<Desc/Clms Page number 1>
"Brandwerende poort"
De huidige uitvinding heeft betrekking op een brandwerende poort of gelijkaardig opgebouwde sluitstructuur met een paneel dat gevormd wordt door ten minste een module die, voor het openen en sluiten van de poort, aan zijn uiteinden op en neer beweegbaar in een geleidingsmechanisme geleid is.
Meestal is het paneel van de poort gevormd door meerdere modules die aan hun langszijde door middel van scharnieren aan elkaar bevestigd zijn. In dit geval gaat het bijvoorbeeld om een zogenoemde sectionaalpoort. Afhankelijk van onder meer de afmetingen van een dergelijke poortstructuur zijn evenwel nog andere toepassingen mogelijk, bijvoorbeeld het gebruik als doorgeefluik, enz. Eventueel is het mogelijk dat het paneel slechts door een module gevormd wordt, in het bijzonder in het geval van een relatief klein doorgeefluik of dergelijke.
Opdat een poort of andere sluitstructuur brandwerend zou zijn, moet deze op de eerste plaats tijdens een voldoend lange periode van bijvoorbeeld minimaal een uur een vlamdichtheid kunnen garanderen. Dit wil zeggen dat niet alleen tussen de modules zelf, in geval de poort uit meerdere modules opgebouwd is, maar tevens tussen het paneel van de poort en de muur waartegen deze poort bevestigd wordt, een viamdichte structuur moet gerealiseerd worden. Bij deuren die scharnierend open en dicht draaien, is het bekend hiertoe gebruik te maken van bij hitte uitzettende en afsluitende produkten. Verwezen kan bijvoorbeeld worden naar de Europese octrooien nrs 0 124881 en 0 561 030. Ook bij sectionaalpoorten werd reeds voorgesteld gebruik te
<Desc/Clms Page number 2>
maken van dergelijke produkten.
Uit het Europees octrooi nr. 0 666 402 is bijvoorbeeld een sectionaalpoort bekend waarbij tussen de verschillende modules een bij hitte uitzettend en afsluitend laminaat aangebracht is.
Een probleem bij sectionaalpoorten, of meer algemeen bij verticaal open en dicht schuivende poorten, is evenwel om ook langsheen de randen van het paneel een goede, vlamdichtheid te bekomen. In tegenstelling tot gewone scharnierende deuren is een sectionaalpoort immers in gesloten toestand niet volledig omringt door een omlijsting. In de praktijk zijn de modules van sectionaalpoorten aan hun uiteinden daarentegen voorzien van loopwieltjes waarmee ze langs een geleidingsrail geleid worden. De afsluiting tussen het paneel van de poort en de muuropening wordt dan door middel van een rubberen klep gerealiseerd. Tussen de muur en het paneel van de poort kan geen drukopbouwend en afsluitend produkt zoals in de hierboven beschreven Europese octrooien voorzien worden, aangezien de daardoor geproduceerde druk niet door het geleidingsmechanisme kan opgevangen worden.
De uitvinding heeft dan ook tot doel een brandwerende poort of gelijkaardige sluitstructuur van het in de aanhef gedefinieerde type te verschaffen die toelaat om ook langsheen de randen gedurende een voldoend lange periode de vereiste vlamdichtheid te kunnen garanderen.
Tot dit doel bevat de poort volgens de uitvinding verder een vaste omlijsting met een eerste, in dwarsdoorsnede haakvormig profiel dat zieh, in de gesloten toestand van de poort, tegenover genoemd paneel bevindt en zieh, eveneens in deze gesloten toestand, langsheen de zijkanten en de bovenzijde van dit paneel uitstrekt, en is er op dit paneel een tweede, in dwarsdoorsnede haakvormig profiel voorzien dat
<Desc/Clms Page number 3>
in de gesloten toestand van de poort, langs de zijkanten en de bovenzijde van het paneel van de poort, achter genoemd eerste haakvormig profiel haakt, waarbij er ter hoogte van deze haakvormige profielen ten minste een strook van een bij hitte uitzettend en afsluitend produkt voorzien is.
