1
verschuiving van het houdergedeelte ten opzichte van het steungedeelte,
EMI6.2
/ / / /
<Desc/Clms Page number 7>
waarbij het schuiven van de kraal over het houdergedeelte achterwege blijft.
Dit heeft het voordeel dat de hefboomsarm van het moment dat ontstaat door een wrijvingskracht bij het schuiven en dat inwerkt op het steungedeelte, aanzienlijk ingekort wordt, vermits het schuiven onderaan het houdergedeelte plaatsvindt in plaats van bovenaan. Door de kleinere hefboomsarm wordt dit moment aanzienlijk beperkt, zodat het risico dat het steungedeelte door dit moment uit de draagstructuur losgetrokken wordt, verder beperkt kan worden, Bovendien kan dit de bevestiging van de plaatvormige bouwelementen op de vasthoudelementen vergemakkelijken,
vermits er niet meer voor gezorgd moet worden dat de
EMI7.1
plaatvormige bouwelementen over de opdelen van de vasthoudelmenten bij '''''''' omvat het gewricht bij'voorkeur'ten minste een uitstekend en'ten' ennen'schLivenminsteee'n'gieuf die voorzien zijn om zodanig in elkaar te grijpen dat h'et houdergedeelte niet volgens de hoogteas van het steungedeelte verwijderbaar is. Het uitstekend gedeelte is bij voorkeur op het steüng'edeelte'aangebracht en de gleuf in het hbudergedeelte.'' Omgekeerd kan het uitstekend gedeelte echter ook aangebracht zijn op het houdergedeelte, waarbij de gleuf dan in het steungedeelte voorzlen ls.
Het houdergedeelte en het steungedeelte kunnen door middel van het uitstekend gedeelte en de gleuf op een eenvoudige wijze'gekdppeld' worden. Doordat het houdergedeelte niet in zijn hoogterichting van het steungedeelte verwijderbaar is, kan het vasthoudelement volgehs'de' uitvinding Weerstand bieden aan krachten die in hoogterichting van het
EMI7.2
h'oudergedèelte op het voorkomen worden het plaatvormige vasthoudelement inwerkeh.
Hierdo'or'''kan teen'dergelijke kracht van de draagstructuur loskomt.'Dergetijke'krächten kunnen bijvoorbeeld ontstaan onder invioed van wind die over het pta'atvormige bouwelement blaast en het plaatvormige boUwetemenvia
EMI7.3
Zui'g'w'eii'h'-g
<Desc/Clms Page number 8>
dm'h'oog trekt."In een eerste voorkeurs uitvoeringsvorm wordt het gewricht gevormd door twee gleuven die zich in dwarsdoorsnede nagenoeg symmetrisch aan weerszijden onderaan het houdergedeelte bevinden, en twee uitstekende gedeelten op het steungedeelte die elk voorzien zijn van een afgerond tapje, waarbij de tapjes naar elkaar gericht zijn en waarbij de gleuven voorzien zijn om het houdergedeelte op te nemen tussen de gleuven.
Doordat de tapjes afgerond zijn is er enige speling aanwezig tussen het steungedeelte en het houdergedeelte. Door deze speling is het houdergedeelte ten opzichte van het steungedeelte naar weerszijden roteerbaar om de hoogteas. de langsas en de dwarsas, telkens over een hoek van bijvoorbeeld 15 of meer of minder.
De rotatie
EMI8.1
om de hoogteas en de 'fe"'däirde' unterste'stand het'hoü'degedeetteziehzodanigtussen"de'täp)es'bevindi, dat'hei'het egrensd döor'We't'1'eit ihcohtact ho'uderge'dee'e'dm'de wordt het vasthoudelement bij 1'5 "mag'av)ìjke'h'van' ij ri va minder n'auwkeür bij het bekende vasthöüdefem'ent.'' In'ädh dt ' h'6u'deirged'e'ee''en'ee'n v6'6rz) H'eft''da'arb'ijb'voorkeur bof''bf''e'en' drh'gekeerde langsas'wordt"begrensd'ddo'r'heHet uitstekend gedeelte kan echter ook elke andere vorm hebben die de vakmäh'geschikt"acht.'In het geval het uitstekend gedeelte'een omgekeerde afgeknotte kegel is met als basisvlak een bolsegment,
'is''de' gleuf bij'voorkeur gevormd tussen twee armen die de kegel iz'odanig' omstuiteh dat'er'enige speling aan weerszijden van de kegel'aähweziig is.
