<Desc/Clms Page number 1>
SYSTEEM VOOR FRITUURPAN
Huidige uitvinding betreft een systeem voor frituurpan om gassen en stoom van de frituurpan af te zuigen en af te koelen alsook om de gassen naar de frituurpan terug te laten vloeien, dit systeem bestaande uit : - een tank die bestemd is om water te bevatten ; - een eerste leiding of opening die bestemd is om de gassen en de stoom naar de tank te laten vloeien ; - een tweede leiding of opening die bestemd is om de gassen van de tank naar de frituurpan te laten terugvloeien, en - een ventilator die bestemd is om de gassen en de stoom af te zuigen, waarbij die ventilator in de eerste leiding gemonteerd is.
Zulk een systeem is in WO 91/04698 (PCT/BE 90/00532) beschreven. In dit systeem worden de gassen en de stoom onder het waterpeil geblazen en stromen ze achteraf terug naar de frituurpan. Dit systeem werkt perfect, maar veroorzaakt een te hoog drukverlies.
Huidige uitvinding heeft betrekking op een systeem waardoor een vrijwel totale condensatie van de stoom bekomen kan worden, zonder een hoog drukverlies te veroorzaken.
Het systeem volgens de uitvinding is van een middel voorzien om onder de ventilator water te pompen en te sproeien.
<Desc/Clms Page number 2>
Bij voorkeur, sproeit het middel water in een richting die, t-nn opzichte van de richting van de stroom van de gassen en de stoom, vrijwel loodrecht is.
Bijvoorbeeld, wordt er water in een vrijwel horizontale richting gesproeid terwijl de gassen en de stoom verticaal van boven naar onder vloeien.
Volgens een uitvoeringsvorm bevat het systeem een leiding of buis waarin de ventilator en het middel om water te sproeien gelegen zijn. De gesproeide waterdruppels raken bij voorkeur het binnenoppervlak van de leiding of buis aan.
De pomp en de ventilator worden bij voorkeur samen aangedreven.
Volgens een bepaalde uitvoeringsvorm bestaat het middel om water te sproeien uit een pijp waarvan een uiteinde door een kop afgesloten is en ventilatorschoepen draagt, waarbij de pijp onder dit uiteinde gaatjes vertoont die bestemd zijn om het water uit de pijp te laten vloeien. De pijp is op een as gemonteerd die door een motor aangedreven wordt.
De uitvinding heeft ook betrekking op een frituurpan die voorzien is : van een deksel bestemd om de kuip gedurende het bakken van voedsel af te sluiten, en van een systeem volgens de uitvinding waarbij de gassen en de stoom van de kuip naar het systeem afgezogen worden en de gassen van het systeem naar de kuip terugvloeien.
<Desc/Clms Page number 3>
De uitvinding betreft bovendien een werkwijze voor het bakken van voedsel in olie of vet, waarin de gassen en de stoom, die gedurende het bakken boven een kookkuip gevormd worden, afgezogen worden en door er een waterige oplossing in te sproeien afgekoeld worden en waarin de afgekoelde gassen terug naar de kookkuip gedreven worden. Deze waterige oplossing kan bv. azijn en/of citroen en/of citroenzuur en/of ascorbiczuur en/of eucalyptus bevatten.
Andere kenmerken en details van de uitvinding zullen uit de volgende beschrijving voortvloeien, waarin naar de bijgevoegde tekeningen verwezen wordt.
In die tekeningen tonen - figuur 1 schematisch een frituurpan volgens de uitvinding aan, - figuur 2 een aanzicht in doorsnede van de ventila- torinrichting aan, - figuur 3 een bovenaanzicht van de ventilator aan, - figuur 4 een aanzicht op grotere schaal van een schoep van de ventilator aan, - figuur 5 een bovenaanzicht van de watertank (dek- sel uitgenomen) aan, - figuur 6 een aanzicht in doorsnede langs de lijn
VI-VII van de watertank van figuur 5 aan, en - figuur 7 een onderaanzicht van de drager van de schoepen aan.
