BE1012618A3 - Koppeling. - Google Patents

Koppeling. Download PDF

Info

Publication number
BE1012618A3
BE1012618A3 BE9900274A BE9900274A BE1012618A3 BE 1012618 A3 BE1012618 A3 BE 1012618A3 BE 9900274 A BE9900274 A BE 9900274A BE 9900274 A BE9900274 A BE 9900274A BE 1012618 A3 BE1012618 A3 BE 1012618A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
coupling
connection
threaded
elements
tubular part
Prior art date
Application number
BE9900274A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Bruyn Gaston Louis Jan De
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bruyn Gaston Louis Jan De filed Critical Bruyn Gaston Louis Jan De
Priority to BE9900274A priority Critical patent/BE1012618A3/nl
Priority to AU40948/00A priority patent/AU4094800A/en
Priority to PCT/BE2000/000041 priority patent/WO2000063604A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1012618A3 publication Critical patent/BE1012618A3/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L19/00Joints in which sealing surfaces are pressed together by means of a member, e.g. a swivel nut, screwed on or into one of the joint parts
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L15/00Screw-threaded joints; Forms of screw-threads for such joints
    • F16L15/08Screw-threaded joints; Forms of screw-threads for such joints with supplementary elements

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Mutual Connection Of Rods And Tubes (AREA)
  • Closures For Containers (AREA)

Abstract

Koppeling, voor het verbinden van twee elementen, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat uit een eerste verbinding (4) tussen het eerste element (2-2A) en het tweede element (3-3A-3B), alsmede uit een tweede verbinding (5) die een buisvormig deel (6) bevat dat een koppeling vormt met elk der twee genoemde elementen (2-2A, 3-3A-3B) afzonderlijk, waarbij de eerste verbinding (4) gebruik maakt van minstens één schroefdraadkoppeling (7) en de tweede verbinding (5) van minstens twee schroefdraadkoppelingen (8-9), waarbij de schroefdraadkoppelingen (8-9) van de tweede verbinding (5) een vergrendeling vormen voor ieder van de schroefdraadkoppelingen (7) van de eerste verbinding (4).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Koppeling. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een koppeling voor het verbinden van twee elementen, meer speciaal een meervoudige schroefdraadkoppeling. 



  In het bijzonder heeft zij betrekking op een koppeling die toelaat om twee elementen axiaal in elkaars verlengde aan elkaar te bevestigen. 



  Het is bekend dat twee elementen door middel van een klassieke schroefdraadverbinding, bestaande uit een mannelijk deel met uitwendige schroefdraad en een vrouwelijk deel met inwendige schroefdraad aan elkaar kunnen worden verbonden. Zulke klassieke schroefdraadverbinding heeft het nadeel dat zij door omgekeerde rotatie spontaan kan loskomen. Deze tendens tot loskomen kan in bepaalde gevallen nog versterkt worden door interne of externe krachten, zoals bijvoorbeeld doorheen de elementen stromende vloeistoffen in het geval deze elementen bestaan uit pijpleidingen. 



  De uitvinding heeft een koppeling tot doel waarbij de kans op spontaan loskomen wordt verkleind, zoniet wordt uitgesloten. 



  Men kent reeds koppelingen waarbij naast de klassieke schroefdraadverbinding een bijkomende verbinding door middel van een buisvormig deel wordt gerealiseerd, dit teneinde ook in een bijkomende vergrendeling te voorzien. 



  Een eerste bekende koppeling voorziet in een combinatie van een klassieke schroefdraadkoppeling en een axiaal ver- 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 schuifbaar buisvormig verbindingsdeel. Voorbeelden hiervan zijn beschreven in de documenten EP   0. 091. 875,   US 4. 693. 498 en US 5. 688. 067. Een nadeel hierbij bestaat erin dat dergelijke axiaal verschuifbare buisvormige verbindingsdelen de constructie vereisen van speciale anti-rotatiemiddelen, alsmede middelen die een gemakkelijke verschuiving in de vergrendelde toestand beletten. 



  Een tweede bekende koppeling maakt gebruik van een eerste verbinding door axiaal in elkaar schuifbare delen en een tweede verbinding met behulp van een buisvormig verbindingsstuk dat aan één uiteinde is voorzien van schroefdraad. Voorbeelden hiervan zijn beschreven in US 3. 623. 753 en US 3. 829. 816. Een nadeel van dergelijke koppeling bestaat erin dat de minste verplaatsing van het buisvormig verbindingsstuk door antirotatie ook een onderlinge verplaatsing tussen de te koppelen elementen toelaat. 



  Een derde bekende koppeling maakt gebruik van een eerste verbinding met axiaal in elkaar schuifbare delen en een tweede verbinding door middel van een buisvormig deel dat op beide gekoppelde elementen wordt geschroefd. Voorbeel- 
 EMI2.1 
 den hiervan zijn beschreven in BE 566. DE 392. EP 60. FR 2. GB 1. US 3. US   4. 099. 745,   US   4. 487. 433,   WO 94/07072, WO 96/04502 en WO 96/29533. Deze derde soort koppeling vertoont hetzelfde nadeel als de voornoemde tweede koppeling. 



  Een vierde bekende koppeling maakt gebruik van een eerste verbinding gevormd door een klassieke schroefdraadkoppeling en een tweede verbinding met een buisvormig deel dat aan één uiteinde in een schroefdraadbevestiging voorziet, terwijl aan het andere uiteinde een bevestiging aanwezig is zonder schroefdraad. Voorbeelden hiervan zijn bekend uit 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 EP   0. 309. 129,   EP 0. 485. 080 en US 4. 534. 585. Deze koppelingen vertonen onder meer het nadeel dat zij relatief ingewikkeld zijn. 