Door het voorzien van dergelijke met elkaar samenwerkende profielen op de muur en op het paneel van de poort is het gebruik van drukopbouwende produkten ter hoogte van deze profielen mogelijk. De uitgeoefende druk kan nu immers door de achter elkaar hakende profielen opgevangen worden.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de poort volgens de uitvinding worden genoemde eerste en genoemde tweede haakvormige profielen gevormd door massieve, hardhouten latten.
Gezien hun dikte zijn dergelijke houten latten gedurende een voldoend lange tijd brandwerend. Ze zijn eenvoudig te maken en zijn, t. o. v. andere brandwerende materialen, relatief licht. Vastgesteld werd verder dat ze het openen en sluiten van de poort niet belemmeren doch dat ze, daarentegen althans wat het vertikal gedeelte van de open-of dichtgaande beweging van de poort betreft, zelf eventueel als geleidingsmechanisme kunnen fungeren.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de poort volgens de uitvinding bevat de module of modules een massief hardhouten kader opgebouwd uit horizontale balken en verticale stijlen.
In deze uitvoeringsvorm bestaat het geraamte of basisstructuur van de poort hoofdzakelijk uit hout Vastgesteld werd dat een dergelljke houten basisstructuur ideaal IS om voldoende brandwerende eigenschappen te bekomen
Om het gewicht van de poort zoveel mogelijk te beperken, wordt de module of de modules bij voorkeur verder gevormd door
<Desc/Clms Page number 4>
brandwerende platen die aan weerszijden op genoemd houten kader bevestigd zijn en door een kern van een nagenoeg onbrandbaar, thermisch isolerend materiaal, in het bijzonder van rotswol, dat tussen de platen aangebracht is. In vergelijking tot massief houten poortpanelen, bijvoorbeeld gemaakt van massieve spaanderplaten met een dikte van een 7-tal centimeter, kan op deze manier het gewicht tot ongeveer de helft beperkt worden.
Verdere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een bijzondere uitvoeringsvorm van de brandwerende poort volgens de uitvinding en van enkele mogelijke variaties daarop. Deze beschrijving wordt evenwel enkel als voorbeeld gegeven en is duidelijk niet bedoeld om de draagwijdte van de uitvinding te beperken.
De aangegeven verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgaande tekeningen waarin :
Figuur 1 een zieht weergeeft op de achterzijde van een brandwerende poort volgens de uitvinding ;
Figuur 2 een zieht weergeeft op de achterzijde van het geraamte van de poort weergegeven in figuur 1 ;
Figuur 3, op grotere schaal en met onderbrekingen, een verticale doorsnede weergeeft van de onderste helft van de poort volgens lijn 111-111 ion figuur 1 ;
Figuur 4, op eenzelfde grotere schaal, een verticale doorsnede weergeeft van het bovenste gedeelte van de poort volgens lijn IV-IV in figuur 1 ;
en
Figuur 5, eveneens op eenzelfde grotere schaal, een horizontale doorsnede weergeeft van een zijgedeelte van de poort volgens lijn V-V in figuur 1
<Desc/Clms Page number 5>
In deze figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen
Algemeen heeft de uitvinding betrekking op een brandwerende poort of een gelijkaardig opgebouwde sluitstructuur met een paneel 1 samengesteld uit ten minste een module 2. Meer specifiek heeft de uitvinding evenwel betrekking op brandwerende poorten samengesteld uit meerdere, d w. z. twee of meer, aan hun langszijde aan elkaar bevestigde modules 2. In de uitvoeringsvorm weergegeven in de figuren zijn deze modules door middel van scharnieren 3 aan elkaar bevestigd en gaat het om een zogenoemde sectionaalpoort.
