<Desc/Clms Page number 1>
Klem voor een betonbekisting. Deze uitvinding heeft betrekking op een klem voor een betonbekisting, meer speciaal een klem waarmee twee bekistingselementen, zoals bekistingspanelen of kantplanken, tegen elkaar kunnen worden geklemd.
In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een klem van het type dat minstens bestaat uit een geraamte, twee klembekken en een door middel van een spie werkzaam spanmechanisme om de klembekken naar elkaar toe aan te spannen.
Een klem van het voornoemde type is op zich reeds bekend.
Volgens deze bekende uitvoering wordt gebruik gemaakt van onderling uit elkaar, respectievelijk naar elkaar toe, verschuifbare klembekken, waarbij in de langs elkaar verschuifbare delen een spiezitting is aangebracht die toelaat dat de klembekken door het indrijven van een spie naar elkaar toe worden geschoven. Dergelijke bekende klemmen hebben als nadeel dat zij moeilijk te hanteren zijn, aangezien tijdens de plaatsing de klembekken gemakkelijk kunnen uiteenschuiven. Het is immers zo dat de persoon die de klem aanbrengt doorgaans slechts een beperkte handelingsvrijheid heeft, daar hij in veel gevallen tijdens het aanbrengen van de klem ook nog de bekisting op één of andere wijze moet steunen, en hij bovendien de spie in de zitting dient vast te slaan, bijvoorbeeld met een hamer.
Daarnaast zijn ook nog klemmen bekend van een ander type, met een vaste klembek en een roteerbare klembek, waarbij het aanspannen gebeurt door middel van een moer. Dergelijke
<Desc/Clms Page number 2>
klemmen hebben het nadeel dat zij moeilijk te centreren zijn, daar de klembekken een onderling verschillende positie kunnen innemen ten opzichte van het basislichaam van de klem.
De uitvinding beoogt een klem van het eerstgenoemde type, die verbeterd is ten opzichte van de bestaande uitvoering, waarbij de voornoemde nadelen bij voorkeur zijn uitgesloten.
Hiertoe betreft de uitvinding een klem voor een betonbekisting, van het hogergenoemde type, met als kenmerk dat beide klembekken roterend aan het geraamte zijn bevestigd.
Doordat beide klembekken roterend aan het geraamte zijn aangebracht, kunnen zij onverwachts uitsluitend een rotatiebeweging uitvoeren, doch niet plots ver uit elkaar schuiven, waardoor de klem gemakkelijker te hanteren is tijdens het aanbrengen. Omwille van het feit dat niet uitsluitend één klembek, doch beide klembekken roterend bevestigd zijn, wordt een goede centrering tijdens het plaatsen bevorderd.
Bij voorkeur werken de twee klembekken zodanig met het spanmechanisme samen dat bij de bediening ervan beide klembekken simultaan worden gewenteld, waardoor de klem voor alle posities een symmetrische opbouw blijft vertonen, wat eveneens de juiste plaatsing van de klem vergemakkelijkt.
In de voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat het spanmechanisme minstens uit twee rond respectievelijke assen verdraaibare elementen die met de klembekken zijn gekoppeld of waarvan de klembekken deel uitmaken ; één verschuifbaar aandrijfelement dat samenwerkt met de
<Desc/Clms Page number 3>
verdraaibare elementen, via koppelingen die de translatiebeweging van het verschuifbaar aandrijfelement omzetten in een rotatiebeweging aan de eerstgenoemde elementen ; en een met het verschuifbaar aandrijfelement samenwerkende spiezitting, waarin bij voorkeur een spie is aangebracht, waarbij door de spie in de spiezitting te brengen het aandrijfelement wordt verschoven en de klembekken naar elkaar toe worden gewenteld.
Deze opbouw laat toe om met een beperkt aantal onderdelen de kracht uitgeoefend door de spie om te zetten in een rotatie aan beide klembekken.