  De huidige uitvinding beoogt een koppeling waarbij eveneens meerdere verbindingen worden gerealiseerd, doch die nieuwsoortig is en meer speciaal zodanig is uitgevoerd dat de voornoemde nadelen van de bekende uitvoeringen worden uitgesloten. 



  Hiertoe betreft de uitvinding een koppeling voor het verbinden van twee elementen, met als kenmerk dat zij bestaat uit een eerste verbinding tussen het eerste en het tweede element, alsmede uit een tweede verbinding die een buisvormig deel bevat dat een koppeling vormt met elk der twee elementen afzonderlijk, waarbij de eerste verbinding gebruik maakt van minstens   één   schroefdraadkoppeling en de tweede verbinding van minstens twee schroefdraadkoppelingen, waarbij de schroefdraadkoppelingen van de tweede verbinding een vergrendeling vormt voor ieder van de schroefdraadkoppelingen van de eerste verbinding. 



  Bij voorkeur wordt de voornoemde vergrendeling gevormd doordat de schroefdraad van de schroefdraadkoppeling van de eerste verbinding en de schroefdraad van de schroefdraadkoppeling van de tweede verbinding tegengesteld gericht zijn. 



  Volgens een variante kan deze vergrendeling ook gevormd worden doordat de schroefdraad van de schroefdraadkoppeling van de eerste verbinding en de schroefdraad van de schroefdraadkoppeling van de tweede verbinding wel dezelfde richting hebben, doch een verschillende helling vertonen. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 Door de voornoemde vergrendeling wordt bereikt dat de eerste verbinding niet kan worden losgemaakt zolang de tweede verbinding ook niet is losgemaakt. Bovendien heeft een verdraaiing van het buisvormig deel, zolang dit deel niet volledig los is aan   één   van zijn schroefdraadkoppelingen, geen nadelig gevolg op de eerste verbinding daar deze eerste verbinding ook bij zulke verplaatsing van het buisvormig deel in geen enkel opzicht verdraaibaar is. 



  In een praktische uitvoeringsvorm geniet het de voorkeur dat de eerste verbinding is voorzien van aanslagvormende middelen die een rotatiestop in een welbepaalde onderlinge positie bieden bij het aanschroeven van de schroefdraadkoppeling van de eerste verbinding, zodanig dat de schroefdraden van de schroefdraadkoppelingen van de tweede verbinding onderling zodanig gepositioneerd zijn dat het buisvormig deel op deze schroefdraden kan worden geschroefd. 



  De uitvinding kan voor allerhande doeleinden worden aangewend waar een koppeling tussen twee elementen moet worden gerealiseerd. Een aantal voorbeelden zijn : de vaste koppeling van twee roteerbare elementen, bijvoorbeeld assen, in een aandrijfsysteem ; het verbinden van buiselementen in pijpleidingen voor water, olie, gas en dergelijke ; de koppeling van boorpijpen ; de koppeling van slangen voor pomp-of blusapparatuur ; de koppeling van wapeningselementen voor gewapend beton ; het realiseren van staaf- of buisverbindingen voor de steel van werktuigen ; het beveiligen voor schroefdoppen van flessen en andere recipiënten ; enzovoort. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een koppeling volgens de uitvinding weergeeft in gedemonteerde toestand ; figuur 2 een langsdoorsnede weergeeft van de koppeling van figuur 1 in een deels gemonteerde toestand ; figuur 3 een zieht weergeeft gelijkaardig aan dat van figuur 2, doch in de volledig gemonteerde toestand ; figuur 4 een variante weergeeft waarbij de te koppelen elementen bestaan uit buizen ;

   figuren 5,6 en 7 varianten weergeven van de koppelingen van figuur   4 ;   figuren 8,9 en 10 drie uitvoeringsvormen weergeven van een koppeling volgens de uitvinding, waarbij de voornoemde eerste verbinding gebruik maakt van een tussenstuk ; figuren 11,12, 13 en 14 drie uitvoeringsvormen weergeven met een tweevoudige koppeling volgens de uitvinding ; figuren 15 en 16 nog een bijzondere uitvoeringsvorm van een koppeling volgens de uitvinding weergeven, respectievelijk in een deels gekoppelde en volledig gekoppelde toestand ; figuren 17,18 en 19 nog een bijzondere variante van de uitvinding weergeven ; figuren 20 en 21 een koppeling van de uitvinding weergeven, toegepast bij een afsluitschroefdop van een recipiënt, respectievelijk in de ontgrendelde en vergrendelde toestand. 



  Zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3 heeft de uitvinding betrekking op een koppeling 1 voor het verbinden van twee elementen 2 en 3, in dit geval stangen. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 Deze koppeling 1 bestaat uit een eerste verbinding 4 tussen het eerste element 2 en het tweede element   3,   alsmede uit een tweede verbinding 5 die een buisvormig deel 6 bevat dat een koppeling vormt met elk der twee elementen 2-3 afzonderlijk, waarbij de eerste verbinding 4 gebruik maakt van minstens één schroefdraadkoppeling 7 en de tweede verbinding 5 van minstens twee schroefdraadkoppelingen 8 en 9, waarbij de schroefdraadkoppelingen 8 en 9 van de tweede verbinding 5 een vergrendeling vormt voor de schroefdraadkoppelingen 7 van de eerste verbinding 4. 