Bij een dergelijke poort worden de modules normalerwijze zodanig aan hun uiteinden door een geleidingsmechanisme geleid dat ze, bij het openen, eerst naar boven bewegen en vervolgens naar achter. Eventueel kan de volledige openingsbeweging opwaarts gebeuren waarbij er geen scharnierende beweging tussen de modules 2 vereist is en deze desgewenst dus vast aan elkaar bevestigd kunnen worden of, zoals hierboven reeds aangegeven, uit slechts één module kunnen bestaan. In dit geval gaat het om een zogenoemde guillotinepoort.
In figuur 2 is het geraamte van het paneel van de poort uit figuur 1 weergegeven. In deze voorkeursuitvoeringsvorm wordt de basisstructuur van de modules 2 gevormd door massieve hardhouten kaders bestaande uit horizontale balken 4 en verticale zijstijlen 5 en tussenstijlen 6 In de middelste module zijn tussen de tussenstijlen 6 nog bijkomende regels 7 voorzien zodanig dat twee vensterstructuren verkregen worden. In de onderste modules zijn twee massieve, hardhouten blokken bevestigd die uitgefreesd zijn ter vorming van twee handgrepen 8.
De verbinding tussen de horizontale balken 4 en de verticale stljlen 5 gebeurt bij voorkeur in verstek door middel van een
<Desc/Clms Page number 6>
gelijmde vingerlas. Op deze manier wordt de stabiliteit van de poort bij gedeeltelijk verbranden daarvan langer behouden.
Zoals blijkt uit figuur 3 is er aan weerszijden op het houten kader van de modules 2 een brandwerende plaat 9 gelijmd, in het bijzonder door middel van een brandbestendige lijm zoals bijvoorbeeld een resorcinelijm. Deze brandwerende plaat 9 kan bijvoorbeeld een fibersilicaatplaat zijn doch de voorkeur wordt volgens de uitvinding gegeven aan een hardboardplaat. Dergelijke hardboardplaten zijn normalerwijze dubbel geperst en hebben hierdoor een soortelijk gewicht groter dan 1000 kg/m3, in het bijzonder een soortelijk gewicht van ongeveer 1300 kg/m3. Op de brandwerende platen 9 kan nog een afwerkingslaag van bijvoorbeeld aluminium, hardplastic of stratifié, fineer, enz. voorzien worden doch dit werd niet in de figuren weergegeven.
Voor de thermische isolatie van de poort, hetgeen naast de vlamdichtheid ook een belangrijk aspect van de brandwerendheid is, wordt in het kader van de modules 2, tussen de brandwerende platen 9, nog een kern 10 van een nagenoeg onbrandbaar, thermisch isolerend materiaal, voorzien. Deze kern wordt bijvoorbeeld gevormd door een rotswolplaat 10 die onder druk op de hardboardplaten 9 gelijmd wordt. Bij voorkeur wordt de rotswolplaat 10 ook aan het hardhouten kader gelijmd. In vergelijking tot bijvoorbeeld een brandwerende spaanderplaat met een dikte van een 7-tal centimeter wordt op deze manier een brandwerend paneel gerealiseerd met een gewicht dat tot nagenoeg de helft gereduceerd is.
Om tussen de langszijde van de modules 2 een vlamdichte verbinding te bekomen, werden de horizontale balken 4 in de uitvoeringsvorm volgens de figuren voorzien van een tand en groef verbinding 11 en werden alle vlakken van deze tand en groef verbinding
<Desc/Clms Page number 7>
11 bestreken met een bij hitte uitzettend en afsluitend produkt. Gebruik kan hiervoor gemaakt worden van een brandvertragende vernis of verf.
Op de onderzijde van de onderste modules 2 werd een bij hitte uitzettend en afsluitend produkt 12 toegepast dat vochtbestendig is, meer bepaald een strook Promaseal PL (fabrikant Promat) afgedekt met een zogenoemde cigaretproof laag 13. Als bescherming tegen aanstoten werd onderaan, aan beide zijden op de onderste module, verder een aluminiumprofiel 14 bevestigd met schroeven 15.