Praktisch gezien worden de voornoemde koppelingen gevormd door in elkaar grijpende vertandingen. Hierbij geniet het de voorkeur dat het verschuifbaar aandrijfelement bestaat uit een lichaam dat centraal tussen de verdraaibare elementen is gepositioneerd, zodanig dat met één gemeenschappelijk aandrijfelement een simultane rotatie aan beide klembekken wordt verkregen.
De voornoemde vertandingen bestaan bij voorkeur uit, enerzijds, tanden die aan de omtrek van de verdraaibare elementen zijn aangebracht, en, anderzijds, een ringvormige profilering aan de omtrek van het aandrijfelement, bijvoorbeeld meerdere cilindrische ribben die zich langs de omtrek van het aandrijfelement bevinden.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de klem voorzien van elastische middelen die de klembekken in vrije toestand naar elkaar toe drukken. Dit vergemakkelijkt de initiële plaatsing van de klem. De klem kan dan immers eenvoudig over de tegen elkaar te klemmen profielen worden gedrukt, waarbij de klembekken automatisch hierrond sluiten, waardoor bijgevolg uitsluitend nog een
<Desc/Clms Page number 4>
aanspankracht moet worden opgebouwd, zonder dat de gebruiker van de klem eerst de klembekken nog manueel hoeft naar elkaar toe te bewegen.
Deze elastische middelen kunnen bestaan uit een veer die een kracht uitoefent op het voornoemde aandrijfelement.
Volgens een bijzonder kenmerk van de uitvinding wordt het spanmechanisme uitgevoerd met een spiezitting die in twee of meer posities kan worden gebracht, zodanig dat de richting volgens dewelke de spie bij het aanspannen moet worden verplaatst, vrij kan worden gekozen.
Meer speciaal geniet het de voorkeur dat in zulk geval de spiezitting roteerbaar is, in het bijzonder, in het geval dat de klem aan een bekisting is aangebracht, rond een as loodrecht op het bekistingsvlak. Zodoende kan de spiezitting met haar doorgang in eender welke richting worden gedraaid ten opzichte van de klem. Dit biedt het voordeel dat de spiezitting ongeacht de positie van de klem vrijwel steeds in een zulkdanige positie kan worden gewenteld dat de spie met haar punt naar onderen gericht is, waardoor uitgesloten wordt dat de spie kan loskomen, bijvoorbeeld door trillingen tijdens het trillen van het beton. In dit laatste geval, wanneer de spie met haar punt naar beneden gericht is, zal zelfs verkregen worden dat de spie zich verder vastzet onder toedoen van de trillingen.
De spiezitting is bij voorkeur aangebracht in het voornoemde aandrijflichaam. waarbij om de spiezitting te kunnen verdraaien, dit aandrijflichaam wentelbaar is.
Aangezien dit aandrijflichaam, althans in zijn voorkeurdra- gende uitvoeringsvorm, gebruik maakt van een ringvormig verlopende vertanding, kan dit immers in eender welke
<Desc/Clms Page number 5>
positie worden gedraaid zonder dat dit de goede werking nadelig beïnvloedt.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 een klem volgens de uitvinding in rust- toestand weergeeft; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2, doch voor een andere stand; figuur 4 de klem van figuren 1 tot 3 in uiteengenomen toestand weergeeft; figuur 5 weergeeft hoe de klem van figuren 1 tot 4 kan worden aangewend om twee bekistingselementen, die voorzien zijn van een randprofiel, tegen elkaar te klemmen ; figuren 6 en 7 voor verschillende standen een uitvergroting weergeeft van het gedeelte dat in figuur
5 met F6 is aangeduid.
Zoals weergegeven in de figuren 1 tot 4 bestaat de klem 1 volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een geraamte 2, twee klembekken 3-4 en een door middel van een spie 5 werkzaam spanmechanisme 6 om de klembekken 3 en 4 naar elkaar toe aan te spannen, waarbij beide klembekken 3-4 roterend zijn bevestigd, meer speciaal aan het geraamte 2.