  De schroefdraadkoppeling 7 wordt in het weergegeven voorbeeld gevormd door met elkaar samenwerkende schroefdraden 10 en 11 die rechtstreeks aan de elementen 2 en 3 zijn aangebracht, in dit geval uitwendige schroefdraad 10 op een mannelijk deel 12 en inwendige schroefdraad 11 aan een vrouwelijk deel 13. 



  De schroefdraadkoppeling 8 wordt gevormd door uitwendige schroefdraad 14 op het eerste element 2 die samenwerkt met inwendige schroefdraad 15 op de binnenzijde van het buisvormig deel 6. 



  De schroefdraadkoppeling 9 wordt gevormd door uitwendige schroefdraad 16 die samenwerkt met inwendige schroefdraad 17 die eveneens op de binnenzijde van het buisvormig deel 6 is aangebracht. In het weergegeven voorbeeld zijn de schroefdraden 15 en 17 identisch en gaan in elkaar over. 



  Een bijzonder aspect bij de uitvinding bestaat erin dat, zoals voornoemd, de schroefdraadkoppelingen 8 en 9 een vergrendeling vormen voor de schroefdraadkoppeling 7. Dit wordt bereikt door voor de schroefdraadkoppelingen 8-9, enerzijds, en de schroefdraadkoppeling 7, anderzijds, 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 verschillende schroefdraden aan te wenden, die zodanig verschillend zijn dat zij geen simultane verdraaiing toelaten. In het voorbeeld van figuren 1 en 3 zijn hiertoe schroefdraden 10-11, enerzijds, en schroefdraden 14-15-16-17, anderzijds, aangewend die tegengesteld gericht zijn of dus een tegengestelde hellingshoek, respectievelijk A en B, vertonen.

   Meer speciaal zijn in het voorbeeld voor de schroefdraadkoppeling 7 rechtse schroefdraad en voor de schroefdraadkoppelingen 8 en 9 linkse schroefdraad aangewend. opgemerkt wordt dat niet noodzakelijk tegengestelde schroefdraad dient te worden aangewend, doch dat volgens een variante ook schroefdraadkoppelingen 7 en 8-9 kunnen worden aangewend met schroefdraad in dezelfde richting, dus beide rechtse of beide linkse schroefdraad, doch met een verschillende spoed. 



  De werking van de koppeling 1 kan eenvoudig uit de figuren 1 tot 3 worden afgeleid. Figuur 1 toont de gedemonteerde toestand. 



  In de eerste stap wordt de schroefdraadkoppeling 7 gerealiseerd door, zoals weergegeven in figuur 2 het eerste element 2 met het mannelijk deel 12 in het vrouwelijk deel 13 van het tweede element 3 te schroeven. 



  In de tweede stap wordt het buisvormig deel 6 op de schroefdraden 14 en 16 geschroefd, zoals afgebeeld in figuur 3. 



  Aangezien de schroefdraden van, enerzijds, de schroefdraadkoppeling 7 en, anderzijds, van de schroefdraadkoppelingen 8 en 9, tegengesteld zijn, kan de schroefdraadkoppeling 7 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 uitsluitend nog worden losgeschroefd nadat één van de koppelingen 8 of 9 volledig verbroken is. Ook het verdraaien van het buisvormig deel 6 laat geen verdraaiing aan de schroefdraadkoppeling 7 toe, zolang, zoals voornoemd, beide schroefdraadkoppelingen 8 en 9 nog in gekoppelde toestand zijn. 



  De eerste verbinding 4 is zoals weergegeven bij voorkeur voorzien van aanslagvormende middelen die een rotatiestop in een welbepaalde onderlinge positie bieden bij het aanschroeven van de schroefdraadkoppeling 7, zodanig dat de schroefdraden 14 en 16 onderling zodanig gepositioneerd zijn dat het buisvormig deel 6 probleemloos op deze schroefdraden 14 en 16 kan worden geschroefd. Deze aanslagvormende middelen bestaan in dit geval uit een kops vlak of een schouder 18 aan het eerste element 2 die een aanslag vormt voor het uiteinde van het tweede element 3. 



  Het is duidelijk dat de schroefdraden 14 en 16 kunnen doorlopen tot aan de uiteinden van de elementen 2 en 3. 



  Eveneens is het duidelijk dat de schroefdraden 15 en 17 niet noodzakelijk in elkaar hoeven over te gaan. 



  In figuur 4 is een variante weergegeven waarbij de elementen 2 en 3 bestaan uit buizen. Tevens zijn twee aanslagvormende schouders 18 en 19 voorzien. 



  Figuur 5 toont een variante waarbij de elementen 2 en 3 een verschillende buitendiameter bezitten, alsook de schroefdraadkoppelingen 8 en 9 een verschillende nominale diameter vertonen. 



  Figuur 6 toont een uitvoering waarbij de schroefdraadkoppeling 7 bestaat uit een snelkoppeling, gevormd door 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 conische schroefdraad 10-11. Zulke snelkoppeling laat toe dat het mannelijk deel 12 grotendeels in het vrouwelijk deel 13 kan worden gestoken en door een kleine rotatie in gekoppelde toestand kan worden gebracht. 



  Figuur 7 toont een variante waarbij de aanslagvormende middelen bestaan uit axiaal gerichte contactvlakken 20 en 21 aan de uiteinden van de elementen 2 en 3, bijvoorbeeld gevormd door tandvormige gedeelten, die bijvoorbeeld kunnen verkregen zijn doordat gebruik is gemaakt van helicoïdaal geconstrueerde schoudervlakken. 



  Het is duidelijk dat ook in de voornoemde uitvoeringsvormen van figuren 4 tot 7 de schroefdraadkoppeling 7, enerzijds, en de schroefdraadkoppelingen 8-9, anderzijds, tegengesteld zijn aan elkaar en/of een verschillende spoed vertonen. 



