<Desc/Clms Page number 1>
BLOEMKOOLOOGSTMACHINE
Onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bloemkooloogstmachine uitgerust met een automatische snijinrichting geschikt voor het uitsnijden van een bloemkoolhart uit een bloemkool. De oogstmachine kan ook gebruikt worden om andere bolvormige gewassen, zoals brocolis en rode kolen te oogsten en te ontharten.
Het ontharten van een kool is noodzakelijk voor het bekomen van etensklare diepgevroren groenten.
Na het uitsnijden van een bloemkoolhart uit een bloemkool en het verwijderen van de harde stengelvoeten vallen bloemkoolroosjes uit elkaar. Kleinere stukken bloemkool kunnen vlugger gekookt en sneller ingevroren worden dan gehele blomkolen.
Door Belgisch octrooi nr 900. 625 is een bloemkrooimachine reeds bekend die geschikt is om in een loods of in openveld vers afgekapte bloemkool in klein stukjes te snijden. Het apparaat omvat een grijp- en plaatsingsmechanisme met gelijkmatig draaiende grijparmen. Een stel langwerpige roterende messen schuiven gelijkmatig voor-en achteruit en bepalen de afmetingen van een uit te voeren kegelvormige uitsnijding. Om op efficiënte wijze zowel grote als kleine bloemkolen te behandelen zijn de afmetingen van de kegelvormige uitsnijding veranderlijk. De regeling van aandrijfelementen van de roterende messen wordt hierbij gestuurd door de grijparmen. De rooimachine vergt een stationnaire werking en heeft een te laag debiet omdat het uitsnijden niet kan uitgevoerd worden, terwijl de bloemkolen door een doorlopende transportband aangevoerd worden.
<Desc/Clms Page number 2>
De uitvinding beoogt dit nadeel te verhelpen.
Ze stelt hierom een inrichting voor, van het type zoals in het inleidend gedeelte van conclusie 1 omschreven.
Deze inrichting is gekenmerkt doordat ze een schuin open neergaand mes omvat dat aangedreven wordt door een in de hoogte regelbare hefboomarm scharnierend gemonteerd om twee verstelbare scharnierpunten geschikt voor de regeling van de uitboringsdiepte en de uitsnijdingsbreedte in functie van de groote van de bloemkool.
Volgens een bijzonderheid van de uitvinding, zorgt een loopwagen of een slede ervoor dat de snijinrichting zich steeds bovenop de schalenaanvoerband met de bloemkolen bevindt waarbij, gedurende het uitsnijden van het hart van de bloemkool door het snijmiddel, de snelheid van de verplaatsing van de loopwagen of slede en de snelheid van de aanvoerband met de bloemkool vrijwel gelijk zijn.
In een bijzondere uitvoering worden het deksel en de bloemkool in rotatie aangedreven terwijl een open neergaand snijmiddel in een hellende richting ten opzichte van het deksel, in de kern van de bloemkool dringt en een kegelvormige uitsnijding maakt.
Volgens een kenmerk van de uitvinding is het snijmiddel op een vrij uiteinde van een hefboomarm gemonteerd dat door een nokaandrijving op- en neer wordt bewogen.
De hefboom verplaatst zieh tegen de werking van een veer of een elastisch middel. De loopwagen volgt een geleidir. gsorgaan waarop een wiel kan glijden of rollen.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm is het middel om bloemkolen te verplaatsen een schalenaanvoerband bestaande uit twee plaatschalmkettingen die op regelmatige afstanden door dwarsliggers worden verbon-
<Desc/Clms Page number 3>
den, die elk een of twee schalen dragen, waarin verse bloemkolen omgekeerd ingelegd worden.
De uitvinding heeft ook betrekking op het gebruik van een inrichting volgens de uitvinding en op een werkwijze.
Deze en andere kenmerken en bijzonderheden van de uitvinding worden hierna nader uiteengezet met behulp van de bijgaande tekeningen, die een specifieke uitvoeringsvorm van de bloemkooloogstmachine als voorbeeld tonen.