<Desc/Clms Page number 4>
Figuur 1 toont een schematische frituurpan, die van een kuip 1 met een draaibaar deksel 2 voorzien is, aan. Het deksel 2 kan langs een as A tussen een gesloten positie en een open positie pivoteren (pijl R). Een systeem 3 is op de kuip 1 gemonteerd om de gassen en de stoom van de kuip 1 af te zuigen (pijl Gl), af te koelen en achteraf naar de kuip 1 terug te blazen (pijl G2).
Dit systeem 3 bestaat uit : - een watertank 4,
EMI4.1
- eerste leiding 5 om de gassen en de stoom van de kuip 1, via het deksel 2, naar de tank 4 te laten vloeien, - een tweede leiding 6 om de gassen van de tank 4 naar de kuip 1 te laten vloeien, - een ventilator 7 om de gassen en de stoom van de kuip 1 af te zuigen en om de gassen van de tank 4 naar de kuip 1 te blazen, en - een middel 8 om uit de tank 4 water te pompen (8A), om onder de ventilator water te sproeien en te vernevelen (8B).
De eerste leiding 5 bevat een pijp 9 waarin de ventilator 7 en het middel om water te sproeien 8B gelegen zijn.
Het middel 8 bestaat uit een drager 80 in de vorm van een pijp, waarvan een bovenuiteinde de schoepen 82 van de ventilator 7 draagt. Binnen de pijp 80 zijn er langwerpige uitsteeksels 84 waarvan het vrije
<Desc/Clms Page number 5>
uiteinde een kop 81 aanraakt. Deze kop is op de as 83A gemonteerd en wordt via een koppeling 83B door de motor 85 aangedreven, waarbij de drager ook aangedreven wordt.
De kop 81 is slechts gedeeltelijk in de pijp gestoken, waarbij een open kamer 87 in de pijp 80 gedefinieerd wordt.
Tussen de langwerpige uitsteeksels zijn er open kanalen 88 gedefinieerd. Die kanalen 88 strekken zieh tussen de onderopening 89 van de pijp tot aan de bovenkamer 87 uit.
Elkkanaaldefinieerteendoorgangsoppervlakte die tussen een minimale oppervlakte in de nabijheid van de onderopening 89 en een maximale oppervlakte in de nabijheid van de bovenkamer 87 varieert. De vergroting van de doorgangsoppervlakte is bij voorkeur continu.
Door de aandrijving van de pijp 80 wordt er water aangezogen. Dit water vloeit door de kanalen tot aan de bovenkamer 87.
De pijp 80 is van radiale insnijdingen 90 voorzien, waardoor het water van de bovenkamer 87 naar buiten kan vloeien WA en waar het water in een radiale richting WR gesproeid wordt. Het gesproeide water kan het binnenoppervlak 91 van de pijp 9 aanraken.
De gassen en de stoom worden door de ventilator in een axiale richting (GA) geblazen.
De waterdruppels die het binnenoppervlak 91 van de pijp 9 aanraken of die op dit oppervlak 91 gevormd zijn, vallen terug in de tank 4.
<Desc/Clms Page number 6>
De gaatjes zijn bij voorkeur rondom de pijp 80 gelegen om een watergordijn onder de schoepen van de ventilator 7 te vormen.
De axiale afstand "d" tussen de onderranden van de ventilatorschoepen 7 en de gaatjes 87 of insnijdingen 90 is bij voorkeur kleiner dan 1 cm (bijvoorbeeld van 0, 3 tot 0, 6 cm).
Elke inkeping of insnijding 90 strekt zieh op ongeveer 400 uit en heeft een hoogte kleiner dan 0, 4 mm, bij voorkeur ongeveer 0, 2 mm.
De kanalen 88 hebben een minimale hoogte hmin van minder dan 2 mm, bij voorkeur ongeveer 1 mm in de nabijheid van de onderopening 89 en een maximale hoogte hmax die groter is dan de minimale hoogte. Bij voorkeur is die maximale hoogte groter dan 2 mm of gelijk aan ongeveer 2 mm.
Zoals afgebeeld, strekt de breedte van elk kanaal 88 zieh op ongeveer 400 uit. De kanalen hebben bij voorkeur een breedte die tussen ongeveer 4 en 8 mm kan varieren.