EMI8.2
t.'. tr...'I'I.'. " :. rji'. -dli'/.'t'.,, " ! T
<Desc/Clms Page number 9>
Deze speling, zorgt ervoor dat het houdergedeelte om de langsas naar weerszijden roteerbaar is over een hoek van bijvoorbeeld 15 of meer of minder.
In het geval het uitstekend gedeelte in hoofdzaak bolvormig is, is de gleuf bij voorkeur gevormd tussen twee armen die het uitsteeksel cilindervormig omsluiten, eveneens met enige speling voor het waarborgen van de roteerbaarheid van het houdergedeelte om de langsas In deze beide gevallen is het houdergedeelte ten opzichte van het steungedeelte roteerbaar om zowel de hoogteas, de langsas als de dwarsas, vermits het contactoppervlak tussen de gleuf en het uitstekend gedeelte bolvormig is.
De rotatie om de hoogteas kan bovendien gebeuren over 360 , waardoor het steungedeelte bij de plaatsing een
EMI9.1
'illekeur'iä'e"biig'nfäiid-brfi ae"hoo wittekeurige'brientät'iebmde vertonen ten van de de"kraal'van pta'tsihg''va'hhetVasthoudelement kan uitvoe'ring een orngekeerde afgeknotte keget'met'ats'basrsvtäk' is, heeft bovendien het voordeel 9 dat zij eenvoudig is, vermits deze vorm overeenkomt hoogteas magmet de'vorm van een schroef met een bolle kop.
Het houdergedeelte van het vasthoudelement volge'ns de uifvinding is bij voorkeur voorzien van blokkeermiddeien om te voorkomen dat het houdergedeelte van het steungedeelte afschuift. Deze blokkeermiddelen bevinden zich bijvoorbeeld aan beide uiteinden van de
EMI9.2
éeh'of kan voorkomen worden'dat houderge'deelte'van'het houdergedeelte ten opzichte te ver in een richting ve'rplaatst v e p a meer'Verderishethoudergedeeltevanhet vasthoudelement volgens de uitvinding bij voorkeur voorzien'van' postttonenngsmiddefen die het houdergedeelte fixeren ten opzichte van het steungedeelte, welke positioneringsmiddelen losmaakbaar zijn.
Deze' positioneringsmiddeten bevinden zieh bij voorkeur aan weerszijden van
<Desc/Clms Page number 10>
het midden van de een of meer gleuven. Door middel van deze positioneringsmiddelen kan ervoor gezorgd worden dat het houdergedeelte een geschikte positie ten opzichte van het steungedeelte inneemt, tot het plaatvormige bouwelement erop gemonteerd is. Doordat deze positioneringsmiddelen losmaakbaar zijn, vormen zij geen belemmering voor de verplaatsing van het houdergedeelte volgens de langsas ten opzichte van het steungedeelte. Zij zullen immers losgemaakt worden wanneer het uitzetten of krimpen van het plaatvormige bouwelement een verschuiving van het houdergedeelte ten opzichte van het steungedeelte veroorzaakt.
Deze uitvinding heeft eveneens betrekking op
EMI10.1
atvdrmlge' een'draagstrüctuur onder 9 "völgens de uitvinding, waarbij de'plaatvörnlige ee'n'WerkwOze" voor het bevestigeÎ1 van ëén of mee ("plbo'üwelementen aah'weerszijden voorzien zijn van een kraal, de werkwijze' omvattendedevolgendestappen : a) het bevestigen van elk vasthoudelement via het steungedeelte op de draagstructuur,' b) het achtereenvolgens bevestigen van de plaatvormige bouwelementeh
EMI10.2
'op'de'hocierg'edeelten waarbij de'kralen' "van om de opdelen van de v houdergedeelten gebogen worden,' c)'h'et waarmee ''dagstrüctuur.''''''''''"""'"'"' 'a''de'k tälän"o e elein gäb'gn" waarbij''de om de'kopdeten werden','dat verbonden zijn.
