<Desc/Clms Page number 1>
Rolschaats.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een schaats, meer speciaal een rolschaats.
Tot op heden zijn er in hoofdzaak twee soorten schaatsen bekend, namelijk een eerste soort van het traditionele type waarbij iedere voet rust op vier wielen die twee aan twee naast elkaar zijn geplaatst op een as en een tweede soort waarbij in het algemeen eveneens vier wieltjes zijn voorzien doch waarbij deze wieltjes achter elkaar in lijn zijn voorzien op afzonderlijke asjes.
Daar waar de eerste soort schaatsen rolschaatsen zijn in de werkelijke zin van het woord, is de tweede soort schaatsen eerder te vergelijken met een ijsschaats.
De voornoemde eerste bekende soort schaatsen is vrij onstabiel doordat de schaatser zich als het ware bovenop de schaatswieltjes bevindt waardoor hij, in verhouding met de diameter van deze wieltjes zeer hoog is geplaatst wat de stabiliteit van zulke schaatsen zeer nadelig beïnvloed.
Doordat bij zulke schaatsen de wieltjes onder de voeten van de schaatser worden gehouden, is de diameter van zulke wieltjes noodzakelijkerwijze relatief klein waardoor zulke schaatsen tevens zeer onderhevig zijn aan oneffenheden van de vloer zodat zij in bepaalde gevallen zelfs niet meer bruikbaar zijn.
De tweede soort bekende schaatsen is merkelijk minder onderhevig aan oneffenheden van de weg waarover geschaatst wordt, doch zulke schaatsen met alle wieltjes op een lijn
<Desc/Clms Page number 2>
vergen, enerzijds, een grotere behendigheid van de schaatser en zijn, anderzijds, eveneens onstabiel doordat de voeten relatief hoog zijn opgesteld en dit met slechts een lijnvormig draagvlak.
Het is dan ook bekend dat met zulke schaatsen van de voornoemde tweede soort vrij veelvuldige valpartijen voorkomen met alle gevolgen van dien, waarbij nog niet gesproken wordt van de nadelige invloed van het aldus schaatsen op enkels, knieën en dergelijke.
De huidige uitvinding heeft dan ook een schaats, meer speciaal een rolschaats, als voorwerp die zodanig is verwezenlijkt dat het gewicht en het steunvlak van de voet van de schaatser tussen de wielen valt, waardoor een maximale stabiliteit wordt verkregen en waardoor een minimale belasting wordt verkregen van enkels en knieën.
Zulke plaatsing laat tevens toe de diameter van de toegepaste wieltjes te vergroten waardoor oneffenheden op de vloer waarover geschaatst wordt bovendien zeer weinig invloed hebben op het schaatsen.
De rolschaats volgens de uitvinding die de voornoemde en andere kenmerken vertoont, bestaat tot dit doel uit vier wieltjes die twee aan twee op een as zijn voorzien en waarbij op deze assen een steunconstructie voor de voet van de schaatsrijder is voorzien, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde steunconstructie tussen de paren wieltjes is geplaatst.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen
<Desc/Clms Page number 3>
beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin : figuur 1 een zijaanzicht weergeeft van een rolschaats volgens de uitvinding ; figuur 2 een bovenaanzicht weergeeft van figuur 1 ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2 ; figuur 4 een zicht is gelijkaardig aan dit van figuur 1, doch voor een uitvoeringsvariante ; figuur 5 een doorsnede weergeeft gelijkaardig aan deze van figuur 3, doch voor de uitvoering volgens figuur 4 ; figuur 6 een doorsnede weergeeft gelijkaardig aan deze van figuur 5, doch voor nog een uitvoeringsvariante.
In de figuren 1 tot 3 is een uitvoeringsvorm weergegeven van een rolschaats 1 volgens de uitvinding die in hoofdzaak gevormd wordt door twee assen, respectievelijk 2-3, waarop paren loopwieltjes, respectievelijk 4-5 en 6-7, vrij draaibaar zijn aangebracht, waarbij deze assen 2-3 zo ver als mogelijk uit elkaar zijn geplaatst.
Tussen de paren wieltjes 4-5 en 6-7 zijn op de assen 2 en 3 afstandsbussen 8-9 voorzien waarop de eigenlijke rolschaatsconstructie steunt.
Deze laatste bestaat in deze uitvoeringsvorm uit een brug 10, bestaande uit twee delen, respectievelijk 11 en 12, die door middel van boutjes 13 en 14 met elkaar zijn verbonden en dit op een zodanige wijze dat deze delen ten opzichte van elkaar kunnen verschoven worden teneinde de rolschaats 1 te kunnen aanpassen aan de voetlengte van de berijder, zoals dit trouwens ook bij traditionele rolschaatsen geschiedt.
<Desc/Clms Page number 4>
leder deel 11 en 12 is verder voorzien van een steun, respectievelijk 15 en 16, die met de voornoemde bussen 8 en 9 is verbonden en boven ieder deel 11 en 12 is, voornamelijk tussen de paren loopwieltjes 4-5 en 6-7, een voetsteun voorzien, respectievelijk 17 en 18, waarvan de laatste tevens een opwaarts gericht gedeelte 19 vertoont waarin de hiel van de berijder kan plaatsnemen.