  Figuren 8,9 en 10 geven drie varianten weer waarbij voor de eerste verbinding 4 gebruik wordt gemaakt van een tussenstuk 22 dat tussen de te verbinden elementen 2 en 3 is bevestigd door middel van schroefdraadkoppelingen 23 en 24. Dit laat toe dat de uiteinden van de elementen 2 en 3 gelijkaardig kunnen worden uitgevoerd, waarmee bedoeld wordt dat de beide uiteinden van de elementen 2 en 3 bijvoorbeeld zoals weergegeven met een mannelijk deel 12, respectievelijk 25 kunnen worden uitgerust. 



  De schroefdraadkoppeling 23 wordt aldus gevormd door schroefdraad 26 op het mannelijk deel 12, die samenwerkt met inwendige schroefdraad 27 op het tussenstuk 22. De schroefdraadkoppeling 24 wordt gevormd door schroefdraad 28 op het mannelijk deel 25, die eveneens samenwerkt met inwendige schroefdraad 29 op het tussenstuk 22. De schroefdraden 27 en 29 gaan bij voorkeur in elkaar over. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 



  De schroefdraadkoppelingen 23 en 24, enerzijds, en de schroefdraadkoppelingen 8 en 9, anderzijds, vertonen tegengestelde schroefdraad en/of schroefdraad met een verschillende spoed, waardoor een werkingsprincipe wordt verkregen dat gelijkaardig is aan dit van de koppelingen 1 die in de voorgaande figuren zijn beschreven. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan op het tussenstuk 22 ook uitwendige schroefdraad worden voorzien die samenwerkt met de inwendige schroefdraad 15 van het buisvormig deel 6. 



  Figuur 9 geeft een variante weer van de uitvoering van figuur 8, waarbij de schroefdraden 27 en 29 niet in elkaar overgaan, doch waartussen een glad segment 30 aanwezig is met een binnendiameter die overeenstemt met deze van de binnendiameter van de buisvormige elementen 2 en 3, één en ander zodanig dat een doorlopende gladde binnenwand wordt verkregen. 



  Volgens nog een andere variante kan het tussenstuk 22 ook als een inwendige in plaats van als een uitwendige mof worden uitgevoerd. De voornoemde mannelijke delen 23 en 24 worden dan vrouwelijke delen en het tussenstuk 22 wordt in de plaats van met inwendige schroefdraad 27-29 voorzien van uitwendige schroefdraad. Een voorbeeld hiervan is weergegeven in figuur 10. 



  Figuren 11 tot 14 hebben betrekking op een koppeling, die algemeen met referentie 1 is aangeduid, doch die tweevoudig is en in wezen tweemaal het hiervoor beschreven koppelingsprincipe toepast, door gebruik te maken van twee volgens de voornoemde uitvindingsgedachte werkende koppelingen, die respectievelijk met 1A en 1B zijn aangeduid. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 De koppeling 1 vertoont een tussenstuk dat als"eerste element" kan worden aanzien en dat dan ook met de referentie 2A is aangeduid. Dit tussenstuk 2A is door middel van de koppeling 1A verbonden met het "tweede element" 3A van deze koppeling 1A.

   Anderzijds is dit tussenstuk 2A ook door middel van de koppeling 1B verbonden 
 EMI11.1 
 met het"tweede van de koppeling 1B. leder van beide koppelingen 1A en 1B is analoog als in het voorbeeld van figuur 3 voorzien van een buisvormig deel 6 en is samengesteld uit een schroefdraadkoppeling 7 en twee schroefdraadkoppelingen 8 en 9. 



  Voor het realiseren van de koppeling 1 worden eerst de elementen 3A en 3B en het tussenstuk 2A in elkaar geschroefd en vervolgens de delen 6 op hun plaats gebracht. 



  Het is duidelijk dat de schroefdraadkoppeling 7, enerzijds, en de schroefdraadkoppelingen 8-9, anderzijds, van de koppeling 1A schroefdraden vertonen die tegengesteld gericht zijn en/of een verschillende spoed hebben. Hetzelfde geldt voor de schroefdraadkoppelingen 7-8-9 van de koppeling IB. 



  Opgemerkt wordt wel dat bijvoorbeeld de schroefdraad van de schroefdraadkoppeling 7 van de koppeling 1A en de schroefdraad van de schroefdraadkoppeling 7 van de koppeling 1B onderling al dan niet tegengesteld en/of al dan niet met verschillende spoed kunnen uitgevoerd zijn. Bij voorkeur zijn de mannelijke delen 12 in figuur 11 zelfs van tegengestelde schroefdraad 10, doch met dezelfde spoed, voorzien. Dit laat toe dat het tussenstuk 2A op de mannelijke delen 12 kan worden geschroefd zonder dat de elementen 3A en 3B, met andere woorden de te verbinden 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 buizen, dienen te worden verdraaid. Door het gelijktijdig laten aangrijpen van het tussenstuk 2A op de mannelijke delen 12 en het verdraaien van dit tussenstuk 2A, wordt dit laatste immers simultaan op de elementen 3A en 3B geschroefd. 



  Figuur 12 geeft een variante weer waarbij het tussenstuk 2A is voorzien van een segment 31 met een gladde binnenzijde 32 met dezelfde diameter dan de binnendiameters van de elementen 3A en 3B. 



  Figuur 13 geeft nog een variante weer waarbij het tussenstuk 2A voor het verwezenlijken van de schroefdraadkoppeling 7 is voorzien van uitwendige schroefdraad. 