Met deze werkwijze geen wrijvingskrachten e-k jz van devasthoudel'ementen,optrederitusseh'de kralen en de kopdelen, maar enkel tussen h'oudergedeelteh en de steungedeelten van de vasthoudelementen. Dit
EMI10.3
heeft het vbdrdeefdat hefboomsarm van de momenter'die'ö'htstaäh'
<Desc/Clms Page number 11>
ten gevolge van de wrijvingskrachten, aanzienlijk ingekort worden. Bijgevolg kan het risico dat de steungedeelten hierdoor uit de draagstructuur losgetrokken worden, beperkt worden.
De solidaire verbinding van de kralen met de kopdelen kan verkregen worden op een bij de vakman bekende manier, bij voorkeur met een bij de vakman bekend felsapparaat, of op een andere manier. Het solidair verbinden met behulp van een felsapparaat betekent dat de kralen zodanig om de kopdelen geklemd worden, dat zij hierover niet verschuifbaar zijn. Het gebruik van een felsapparaat voor het verkrijgen van een solidaire verbinding heeft het voordeel dat geen
EMI11.1
bevestigingsmiddelen nodig zijn zoals of '--;.'.."-"'''---' 'hd ev 1 a In de uitvinding'wordt plaätvörrn waarmee het bijvoorbeeld bouten, nagelsplaatvormig bouwelement vast verbonden is met'de draagstructuùr.
Doör ditvastpuntverkrijgtmendateenuitzetting, resp.inkrimpingvanhet
EMI11.2
ptaatvorrnige een verlenging, resp. verkorting ten plaa vah dat de houdergedeetten,' 1 waarop'het''plaatvdrmige op'eenvolgehde even grote Inkrimping steeds op v bdüwelementnaar hun oorspronkelijke positie ten opzichte van de steungedeelten zullen te'rügkereh'.'Hiermee kan voorkomen worden, dat het ptaätvorrriige
EMI11.3
böuwelemerrt'door uitzettingen en/of inkrimpingen b6u emetit"door o'peenvolgendeverplaatst wordt, wat een beschadiging van een of ffieer vastnoudelementen zoü kunnen veroorzaken.
Deuitvindingzalverderverduidelijktworden aan de hand van dè onderstaande beschrijving en de bijgevöegde figuren
EMI11.4
.. van voorkeurs uitvoeringsvormen van het vasthoudelement van deze uitvinding.
EMI11.5
J..''I..,.
<Desc/Clms Page number 12>
Figuur 1 en 2 tonen respectievelijk een dwarsdoorsnede en een langsdoorsnede van een eerste voorkeurs uitvoeringsvorm van het vasthoudelement volgens de uitvinding.
Figuur 3 en 4 tonen respectievelijk een dwarsdoorsnede en een langsdoorsnede van een tweede voorkeurs uitvoeringsvorm van het vasthoudelement volgens de uitvinding.
Figuur 5 en 6 tonen respectievelijk een dwarsdoorsnede en een langsdoorsnede van een derde voorkeurs uitvoeringsvorm van het vasthoudelement volgens de uitvinding.
Figuur 7 toont in perspectief hoe plaatvormige
EMI12.1
bouwelementen op een draagstructuur bevestigd zijn met behulp van vasthoudelementen 8a en 8b tonen hoe de'ongewenste volgens de uitvinding ' momenten beperkt worden met het vasthoudelement van de uitvinding ten opzichte van vasthoudelementen van de stand van de techniek.
EMI12.2
H i Het 1 van'de waarvan drie uitvberingsvormen getoond worden in de figuren 1 tot 6, omvat een houdergedeelte 2 en een steungedeelte 3. Het houdergedeelte 2 of vasthoudetementbouwelementen 20 (figuur 7) en het steungedeelte (3) is voorzien om te worden bevestigd op een draagstructuur 21 (figuur 7). Een orthögonaat assenstel'sel wordt'gedefinieerd door een langsas L, een dwarsas D en een hoogteas H, die elkaar loodrecht snijden in een oorsprong 0. De langsas L is gericht volgens de langsrichting van het vasthoudelement 1.
De dwarsas D is gericht volgens de dwarsrichting van het vasth'ol1delement 1. De hoogteas H is gericht volgens de hoogterichting van het vasthoudelement 1.
