<Desc/Clms Page number 1>
Beschrijving : een betrouwbaar, niet ontvreemdbaar verlichtingssysteem voor tweewielers In een voorbeeld l wordt een betrouwbaar, niet ontvreemdbaar verlichtingssysteem voor een klassieke fiets als volgt opgebouwd : in het deel van het frame waarin de zadelpen is gemonteerd, worden, na het verwijderen van zadel met zadelpen, achtereenvolgens volgende elementen van de
EMI1.1
uitvinding ingebracht (cfr fig l) een stukje gasbuis B met diameter halve duim en lengte 11 een stevige metalen spiraalveer V met buitendiameter dl :4 oplaadbare batterijen B van het type KR14, met de negatieve pool naar de trapas gericht in de zadelpen worden volgende elementen gemonteerd (cfr.
Fig 2) een conische rubberstop R l met grootste diameter d2 en kleinste diameter d3 een conische rubberstop R2 met grootste diameter d4 en kleinste diameter d5.
EMI1.2
Vooraleer rubberstop Rl te monteren wordt 1) centraal in deze stop, een metalen spijker Sp * met lengte 12, groter dan de lengte van stop R l le en diameter van de kop d6 zodanig geplaatst dat de spijker langs beide zijden van de stop uitsteekt : * met de kop aan de kant van d2 'met het andere uiteinde aan de kant van d3 2) bmv een lusterklem, aan het scherpe uiteinde van de spijker een geisoleerde elektrische geleider G bevestigd.
Rubberstop RI wordt zo gemonteerd op een kant van de zadelpen dat de geisoleerde elektrische geleider, die bevestigd is aan de spijker, aan de andere kant van de zadelpen (de kant waar het zadel op wordt gemonteerd) naar buiten steekt. Om te vermijden dat de geleider aan deze kant van de zadelpen wordt beschadigd (bv door een scherpe kant van de zadelpen), wordt rubberstop R2, voorzien van een centrale boring, gemonteerd op zo een manier dat de geleider G door de centrale boring van de rubberstop naar buiten komt.
Op het uiteinde van G wordt een vrouwelijke stekker S l gemonteerd op zo een manier dat noch de geleidende kern van G, noch enig geleidend deel van S l kontakt
EMI1.3
kan maken met enig geleidend onderdeel van de fiets.
De lengte 11 van buis B is zo gekozen dat de veer V, bij het terugplaatsen van zadelpen met zadel, wordt ingedrukt en de batterijen B tegen de kop van spijker Sp worden aangedrukt.
De ander afmetingen worden zo gekozen : . d 1 : voldoende groot om niet in buis B te worden gedrukt en voldoende klein om vrij over en weer te kunnen bewegen in het frame
<Desc/Clms Page number 2>
* d2 : groter dan de binnendiameter van de zadelpen aan de kant van het frame (zodat RI niet volledig in de zadelpen kan gedrukt worden) doch kleiner dan de binnendiameter van het frame zodat de zadelpen ongehinderd in het frame kan gemonteerd worden * d3 : kleiner dan de binnendiameter van de zadelpen aan de kant van het frame, zodat RI in de zadelpen kan gemonteerd worden . d4 : groter dan de binnendiameter van de zadelpen aan de kant van het zadel (zodat Rl niet volledig in de zadelpen kan gedrukt worden) d3 :
kleiner dan de binnendiameter van de zadelpen aan de kant van het zadel, zodat R2 in de zadelpen kan gemonteerd worden . d6 : kleiner dan d2 zodat elk kontakt tussen Sp en het frame wordt vermeden . 11 : zodanig dat spiraalveer V, na het terugplaatsen van zadel en zadelpen, voldoende wordt ingedrukt om de batterijen B stevig tegen spijker Sp aan te drukken De bedrading van de fiets wordt daama als volgt aangepast : 'een draad vertrekkend van de koplamp en een draad vertrekkend van het achterlicht worden tot onder het zadel geleid en eindigen daar samen in een geisoleerde mannelijke stekker S2 'een draad vertrekkend van de dynamo wordt tot onder het zadel gebracht en eindigt daar in een geisoleerde vrouwelijk stekker S3.
Om het systeem operationeel te maken moeten de batterijen opgeladen worden.
Daartoe wordt een 6V gelijkspanningsbron gebruikt waarvan de positieve pool verbonden is met een mannelijke stekker S4 en de negatieve pool met een batterijklem. De klem wordt op de zadelpen of een ander geleidend onderdeel van de fiets aangebracht, de stekker S4 wordt verbonden met stekker S l. De laadstroom wordt beperkt tot de waarde aanbevolen door de fabrikant van de batterijen B en aangehouden gedurende de tijd aanbevolen door die fabrikant.
Om daarna te kunnen gebruik maken van het systeem wordt de gelijkstroombron afgekoppeld.
Door nu de stekker S l in verbinding te stellen met S l resp. S3 zal de fietsverlichting onmiddellijk oplichten resp. oplichten van zodra de dynamo voldoende snel in beweging wordt gebracht.
In een voorbeeld 2 wordt een betrouwbaar, niet ontvreemdbaar verlichtingssysteem voor een klassieke fiets opgebouwd zoals in voorbeeld l met uitzondering van rubberstop Rl die vervangen wordt door een kunststof staaf Kl die evenals stop RI voorzien is van een centrale boring.
In de centrale boring wordt een bout B2 gemonteerd zodat de kop van de bout aan een zijde van Kl, en een eind van het van draad voorziene deel van de bout aan de andere kant uitsteekt. De bout B2 wordt op Kl gefixeerd door middel van een moer MI op het draaduiteinde. Door middel van een tweede moer M2 wordt het uiteinde
EMI2.1
van een elektrische geleider G tussen MI en M2 geklemd. De geleider G wordt verder, zoals in voorbeeld I, buiten het frame verbonden met een vrouwelijke stekker Sl.
<Desc/Clms Page number 3>
De diameter van K1 is voldoende klein gekozen opdat Kl vrij zou kunnen bewegen binnen het frame en voldoende groot zodat K1, bij het monteren van het zadel, door de zadelpen in het frame zou gedrukt worden.
De afmetingen van B2 zijn zo gekozen dat * de kop van de bout als elektrisch kontakt fungeert voor de hoogst geplaatste batterij B zonder daarbij in kontakt te komen met het frame * het draadgedeelte van de bout, met de daarop gemonteerde moeren, geen kontakt maakt met het frame of met de zadelpen.
EMI3.1
De verdere opbouw van het systeem en het gebruik ervan verloopt zoals in voorbeeld 1.
In een voorbeeld 3 wordt een betrouwbaar, niet ontvreemdbaar verlichtingssysteem voor een sportfiets opgebouwd zoals in voorbeeld 1 met uitzondering van de batterijen van het type KR14 die vervangen worden door batterijen van het type lxGP360AFH+SL of gelijkwaardig.
De kleinere diameter van deze batterijen maakt montage in een frame van smallere buizen mogelijk. Terzelfdertijd is het vermogen van deze batterijen aanzienlijk hoger wat resulteert in een grotere autonomie van het systeem (min. 5 uur) en een dynamo overbodig maakt.
Deze krachtige batterijen kunnen overigens ook ingebouwd worden in een frame opgebouwd uit buizen met grotere binnendiameter door de batterijen eerst te plaatsen in een isolerende koker, bv een op lengte gezaagde l"PVC buis, en daama koker met batterijen over te brengen in het frame. Deze techniek kan in het algemeen toegepast worden om oplaadbare batterijen te gebruiken met een buitendiameter die substantieel kleiner is dan de binnendiameter van het frame waarin ze moeten gemonteerd worden