In die tekeningen zijn : - figuur 1 een aanzicht in perspectief langs de voorkant van een automatische snijinrichting van een bloemkooloogstmachine volgens de uitvinding ; - figuur 2 een zijaanzicht van de snijinrichting afgebeeld in figuur l ; figuur 3 een aanzicht op grotere schaal van een deel van de snijinrichting met de snijmiddels in werking ; figuur 4 een aanzicht gelijk aan hetgeen van figuur
3 met de snijmiddels en het deksel omhoog ; figuur 5 een aanzicht in perspectief vanuit een achterste invalshoek van de snijinrichting in de eerste werklgsstap zoals afgebveeld in figuur 3i figuur 6 een zijaanzicht langs de overkant van de snijinrichting, en
<Desc/Clms Page number 4>
figuur 7 een onderaanzicht van het deksel voorzien van een planetaire aandrijving.
In deze figuren verwijzen dezelfde refrentietekens naar gelijke of gelijkaardige elementen.
De inrichting die in figuur 1 afgebeeld is, bestaat uit : een aanvoerband 1 met hemisferische schalen 2,2A,
2B, waarin bloemkolen 3 door afkappers op het veld ingelegd worden met het bloemkoolhart 4 naar boven gericht ; een inrichting voor het uitsnijden van bloemkool- harten uit bloemkolen, omvattende ten minste een op-en neergaand snijmiddel 5 geschikt om een half-ovale uitsnijding te verwezenlijken ; een in de hoogte regelbare hefboomarm 6, die een snijmiddel 5 draagt en die om twee verstelbare gewrichten 7, 8 scharnierend gemonteerd ist, teneinde een regeling van de uitboringsdiepte, de uitsnijdingsbreedte en de verhouding tussen de afmetingen van de uitsnijding in de kern van de bloemkool 3 en de grootte van de bloemkool mogelijk te maken ;
een paar hefboomarmen 9, die eveneens in de hoogte verstelbaar is, om de op-en neergaande beweging van een deksel 10, bestemd om de bloemkool 3 in de schaal of schotel 2 vast te houden (Figuur 4).
<Desc/Clms Page number 5>
De hefboomarmen 6, 9 worden door nokaandrijvingen 11, 12 op-en neer bewogen, tegen de werking van een veer 13 of een elastisch middel.
De snijinrichting is op een loopwagen 15 of een siede gemonteerd die ervoor zorgt dat de snij inrichting zich steeds bovenop de schalenaanvoerband 1 met de bloemkolen bevindt waarbij, gedurende het uitsnijden van het hart 4 van de bloemkool 3 door het snijmiddel 5, de snelheid van de verplaatsing van de loopwagen 15 of slede en de snelheid van de aanvoerband 1 met de bloemkool 3 vrijwel gelijk zijn.
Het snijmiddel 5 is bij voorkeur een en op- en neergaand mes door een cirkelvormige opening van het deksel 10 in de kern van de bloemkool 3 doordringt. Het mes is schuin op de hefboomarm 6 gemonteerd.
Het deksel 10 en de bloemkool 3 worden in rotatie aangedreven, terwijl het op-en neergaand snijmiddel in een hellende richting ten opzichte van het deksel 10, in de kern van de bloemkool 3 dringt en een half-ovale uitsnijding maakt, die de natuurlijke vorm van het hart 4 en van de voeten van de stengels van de bloemkoolrozen nabootst. Het middel om bloemkolen te verplaatsen een schalenaanvoerband 1 bestaande uit twee plaatschalmkettingen 16, die op regelmatige afstanden door dwarsliggers 17 worden verbonden, die elk een of twee schalen dragen, waarin verse bloemkolen 3 omgekeerd ingelegd worden.
De aanvoerband strekt zieh tussen twee tandwielen 18 uit.
In het deksel 10 is een centrale cirkelvormige opening 19 voorzien waardoor de as 20 en het snijmiddel 21 zieh kan verplaatsen. Het deksel is bestemd is om, gedurende het uitsnijden van de bloemkoolharten 4, de schotels 2,2A, 2B gedeeltelijk af te sluiten ;
<Desc/Clms Page number 6>
Het snijmiddel 5 wordt gedurende het uitsnijden of het verwijderen van het bloemkoolhart 4, met een verplaatsingssnelheid die gelijk is aan de verplaatsingssnelheid van de bloemkool 3, bewogen.
De verplaatsing van de loopwagen 10 gebeurt langs geleidingsstangen 20 die zieh evenwijdig met de aanvoerband 1 uitstrekken. De loopwagen 10 wordt heenen weer aangedreven met twee drijfstangen 21 die aan beide kanten van de snijinrichting voorzien zijn (Figuur 5).