<Desc/Clms Page number 1>
Inbouwdoos voor elektrisch installatiemateriaal, samenstel van inbouwdozen en daarbij gebruikte afstandhouder en spruitstuk. De uitvinding heeft betrekking op een inbouwdoos voor elektrisch installatiemateriaal die een rug bevat en een op de omtrek daarvan aansluitende wand.
Dergelijke inbouwdozen worden gebruikt voor het inbouwen in een wand van elementen zoals wandkontaktdozen, schakelaars en dergelijke. In sommige gevallen worden ze met twee of meer tegelijk boven elkaar ingebouwd zodat meerdere elektrische elementen boven elkaar kunnen worden geïnstalleerd, waarbij deze elementen door een gemeenschappelijke dekplaat worden afgedekt.
In andere gevallen is het wenselijk de elektrische elementen naast elkaar te installeren. De hartafstand tussen de twee dozen moet daarbij meestal groter zijn dan bij inbouw boven elkaar.
Bekende konstrukties van inbouwdozen die een opstelling met verschillende hartafstanden mogelijk maken zijn ingewikkeld en weinig universeel. Een bekende konstruktie is een vierkante doos met twee tegenoverliggende wanden die losneembaar zijn van de rug. De eigenlijke doos bestaat dan uit losse onderdelen die in elkaar moeten worden gezet, hetgeen ingewikkeld is.
De huidige uitvinding heeft dan ook betrekking op een inbouwdoos voor elektrisch installatiemateriaal die eenvoudig van konstruktie is, waarbij het inbouwen van dergelijke inbouwdozen met de gangbare hartafstanden, en dus zowel boven elkaar als naast elkaar, mogelijk is.
<Desc/Clms Page number 2>
Hiertoe is de inbouwdoos daardoor gekenmerkt dat twee dwars tegenover elkaar liggende opstaande wandgedeelten van tenminste een verzwakking zijn voorzien die een verwijderbaar wandgedeelte begrenzen en naast dit verwijderbaar wandgedeelte komplementaire koppelmiddelen bevatten, zodanig dat wanneer twee inbouwdozen met een van hun eerstgenoende opstaande wandgedeelten tegen elkaar zijn geplaatst de koppelmiddelen van het opstaande wandgedeelte van de ene inbouwdoos samenwerken met de koppelmiddelen van het opstaande wandgedeelte van de andere inbouwdoos.
Doelmatig zijn voornoemde twee tegenover elkaar liggende opstaande wandgedeelten ten minste naast hun verwijderbaar wandgedeelte in hoofdzaak vlak.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de wand van de doos ten minste aan de voorzijde van elk van de twee voornoemde opstaande wandgedeelten van een naar buiten gerichte rand voorzien, die, tenminste daar waar geen verwijderbaar wandgedeelte op de rand aansluit, van een verzwakking is voorzien die nagenoeg in het verlengde gelegen is van de buitenzijde van het opstaande wandgedeelte.
Het buiten een wandgedeelte uitstekende deel van de rand kan hierdoor gemakkelijk worden weggesneden.
Bij voorkeur bevat elk van de twee voornoemde opstaande wandgedeelten twee verzwakkingen, namelijk een eerste die een rond verwijderbaar wandgedeelte begrenst en een tweede die een, op de voorste uitstekende rand aansluitend en zieh naar de rug toe uitstrekkend, tussen de koppelmiddelen gelegen, langwerpig verwijderbaar gedeelte begrenst.
<Desc/Clms Page number 3>
De uitvinding heeft ook betrekking op een afstandhouder en spruitstuk gebruikt bij de inbouwdoos volgens de uitvinding en op een samentel van twee of meer dergelijke inbouwdozen.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelen zonder enig beperkend karakter, twee voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een zijaanzicht weergeeft van een inbouwdoos volgens de uitvinding ; figuur 2 een vooraanzicht weergeeft van de inbouwdoos volgens figuur 1 ; figuur 3 een doorsnede weergeeft die in figuur 2 met de lijn III-III is aangeduid ; figuur 4 een doorsnede weergeeft die in figuur 2 met de lijn IV-IV is aangeduid ; figuur 5 een doorsnede weergeeft van een wand waarin een enkele doos volgens de vorige figuren is gemonteerd ; figuur 6 een zijaanzicht weergeeft van de inbouwdoos volgens de figuren 1 tot 4, klaar voor montage boven een andere ; figuur 7 een vertikale montage weergeeft van twee inbouwdozen volgens de vorige figuren ;
<Desc/Clms Page number 4>
figuur 8 een horizontale montage weergeeft van twee inbouwdozen volgens vorige figuren, waarbij gebruik is gemaakt van een afstandhouder ; figuur 9 een gedeelte weergeeft van het zicht volgens figuur 8, maar met betrekking op een variante van montage ; figuur 10 een zijaanzicht weergeeft van de afstandhouder gebruikt bij de montage volgens figuur 8 ; figuur 11 een zijaanzicht weergeeft van een spruitstuk bestemd om gebruikt te worden bij de inbouwdoos volgens de figuren 1 tot 4 ; figuur 12 en 13 zijaanzichten weergeven van een variante van de inbouwdoos volgens de figuren 1 tot 4.