I Het houdergedeelte 2 en het steungedeelte 3 zijn met elkaar gekoppeld door middel van een gewricht 10. Dit gewricht laat een verschuiving toe van het houdergedeelte ten opzichte van het steungedeelte volgens de langsas L, en een rotatie van het
<Desc/Clms Page number 13>
houdergedeelte ten opzichte van het steungedeelte om de langsas L. Verder laat dit gewricht 10 een rotatie van het houdergedeelte ten opzichte van het steungedeelte toe om de dwarsas D en de hoogteas H.
Het houdergedeelte 2 omvat bij voorkeur een kopdeel 4 voor het vasthouden van plaatvormige bouwelementen van bijvoorbeeld een dakbedekking. Dit kopdeel 4 is via een verbindingsrug 5 verbonden met een onderste gedeelte 6. Het kopdeel heeft bijvoorbeeld een vorm zoals getoond in figuur 1, maar kan ook elke andere vorm hebben. Het steungedeelte 3 omvat een voet 9 die voorzien is voor bevestiging op een draagstructuur.
Het gewricht 10 omvat bij voorkeur ten minste een uitstekend gedeelte 8,13, 16 en ten minste een gleuf 7,12, 14 die voorzien zijn om in elkaar te grijpen. In de uitvoeringsvormen getoond in figuur 1 tot 6 is het uitstekend gedeelte 8, 13, 16 aangebracht op het steungedeelte 3 en bevindt de gleuf 7,12, 14 zieh in het houdergedeelte 2. Omgekeerd kan het uitstekend gedeelte echter ook aangebracht zijn op het houdergedeelte 2, waarbij de gleuf dan in het steungedeelte 3 voorzien is. Het uitstekend gedeelte 8,13, 16 is voorzien om in de gleuf 7, 12,14 te worden opgenomen, waarbij een kleine hoeveelheid speling aanwezig is tussen het uitstekend gedeelte en de gleuf.
De gleuf en het uitstekend gedeelte grijpen op een zodanige manier in elkaar, dat het houdergedeelte 2 niet volgens de hoogteas H van het steungedeelte 3 verwijderbaar is. Door de speling tussen uitstekend gedeelte en gleuf wordt verkregen dat het houdergedeelte 2 in lengterichting ten opzichte van het steungedeelte 3 verschuifbaar is over de volledige lengte van de gleuf of een deel daarvan. Door de aanwezige speling is het houdergedeelte 2 bovendien ten opzichte van het steungedeelte 3 roteerbaar om de langsas L, de dwarsas D en de hoogteas H. Deze drie rotatiebewegingen kunnen bijvoorbeeld telkens 15 of meer of minder bedragen.
<Desc/Clms Page number 14>
De voet 9 van het steunelement 3 kan een vlakke of een uitgeholde onderzijde hebben, waarbij de onderzijde de zijde is die met de draagstructuur in contact is na het bevestigen van het steungedeelte 3. Met een uitgeholde onderzijde (niet getoond) verkrijgt men, dat oneffenheden op de onderzijde van de voet 9 en op de draagstructuur opgenomen kunnen worden in het uitgeholde gedeelte van de voet 9. Het contact tussen voet 9 en draagstructuur kan hiermee beperkt worden tot de uiterste rand van de uitgeholde onderzijde van de voet 9, wat bij de vakman bekend is als een algemeen principe van de mechanica. Dit heeft het voordeel dat een stabiel contactoppervlak tussen voet 9 en draagstructuur verkregen kan worden.
Indien dit contactoppervlak beperkt ióu'W6rden'tot'één of meer' contactpunten'
EMI14.1
vormen, zodat'käc'hf'n'e d'eze voet'"9'''uitgé'6efend''worden'aahleiding kähtetb'ewegng'van'net gev'ormd 'dòo' oiteffeY$etden os de voet en dé draáqstructuùt' zoüdehHierdoor zou het steungedeelte 3 beschadigd kunnen worden. Dit kan dus vermeden worden met een uitgeholde onderzijde van de voet 9.
