<Desc/Clms Page number 1>
Titel : Kiemremmend middel voor aardappelen
De uitvinding heeft betrekking op een samenstelling voor gebruik als kiemremmend middel bij aardappelen, een werkwijze voor het behandelen van aardappels en een waterige dispersie van de samenstelling.
Aardappelen worden na de oogst opgeslagen in afwachting van verdere verwerking (inschuren). Dit kan de opslag als pootgoed voor een volgend seizoen zijn, maar ook de opslag voorafgaande aan de industriele verwerking, of de verwerking tot producten die direct voor de consument bedoeld zijn. Gedurende deze opslag is het van belang dat de kwaliteit van de aardappels over een langere periode gegarandeerd blijft. Ook is het van belang om de omstandigheden waarin de aardappels zijn opgeslagen goed in de hand te houden. Het klimaat mag niet te vochtig zijn, anders treedt rotting op. Wanner het klimaat te droog is, neemt de turgor van de aardappel af en wordt de aardappel zachter. Een probleem bij het bewaren van aardappels is dat de aardappels kunnen gaan spruiten, ook wel uitlopen genoemd.
Het uitlopen van aardappels is het op gang komen van de kiemprocessen en de vorming van zogenaamde uitlopers die later tot plant en wortels kunnen uitgroeien. De voedingsbodem voor de uitlopers is de aardappelknol zelf.
EMI1.1
Dit dat erkwaliteitsverlies optreedt. Ook Dit beteken vertoont de aardappel visueel onaantrekkelijke en onsmakelijke plekken en ongewenste kleuring van het gewas.
Het uitlopen kan worden tegengegaan door de aardappels bij een temperatuur van 20C op te slaan, maar daarbi] worden reducerende suikers gevormd die ervoor zorgen dat de aardappels, bij latere bakprocessen zoals frituren, een bruine kleur krijgen en zoet smaken. Om deze redenen worden aardappels meestal opgeslagen bij een temperatuur tussen 5 en 8 C. Bij deze temperatuur treedt het probleem van de vorming van reducerende suikers niet op
<Desc/Clms Page number 2>
of is aanzienlijk kleiner, maar bij langere opslag kan het uitlopen niet geheel worden tegengegaan
Om het uitlopen van aardappels tegen te gaan wordt in de stand van de techniek gebruik gemaakt van kiemremmende middelen die op de aardappel worden aangebracht en zo de kiemvorming tegen gaan.
Dergelijke kiemremmmende middelen zijn bijvoorbeeld
EMI2.1
isopropopyl-N- (profam, IPC) en isopropopyl-N- CIPC). Deze middelen worden op grote schaal als kiemremmende middelen gebruikt. Het gebruik van profam is met ingang van april 1997 binnen de EU niet meer toegestaan. Ook neemt, met een groeiend ecologisch bewustzijn, de vraag naar aardappels die behandeld zijn met een zo klein mogelijke dosering aan kiemremmende middelen, toe. Daarnaast neemt ook de voorkeur toe voor middelen welke bestanddelen bevatten van natuurlijke origine.
Tot nog toe werd een kiemremmend middel op basis van chloorprofam als een poeder aangewend.
Een nadeel van een dergelijke samenstelling is dat het poeder niet goed hecht aan de aardappel. Wanneer de aardappelen worden behandeld. met een poeder dat de actieve stof bevat zal, door een gebrekkige hechting, het poeder niet goed op het oppervlak van de aardappel blijven zitten.
Hierdoor heeft het poeder een onregelmatige verdeling over het oppervlak van de aardappel. Door opslag en transport raakt een deel van het poeder dat niet goed gehecht is aan de aardappel los en zakt naar beneden in de opslagplaats of het verstuift. Hierdoor wordt een suboptimaal gebruik van de actieve ingredient gemaakt. Naast het nadelige effect van de ongelijkmatige behandeling van de aardappel is een dergelijke verspilling en verstuiving ook vanuit milieutechnisch en arbeidshygienisch oogpunt ongewenst.
De uitvinding voorziet nu in een samenstelling die een betere hechting op de aardappel vertoont, een gelijkmatiger verdeling over het oppervlak van de aardappel
<Desc/Clms Page number 3>
heeft, niet verstuift en ook overigens de nadelen van een poeder, zoals hierboven geschetst, opheft.