De klembekken 3 en 4 maken deel uit van verdraaibare elementen 7 en 8 die via parallelle assen 9 en 10 roterend aan het geraamte 2 zijn bevestigd.
<Desc/Clms Page number 6>
Het geraamte 2 is uitgevoerd in de vorm van een behuizing met twee zijwanden 11-12, alsmede tussenwanden 13-14. De zijwanden 11 en 12 definiëren hierbij flenzen waartussen de verdraaibare elementen 7 en 8 gevat zitten.
Het spanmechanisme 6 is samengesteld uit de reeds genoemde verdraaibare elementen 7-8 ; dit geval één verschuifbaar aandrijfelement 15 dat samenwerkt met de verdraaibare elementen 7-8, via in elkaar aangrijpende vertandingen 16-17-18 die de translatiebeweging T van het verschuifbaar aandrijfelement 15 omzetten in een rotatiebeweging R aan de voornoemde elementen 7-8 ; een met het aandrijfelement 15 samenwerkende spiezitting 19, waarin de voornoemde spie 5 is aangebracht, één en ander zodanig dat door de spie 5 in de spiezitting 19 aan te drukken het aandrijfelement 15 zodanig wordt verschoven dat de klembekken 3-4 naar elkaar toe worden aangespannen.
Het verschuifbaar aandrijfelement 15 bestaat in hoofdzaak uit een lichaam 20 dat centraal tussen de verdraaibare elementen 7-8 is gepositioneerd en doorheen een opening 21 in de tussenwand 13 passeert.
De vertandingen 16 en 18 bestaan uit tanden die aan de omtrek van de verdraaibare elementen 7-8 zijn aangebracht.
De vertanding 17 bestaat uit een ringvormige profilering gevormd door zich langs de volledige omtrek van het aandrijfelement 15, dat cilindrisch is, uitstrekkende ribben 22.
De spiezitting 19 wordt gevormd door twee naar elkaar gerichte vlakken, respectievelijk een vlak 23 gevormd door de bovenzijde van de tussenwand 13 en een vlak 24 gevormd
<Desc/Clms Page number 7>
door de onderzijde van een kopvormig stuk dat zich aan het uiteinde van het aandrijfelement 15 bevindt.
Om ongewenste wringkrachten uit te sluiten, is het vlak 24 uitgevoerd onder een hoek ten opzichte van de langsas van het aandrijfelement 15 en wel zodanig dat de helling van dit vlak 24 overeenstemt met de helling van de spie 5.
De spie 5 vertoont in het weergegeven voorbeeld twee wigvormige benen 25 en 26 die tussen de vlakken 23 en 24, rond het verlengde van het aandrijfelement 15 kunnen plaatsnemen, waardoor deze spie 5 zijdelings vergrendeld is.
Verder is de spie 5 voorzien van een blokkeerelement 27, dat de vrije uiteinden van de benen 25 en 26 verbindt en zodoende in de gemonteerde toestand verhindert dat de spie 5 uit de spiezitting 19 kan vallen.
Aan het breedste uiteinde van de spie 5 bevindt zich een gedeelte 28 waarop een kracht kan worden uitgeoefend, met een hamer of dergelijke. Dit gedeelte 28 steekt zijdelings uit, zodanig dat niet alleen op de bovenzijde 29, doch ook op de onderzijde 30 een slag kan gegeven worden.
Verder vertoont de klem 1 elastische middelen die de klembekken 3-4 in vrije toestand naar elkaar toe drukken, die in het weergegeven voorbeeld worden gevormd door een drukveer 31 die is aangebracht tussen het aandrijfelement 15 en het geraamte 2, meer speciaal de tussenwand 14.