In de eerste voorkeurs uitvoeringsvorm van het vasthoudelement, die in figuur 1 en 2 getoond wordt, wordt het gewricht 10 gevbrmd dodr twee gteuven 14 en twee uitstekende gedeelten 16/De twee gleuven 14 bevinden zich nagenoeg symmetrisch aan weerszijden
EMI14.2
önderaan JoorkeUr'uitover'de'heie'lengte'van het houdergedeelte'2, 2. twee '4'is'geö'rmd'tussen steungedeelte uitvoeringsvorm twee'uitstekende geÜeelten'16met'op het houdergedeelte'2 ih'dwärsdoorsnede. Zij"strekken'zich"bijtapje 17. De tapjes 17 van de uitstekende gedeelten 16 zijn naar elkaar gericht.
De gleüven 14 van het houdergedeelte 2 zijn voorzien om het houdergedeelte 2 op te nemen tussen de tapjes 17. l In de gekoppelde toestand van hoUdergedeelte 2 en steungedeelte 3, bevindt elk tapie, 17
<Desc/Clms Page number 15>
zieh bijgevolg tussen telkens twee uitstulpingen 15, zodat het houdergedeelte 2 niet volgens de hoogteas van het steungedeelte 3 verwijderbaar is, maar wel volgens de langsas L ten opzichte van het steungedeelte 3 verschuifbaar. Doordat de tapjes 17 afgerond zijn, is er speling tussen de gleuven 14 in het houdergedeelte 2 en de tapjes 17 van het steungedeelte 3.
Door deze speling kan het houdergedeelte 2 om de langsas L, om de dwarsas D en om de hoogteas H roteren, telkens over bijvoorbeeld 150 of meer of minder. De rotatie om de langsas L en de hoogteas H wordt begrensd doordat het houdergedeelte 2 in de uiterste stand met beide tapjes 17 in contact is. De rotatie om de dwarsas D wordt begrensd doordat in de uiterste stand de onderzijde van het
EMI15.1
houdergedeette is met de voet 9 van het steungedeelte'3.' de tweede en de derde uitvoeringsvorm, réspectie/elijk in en in 5 en 6, in contactgewricht 10 een uitstekend gedeelte 8,13 dat zieh volgen's ee hoogteas H ten opzichte van de voet 9 uitstrekt, en een gleuf 7, 12 die zlch in het onderste'gedeelte 6 van het houdergedeelte 2 bevindt.
In de tweede uitvoeringsvorm, getoond in figuur 3 en 4, heeft het uitstekend gedeelte in hoofdzaak de vorm van een'hol 13 :'De"bol'13 Is'via een'steun 27 verbonden met de voet 9. De bol is
EMI15.2
o ig,-6 l,' opgehomeh'in'een'in'hoofzaak die cilindervormige gleuf 12,onderste gedeelte 6 van het houdergedeelte 2 bevindt. De cilindervormige gleuf12isingeslotentussentweearmen11, diedebol13zodanig omsluiten, dat ook in deze tweede uitvoeringsvorm het houdergedeelte 2 niet volgens de hoogteas H van het steungedeelte 3 verwijderd kan worden. Het houdergedeette 2 kan echter wel, zoals bij de' eerste uitvoeringsvorm, over de hele lengte van de gleuf 12 ten'opzichte van'het
EMI15.3
". I steungedeelte 3'verschoven worden.
De opening tussen de armen 11 onderaan de bol is breder dan de breedte van de steun 27, waarmee'de bot 13 verbonden is, zodat op deze plaats speling aanwezig is'voor (het : toelaten van de rotatie van het houdergedeelte om de langsas L. De
<Desc/Clms Page number 16>
EMI16.1
cilindervorm van de gleuf 12 en de ronde vorm van de bol 13 zorgen ervoor, dat het houdergedeelte 2 om de langsas L en om de dwarsas D ten opzichte van het steungedeelte 3 roteerbaar is, telkens over bijvoorbeeld 150 meer of minder. De rotatie om de dwarsas D wordt begrensd doordat in de uiterste stand de armen 11 van het houdergedeelte 2 in contact zijn met de voet 9. De rotatie om de langsas L wordt begrensd doordat in de uiterste stand een van de armen in contact is met de steun 27.