De uitvinding heeft betrekking op een samenstelling die chloorprofam en een olie omvat voor gebruik als kiemremmend middel. De samenstelling die chloorprofam bevat kan over de aardappels versproeid of verneveld worden door middel van op zichzelf bekende technieken.
De samenstelling volgens de uitvinding zorgt voor een betere verspreiding, een eenvoudiger dosering, een economischer verbruik en een betere hechting van het product aan de aardappel. Bovendien is gebleken dat de combinatie van de componenten van de samenstelling, met, name bij toepassing van olien van plantaardige oorsprong, in combinatie met chloorprofam een terugdringing van de kleurverandering teweegbrengt.
De onderhavige uitvinding voorziet nu in een samenstelling die zorgdraagt voor een meer efficiente en meer economische manier van het gebruik van chloorprofam als kiemremmend middel.
Volgens een voorkeursuitvoerings vorm van de onderhavige uitvinding wordt een samenstelling omvattende chloorprofam en een olie door middel van versproeien of vernevelen verdeeld over de aardappelen.
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het behandelen van aardappels tegen voortijdige ontkieming : door toepassing van een kiemremmend middel gebaseerd op eensamenstelling volgens de uitvinding.
Tevens heeft de uitvinding betrekking op een waterige dispersie van een samenstelling volgens de uitvinding.
In de olie, zoals gebruikt in de samenstelling volgens de uitvinding, is het mogelijk componenten van zowel minerale als dierlijke of plantaardige oorsprong te gebruiken. Het heeft de voorkeur om de olie in een hoeveelheid van 1, 0-95, 0 gew. %, betrokken op het totaalgewicht van de samenstelling volgens de uitvinding, te gebruiken, bij voorkeur 5, 0-75, 0 gew. %, biJ hogere
<Desc/Clms Page number 4>
voorkeur 25, 0-60, 0 gew. %. Als oliecomponent in de samenstelling volgens de onderhavige uitvinding kan elke olie van plantaardige of dierlijke oorsprong gebruikt worden zoals verzadigde of (meervoudig) onverzadigde olien bestaande uit een vetzuur en een polyalcohol zoals glycol of glycerol, al dan niet geheel of gedeeltelijk verzeept, en elke combinatie hiervan.
Het is ook mogelijk om mengsels van dergelijke verbindingen te gebruiken of mengsels van plantaardige, dierlijke en/of minerale oorsprong. Bij voorkeur gebruikt men lijnzaadolie, raapzaadolie, sojaolie of derivaten daarvan, bij hogere voorkeur sojaolie of raapzaadolie.
Chloorprofam is onder normale omstandigheden een vaste stof die bij ongeveer 40 OC smelt en kan daarmee bij temperaturen boven 40 OC zonder verdere verdunners of andere toevoegingen worden gebruikt. Een voorkeurssamenstelling volgens de uitvinding omvat tussen 1, 0 en 50, 0 gew. % chloorprofam, betrokken op het totaalgewicht van de samenstelling volgens de uitvinding, bij voorkeur tussen de 20, 0 en 40, 0 gew. % en verder ook nog olien, oplosmiddelen, verdikkingsmiddelen, oppervlakte actieve stoffen en andere gebruikelijke toevoegingen.
Geschikte oplosmiddelen zijn bijvoorbeeld oplosmiddelen van minerale oorsprong, inclusief alifatische of aromatische oplosmiddelen, alcoholen, esters, ethers, ketonen, aldehyden,'polyalcoholethers of mengsels daarvan.
Deze oplosmiddelen kunnen al dan niet (meervoudig) gechloreerd zijn. Voorbeelden van deze oplosmiddelen zijn xyleen, dichloormethaan, alcoholen zoals glycerolen (bij voorbeeld polyethyleen glycol) of polyethyleenglycolethers en polypropyleenglycolethers met als ether groep methyl, ethyl of willekeurig welke alkyl of derivaten of mengsels daarvan. Een typische component is tripropyleenglycol monomethylether (TPM, bijvoorbeeld Dowanol TPM) in een hoeveelheid van 1, 0-25, 0 gew. %, betrokken op het totaalgewicht van de samenstelling volgens de uitvinding,
<Desc/Clms Page number 5>
bij voorkeur 2, 0-15, 0 gew. %, bij hogere voorkeur 2, 5-10, 0 gew. %.