De watertank bevat bij voorkeur water en een of meerdere additieven, zoals azijn, citroensap, citroenzuur, ascorbiczuur, eucalyptus, enz., waarbij de gassen door een mengeling van water + additief bevochtigd worden alvorens ze naar de bakkuip teruggestuurd worden.
De pijp 9 is in de uitvoeringsvorm van figuur 1 cilindrisch en kan eventueel lamellen dragen waartus-
<Desc/Clms Page number 7>
sen open kanalen voor het vloeien van gassen en waterdruppels gevormd zijn.
In een bijzondere uitvoeringsvorm, draagt de pijp 9, ten minste onder het middel 8B om water te sproeien, middelen om een draaiende beweging van de gassen te verwezenlijken. Zulke middelen zijn bv. spiraalvormige lamellen of propellerbladen die op de pijp 9 gemonteerd zijn. Door die middelen kan de verblijftijd van de gassen in de tank verlengd worden.
De pijp 9 kan eventueel een conisch binnenoppervlak hebben.
De tweede leiding 6 kan eventueel voorzien zijn van een draaiende klep (100) om te beletten dat de gassen en de stoom direct naar de tank 4 zouden vloeien.
De motor 85 kan eventueel twee verschillende koppelingen aandrijven waardoor de hoeveelheid afgezogen gassen en stoom aangepast kan worden. Bijvoorbeeld, zolang de temperatuur van de gassen en de stoom in de kuip of in de leiding 5 hoger is dan bv. 70 C, draait de ventilator met een hogere snelheid om een grote hoeveelheid gassen en stoom af te zuigen. Van zodra de temperatuur van de gassen en de stoom in de kuip of in de leiding 5 lager is dan bv. 700 C, draait de ventilator met een tragere snelheid om een kleinere hoeveelheid gassen en stoom af te zuigen.
De watertank 4 is in een uitvoeringsvorm van een overloopopening 40 voorzien waardoor water (L) kan vloeien. Inderdaad, tijdens het bakproces zal de gecondenseerde damp het koelwaterpeil doen stijgen en zal het overtollige koelwater (water dat boven het
<Desc/Clms Page number 8>
maximale toegelaten waterpeil WP in de tank 4) door de opening 40 in een bekertje 41 vloeien. Dit bekertje 41 kan bijvoorbeeld na elke bakbeurt geledigd worden.
De opening 40 is bij voorkeur van een klep 42 voorzien, klep die geopend wordt door het plaatsen van het bekertje 41. Bijvoorbeeld is de klep 42 op een as 43 gemonteerd. Het uiteinde van de as 43 draagt een steunplaat 44 met openingen 45. Een veer 46 strekt zieh tussen de steunplaat 44 en een oppervlak van de tank 4 uit. Door het plaatsen van het bekertje 41, wordt de klep 42 (pijl V) tegen de werking van de veer verplaatst.
Door het uitnemen van het bekertje 41, duwt de veer 46 de klep 42 naar de opening 40, waarbij geen water door die opening kan vloeien. Bij voorkeur, zijn er systemen 47,48 aangebracht om een bakproces, bv. van frites, te beletten indien het waterpeil in het bekertje hoger is dan een bepaald peil en zolang het bekertje niet in verbinding met de watertank is. Bijvoorbeeld is de korf 100 van een gekende multifunctionele handgreep 101. In dat geval bedienen de systemen 47,48 een element 49 om het bewegen van de korf in het oliebad te vermijden. Zulk een element werkt bijvoorbeeld op het verbindingselement 103 dat zieh tussen de handgreep 101 en een staaf 104 uitstrekt en waarop de korf 105 opgehangen is om een neergaande beweging van de korf te beletten.
In een andere uitvoeringsvorm is de klep 42 met een vlotter verbonden waarbij de klep 42 in een open toestand is zolang het waterpeil in de tank een bepaald minimum peil overschrijdt.
<Desc/Clms Page number 9>
De klep 42 ligt onder dit minimum peil, waarbij geen gasafdichting tussen de tank 4 en het bekertje noodzakelijk is.
De tank 4 kan ook onderaan van ee leegloopopening voorzien zijn om water in een spoelbak te laten vloeien. Een klep die bijvoorbeeld door een hefboom bediend wordt, is voorzien om die opening af te dichten.