Zoals reeds vermeld in de inleiding bestaat een belangrijk voorkeurdragend kenmerk van de uitvinding erin dat het spanmechanisme 6 een spiezitting 19 bevat die in twee of meer posities en bij voorkeur eender welke positie, kan
<Desc/Clms Page number 8>
worden gebracht. Hiertoe is in het weergegeven voorbeeld het aandrijfelement 15 vrij roteerbaar rond de as 32, dit doordat het lichaam 20 cilindrisch is uitgevoerd en verdraaibaar is in de voornoemde opening 21. Aangezien de vertanding 17 bestaat uit concentrisch rond het lichaam 20 aangebrachte ribben, is zulke verdraaiing zonder enig probleem mogelijk. De verdraaiing heeft immers geen invloed op de koppeling met de klembekken 3 en 4.
De klembekken 3-4 kunnen, zoals weergegeven, worden voorzien van middelen die een vergrendeling ten opzichte van de in te klemmen bekistingselementen toelaten, gevormd door tegenovereenliggende uitsparingen 33 en 34.
Tevens is de klem 1 bij voorkeur voorzien van één of meer hulpmiddelen die, zoals hierna nog uiteengezet, het uitgelijnd aan elkaar verbinden van twee bekistingselementen vergemakkelijkt.
Een van deze hulpmiddelen bestaat uit een tussen de klembekken 3-4 gelegen aanslagvlak 35. Verder bestaan deze hulpmiddelen ook in een vormgeving van de spanvlakken van de klembekken 3-4 die zodanig zijn uitgevoerd dat de ingeklemde bekistingselementen bij het aanspannen van de klem 1 in een welbepaalde positie worden gedwongen, waarmee in dit geval de schuine zijden 36-37 en de driehoekige vormgeving worden bedoeld van de uitsparingen 33-34.
Opgemerkt wordt dat de klembekken 3-4 aan hun voorste uiteinden bij voorkeur zijn voorzien van afrondingen 38-39 van een relatief grote straal.
De werking en het gebruik van de klem 1 wordt hierna beschreven aan de hand van de figuren 5,6 en 7.
<Desc/Clms Page number 9>
Figuur 5 toont hoe twee bekistingselementen 40 en 41, in dit geval kantplanken, die voorzien zijn van randprofielen 42 en 43, op elkaar kunnen worden bevestigd door middel van een klem 1 volgens de uitvinding.
De randprofielen 42 en 43 vertonen in dit geval een aangepaste vormgeving en bezitten klemflenzen 44-45 met een driehoekige vergrendelingsrib 46.
De klem 1 kan met de klembekken 3-4 eenvoudig over de klemflenzen 44-45 worden gedrukt, dit dankzij de relatief grote afrondingen 38 en 39. De klembekken 3-4 worden hierbij opengedrukt tegen de kracht van de drukveer 31 in.
Bij het presenteren van de klem 1 wordt reeds een eerste uitlijning verkregen, doordat de bekistingingselementen 40 en 41 met de randprofielen 42 en 43 tegen het aanslagvlak 35 kunnen worden gedrukt.
De klem 1 wordt aangespannen door de spie 5 in de spiezitting 19 aan te drukken en aan te kloppen. Hierdoor wordt het aandrijfelement 15 verplaatst en worden de klembekken 3 en 4 naar elkaar toe gewenteld waardoor de toestand van figuur 7 wordt verkregen.
Het is duidelijk dat wanneer de bekistingselementen 40 en 41 toch een weinig ten opzichte van elkaar zouden verschoven zijn automatisch een uitlijning tijdens het aanspannen van de klembekken 3-4 wordt verkregen door de samenwerking van de driehoekige vergrendelingsribben 46 met de uitsparingen 33 en 34, meer speciaal door de schuine zijden 36 en/of 37 die met de betreffende ribben 46 samenwerken.
<Desc/Clms Page number 10>
Vanzelfsprekend beperkt de uitvinding zich niet tot klembekken 3-4 die voorzien zijn van uitsparingen 33-34 of andere profileringen, doch heeft zij ook betrekking op uitvoeringen met klembekken 3-4 waarin geen uitsparingen 33-34 zijn aangebracht, aldus klembekken met gladde zijden of klembekken met een nog andere vormgeving.