De samenstelling kan ook in de vorm van een emulsie gebruikt worden. Hiertoe kunnen emulgatoren worden toegevoegd. Deze emulgatoren kunnen kationische, anionische of non-ionische oppervlakte actieve substanties zijn of mengsels daarvan. De emulgatoren kunnen van minerale, dierlijke of plantaardige oorsprong of mengsels daarvan zijn. Voorbeelden zijn calcium dodecylbenzeen-sulfonaten, nonyl phenol polyglycolethers geethoxyleerde vetzuuralcoholen of amines of derivaten of combinaties daarvan.
Bij voorkeur wordt een castorolie-ethyleenoxide type emulgator gebruikt met 15 ethyleenoxide eenheden in een hoeveelheid van 0, 5-20, 0 gew. %, betrokken op het totaalgewicht van de samenstelling volgens de uitvinding, bij voorkeur 2, 5-15, 0 gew. %, bij hogere voorkeur 5, 0-10, 0 gew. %.
Het is gebruikelijk om aardappelen op te slaan in bulk of in grote partijen of in cellen, dozen of kisten in een opslagruimte. Door middel van ventilatiesystemen kan koele lucht door de aardappelen geblazen worden, eventueel kan de lucht extra gekoeld worden. Opslag van aardappels buiten kan naast de bovenbeschreven wijzen, ook plaats vinden in een kuil of een hoop, en de onderhavige uitvinding is ook hierop van toepassing.
Ideen uitvöeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt het middel verdeeld over de aardappelen door versproeien of vernevelen met behulp van daarvoor op zichzelf in de techniek bekende middelen zoals neveldoppen en zgn. spraydisks. Dit vernevelen van de oplossing kan in elke fase na de oogst plaatsvinden. Op elk moment van het opslag proces is het mogelijk om het middel aan te brengen op de aardappelen. Het middel is zo samengesteld dat geen extra tijd vereist is om te drogen. Het besproeien van de aardappelen kan derhalve bijvoorbeeld gebeuren tijdens het transport op een transportband of aan het einde van de
<Desc/Clms Page number 6>
transportband wanneer de aardappelen op een opslagberg of in een kist vallen.
Ook kan op een verder willekeurige plaats in de volgorde van handelingen tussen oogst en opslag of tijdens de opslag de behandeling met dit middel plaatsvinden.
Voor een fijnere verdeling van de actieve stof kan ook een verdunde samenstelling gebruikt worden. Hiertoe wordt de samenstelling volgens de onderhavige uitvinding verdund met een geschikt verdunningsmiddel en daarna gehomogeniseerd, optioneel door toepassing van een emulgator.
De hoeveelheid verdunner die gebruikt wordt om de oplossing te verdunnen is zodanig dat, wanneer de oplossing
EMI6.1
versproeid wordt over de aardappelen, de verdunner gemakkelijk kan verdampen. Wanneer als verdunner water gebruikt wordt dient dit in een dusdanig hoeveelheid te gebeuren dat wel een goede verdeling van het middel over de aardappelen wordt verkregen zonder dat het vochtgehalte van de aardappelen, dan wel het vochtgehalte in de ruimte waar de aardappelen worden bewaard, dusdanig verhoogd wordt dat rottingsprocessen op kunnen gaan treden.
Het is ook mogelijk om de samenstelling volgens de uitvinding te verspreiden in de opslagruimte door het via de ventilatiesystemen te versproeien in de lucht.
De uitvinding wordt toegelicht maar geenszins beperkt door het volgende voorbeeld.
Voorbeeld
Een oplossing wordt bereidt die bestaat uit :
EMI6.2
30, chloorprofam 97. 58, (geraffineerd)
61 gew. %8, 00 gew. % castorolie-ethyleenoxide type emulgator met 15 ethyleenoxide eenheden
3, 00 gew. % tripropyleenglycol monomethylether.
<Desc/Clms Page number 7>
De dosering bedraagt 60 mL per 1000 Kg aardappelen en kan afhankelijk van de gebruikte apparatuur verdund worden met maximaal 140 mL water per 1000 Kg aardappelen.
Deze oplossing wordt gelijkmatig versproeid. Met het blote oog is zichtbaar dat de actieve stof als klein kristalletjes gelijkmatig over de aardappel verdeeld is. De aardappelen lopen niet of nauwelijks uit en hebben onder de gebruikelijke opslagcondities een goede houdbaarheid.