BE1008493A4

BE1008493A4 - Treden.

Info

Publication number: BE1008493A4
Application number: BE9400602A
Authority: BE
Original assignee: Vanhee Arnold
Priority date: 1994-06-24
Filing date: 1994-06-24
Publication date: 1996-05-07
Also published as: NL1000612C2

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op afzonderlijke treden, die gemakkelijk aan elkaar kunnen worden verbonden om bv. een trap, een tribunevloer, podia of dergelijke te kunnen vormen, met het kenmerk dat deze treden (5,7,9) uit een al dan niet buisvormig profiel bestaan, verkregen door extrusie en die dus een constante doorsnede vertonen en dat de verbinding tussen deze treden telkens gebeurt door twee pennen (21,23,21',23') aan het ene profiel die schuiven, of clipsen in twee gleuven (25,27,25',27') van het andere profiel. De uitvinding breidt zich uit tot een samenstelling van dergelijke treden, bv. voor het maken van trappen, tribunelvloeren, podia en dergelijke.

Description

TREDEN Objekt van de uitvindinq
De uitvinding heeft betrekking op afzonderlijke treden die gemakkelijk aan elkaar kunnen worden verbonden om bv. een trap, een tribunevloer, podia of dergelijke te kunnen vormen.

Dergelijke afzonderlijke treden kan men verbinden om een geheel of gedeeltelijk zelfdragende samenstelling te bekomen voor het creëren of het overbruggen van niveauverschillen, met de uitdrukkelijke bedoeling deze op een snelle, veilige, eenvoudige, tijdelijke of blijvende manier te realiseren, eventueel opnieuw uit elkaar te nemen en op een andere plaats terug op te stellen.

De samenstelling die aldus wordt gevormd, kan voorzien worden van draagbomen, die de zijkanten afdekken, alsmede van relingen of steunen.

De treden kunnen geleverd worden op standaardmaten (bv. voor trappen) of in veelvoudlengten voor de grote constructies.

EMI2.1

Technolocrische Drobleemstelling Elementen uit metaal (bv. aluminium) die treden vormen en die kunnen samengebouwd worden tot een trap, zijn reeds bekend. Deze hebben echter het nadeel dat zij niet universeel kunnen toegepast worden en meestal ingebouwd worden tussen twee draagbomen, die na meten en passen, eerst in een werkplaats moeten samengesteld worden en daarna naar de definitieve plaats moeten vervoerd worden.

Dit vergt gespecialiseerd personeel, volumineus transport, moeilijke installatie en meestal veel tijd.

Voor vele toepassingen is er behoefte aan gemakkelijk te manipuleren treden, die men bv. in de koffer van een personenwagen kan vervoeren en dan ter plaatse snel met elkaar kan verbinden om bv. een trap te maken tussen twee verdiepingen, die meteen een afgewerkt geheel vormt.

Treden die met bouten verbonden worden zijn bekend, maar hebben het nadeel dat zij moeten ondersteund worden door een balk of betonnen ondersteuningen. Deze zijn dus niet geschikt voor een snelle en gemakkelijke montage.

Hoofdkenmerken van de uitvinding
Volgens de uitvinding worden treden voorgesteld die bestaan uit een al dan niet buisvormig profiel, verkregen door extrusie en die dus een constante doorsnede vertonen. Zij kunnen bestaan uit een horizontale trede en een vertikale opstand, of uit een geheel.

De verbinding tussen de afzonderlijke treden gebeurt telkens door twee pennen aan het ene profiel die schuiven, of clipsen in twee gleuven van het andere profiel.

Combinaties om de horizontale trede te vergroten zijn mogelijk door meerdere horizontale treden in elkaar te clipsen of een vertikale als horizontale te gebruiken en eveneens in te clipsen.

Verdere kenmerken en voordelen zullen blijken uit de verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding, beschreven

met verwijzing naar de aangehechte tekeningen.

Deze voorkeurdragende uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen worden beschreven als voorbeelden, ter illustratie van de mogelijkheden geboden door de uitvinding, zonder enig beperkend karakter ten opzichte van de draagwijdte van de conclusies.

Beknopte beschrijving van de tekeningen
In de aangehechte tekeningen is :
Figuur 1 een doorsnede van een samenstelling van drie treden volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding met hoekkoppeling onder 450, bestaande uit buisprofielen.

Figuur 2 een doorsnede van een trede, analoog aan een trede van figuur 1, maar bestaande uit een enkel rechthoekig gedeelte.

Figuur 3 een doorsnede van een samenstelling van twee treden volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding met hoekkoppeling onder 900, bestaande uit een buisprofiel.

Figuur 4 een doorsnede van een samenstelling van drie treden (waarvan er een maar gedeeltelijk is getoond), bestaande uit driehoekige buisprofielen.