Alhoewel het gebruik van de klem 1 in de figuren is weergegeven in combinatie met kantplanken, is het duidelijk dat iedere klem 1 zoals beschreven in de bijgaande hoofdconclusie ook kan worden toegepast voor het verbinden van andere bekistingselementen, bijvoorbeeld naast elkaar opgestelde bekistingspanelen van grotere omvang.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke klem kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Clamp for a concrete formwork. This invention relates to a clamp for a concrete formwork, more particularly a clamp with which two formwork elements, such as formwork panels or side boards, can be clamped against each other.
In particular, the invention relates to a clamp of the type consisting at least of a frame, two clamping jaws and a clamping mechanism operating by means of a key for tensioning the clamping jaws towards each other.
A clamp of the aforementioned type is already known per se.
According to this known embodiment, use is made of clamping jaws that are mutually mutually mutually mutually mutually slidable, wherein a wedge seat is arranged in the parts that can be slid alongside each other, which allows the clamping jaws to be pushed towards each other by driving a wedge. Such known clamps have the drawback that they are difficult to handle, since the clamping jaws can easily slide apart during placement. After all, the person who installs the clamp generally only has limited freedom of action, since in many cases he also has to support the formwork in one way or another during the clamping, and moreover he serves the key in the seat to hit, for example with a hammer.
In addition, clamps of a different type are also known, with a fixed clamping jaw and a rotatable clamping jaw, wherein the tightening is done by means of a nut. Of such
<Desc / Clms Page number 2>
clamps have the disadvantage that they are difficult to center, since the clamping jaws can take a mutually different position with respect to the basic body of the clamp.
It is an object of the invention to provide a clamp of the first-mentioned type which is improved over the existing embodiment, wherein the aforementioned drawbacks are preferably excluded.
To this end the invention relates to a clamp for a concrete formwork of the above-mentioned type, characterized in that both clamping jaws are rotatably attached to the frame.
Because both clamping jaws are rotatably arranged on the frame, they can unexpectedly only perform a rotational movement, but cannot suddenly slide far apart, making the clamp easier to handle during the application. Due to the fact that not only one clamping jaw, but both clamping jaws are rotatably mounted, a good centering during positioning is promoted.
The two clamping jaws preferably cooperate with the tensioning mechanism in such a way that when they are actuated both clamping jaws are rotated simultaneously, so that the clamp continues to have a symmetrical structure for all positions, which also facilitates the correct placement of the clamp.
In the preferred embodiment, the tensioning mechanism consists of at least two elements rotatable about respective axes, which elements are coupled to the clamping jaws or of which the clamping jaws form a part; one sliding drive element that cooperates with the
<Desc / Clms Page number 3>
rotatable elements, via couplings that convert the translational movement of the sliding drive element into a rotational movement on the first-mentioned elements; and a key seat cooperating with the displaceable drive element, wherein a key is preferably provided, wherein by inserting the key into the key seat the drive element is shifted and the clamping jaws are rotated towards each other.
This construction allows a limited number of parts to convert the force exerted by the key into a rotation on both clamping jaws.
In practical terms, the aforementioned couplings are formed by interlocking teeth. It is preferred here that the slidable drive element consists of a body that is centrally positioned between the rotatable elements, such that with one common drive element a simultaneous rotation is achieved on both clamping jaws.
The aforementioned toothings preferably consist of, on the one hand, teeth arranged on the circumference of the rotatable elements, and, on the other hand, an annular profiling on the circumference of the driving element, for example a plurality of cylindrical ribs located along the circumference of the driving element.
In the most preferred embodiment, the clamp is provided with elastic means which press the clamping jaws towards each other in the free state. This facilitates the initial placement of the clamp. After all, the clamp can then simply be pressed over the profiles to be clamped against each other, the clamping jaws automatically closing around this, so that consequently only a further
<Desc / Clms Page number 4>
tensioning force must be built up, without the user of the clamp first having to manually move the clamping jaws towards each other.