  Figuur 14 toont een verdere variante waarbij de inwendige schroefdraden 15 en 17 van ieder buisvormig deel 6 verschillende diameters vertonen. 



  De koppeling 1 kan eventueel worden uitgerust met borgmiddelen voor de tweede verbinding 5, met andere woorden borgmiddelen die het ongewild loskomen van het buisvormig deel 6 verhinderen. Hiertoe kan gebruik worden gemaakt van een klassieke borgring, borgpen of dergelijke. 



  Ook kan hiertoe een bijzondere constructie worden toegepast zoals afgebeeld in de figuren 15 en 16. De borgmiddelen bestaan in de uitvoering van deze figuren uit, enerzijds, een vaste aanslag 33 aan één van beide elementen, in dit geval het element 2, en, anderzijds, een verplaatsbaar aanslagvormend element 34 dat door zijn verplaatsing in een positie P kan worden gebracht, zodanig dat het buisvormig deel 6 ingesloten zit tussen de vaste aanslag 33 en het verplaatsbaar aanslagvormend element 34. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 



  De vaste aanslag 33 bestaat uit een aan het element 2 gevormde kraag. Het verplaatsbaar aanslagvormend element 34 bestaat uit een moer of dergelijke die vrij over de schroefdraad 16 kan worden geschoven en op een afstand D hiervan gelegen schroefdraadgedeelte 35 kan worden geschroefd, waarbij de afstand D en de axiale lengte L van het element 34 zodanig zijn gekozen dat een effect wordt verkregen zoals in de figuren 15 en 16 is weergegeven en hierna is beschreven. 



  Bij het realiseren van de koppeling 1 worden eerst de elementen 2 en 3 aan elkaar bevestigd door middel van de schroefdraadkoppeling 7, zoals afgebeeld in figuur 15. Het buisvormig deel 6 en het element 34 bevinden zieh hierbij respectievelijk op de schroefdraad 16 en het schroefdraadgedeelte 35. 



  Vervolgens wordt het buisvormig deel 6 aangeschroefd, zodat het de schroefdraadkoppeling 7 overbrugt, zoals afgebeeld in figuur 16. Door dan het element 34 in de richting van het buisvormig deel 6 van het schroefdraadgedeelte 35 te schroeven, komt dit element 34 vrij tussen dit schroefdraadgedeelte 35 en het buisvormig deel 6 te zitten, waardoor dit buisvormig deel 6 wordt ingesloten tussen het schroefdraadgedeelte 35 en de vaste aanslag 33, wat een borging in beide richtingen oplevert. 



  Uiteraard kan de borging ook geschieden door middel van lijm, bijvoorbeeld door het buisvormig deel 6 aan zijn binnenzijde met lijm te bestrijken alvorens het op zijn plaats wordt gebracht. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 In het geval dat de uitvinding wordt aangewend om buisvormige elementen 2 en 3 met elkaar te verbinden, kunnen   een   of meer dichtingsringen worden voorzien. 



  Figuren 17 tot 19 geven de uitvoeringsvormen weer met zulke dichtingsring 36, waarbij de koppeling 1 tevens middelen bevat om deze dichtingsring 36 aan te spannen en zodoende een adequate dichting te verzorgen. Deze middelen bestaan in hoofdzaak uit een axiaal verplaatsbare huls 37 die kan samenwerken met de dichtingsring 36 en koppelmiddelen tussen de huls 37 en het buisvormig deel 6 die toelaten dat bij het aanbrengen van het buisvormig deel 6 op de te verbinden elementen 2 en 3 de huls 37 naar de dichtingsring 36 wordt gedwongen en deze samendrukt. 



  De huls 37 is verschuifbaar over een vernauwd gedeelte 38 van het element 2 en is tegen rotatie vergrendeld, bijvoorbeeld door middel van een spie of rib 39. 



  De koppelmiddelen tussen de huls 37 en het buisvormig deel 6 worden gevormd door een schroefdraadkoppeling, gevormd door schroefdraden 40 en 41, met een spoed die groter is dan de spoed van de schroefdraadkoppelingen 8-9 waarmee het buisvormig deel 6 op de te verbinden elementen 2 en 3 is aangebracht. 



  Zoals weergegeven in de verschillende standen wordt hierdoor verkregen dat op het ogenblik dat het buisvormig deel 6 op zijn plaats wordt geschroefd, de huls 37 opzij wordt gedwongen en de dichtingsring 36 samendrukt, waardoor een dichting tegen het uiteinde van het element 3 en rond het vernauwd gedeelte 38 wordt tot stand gebracht. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 De figuren 20 en 21 geven een praktische toepassing weer waarbij de koppeling 1 deel uitmaakt van een recipiënt 42, bijvoorbeeld een fles, waarbij deze koppeling 1 samenwerkt met een afsluitschroefdop 43 van deze   recipiënt   42, zodanig dat deze afsluitschroefdop 43 tegen verdraaiing kan worden vergrendeld door middel van het buisvormig deel 6. 



  Hierbij bestaat de eerste verbinding 4 uit een schroefdraadkoppeling 7 gevormd door inwendige schroefdraad 11 aan de binnenzijde van de afsluitschroefdop 43 die samenwerkt met uitwendige schroefdraad 10 op een aan de recipiënt 42 gevormde hals 44. De tweede verbinding 5 bestaat uit het voornoemde buisvormig deel 6 dat hiertoe samenwerkt met de afsluitschroefdop 43 en de hals 44, waarbij door verplaatsing en verdraaiing van dit buisvormig deel 6 gelijktijdig een schroefdraadkoppeling 8 tussen het buisvormig deel 6 en de hals 44 en een schroefdraadkoppeling 9 tussen dit buisvormig deel 6 en de afsluitschroefdop 43 tot stand kan worden gebracht, zoals afgebeeld in figuur 21. 