Om een vlamdiehte afdichting tussen de rand van het door de modules 2 gevormde paneel 1 en de muur 16 waartegen de poort geplaatst is, te realiseren, is op deze muur 16 een vaste omlijsting gemonteerd met een eerste, in dwarsdoorsnede haakvormig profiel 17 dat samenwerkt met een tweede, op het paneel 1 van de poort gemonteerde, in dwarsdoorsnede haakvormig profiel 18. Beide haakvormige profielen 17 en 18 strekken zieh, in de gesloten toestand van de poort, langsheen de zijkanten en de bovenzijde daarvan uit. Dit blijkt uit figuren 4 en 5 die respectievelijk een doorsnede weergeven doorheen de bovenzijde en een zijkant van de poort. In geval van een sectionaalpoort is het tweede haakvormig profiel 18 uiteraard ter plaatse van de overgang tussen de verschillende modules 2 onderbroken.
De op de muur 16 aangebrachte vaste omlijsting bestaat in de uitvoeringsvorm volgens deze figuren uit een multiplex plaat 19 die door middel van schroeven 20 op de muur 16 vastgeschroefd is. Voor het opvangen van oneffenheden is tussen de multiplex plaat 19 en de muur 16 een dunne laag minerale wol 21 aangebracht, in het bijzonder rotswol. Alvorens de multiplex plaat 19 op de muur 16 te bevestigen werd hierop het eerste haakvormig profiel 17 vastgelijmd en verder met schroeven 22 vastgezet Het tweede haakvormig profiel 18 IS, eveneens met lijm en schroeven 23, langsheen de zijkanten op het paneel 1 van de
<Desc/Clms Page number 8>
poort bevestigd en wel zodanig dat het, in de gesloten toestand van de poort, achter het eerste haakvormig profiel 17 haakt.
De hierboven beschreven haakvormige verbinding tussen het paneel 1 en de omlijsting van de poort laat toe ter hoogte van de zijkanten en de bovenkant van de poort een efficiënte vlamdichtheid te bekomen door gebruikmaking van een of meer stroken van een op zich bekend, bij hitte uitzettend en afsluitend produkt. In de uitvoeringsvorm volgens figuren 4 en 5 is een eerste strook 24 van een dergelijk produkt in de naar het paneel 1 van de poort gerichte zijde van het eerste haakvormig profiel 17 ingewerkt en een tweede strook 25 in de van het paneel 1 weggerichte zijde van het tweede haakvormig profiel 18. Voor de stroken 24 en 25 wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van het schuimvormend en drukopbouwend product Palusol van de fabrikant BASF. Op beide stroken 24 en 25 is telkens een cigaretproof laag 26 en 27 aangebracht.
Door deze schikking van de stroken 24 en 25 is de breedte daarvan niet beperkt door de afstand tussen het paneel 1 van de poort en de muur 16. De achter elkaar hakende profielen 17 en 18 zorgen er verder voor dat de druk die door stroken 24 en 25 bij brand geproduceerd wordt, opgevangen wordt. Bij voorkeur worden de naar elkaar gerichte vlakken van de haakvormige profielen 17 en 18 verder nog met een bij hitte uitzettend en afsluitend produkt bestreken, in het bijzonder met brandvertragende verf of vernis.
In de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 werd op de bovenzijde van het paneel 1 van de poort nog een brandwerende afdekplaat 28 aangebracht, meer bepaald een fibersilicaatplaat, die in de gesloten toestand van de poort tegen de bovenzijde van de multiplex plaat 19 aansluit. Op deze manier wordt bovenaan, waar de vlammen normalerwijze het hevigst zijn, voor een extra brandwerende afdichting gezorgd
<Desc/Clms Page number 9>
De haakvormige profielen 17 en 18 kunnen, gezien hun eenvoudige structuur, uit verschillende materialen vervaardigd worden.
Volgens de uitvinding wordt evenwel de voorkeur gegeven aan massieve, hardhouten profielen. Wegens hun dikte en door hun thermische isolatie eigenschappen zorgen deze voor een voldoende brandwerendheid. Zowel voor de kaders van de modules 2 als voor deze profielen 17 en 18 kan als hardhout bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van meranti. Bij voorkeur zijn de profielen 17 en 18, zoals de kaders van de modules 2, in verstek door middel van een vingerlas aan elkaar gelijmd.
