BE1008416A6 - Inrichting voor het zuiveren en verwerken van afvalwaters. - Google Patents

Abstract

Een inrichting voor het zuiveren en verwerken van afvalwaters die een bekken met plaatvormige elektroden vertoont. De elektroden zijn met hun vlakken op een afstand tegenover elkaar opgesteld. Er zijn middelen voorzien die het zich in het bekken bevindende afvalwater doorheen de ruimte tussen de elektroden doen cirkuleren.

Description

Inrichting voor het zuiveren en verwerken van afvalwaters.

De uitvinding betreft een inrichting voor het zuiveren en verwerken van afvalwaters, met een bekken, waarin plaatvormige elektroden met hun vlakken op een afstand tegenover elkaar zijn aangebracht.

Dergelijke inrichtingen, waarin afvalwaters chargegewijs gezuiverd, respektievelijk verwerkt worden, zijn algemeen bekend. De elektroden, die bijvoorbeeld uit ijzer en aluminium kunnen bestaan, zijn onder gelijkspanning geplaatst. Daar het zich in het bekken bevindende afvalwater als elektrolyt werkt, vloeit een stroom tussen de plaatvormige elektroden. Door een dergelijke behandeling van het afvalwater vindt een uitvlokking van de zich in het water bevindende afvaldeeltjes plaats. Naargelang het afvalwater volstaat nu een behandelingstijd tussen 5 en 30 minuten, om een voldoende grote uitvlokking te bereiken. Door een hiernavolgende filtratie van het behandelde afvalwater kunnen de uitgevlokte afvaldeeltjes van het water worden gescheiden.

Alhoewel met de bekende inrichting goede resultaten bereikt worden, vertoont zij toch nog het nadeel dat de behandelingstijd van het afvalwater relatief groot is.

Het is daarom de opgave van de uitvinding, een in inleiding genoemde inrichting zodanig uit te bouwen dat de behandelingstijd verkort en de uitvlokkingsgraad verhoogd wordt.

De oplossing van deze opgave volgt uit de kenmerken van het kenmerkende deel van konklusie 1. Voordeelbiedende uitvoeringsvormen van de uitvinding volgen uit de onder-konklusies.

Volgens de uitvinding worden middelen voorzien, die het zich in het bekken bevindende afvalwater door de ruimte tussen de elektroden doen cirkuleren. Onverwacht blijkt dat, wanneer men het afvalwater meermaals door de ruimte tussen de elektroden laat stromen, een meer intensieve en snelle uitvlokking plaatsvindt. Door het cirkuleren van het afvalwater tussen de elektroden wordt na een breukdeel van de bij de bekende inrichting benodigde behandelings-tijd dezelfde uitvlokkingsgraad bereikt als bij de bekende inrichting. Door de opstelling volgens de uitvinding kann de behandelingstijd dus aanzienlijk worden verminderd. De door middel van de inrichting volgens de uitvinding bereikte verwerkingscapaciteit van afvalwater overtreft zelfs de verwerkingscapaciteit die door middel van inrichtingen voor de continue zuivering en verwerking van afvalwaters bereikt wordt, zoals bijvoorbeeld bekend zijn Uit het DE 36 41 365 C2.

Door de cirkulatie van het afvalwater vormt zich schuim aan de oppervlakte van het afvalwater, welke gedeeltelijk door de ruimte tussen de elektroden meegetrokken wordt. Door de bijkomende zuurstofaanbreng bevordert dit de uitvlokking van het afvalwater.

Bijzonder voordelig blijkt een bekken te zijn, dat een vierkantige vorm vertoont en plaatvormige elektroden heeft, waarvan de breedte ongeveer overeenstemt met de breedte van het bekken en waarvan de hoogte kleiner is dan de hoogte van het bekken, waarbij de elektroden groepsgewijs opgesteld zijn en zich parallel tegenover elkaar bevinden en telkens op een afstand van de hun parallel tegenoverstaande wanden van het bekken aangebracht zijn. Door zulke opstelling wordt enerzijds bereikt dat het afvalwater niet zijdelings langs de elektroden kan voor-bijstromen, waar het geen behandeling zou ondergaan. Het afvalwater kan uitsluitend door de ruimte tussen de elek troden of de ruimte tussen de telkens buitenste elektroden en de wand van het bekken stromen. Hierdoor wordt een optimale benutting van de inhoud van het bekken bereikt. Daar de hoogte van de elektroden kleiner is dan de hoogte van het bekken bevinden de elektroden zich volledig in het afvalwater, zodanig dat het afvalwater zich anderzijds aan de oppervlakte kan verdelen. Tevens kan zich aan de oppervlakte van het afvalwater een bijna gelijkmatig verdeeld schuimtapijt vormen, waarvan naargelang de stromingssnelheid gedeelten met het afvalwater worden meegesleurd en in de ruimte tussen de elektroden belanden.

Een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding voorziet erin dat de bodem van het reservoir zadeldakvormig is en de middelen voor het bewegen van het afvalwater in de vorm van een scheepsschroef zijn uitgevoerd, die zich in het zadeldakvormige gedeelte van het bekken bevindt, waarbij de aandrijving voor de schroef tussen de elektrodegroepen is opgesteld. Wanneer de scheepsschroef in verhouding tot de afmetingen van het bekken groot gekozen wordt, kan bij een relatief gering toerental een voldoend grote stromingssnelheid worden bereikt. Om de stromingssnelheid te variëren kan de aandrijving van de scheepsschroef stuurbaar zijn. De scheepsschroef is zodanig opgesteld dat het afvalwater van boven naar onder door de ruimte tussen de elektroden wordt getrokken en aan de wanden van het bekken terug van onder naar boven naar de oppervlakte stroomt. Door de alzo ontstane kringloop wordt het afvalwater herhaald door de ruimte tussen de elektroden geleid.