Door de cilindervorm van de gleuf 12 en de ronde vorm van de bol 13 is het houdergedeelte 2 bovendien om een hoogteas ten opzichte van het steungedeelte 3 over 3600 In de derde uitvoeringsvorm, getoond in figuur de vorm van eenl"o'mgekeerdë' e'keet'S'waarvar)h'etbasisvlakeen iä.'De"kegef is'me't''de 6et'9"verbönden steun 27. gevör'nd'tussen'twee''ärmeh'1'''dfe'de hiÖudergedee'2'iei''volgens 3' \/erwijderbaär vorm van het 8 laafdezelfde'bewe'gingen'väh'het 2 ten opzichte v'ah'het' ste' 'toe vori'ge de lang'sas'L wordt hier dë'uiterstestand 11 in contact komt met'de'ke'gel 8 of met de steun 27. De rotatie bm'de dwarsas D wordt opnieuw döordat'in'de 'dal'in-de'üit'rgtd-'fihd rm n c e e e d rdtatie'''6m'de'hoogteas'H kan opnieuw 360"'bedrage. ditvoerm'gsvorm'heeft'het s.''' e oorde e vermiss'de'vorm'va'n een'bolsegmen't nbofle kop.
In voorkeurs ultvoeringsvorm tiett vastDoudelement , het'h'ouddrgedeelte 18 die
<Desc/Clms Page number 17>
dat het houdergedeelte 2 van het steungedeelte 3 afschuift. Deze blokkeermiddelen 18 bevinden zieh ten minste aan een uiteinde en bij voorkeur aan beide uiteinden van de beide gleuven 14. Het voorzien van deze blokkeermiddelen 18 voorkomt dat het houdergedeelte 2 van het steungedeelte 3 loskomt, wanneer het houdergedeelte 2 ten opzichte van het steungedeelte 3 te ver in een richting verplaatst wordt. Gelijkaardige blokkeermiddelen kunnen ook voorzien worden in de tweede uitvoeringsvorm van figuur 3 en 4 en in de derde uitvoeringsvorm van figuur 5 en 6.
Het houdergedeelte 2 van het vasthoudelement van figuur 2 is bovendien voorzien van positioneringsmiddelen 19 die het houdergedeelte 2 fixeren ten opzichte van het steungedeelte 3. Deze
EMI17.1
19zijn om het houdergedeette'op van het steungedeelte te fixeren,'zodat 'van 1 vergemakkelijkt kan plaatsing Word'en De' pdsitioheringsmiddelen'19 zijn daarbij losmaakbaar uitgevoerd, posittöneringsmiddetengeen belemmering vormen voor het uitzetten en krimpen van een plaatvormig bouwelement dat op het vasthoudelement 1 gemonteerd is ;
Wanneerhetuitzettenofkrimpenvanhetplaatvormigbouwelementeen verschuiving van het houdergedeelte 2 ten opzichte van het steungedeelte 3 veroorzaakt, zullen de positioneringsmiddelen immers" losgemaakt' worden Door het houdergedeelte 2 bij de montage van het plaatvormige bouwelement op een geschikte positie te fixeren wordt gewaa'rborgd.''dat het houdergedeette 2 zieh naderhand voldoende ten opzichte van het stèungädéélte 3 kan verplaatsen onder invloed van de uitzetting en inkrimpingvanhetplaatvormigebouwelement, zonderdathet höùdergedee'ite'2" van het steungedeelte 3 afschuift.
Gelijkaardige positioneringsmiddeten kunnen ook voorzlen worden in de tweede uitvoeringsvorm van figuur 3 en 4 en in de derde uitvoeringsvorm van figuur 5 en 6.
<Desc/Clms Page number 18>
Het houdergedeelte 2 en het steungedeelte 3 zijn bij voorkeur vervaardigd in metaal, met meer voorkeur in aluminium. Aluminium heeft het voordeel dat het een laag soortelijk gewicht heeft en dat het een goede sterkte vertoont. Door het houdergedeelte 2 en het steungedeelte 3 te vervaardigen in aluminium verkrijgt men een vasthoudelement 1 met een laag gewicht, zodat de gewichtsbelasting van de draagstructuur beperkt kan worden, en een vasthoudelement 1 dat voldoende stevig is om aan de verschillende belastingen die het van de plaatvormige bouwelementen ondervindt, te kunnen weerstaan. Het houdergedeelte 2 en het steungedeelte 3 kunnen echter ook vervaardigd worden in elk ander materiaal dat de vakman geschikt acht.