Figuur 5 een doorsnede van een trede, bestaande uit twee volle platen.

Figuur 6 een doorsnede van een trede die aanpasbaar is aan verschillende hellingen.

In de verschillende figuren worden dezelfde verwijzingscijfers gebruikt voor dezel-ie delen in de verschillende figuren of voor overeenkomstige delen die dezelfde funktie uitvoeren, maar een andere vorm hebben gekregen.

Volgens figuur 1 vormt een samenstelling van drie treden een verbinding tussen een eerste niveau 1 (bv. een grondvlak) en een tweede niveau 3 voorzien van een bestaand bordes.

Iedere trede 5,7, 9 bestaat uit twee delen, namelijk een loopvlak 11 en een onder een hoek staande opstap 13. De twee

delen 11 en 13 worden gevormd door, door extrusie verkregen buisprofielen, voorzien van twee pennen 21,23 (of 21', 23') aan de ene kant en van passende gleuven 25,27 (of 25', 27') aan de andere kant.

Een trede wordt gevormd door het schuiven of het clipsen van de twee pennen 21,23 in de aangepaste gleuven 25', 27'.

Dwarsstukken 31 worden voorzien om een voldoende stevigheid van de trede te bekomen.

Meerdere treden kan men samenvatten op dezelfde manier door middel van pennen en gleuven.

Men kan ook, zoals getoond, treden steeds op dezelfde manier verbinden met een aangepaste trede 5, die een grondbevestiging toelaat.

De trede 5 bestaat uit twee delen 51 en 53. Het deel 51 komt overeen met het deel 11 van de trede 7. Het deel 53 is verschillend van het deel 13 door het feit dat het onderste gedeelte vlak is uitgevoerd en een boutgat vertoond om een grondbevestiging toe te laten voor verankering, door middel van bout en moer 55.

De trede 7, via gleuven 25,27, kan steeds op dezelfde manier worden verbonden met een tweedelige trede 9, bestaande uit een loopvlak 91 (bv. een platform) en een loodrecht op het loopvlak staande opstap 93.

Aan de opstap 93 kan een wegneembare neus 60 worden voorzien, die toelaat een eventuele bekleding te bevestigen.

De verankering van het loopvlak 91 aan het bestaande bordes 3 gebeurt bv. door middel van bevestigingshaak 95 en klembout 97.

De treden worden bij voorkeur voorzien van een antisliprand 29.

Figuur 2 toont een ééndelige trede 7, die men op dezelfde manier dan de tweedelige trede 7 kan gebruiken en die uitgevoerd wordt uit een door extrusie verkregen profiel.

Het loopvlak 11 is voorzien van een zaaggleuf 15, die

het maken van een draaitrap of een wenteltrap mogelijk maakt.

Een moerhouder 17 geeft de mogelijkheid een leuning zijdelings aan de trap te bevestigen.

Er worden ook lippen 61 en 63 voorzien voor vasthechting aan bordes 3 (zie figuur 1), na het afzagen van een gedeelte van het loopvlak 11.

Met 19 wordt een boutgat aangeduid, bestemd voor ophanging.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 3, zoals in figuur 1, worden twee buisvormige profielen 11,13 verbonden om een trede te vormen door middel van gleuven 25,27 en pennen 21, 23. Het kenmerk hier is dat in figuur 3 de koppeling van de delen 11,13 aan mekaar haaks (onder 90 ) gebeurd en dat hierdoor natuurlijk de vormgeving van deze delen wordt aangepast.

Figuur 4 vertoont een uitvoeringsvorm waar elke trede uit een enkel, bijna rechthoekig buisprofiel bestaat. Hierbij kan men sleufgaten 101 voor verlichting voorzien, alsmede een noodverlichting 103, een leuning 105, een boutgat 107 voor ophanging, een lip 109 waarin een moer kan passen zonder verdraaiing, een waterkering 111 en een boutgat 113 die toelaten een zijdelingse afdekplaat te monteren.

Volgens de uitvoeringsvorm van figuur 5, in plaats van buisvormige profielen, wordt een trede uit twee volle platen gevormd. De pennen 21,23 kunnen zowel in de gleuven 25,27 passen als in de gleuven 25', 27'.

Figuur 6 toont een trede die men kan aanpassen aan verschillende hellingen.

De trede bestaat hoofdzakelijk uit een trapboom 12, een loopplank 11 en een opstap 13, die scharnierend (zie 14) aan de loopplank 11 gemonteerd is aan een einde en die voorzien is van een pen 16 aan het tegenstelde einde. De pen 16 kan men verplaatsen in een tandstang of tandreep 18, voorzien op de trapboom 12.