Zoals weergegeven in de figuren 1 tot 4 is de inbouwdoos volgens de uitvinding rond met twee afgeplatte kanten en bestaat ze dus in hoofdzaak uit een rug 1 en een op de omtrek daarvan staande wand 2-3 die bestaat uit twee diametraal tegenover elkaar gelegen grotendeels vlakke opstaande wandgedeelten 2 die verbonden zijn door twee cilindrisch gebogen opstaande wandgedeelten 3.
De wand 2-3 is in een stuk met de rug 1 van kunststof vervaardigd. De voorste rand van de wand 2-3 is over de volledige omtrek van een naar buiten gerichte rand 4 voorzien. De buitenomtrek van deze rand 4 kan rond zijn of tegenover de vlakke opstaande wandgedeelten 2 recht afgesneden.
Belangrijk is dat deze rand 4 tegenover elk van de twee vlakke wandgedeelten 2 van een verzwakking 5 is voorzien,
<Desc/Clms Page number 5>
bijvoorbeeld onder de vorm van een groef, die ongeveer in het verlengde ligt van de buitenzijde van het vlakke wandgedeelte 2.
In elk van deze grotendeels vlakke opstaande wandgedeelten 2 begrenst een eerste verzwakking 6, gevormd door gleuven en groeven, in het midden een verwijderbaar, in het bijzonder uitdrukbaar wandgedeelte 7, dat de vorm heeft van een cirkel met aan de zijde van de rug 1 en diametraal daartegenover een uitsprong 8. Door het verwijderen van dit wandgedeelte 7 wordt een doorgang verkregen waarin een spruitstuk 9 zoals weergegeven in figuur 11 kan worden aangebracht.
Dit spruitstuk 9 is enigszins konisch met aan zijn breedste einde een naar buiten gerichte rand. Op zijn buitenzijde zijn diametraal tegenover elkaar twee ribben 10 aangebracht die in tegengestelde zin een weinig schuin ten opzichte van de langsas van het spruitstuk zijn gericht en door voornoemde uitsprongen 8 van de doorgang passen en aldus een bajonetkoppeling tussen dit spruitstuk 9 en de inbouwdoos toelaten.
Verder is elk van de twee vlakke opstaande wandgedeelten 2 van een tweede verzwakking 11 voorzien, die gevormd is door gleuven en groeven, en die een rechthoekig verwijderbaar, in het bijzonder uitdrukbaar wandgedeelte 12 begrenst dat zieh uitstrekt van aan de rand 4 tot aan de rug 1, over het voornoemde verwijderbare wandgedeelte 7 heen. De breedte van het wandgedeelte 12 is dus kleiner dan de diameter van het wandgedeelte 7. In feite strekt de verzwakking zieh niet uit ter plaatse van de rand 4, aangezien deze rand 4
EMI5.1
gedeeltelijk is en het de bedoeling is dat i dit randgedeelte samen met het wandgedeelte 12 wordt verwijderd.
<Desc/Clms Page number 6>
Naast het wandgedeelte 12 zijn de opstaande wandgedeelten 2 van komplementaire koppelmiddelen voorzien. Bij een van de twee opstaande wandgedeelten 2 zijn deze koppelmiddelen gevormd door gleuven 13, terwijl bij het andere opstaande wandgedeelte 2 de komplementaire koppelmiddelen ribben 14 zijn. Deze ribben 14 staan op overeenkomende plaatsen op de buitenzijde van het laatstgenoemde opstaande wandgedeelte 2 en zijn even groot of iets groter dan de overeenstemmende gleuven 13, zodanig dat ze bijvoorkeur enigszins klemmend in de gleuven 13 passen van een opstaand wandgedeelte 2 van een tweede inbouwdoos.
Op de binnenzijde van elk wandgedeelte 12 is een opstaande ribbe 15 aangebracht. Tegen de rand 4 sluit deze ribbe 15 aan op een stukje ribbe 16 aan de buitenkant en in dit geheel is een schroefje 17 geschroefd voor het bevestigen van elektrisch installatiemateriaal.