Ih een bijkomende uitvoeringsvorm van het vasthoudelemerit 1 volgens de uitvinding is het steungedeelte 3 ten minste gedeeltelijk vervaardigd in een isolerend m'ateriaal. Het' gedeelte dat in een isolerend materiaal vervaardigd is, is bijvoorbeeld de volledige :
EMI18.1
vdet ofeen de''bditenkant van de voet 'aängebr'achte vdet n rondomisolatiekap Dit gedeelte in isolerend materiaal vormt een isolerende scheiding tussen het houdergedeelte en de draagstructuur. Het Isolererid materiaal kah thermisch Isolerend, elektrisch isolerend of beide zijn.
Door
EMI18.2
''he', s een elektrische') dat een elektrolytische corrosie optreedt tussen het vasthoudetement en'de''draagstructuur n che isoiatie ertoe e sblatiewordt'voorkomenbijdragen dat, wanneer de plaatmaterialen oordeelkundig geaard worden, er een bliksemafleidingssysteem gevormd kan worden"rriet deze'
EMI18.3
'''.'t .-'t dakbedekk) voorkomt men her vah draagstructuur en de vasthoudeternehten. vah e Het isoier'end kan bijvoorbeetd de vakman ' wordt getoond hoe piaatvdrmigè .., i 1, 1% lf bouwelerhenten eh draags'trüctuur21
<Desc/Clms Page number 19>
op de vasthoudelementen 1 bevestigd worden zijn bij voorkeur felsplaten 20. Dergelijke felsplaten 20 zljn in hoofdzaak U-vormig met een in hoofdzaak vlakke bodemplaat 22 en een eerste en een tweede opstaande rand 23,24 die tegenover elkaar liggen.
Elk van deze opstaande randen 23,24 eindigt in een kraal 25,26, die zieh in lengterichting van de felsplaat 20 uitstrekt. Deze kralen zijn in hoofdzaak cilindervormige geulen, die om de kopdelen 4 van de vasthoudelementen 1 gespannen worden. De eerste kraal 25 van de eerste opstaande rand 23 heeft een grotere diameter dan de tweede kraal 26 van de tweede opstaande rand 24.
Hierdoor wordt verkregen dat de eerste kraal 25 van een eerste
EMI19.1
felsplaat een tweede kraal een volgende 20" g'etegdkan '"-" '''"'"'''"'''";"''De'plaatvormige alss gt'dpeendraagstruc1 örde'n'de ed'eetteh'3 "jgt""ciÜur 2'1 66 : op'de Dit kan bijvoorbeeld gebeuren'ddr de steühgedeetten'3 te schroeven'of te'nieten',' of'op andere'bij een volgende'slap wor'd 20 op devasthoudelemehten 1'a'ä'ngebraht.'Eeh '
200meerste plaatvormige bouwelement 20 aangebracht door de'eerste kraal 25 van het tweede plaatvormige bouwelement over de tweede'kraal 26
EMI19.2
van 20 te tweede kraal p 26'van tweede plaatvörmige bouwelement va's'fhbu'détemehten drager 21 meerdere'plaatvornnge naast elkaar hef eerste'piaatvormige böuwelementvasthoudelemeneten bevestigd.
Vervolgens worden de kralen"25,'26 met een bij de vakman bekend felsapparaat dichtgefelst, waarbij een kraai 25 : met grotere'diameter samen met een kraal 26 met kleinere'dia'meter' dichtgefelst wordt. in een laatste stap wordt elk plaatvormtg'bouwelem'ent 20 voorzien van bij voorkeur een vast punt. Dit houdt in dat bijvo'orbeeld'
<Desc/Clms Page number 20>
een uiteinde van elk plaatvormig bouwelement 20 aan de draagstructuur.
21 vastgehecht wordt. Hierdoor verkrijgt men dat de uitzetting van elk plaatvormig bouwelement 20 een verlenging van het plaatvormige bouwelement ten opzichte van dit vast punt zal veroorzaken. De houdergedeelten 2 van de vasthoudelementen 1 waarop het plaatvormige bouwelement 20 bevestigd is worden hierdoor verschoven in een van het vast punt weg gerichte richting. Op een gelijkaardige manier veroorzaakt een inkrimping van het plaatvormige bouwelement 20 een verschuiving van de houdergedeelten 2 in een naar het vast punt toe gerichte richting.