De gedeelten 17 en 18 zijn ieder nog voorzien van riemen, respectievelijk 20 en 21, waarmede de rolschaats 1 aan de voet, meer speciaal het schoeisel waarmede de voet is uitgerust, kan bevestigd worden.
De voornoemde steunen 15 en 16 zijn eveneens met de delen 11 en 12 verbonden door middel van boutjes, respectievelijk 22 en 23, waardoor een bijkomende lengteregeling van de afstand tussen de paren loopwieltjes 4-5 en 6-7 kan bekomen worden.
Ieder van de steunen 15 en 16 is tenslotte nog van een zogenaamde stopinrichting voorzien, respectievelijk 24 en 25, die bijvoorbeeld gevormd worden door een rubberen blokje of dergelijke.
Volgens de huidige uitvinding zijn alle onderdelen van de rolschaats, met andere woorden alle elementen die in de voornoemde beschrijving zijn aangeduid door de referenties 8 tot 25, voorzien tussen de paren loopwieltjes 4-5 en 6-7, zodat ook de voet van de berijder van zulke rolschaats 1 zich tussen deze paren loopwieltjes 4-5 en 6-7 bevindt.
Op deze wijze kan de diameter van de loopwieltjes 4 tot 7 dan ook merkelijk groter zijn dan dit het geval is bij traditionele rolschaatsen. De diameter van zulke
<Desc/Clms Page number 5>
loopwieltjes 4 tot 7 kan dan ook van de orde van grootte zijn van 60 ä 120 mm, bij voorkeur 100 mm.
Het is duidelijk dat hierdoor een uitermate grote stabiliteit wordt bekomen, waarbij enkelletsels of knieletsels nagenoeg volledig zijn uitgesloten en waarbij, doordat op deze wijze de paren loopwieltjes 4-5 en 6-7 relatief groot kunnen gekozen worden, oneffenheden die zich op de rolschaatsbaan bevinden weinig of geen invloed hebben op de beweging van zulke rolschaats 1.
Alhoewel in het beschreven voorbeeld riemen 20 en 21 zijn voorzien voor het bevestigen van een schoen is het duidelijk dat zulke schoen integraal deel kan uitmaken van de voetsteunen 17 en 18 waardoor een nog grotere stabiliteit van zulke rolschaats 1 kan worden bekomen, en waarbij in zulk geval de rolschaats 1 met de juiste schoenmaat kan geleverd worden.
In de figuren 4 en 5 is een variante weergegeven van de rolschaats 1 volgens de figuren 1 tot 3 waarbij deze uitvoering volgens de figuren 4 en 5 enkel verschilt van deze volgens de figuren 1 tot 3 doordat tussen de afstandsbussen 8 en 9 en de steunen 15 en 16 verbindingen 26 zijn verwezenlijkt die in hoofdzaak bestaan uit een brug 27 die een uitsteeksel 28 vertoont dat inwerkt op een opening, bus of dergelijke 29 in een steun 15 of 16 en waarbij een tweede uitsteeksel 30 van de brug 27 verbonden is met de respectievelijke afstandsbus 8 en 9, terwijl een derde uitsteeksel 31 van de brug 27 onderaan en bovenaan een kussen, bijvoorbeeld in rubber, vertoont, respectievelijk 32 en 33, die beide, op geschikte wijze door middel van een bout 34 met moer 35 en kop 36 worden vastgehouden en kunnen samengedrukt worden,
waarbij deze
<Desc/Clms Page number 6>
bout 34 tenslotte verbonden is met de betreffende steunen 15 en 16.
Op deze wijze bekomt men dat de eerder stugge uitvoering van een rolschaats 1 zoals weergegeven in figuren 1 tot 3 een soepelere ophanging verkrijgt doordat de kussens 32 en 33 als dempers fungeren en de brug 27 in de respectievelijke steunen 15 en 16 enigszins verdraaibaar is aangebracht, wat de beweeglijkheid van de rolschaats 1 merkelijk vergroot.
In figuur 6 tenslotte is een uitvoering weergegeven die identiek is aan de uitvoering volgens de figuren 4 en 5, doch waarbij de brug 27 onder de afstandsbussen 8-9, respectievelijk onder de assen 2 en 3, is geplaatst teneinde aldus te bekomen dat een nog stabielere rolschaats 1 wordt verkregen doordat het steunvlak van de berijder, merkelijk wordt verlaagd en dichter bij de assen 2 en 3 wordt gebracht.
Het is duidelijk dat men op deze wijze een zeer stabiele rolschaats 1 bekomt die weinig hinder ondervindt van de oneffenheden die zieh op de rolschaatsbaan bevinden.
Eveneens is het duidelijk dat de huidige uitvinding geenszins beperkt is tot de als voorbeeld beschreven en in de bijgaande tekeningen weergegeven uitvoeringen, doch dat zulke rolschaats in allerlei vormen en afmetingen kan worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.