De binnenzijde van de cilindrische wandgedeelten 3 is geribd om de bevestiging met spanelementen van elektrisch materiaal mogelijk te maken. Op hun buitenzijde zijn deze wandgedeelten van opstaande versterkingsribben 18 voorzien.
Verder bezitten de twee cilindrische wandgedeelten 3 op diametraal tegenover elkaar gelegen plaatsen van een zieh van de rug naar voor uitstrekkend goot vormende insprong 19 die aan de voorzijde gesloten is. Een schroef 20 steekt door dit gesloten einde en doorheen de rest van de insprong. Op deze schroef 20 is een vleugel 21 geschroefd die normaal aan de rugzijde van de rug 1 is gelegen, tegen een aanslagrand 22. Bij het inschroeven van de schroef 20 wentelt deze vleugel 21 tot hij tegen een ander gedeelte van de aanslagrand 22 is gelegen en daarbij buiten de rug 1 uitsteekt.
<Desc/Clms Page number 7>
De rug 1 bevat twee door een verzwakking 23, gevormd door gleuven en/of groeven, begrensde verwijderbare, in het bijzonder uitdrukbare gedeelten 24, zodat, wanneer ze verwijderd zijn, doorgangen voor elektrische draden of kabels worden gevormd. Deze verzwakkingen lopen dan tot onderaan in de cilindrische wandgedeelten 3.
.. "'"' In het geval slechts een enkelvoudig installatie-element dient te worden geplaatst, wordt een inbouwdoos zoals weergegeven in de figuren 1 tot 4 aangewend. Een of beide uitdrukbare gedeelten 24 in de rug 1 kan worden uitgedrukt voor de draden of leidingen.
De inbouwdoos kan in een massieve muur worden ingepleisterd. In een holle wand wordt de inbouwdoos bevestigd zoals weergegeven in figuur 5. Door het inschroeven van de schroeven 20 worden de twee vleugels 21 naar buiten gericht en naar voor verplaatst tot tegen de rugzijde van het voorste wanddeel 25 van de holle wand.
Wanneer twee installatie-elementen vertikaal boven elkaar moeten ingebouwd worden, worden twee inbouwdozen tegen elkaar gebracht zoals weergegeven in figuur 7.
Voordien werd bij de ene inbouwdoos het gedeelte van de rand 4 dat buiten het opstaande wandgedeelte 2 met ribben 14 uitsteekt, weggeknipt met een tang hetgeen door de verzwakking 5 gemakkelijk en korrekt kan plaatsvinden.
Tegelijk met dit randgedeelte werd ook het wandgedeelte 12 mee verwijderd. In figuur 6 is een dergelijke inbouwdoos met verwijderd randgedeelte en wandgedeelte 12 weergegeven.
Bij de andere inbouwdoos werd op analoge manier ook een gedeelte van de rand 4 en een wandgedeelte 12 verwijderd,
<Desc/Clms Page number 8>
maar van het opstaande wandgedeelte 2 waarin de groeven 13 zijn aangebracht.
Wanneer de twee inbouwdozen met voornoemde opstaande wandgedeelten 2 tegen elkaar worden gebracht dringen de ribben 14 in de gleuven 13 en zijn de twee inbouwdozen ten
EMI8.1
opzichte van elkaar gepositioneerd en aan elkaar-. *T- terwijl ter plaatse van de verwijderde wandgedeelten 12 een grote doorgang van de ene inbouwdoos naar de andere wordt verkregen.
Wanneer daarentegen twee installatie-elementen horizontaal naast elkaar in een wand moeten worden gemonteerd, moeten twee inbouwdozen een grotere hartafstand bezitten, bijvoorbeeld 71 mm daar waar bij vertikale montage deze afstand bijvoorbeeld 60 mm is. Ze worden dus niet tegen elkaar geplaatst, maar op afstand van elkaar gehouden door een afstandhouder 26 in de vorm van een rechthoekige ring die tevens een doorgang voor draden van de ene inbouwdoos naar de andere vormt en ook de twee inbouwdozen aan elkaar koppelt zoals weergegeven in figuur 8. De afstandhouder 26 vormt dus tevens een koppelelement.
De afstandhouder 26 bevat, zoals weergeven in figuur 10, aan een zijde uithollingen 27 die over de ribben 14 op een opstaand wandgedeelte 2 van de eerste inbouwdoos, bijvoorkeur enigszins klemmend, passen. Op de andere zijde bevat de afstandhouder 26 uitsteeksels 28 die in de gleuven 13 van een opstaand wandgedeelte 2 van de tweede inbouwdoos, eveneens bijvoorkeur enigszins klemmend, passen.