Door elk plaatvormig bouwelement 20 te voorzien van een vast punt verkrijgt men bijgevolg dat de houdergedeelten 2 na een opeenvolgende uitzetting en een even grote inkrimping nagenoeg hun oorspronkelijke positie ten opzichte van de steungedeelten 3 zullen innemen. Hierdoor voorkomt men dat het plaatvormige bouwelement 20 door opeenvolgende uitzettingen en/of inkrimpingen verplaatst wordt, waardoor een of meer vasthoudelementen beschadigd zouden kunnen worden en het plaatvormige bouwelement 20 van de draagstructuur los zou kunnen komen door een breuk van de koppeling tussen houdergedeelte 2 en steungedeelte 3.
Doordat het gewricht 10 een rotatie van het houdergedeelte 2 ten opzichte van het steungedeelte 3 om de langsas L, de dwarsas D en de hoogteas H toelaat, bestaan er grotere toleranties voor het plaatsen van de vasthoudelementen 1 dan bij de vasthoudelementen bekend uit de stand van de techniek. Door de roteerbaarheid van het houdergedeelte 2 kan dit zich immers richten volgens de lengterichting van de kraal 25,26 die op het kopdeel 4 van het houdergedeelte 2 bevestigd wordt. Door de verschuifbaarheid van het houdergedeelte 2 ten opzichte van het steungedeelte 3 volgens de langsas L kunnen bovendien de ongewenste momenten beperkt worden die optreden ten gevolge van wrijvingskrachten die ontstaan bij het schuiven van de plaatvormige bouwelementen, en die het steungedeelte
<Desc/Clms Page number 21>
uit de draagstructuur kunnen lostrekken.
Door de verschuifbaarheid van het houdergedeelte 2 treden eventuele wrijvingskrachten immers op ter hoogte van het gewricht 10 in plaats van ter hoogte van het kopdeel 4. Dit wordt geïllustreerd in figuur 8a en 8b. Bij vasthoudelementen bekend uit de stand van de techniek treedt een wrijvingskracht W op ter hoogte van het kopdeel 4. Deze wrijvingskracht W geeft aanleiding tot een optredend moment Mo, dat het steungedeelte 3 tracht te doen kantelen om een kantelpunt A op een uiteinde van de onderzijde van het steungedeelte 3.
Dit optredend moment Mo is gelijk aan het product W. h1, waarbij h1 de hefboomsarm is of de afstand tussen het kantelpunt A en het kopdeel 4 waarop de wrijvingskracht W aangrijpt. Een bout 28, waarmee het
EMI21.1
ette'3'op 21 bevestfgd möe''een' omhet p het product 2 trekkrach'is die 'M verkrijgen'en'ti tand' tussen'het kahtelpuntÄ'n'dea'slijn'väh de bout 28.
Uit'''''"''''''
EMI21.2
EMI21.3
t . dt) i, i, met gt
EMI21.4
EMI21.5
Btj'het\/asthoude)ement'vahde'uitvind'ing de wrijvingsk'racht jaer'äan,'namelijk in het gewricht 4, zodanig dät'de o > , a de s dan hi."Bij-gevoläl Z vobr uitv e u nn i uifvinding
EMI21.6
EMI21.7
dat k'racht T bij het vasthoudelement uit de stand van de techniek.
<Desc/Clms Page number 22>
EMI22.1
Liist van 1 vasthoudelement 2 houdergedeelte 3 steungedeelte 4 kopdeel 5 verbindingsrug 6 onderste gedeelte 7 gleuf 8 omgekeerde afgeknotte kegel 9 voet
EMI22.2
9 11 armen cilinderörmige g'leuf 9 13 14 giüven''' 15 15 u
10''gewricht16 uitstekende gedeelten 17 tasje
EMI22.3
18 blokkeermiddelen 19 pösitionèrih'gsmiddelen 20, 20', 20" 21 22 felsplaat23, 24 opstaa'nd'e rarid 25, 25'eerste kraal
EMI22.4
26, 26" 27steuh'''''"' ] ;1. I I \", 28böut"'"''"''
<Desc/Clms Page number 23>
L langsas D dwarsas H hoogteas 0 oorsprong W wrijvingskracht T, T'trekkracht hi. hui', h2 hefboomsarm A kantelpunt Mo optredend moment Mt terugstelmoment