De loopplank 11 is tevens scharnierend (zie 19) aan

de loopplank gemonteerd.

Verschillende bijkomende kenmerken van de uitvinding worden beschreven met verwijzing naar een of andere figuur, m. a. w. naar een of andere specifieke uitvoeringsvorm. Deze bijkomende kenmerken kunnen natuurlijk optreden voor de andere uitvoeringsvormen dan de specifieke figuren waar zij worden getoond.

Claims

CONCLUSIES 1. Afzonderlijke treden die gemakkelijk aan elkaar kunnen worden verbonden om bv. een trap, een tribunevloer, podia of dergelijke te kunnen vormen, met het kenmerk dat deze treden (5,7, 9) uit een al dan niet buisvormig profiel bestaan, verkregen door extrusie en die dus een constante doorsnede vertonen, en dat de verbinding tussen deze treden telkens gebeurt door twee pennen (21,23, 21', 23') aan het ene profiel die schuiven, of clipsen in twee gleuven (25,27, 25', 27') van het andere profiel.
2. Treden volgens conclusie 1, met het kenmerk dat iedere trede (5,7, 9) uit twee delen bestaat, namelijk een loopvlak (11) en een onder een hoek staande opstap (13) en dat de twee delen (11,13) gevormd worden door extrusie verkregen buisprofielen, voorzien van twee pennen (21,23 of 21', 23') aan de ene kant en van passende gleuven (25,27 of 25', 27') aan de andere kant en dat een afzonderlijke trede wordt gevormd door het schuiven of het clipsen van de twee pennen (21,23) in de aangepaste gleuven (25', 27').
3. Treden volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de hoekkoppeling tussen de twee delen onder een hoek van 450 wordt uitgevoerd.
4. Treden volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de hoekkoppeling tussen de twee delen onder een hoek van ongeveer 900 wordt uitgevoerd.
5. Treden volgens conclusie 1, met het kenmerk dat <Desc/Clms Page number 8> iedere trede (5,7, 9) ééndelig wordt uitgevoerd uit een door extrusie verkregen buisprofiel.
6. Treden volgens de conclusies 1 - 5, met het kenmerk dat dwarsstukken (31) worden voorzien in de buisprofielen om een voldoende stevigheid van de trede te bekomen.
7. Treden volgens conclusie 1, met het kenmerk dat iedere trede uit twee volle platen bestaat.
8. Treden volgens de conclusies 1 - 7, met'het kenmerk dat de treden worden voorzien van een antisliprand (29).
9. Treden volgens de conclusies 1 - 8, met het kenmerk dat het loopvlak (11) is voorzien van een zaaggleuf (15), die het maken van een draaitrap of een wenteltrap mogelijk maakt.
10. Treden volgens de conclusies 1 - 9, met het kenmerk dat het profiel wordt voorzien van een moerhouder (17) die de mogelijkheid geeft een leuning zijdelings aan de trap te bevestigen.
11. Treden volgens de conclusies 1 - 10, met het kenmerk dat lippen (61 en 63) worden voorzien voor vasthechting aan bordes (3), na het afzagen van een gedeelte van het loopvlak (11).
12. Treden volgens de conclusies 1 - 11, met het kenmerk dat een boutgat (19), bestemd voor ophanging, wordt voorzien.
13. Treden volgens de conclusies 1 - 12, met het kenmerk dat aan de opstap (93) een wegneembare neus (60) wordt voorzien, die toelaat een eventuele bekleding te bevestigen. <Desc/Clms Page number 9>
14. Treden volgens de conclusies 1 - 13, met het kenmerk dat de treden bestaan uit een trapboom (12), een loopplank (11) en een opstap (13), die scharnierend (14) aan de loopplank (11) gemonteerd is aan een einde en die voorzien is van een pen (16) aan het tegengestelde einde, waarbij de pen (16) verplaatsbaar is in een tandstang of tandreep (18), voorzien op de trapboom (12) en waarbij de loopplank (11) tevens scharnierend (19) aan de loopplank is gemonteerd.
15. Treden volgens de conclusies 1 - 14, met het kenmerk dat deze van een verlichting worden voorzien.
16. Treden volgens de conclusies 1 - 15, met het kenmerk dat deze geleverd worden op standaardmaten of in veelvoudlengten voor de grote constructies.
17. Samenstelling van treden volgens de conclusies 1 - 16, met het kenmerk dat de treden worden verbonden om een geheel of gedeeltelijke samenstelling te bekomen die eventueel opnieuw uit elkaar kan worden genomen en op een andere plaats terug kan worden opgesteld.
18. Samenstelling volgens conclusie 17, met het kenmerk dat deze samenstelling kan worden voorzien van draagbomen, die de zijkanten afdekken, alsmede van relingen of steunen.