These elastic means can consist of a spring that exerts a force on the aforementioned drive element.
According to a special feature of the invention, the tensioning mechanism is provided with a key seat that can be brought into two or more positions, such that the direction according to which the key must be moved when tightening can be freely selected.
More specifically, it is preferred that in such a case the wedge seat is rotatable, in particular, in the case that the clamp is arranged on a formwork, around an axis perpendicular to the formwork surface. The keyway can thus be rotated with its passage in any direction relative to the clamp. This offers the advantage that, regardless of the position of the clamp, the wedge seat can almost always be rotated in such a position that the wedge is pointed with its point downwards, thereby preventing the wedge from coming loose, for example due to vibrations during the vibration of the wedge. concrete. In the latter case, when the key is pointing downwards, it will even be obtained that the key further secures under the influence of the vibrations.
The key seat is preferably arranged in the aforementioned drive body. wherein in order to be able to rotate the key, this drive body is rotatable.
Since this drive body, at least in its preferred embodiment, makes use of an annular toothing, this can in any case be done in any
<Desc / Clms Page number 5>
position without affecting its proper functioning.
With the insight to better demonstrate the features of the invention, a preferred embodiment is described below as an example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: Figure 1 shows a clamp according to the invention in the rest position; figure 2 represents a section according to line II-II in figure 1; figure 3 represents a section according to line III-III in figure 2, but for a different position; Figure 4 shows the clamp of Figures 1 to 3 in the disassembled state; figure 5 shows how the clamp of figures 1 to 4 can be used to clamp two formwork elements, which are provided with an edge profile, against each other; figures 6 and 7 represent, for different positions, an enlargement of the part shown in figure
5 is designated F6.
As shown in Figs. 1 to 4, the clamp 1 according to the invention consists essentially of a frame 2, two clamping jaws 3-4 and a clamping mechanism 6 working by means of a key 5 for clamping the clamping jaws 3 and 4 together, wherein both clamping jaws 3-4 are rotatably attached, more particularly to the frame 2.
The clamping jaws 3 and 4 form part of rotatable elements 7 and 8 which are rotatably attached to the frame 2 via parallel shafts 9 and 10.
<Desc / Clms Page number 6>
The frame 2 is in the form of a housing with two side walls 11-12, as well as intermediate walls 13-14. The side walls 11 and 12 herein define flanges between which the rotatable elements 7 and 8 are arranged.
The tensioning mechanism 6 is composed of the already mentioned rotatable elements 7-8; in this case one slidable drive element 15 which cooperates with the rotatable elements 7-8, via mutually engaging teeth 16-17-18 which convert the translational movement T of the slidable drive element 15 into a rotational movement R on the aforementioned elements 7-8; a keying seat 19 cooperating with the driving element 15, in which the aforementioned key 5 is arranged, such that by pressing the key 5 in the keying seat 19 the driving element 15 is shifted such that the clamping jaws 3-4 are tightened towards each other .
The slidable drive element 15 consists essentially of a body 20 which is centrally positioned between the rotatable elements 7-8 and passes through an opening 21 in the intermediate wall 13.
The teeth 16 and 18 consist of teeth arranged on the circumference of the rotatable elements 7-8.
The toothing 17 consists of an annular profiling formed by ribs 22 extending along the entire circumference of the drive element 15, which is cylindrical.
The key seat 19 is formed by two faces facing each other, a face 23 formed by the top of the intermediate wall 13 and a face 24 formed
<Desc / Clms Page number 7>
through the underside of a head-shaped piece located at the end of the drive element 15.
In order to exclude undesired wringing forces, the surface 24 is formed at an angle with respect to the longitudinal axis of the drive element 15 and in such a way that the slope of this surface 24 corresponds to the slope of the key 5.
In the example shown, the key 5 has two wedge-shaped legs 25 and 26 which can take place between the surfaces 23 and 24 around the extension of the drive element 15, whereby this key 5 is locked laterally.