Uiteraard worden ofwel de verwijderbare wandgedeelten 7, ofwel de verwijderbare wandgedeelten 12 of beide van de
<Desc/Clms Page number 9>
opstaande wandgedeelten 2 die op de afstandhouder 26 uitgeven, verwijderd.
Het gedeelte van de rand 4 aan de buitenzijde van de verzwakking 5 kan al dan niet worden verwijderd, bijvoorbeeld afhankelijk van de afmetingen van de afstandhouder 26. In figuur 8 zijn de inbouwdozen weergegeven met voornoemd gedeelte van rand 4 verwijderd, waarbij de afstandhouder 26 tot aan de voorzijde van de inbouwdozen kan reiken. In figuur 9 zijn de inbouwdozen weergegeven met behoud van de rand 4, waarbij dus de afstandhouder 26 van wegsnijdingen kan voorzien zijn voor de rand 4 of zulkdanige afmetingen bezitten dat, wanneer hij de twee inbouwdozen aan elkaar koppelt, hij niet tot aan de rand 4 reikt.
Wanner geen gedeelte van de rand 4 wordt verwijdert, kan ook het voorste gedeelte van het wandgedeelte 12 en in het bijzonder het op de rand aansluitende gedeelte van de ribbe 16 en het stukje ribbe 15 worden behouden. Bijgevolg kunnen de schroeven 17 worden gebruikt voor het bevestigen van de installatie-elementen.
De uitvoeringsvorm van de inbouwdoos weergeven in de figuren 12 en 13 verschilt enkel van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm doordat ze, althans over een groot gedeelte van de rug 1, dieper is.
De cilindrische opstaande wandgedeelten 3 lopen grotendeels recht door tot tegen het diepste gedeelte 29 van de rug 1. De insprongen 19 en de grotendeels vlakke opstaande wandgedeelten 2 zijn evenwel niet hoger dan in de vorige uitvoeringsvorm en sluiten dus aan op gedeelten 30 van de rug 1 die minder diep zijn gelegen en die door opstaande
<Desc/Clms Page number 10>
wandgedeelten 31 verbonden zijn met het diepste gedeelte 29.
Op de twee wandgedeelten 31 staan twee spruitstukken 32 die een opening in deze wandgedeelten 31 omringen. Deze spruitstukken 32 steken niet buiten de opstaande wandgedeelten 2 uit zodat ze het tegen elkaar plaatsen van twee inbouwdozen met hun wandgedeelten 2 niet hinderen.
De montage van twee dergelijke inbouwdozen naast of boven elkaar geschiedt op dezelfde manier als hiervoor beschreven voor de minder diepe inbouwdozen.
In beide uitvoeringsvormen is slechts een model van inbouwdoos nodig die niet enkel individueel maar ook in groep naast elkaar of boven elkaar, en dus met verschillende hartafstanden, kunnen worden ingebouwd.
Het is duidelijk dat drie of zelfs meer inbouwdozen naast of boven elkaar kunnen worden ingebouwd. De tweede en derde inbouwdozen worden op dezefde manier als de eerste en de tweede aan elkaar gekoppeld.
Aangezien bij de montage waarbij de inbouwdozen effektief tegen elkaar moeten worden geplaatst een gedeelte van de rand 4 en het verwijderbare wandgedeelte 12 worden verwijderd, hoeft dit wandgedeelte niet noodzakelijk vlak te zijn en kan het zonder problemen aan de buitenkant van uitstekende delen zijn voorzien zoals trouwens het stukje ribbe 7. Belangrijk is dat de delen van het opstaande wandgedeelte 2 die naast dit verwijderbare wandgedeelte 12 zijn gelegen, vlak is, de eventuele ribben 14 niet meegerekend.
<Desc/Clms Page number 11>
Doordat het verwijderbare wandgedeelte 12 normaal samen met een gedeelte van de rand 4 wordt verwijderd, hoeft de verzwakking 5 gevormd door de groef in deze rand zieh niet noodzakelijk tegenover dit wandgedeelte 12 uit te strekken.
Overigens kan ter plaatse van dit wandgedeelte 12, bijvoorbeeld aan weerzijden van de ribbe 16, de binnenzijde iets meer naar buiten gelegen zijn. De groef die de verzwakking 5 vormt kan daar ophouden.
De termen vertikale en horizontale montage zijn enkel als voorbeeld gegeven. Het al of niet gebruiken van een afstandhouder hangt in de eerste plaats af van de gewenste hartafstand, zodat ook een vertikale montage met afstandhouder en een horizontale montage zonder afstandhouder mogelijk zijn.