  Het geheel kan met middelen worden voorzien die het naar boven losdraaien van het deel 6 beletten, zoals bijvoorbeeld de aanslagvormende kraag 45. 



  Door in overeenstemming met de uitvinding gebruik te maken van een schroefdraadkoppeling 7 waarvan de schroefdraad verschillend is van deze van de schroefdraadkoppelingen 8 en 9 wordt zodoende verkregen dat de afsluitschroefdop 43 helemaal niet kan worden verdraaid zolang het buisvormig deel 6 hiermee gekoppeld is. Hierbij wordt opgemerkt dat ook het simultaan losdraaien van het buisvormig deel 6 en de afsluitschroefdop 43 onmogelijk is. 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke koppeling kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. 



  Zo bijvoorbeeld kunnen zowel klassieke helicoïdale schroefdraadvormen worden toegepast, als bijzondere schroefdraadvormen die bijvoorbeeld vernauwend of discontinu zijn. Onder schroefdraadkoppelingen dienen ook koppelingen te worden verstaan die daaraan technisch equivalent zijn, zoals bijvoorbeeld een koppeling waarbij maar aan één gedeelte schroefdraad is voorzien, terwijl het daarmee samenwerkende gedeelte uitsluitend bestaat uit een plaatselijk uitsteeksel of dergelijke. 



  Tevens hoeven het buisvormig deel 6 en de huls 37 niet noodzakelijk cilindrisch gesloten te zijn.

Claims (18)

Conclusies.
1. - Koppeling, voor het verbinden van twee elementen, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat uit een eerste verbinding (4) tussen het eerste element (2-2A) en het tweede element (3-3A-3B), alsmede uit een tweede verbinding (5) die een buisvormig deel (6) bevat dat een koppeling vormt met elk der twee genoemde elementen (2-2A, 3-3A-3B) afzonderlijk, waarbij de eerste verbinding (4) gebruik maakt van minstens één schroefdraadkoppeling (7) en de tweede verbinding (5) van minstens twee schroefdraadkoppelingen (8-9), waarbij de schroefdraadkoppelingen (8-9) van de tweede verbinding (5) een vergrendeling vormen voor ieder van de schroefdraadkoppelingen (7) van de eerste verbinding (4).
2.-Koppeling volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendeling gevormd wordt doordat de schroefdraad (10-11) van de schroefdraadkoppeling (7) van de eerste verbinding (4) en de schroefdraad (14-15-16-17) van de schroefdraadkoppelingen (8-9) van de tweede verbinding (5) tegengesteld gericht zijn.
3.-Koppeling volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vergrendeling gevormd wordt doordat de schroefdraad (10-11) van de schroefdraadkoppeling (7) van de eerste verbinding (4) en de schroefdraad (14-15-16-17) van de schroefdraadkoppelingen (8-9) van de tweede verbinding (5) dezelfde richting, doch een verschillende spoed vertonen.
4.-Koppeling volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de eerste verbinding (4) is voorzien van aanslagvormende middelen die een rotatiestop <Desc/Clms Page number 18> in een welbepaalde onderlinge positie bieden bij het aanschroeven van de schroefdraadkoppeling (7) van de eerste verbinding (4), zodanig dat de schroefdraden (14-15-16-17) van de schroefdraadkoppelingen (8-9) van de tweede verbinding (5) onderling zodanig gepositioneerd zijn dat het buisvormig deel (6) op de elementen (2-3-2A-3A-3B) kan worden geschroefd.
5.-Koppeling volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de aanslagvormende middelen bestaan uit een of meer schouders (18-19) aan één of meer van de te verbinden elementen (2-3-2A-3A-3B).
6.-Koppeling volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de aanslagvormende middelen bestaan uit axiaal gerichte EMI18.1 contactvlakken (20-21) in de betreffende elementen (2-3).
7.-Koppeling volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de eerste verbinding (4) bestaat uit een schroefdraadkoppeling (7) tussen een mannelijk deel (12) en een vrouwelijk deel (13) die ééndelig met de te verbinden elementen (2-3) zijn uitgevoerd.
8.-Koppeling volgens één van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de eerste verbinding (4) bestaat uit een tussenstuk (22) tussen de te verbinden elementen (2-3) dat via twee schroefdraadkoppelingen (23-24) samenwerkt met respectievelijk het eerste element (2) en het tweede element (3).
9.-Koppeling volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij tweevoudig is, waarbij gebruik is gemaakt van een tussenstuk (2A), waarbij een eerste koppeling (1A) van het voornoemd type wordt gevormd tussen <Desc/Clms Page number 19> dit tussenstuk (2A) en een aan één zijde daaraan grenzend element (3A), waarbij het tussenstuk (2A) en het laatstgenoemd element (3A) dan fungeren als respectievelijk "eerste element"en"tweede element", en waarbij een tweede koppeling (1B) van het voornoemd type wordt gevormd tussen het tussenstuk (2A) en een aan de andere zijde daaraan grenzend element (3B), waarbij het tussenstuk (2A) en dit laatstgenoemd element (3B) dan ook fungeren als respectie- velijk"eerste element"en"tweede element".
10.-Koppeling volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de eerste verbinding (4) is voorzien van een of meer schroefdraadkoppelingen (7) die zijn uitgevoerd als snelkoppelingen, meer speciaal die EMI19.1 hiertoe conische schroefdraad (10-11) vertonen.
11.-Koppeling volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van borgmiddelen voor de tweede verbinding (5), meer speciaal borgmiddelen die het losschroeven van het buisvormig deel (6) verhinderen.
12.-Koppeling volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de borgmiddelen bestaan uit, enerzijds, een vaste aanslag (33) aan één van beide elementen (2) en, anderzijds, een verplaatsbaar aanslagvormend element (34) dat door zijn verplaatsing in een positie (P) kan worden gebracht, zodanig dat het buisvormig deel (6) ingesloten zit tussen de vaste aanslag (33) en het verplaatsbaar aanslagvormend element (34).
13.-Koppeling volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde elementen (2-3) bestaan uit in elkaars verlengde gelegen stangen. <Desc/Clms Page number 20> EMI20.1
14.-Koppeling volgens een van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde elementen (2-3) bestaan uit in elkaars verlengde gelegen buizen.
15.-Koppeling volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een dichtingsring (36), alsmede van middelen om de dichtingsring (36) samen, respectievelijk aan te drukken, waarbij deze middelen in hoofdzaak bestaan uit een axiaal verplaatsbare huls (37) die kan samenwerken met de dichtingsring (36) en koppelmiddelen tussen de huls (37) en het buisvormig deel (6) die toelaten dat bij het aanbrengen van het buisvormig deel (6) op de te verbinden elementen (2-3) de huls (37) naar de dichtingsring (36) wordt gedwongen en deze samendrukt.
16.-Koppeling volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat de koppelmiddelen tussen de huls (37) en het buisvormig deel (6) gevormd worden door een schroefdraadkoppeling met een spoed die groter is dan de spoed van de schroefdraadkoppelingen (8-9) waarmee het buisvormig deel (6) op de te verbinden elementen (2-3) is aangebracht.
17.-Koppeling volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat zij deel uitmaakt van een recipiënt (42), waarbij deze koppeling (1) samenwerkt met een afsluitschroefdop (43) van deze recipiënt (42), zodanig dat deze afsluitschroefdop (43) tegen verdraaiing kan worden vergrendeld door middel van het buisvormig deel (6) van de koppeling (1).
18.-Koppeling volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat de eerste verbinding (4) bestaat uit een schroefdraadkoppeling (7) gevormd door inwendige schroefdraad (11) aan de binnenzijde van de afsluitschroefdop (43) die samenwerkt <Desc/Clms Page number 21> met uitwendige schroefdraad (10) op een aan de recipiënt (42) gevormde hals (44) en dat de tweede verbinding (5) bestaat uit het voornoemde buisvormig deel (6) dat hiertoe samenwerkt met de afsluitschroefdop (43) en de hals (44), waarbij door verplaatsing en verdraaiing van dit buisvormig deel (6) gelijktijdig een schroefdraadkoppeling (8) tussen dit buisvormig deel (6) en de hals (44) en een schroefdraadkoppeling (9) tussen dit buisvormig deel (6) en de afsluitschroefdop (43) tot stand kan worden gebracht.
BE9900274A 1999-04-20 1999-04-20 Koppeling. BE1012618A3 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900274A BE1012618A3 (nl) 1999-04-20 1999-04-20 Koppeling.
AU40948/00A AU4094800A (en) 1999-04-20 2000-04-20 Closure for container
PCT/BE2000/000041 WO2000063604A1 (en) 1999-04-20 2000-04-20 Closure for container