Furthermore, the key 5 is provided with a blocking element 27, which connects the free ends of the legs 25 and 26 and thus prevents the key 5 from falling out of the key seat 19 in the mounted condition.
At the widest end of the key 5 is a portion 28 on which a force can be exerted, with a hammer or the like. This part 28 protrudes sideways, such that a stroke can be given not only on the top side 29, but also on the bottom side.
Furthermore, the clamp 1 has elastic means which press the clamping jaws 3-4 together in free condition, which in the example shown are formed by a compression spring 31 arranged between the drive element 15 and the frame 2, more particularly the partition wall 14.
As already mentioned in the introduction, an important preferred feature of the invention is that the tensioning mechanism 6 comprises a key seat 19 which can be positioned in two or more positions and preferably in any position.
<Desc / Clms Page number 8>
are being brought. To this end, in the example shown, the drive element 15 is freely rotatable about the shaft 32, this because the body 20 is cylindrical and rotatable in the aforementioned opening 21. Since the toothing 17 consists of ribs arranged concentrically around the body 20, such rotation is possible without any problem. After all, the rotation has no influence on the coupling with the clamping jaws 3 and 4.
As shown, the clamping jaws 3-4 can be provided with means that allow locking with respect to the formwork elements to be clamped in, formed by opposite recesses 33 and 34.
The clamp 1 is also preferably provided with one or more auxiliary means which, as will be explained below, facilitates the alignment of two formwork elements together.
One of these auxiliary means consists of a stop surface 35 located between the clamping jaws 3-4. Furthermore, these auxiliary means also exist in a design of the clamping surfaces of the clamping jaws 3-4 which are designed in such a way that the clamped formwork elements are clamped in when the clamp 1 is tightened. a specific position is forced, which in this case means the sloping sides 36-37 and the triangular shape of the recesses 33-34.
It is noted that the clamping jaws 3-4 are preferably provided at their front ends with roundings 38-39 of a relatively large radius.
The operation and use of the clamp 1 is described below with reference to Figures 5, 6 and 7.
<Desc / Clms Page number 9>
Figure 5 shows how two formwork elements 40 and 41, in this case side boards, which are provided with edge profiles 42 and 43, can be attached to each other by means of a clamp 1 according to the invention.
The edge profiles 42 and 43 in this case have a modified shape and have clamping flanges 44-45 with a triangular locking rib 46.
The clamp 1 can easily be pressed over the clamp flanges 44-45 with the clamping jaws 3-4, this thanks to the relatively large roundings 38 and 39. The clamping jaws 3-4 are hereby pressed open against the force of the compression spring 31.
When presenting the clamp 1, a first alignment is already obtained in that the formwork elements 40 and 41 with the edge profiles 42 and 43 can be pressed against the stop surface 35.
The clamp 1 is tightened by pressing the key 5 in the key seat 19 and knocking. As a result, the drive element 15 is displaced and the clamping jaws 3 and 4 are rotated towards each other, whereby the condition of Fig. 7 is obtained.
It is clear that if the formwork elements 40 and 41 were nevertheless slightly offset relative to each other, an alignment is automatically obtained during the clamping of the clamping jaws 3-4 through the cooperation of the triangular locking ribs 46 with the recesses 33 and 34, more especially through the oblique sides 36 and / or 37 cooperating with the respective ribs 46.
<Desc / Clms Page number 10>
The invention is of course not limited to clamping jaws 3-4 which are provided with recesses 33-34 or other profiles, but it also relates to embodiments with clamping jaws 3-4 in which no recesses 33-34 are provided, i.e. clamping jaws with smooth sides or clamp jaws with a different design.
Although the use of the clamp 1 is shown in the figures in combination with side boards, it is clear that each clamp 1 as described in the accompanying main claim can also be used for joining other formwork elements, for example side-by-side formwork panels of larger size.
The present invention is by no means limited to the exemplary embodiment described in the figures, but such a clamp can be realized in various shapes and dimensions without departing from the scope of the invention.