In de poort volgens de uitvinding kunnen ook vensters voorzien worden met brandwerende glas 29. Zoals blijkt uit figuur 3 kan dit glas 29 eenvoudig in het kader van de respectievelijke modules ingewerkt worden, meer bepaald met behulp van latten 30 en 31, een kunststofband 32 en siliconen 33.
Voor de geleiding van de poort bij het openen en sluiten daarvan werd in de uitvoeringsvorm volgens de figuren, bovenop de geleiding die door de achter elkaar hakende profielen 17 en 18 gerealiseerd wordt, nog het gebruikelijke geleidingsmechanisme voor sectionaalpoorten voorzien. Dit geleidingsmechanisme bevat een tegen de muur 16 bevestigde geleidingsrail 34 die zich bovenaan normalerwijze verder langsheen het plafond naar achter uitstrekt. Op de modules 2 van de poort zijn dan loopwieltjes 35 voorzien die zich langsheen deze rail verplaatsen. Vermits de poort tijdens de verticale beweging tevens door de haakvormige profielen 17 en 18 geleid worden, zou het onderste gedeelte van de geleidingsrail 34 eventueel kunnen weggelaten worden.
Zoals blijkt uit figuur 5, werden de loopwieltjes 35 volgens deze uitvoeringsvorm op de as van de scharnieren 3 gemonteerd
<Desc/Clms Page number 10>
zodanig dat ze zich op een constante afstand van het vlak van het paneel 1 bevinden. Bij de bekende sectionaalpoorten daarentegen neemt deze afstand normalerwijze toe naar de bovenzijde van de poort.
Door een overeenstemmende schuine opstelling van de geleidingsrails 34 komt het paneel 1 van de bekende poorten dan ook verticaal te staan.
Onderaan op de onderste module zijn twee profielen 36 voorzien ter bevestiging van de loopwieltjes 35.
Op de onderste module is verder nog een console 37 bevestigd waaraan een kabei voor de automatische bediening of voor de verbinding met de tegengewichten kan vastgemaakt en ingesteld worden. Tenslotte is op de middelste module nog een grendel 38 voorzien voor het vergrendelen van de poort.
Uit een brandtest, uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden van de norm NBN 713. 020-uitgave 1968 en addendum 1 (editie 1982) aan deze norm op de hierboven beschreven en in de figuren weergegeven poort volgens de uitvinding, is gebleken dat met deze poort een thermische isolatie kan gewaarborgd worden tot 65 min. na het starten van de test (temp stijging aan buitenzijde van 180 C) en een viamdichtheid tot 71 min. Deze brandtest werd uitgevoerd op een poort van 2, 75 x 2, 5 m, met een dikte van de modules van 6 cm, een houten geraamte en haakvormige profielen van meranti en een thermisch isolerende kern van de modules bestaande uit rotswol.
Uit de hierboven gegeven beschrijving van een brandwerende poort volgens de uitvinding zal het duidelijk zijn dat daaraan nog allerhande wijzigingen kunnen aangebracht worden zonder buiten het kader van de bijgaande conclusies te treden.
Zo zal het duidelijk zijn dat de vormgeving van de haakvormige profielen 17 en 18 niet beperkt is tot de in de figuren weergegeven vorm doch eventueel zouden deze profielen in
<Desc/Clms Page number 11>
dwarsdoorsnede bijvoorbeeld U-vormig kunnen zijn. Om de afstand tussen het paneel 1 van de poort en de muur 16 zoveel mogelijk te beperken, is het eventueel zelfs mogelijk het eerste haakvormige profiel 17 in de muur 16 zelf te voorzien, meer bepaald door daarin een groef te voorzien met daarop bijvoorbeeld een lat waarachter het tweede haakvormige profiel kan haken.