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900274A BE1012618A3 (nl) 1999-04-20 1999-04-20 Koppeling.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1012618A3 true BE1012618A3 (nl) 2001-01-09

Family

ID=3891875

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9900274A BE1012618A3 (nl) 1999-04-20 1999-04-20 Koppeling.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU4094800A (nl)
BE (1) BE1012618A3 (nl)
WO (1) WO2000063604A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6722705B2 (en) 2002-04-25 2004-04-20 Ab Korkor Medical, Inc. Medical tubing connector

Citations (21)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE566321A (nl)
DE392878C (de) 1924-03-27 Josef Siep Vorrichtung zur Verbindung von Bohrrohren und Bohrstangen
US2465027A (en) * 1946-01-05 1949-03-22 Glenn B Harmon Release coupling for well casings
US3268240A (en) * 1963-10-14 1966-08-23 Phillips Petroleum Co Plastic-lined conduit
CH432152A (de) * 1965-01-29 1967-03-15 Ledergerber Paul Rohrverschraubung mit Überwurfmutter für eine Tankleitung, mit elektrisch isolierenden Zwischenstücken
US3623753A (en) 1969-12-08 1971-11-30 Smith International Pipe coupling for a sealed fluid conductor
US3829816A (en) 1972-08-21 1974-08-13 Exxon Production Research Co Coupling assembly
US3873223A (en) 1973-03-01 1975-03-25 Charles B Caperton Coupling means for sewer rod
US4099745A (en) 1977-04-04 1978-07-11 Cobbs James H Drill pipe joint
GB1521133A (en) 1975-05-22 1978-08-16 British Petroleum Co Screw threaded connector for tubular members
EP0060549A1 (en) 1981-03-16 1982-09-22 Fmc Corporation Thread-type pipe connector
EP0091875A1 (fr) 1982-03-31 1983-10-19 Boussois Souchon Neuvesel Gervais Danone Bouchon en matière synthétique équipé d'une bague d'inviolabilité
US4487433A (en) 1982-04-16 1984-12-11 Mobil Oil Corporation Anti-rotation coupling
US4534585A (en) 1982-12-30 1985-08-13 Mobil Oil Corporation Pipe joint locking device
EP0309129A1 (en) 1987-09-18 1989-03-29 British Aerospace Public Limited Company Lock nut assemblies
FR2650050A1 (fr) 1989-07-03 1991-01-25 Chainard Armand Dispositif d'assemblage autobloquant de deux pieces cylindriques, pour realiser des rallonges de manches d'outil ou pour effectuer une fixation d'un tel outil sur son manche, notamment dans le domaine du ramonage
EP0485080A1 (en) 1990-10-16 1992-05-13 The Red Baron (Oil Tools Rental) Limited Locking tube connection
WO1994007072A1 (de) 1992-09-17 1994-03-31 Manfred Schirmacher Lösbare rohrverbindung
WO1996004502A1 (en) 1994-08-03 1996-02-15 Norsk Hydro A.S Pipe joint
WO1996029533A1 (en) 1995-03-23 1996-09-26 Hydril Company Threaded pipe connection
US5688067A (en) 1995-09-22 1997-11-18 Camco International Inc. Coupler assembly for axially connecting two shafts

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB271379A (en) * 1926-09-28 1927-05-26 Tide Water Oil Company Sealing underground tanks
FR1409352A (fr) * 1964-07-04 1965-08-27 Récipient pour gaz sous pression
GB2034289A (en) * 1978-11-18 1980-06-04 Ryford Ltd Improvements Relating to Screw-capped Containers

Patent Citations (21)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE566321A (nl)
DE392878C (de) 1924-03-27 Josef Siep Vorrichtung zur Verbindung von Bohrrohren und Bohrstangen
US2465027A (en) * 1946-01-05 1949-03-22 Glenn B Harmon Release coupling for well casings
US3268240A (en) * 1963-10-14 1966-08-23 Phillips Petroleum Co Plastic-lined conduit
CH432152A (de) * 1965-01-29 1967-03-15 Ledergerber Paul Rohrverschraubung mit Überwurfmutter für eine Tankleitung, mit elektrisch isolierenden Zwischenstücken
US3623753A (en) 1969-12-08 1971-11-30 Smith International Pipe coupling for a sealed fluid conductor
US3829816A (en) 1972-08-21 1974-08-13 Exxon Production Research Co Coupling assembly
US3873223A (en) 1973-03-01 1975-03-25 Charles B Caperton Coupling means for sewer rod
GB1521133A (en) 1975-05-22 1978-08-16 British Petroleum Co Screw threaded connector for tubular members
US4099745A (en) 1977-04-04 1978-07-11 Cobbs James H Drill pipe joint
EP0060549A1 (en) 1981-03-16 1982-09-22 Fmc Corporation Thread-type pipe connector
EP0091875A1 (fr) 1982-03-31 1983-10-19 Boussois Souchon Neuvesel Gervais Danone Bouchon en matière synthétique équipé d'une bague d'inviolabilité
US4487433A (en) 1982-04-16 1984-12-11 Mobil Oil Corporation Anti-rotation coupling
US4534585A (en) 1982-12-30 1985-08-13 Mobil Oil Corporation Pipe joint locking device
EP0309129A1 (en) 1987-09-18 1989-03-29 British Aerospace Public Limited Company Lock nut assemblies
FR2650050A1 (fr) 1989-07-03 1991-01-25 Chainard Armand Dispositif d'assemblage autobloquant de deux pieces cylindriques, pour realiser des rallonges de manches d'outil ou pour effectuer une fixation d'un tel outil sur son manche, notamment dans le domaine du ramonage
EP0485080A1 (en) 1990-10-16 1992-05-13 The Red Baron (Oil Tools Rental) Limited Locking tube connection
WO1994007072A1 (de) 1992-09-17 1994-03-31 Manfred Schirmacher Lösbare rohrverbindung
WO1996004502A1 (en) 1994-08-03 1996-02-15 Norsk Hydro A.S Pipe joint
WO1996029533A1 (en) 1995-03-23 1996-09-26 Hydril Company Threaded pipe connection
US5688067A (en) 1995-09-22 1997-11-18 Camco International Inc. Coupler assembly for axially connecting two shafts

Also Published As

Publication number Publication date
AU4094800A (en) 2000-11-02
WO2000063604A1 (en) 2000-10-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5165727A (en) Coupling apparatus for pipes and hoses
US5403043A (en) Quick connect pipe coupling
US5779418A (en) Quick-setting nut
CA1289589C (en) Joints for tubular members
US2695797A (en) Pipe and hose coupling
US5240291A (en) Sanitary hose coupler
AU2005337422A1 (en) A pipe coupling adapted for sealing the end of a pipe
NO310372B1 (no) Delt koplingsanordning med gjennomgående boring
BE1012618A3 (nl) Koppeling.
US2070077A (en) Coupling
US7695025B2 (en) Tube coupling
US6913293B1 (en) Spiral spline pipe joint apparatus and method
WO1996027413A1 (en) Telescoping ski pole and avalanche probe with improved locking mechanism
NO161987B (no) Innretning for hurtig sammenkobling av roer, saerlig til offshore-boring.
US9109726B2 (en) Set for obtaining a threaded connection, method for making up and breaking out said connection, and use of said connection in a riser
EP1522743A1 (en) Connector for pipe snake rods
US6086115A (en) Coupling with ferrule for crimping and swaging
US199784A (en) Samuel a
US1712273A (en) Pipe coupling
US5460459A (en) Compression fittings for rods, tubes and pipes
US770621A (en) Beige sydney whyte
US2168759A (en) Rod coupling
US748579A (en) George beyar
US174876A (en) Improvement in hose-couplings
US1889872A (en) Inserted joint rotary drill stem