Door de zadeldakvormige bodem kan de scheepsschroef bijzonder gunstig in het reservoir worden ondergebracht. Bovendien wordt de stroming van het afvalwater bevorderd. Een verhoudingsgewijs grote schroef, die aan lage snelheid draait, is bijzonder voordelig.

Door de opstelling volgens de uitvinding wordt bovendien bereikt dat de stromingssnelheid van het afvalwater tussen de afzonderlijke elektroden verschillend is. Hierdoor is de tijd waarmee het afvalwater in de ruimte tussen twee elektroden verblijft verschillend lang. De stroming van het afvalwater kan nog door tweede middelen worden beïnvloed, die boven en onder de elektroden zijn aangebracht. Door de tweede middelen kan enerzijds de hoeveelheid worden beïnvloed die doorheen de betreffende ruimte tussen de elektroden stroomt, en anderzijds ontstaan hierdoor wervelingen, waardoor meer schuim van de oppervlakte mee in de ruimte tussen de elektroden wordt getrokken en het afvalwater in de ruimte tussen de elektroden eveneens niet gelijkmatig stroomt, doch wervelingen ondergaat. Hierdoor komen zeer veel deeltjes van het afvalwater in kontakt met de elektroden.

Verdere bijzonderheden, kenmerken en voordelen van de huidige uitvinding volgen uit de hiernavolgende beschrijving van een bijzonder uitvoeringsvoorbeeld, met verwijzing naar de tekening.

Hierin toont:

Fig. l een schematische doorsnede doorheen een inrichting volgens de uitvinding? en

Fig. 2 de opstelling van de elektroden in een inrichting volgens de uitvinding in bovenaanzicht.

Zoals in de tekening te zien is, worden in een vierkantig bekken 1 plaatvormige elektroden 2 aangebracht. De elektroden 2 zijn met hun vlakken op een afstand tegenover elkaar opgesteld. In het totaal zijn acht elektroden 2 voorhanden, welke in twee groepen 5a, 5b opgesteld zijn. De breedte van de elektroden 2 stemt overeen met de breedte van het bekken 1, zodanig dat zij van de ene langswand van het bekken tot de andere reiken. Hierdoor kan zijdelings geen water langs de elektroden stromen. Het reservoir 1 heeft een zadeldakvormige bodem 4. In het zadeldakvormige gedeelte van de bodem van het bekken 1 bevindt zich een scheepsschroef 3. De scheepsschroef 3 is door middel van een as 6 met een motor 8 verbonden. De snelheid van de motor 8 is regelbaar. De doormeter van de scheepsschroef 3 stemt ongeveer overeen met een derde van de breedte van het bekken l. Hierdoor bekomt het zich in het reservoir 1 bevindende afvalwater zelfs bij het langzaam draaien van de schroef 3 een voldoend grote stromingssnelheid. Door de opstelling wordt het afvalwater in het gedeelte tussen de telkens buitenste elektroden en de tegenoverstaande wanden van het reservoir 1 naar de oppervlakte van het bekken 1 gedwongen, waar het zich verdeelt, en wordt door de ruimte tussen de elektroden terug naar beneden getrokken. De snelheid waarmee het afvalwater naar onderen wordt getrokken, is verschillend tussen de afzonderlijke elektroden.

Om de stroming te beïnvloeden zijn in het bovenste gedeelte van het reservoir 1 kleppen 7 aangebracht, die kunnen versteld worden. Wanneer zich een klep onder een grote hoek ten opzichte van de oppervlakte van het afvalwater bevindt, wordt het afvalwater sterker afgebogen dan dit gebeurt bij een positie waarbij de klep zich onder een kleine hoek ten opzichte van het oppervlak bevindt. Hierdoor kan de hoeveelheid, respektievelijk de stromingssnelheid in de afzonderlijke elektrodetussenruimten worden ingesteld. De kleppen 7 strekken zich tevens over de volledige breedte van het bekken 1 uit. Zij kunnen evenwel ook onderverdeeld zijn, waardoor het stromingspatroon nochmaals veranderd wordt. De stroming kan ook door een bepaalde dompeldiepte van de platenelektroden worden beïnvloed. Als de dompeldiepte bij alle platen gelijk is, is er nagenoeg geen beïnvloeding; als enkele platen met hun bovenrand dicht onder het wateroppervlak aangebracht zijn, is de beïnvloeding wel groot, daar slechts weinig water over de bovenrand kan geraken.

Aan de oppervlakte van het afvalwater vormt zich een schuimtapijt 9. Gedeelten van de schuim 9 worden met het afvalwater in de ruimte tussen de elektroden 2 getrokken. Dit bevordert de uitvlokking van het afvalwater aanzienlijk.

Om de stroming van het afvalwater tussen de elektroden 2 verder te beïnvloeden, zijn bijkomende kleppen 8 voorzien, die onder de elektroden 2 opgesteld zijn.

Door de opstelling volgens de uitvinding wordt enerzijds bereikt dat het afvalwater herhaald doorheen de tussenruimte tussen de elektroden wordt gevoerd, waarbij de stromingssnelheden verschillend zijn en in de tussenruimte tussen de elektroden wervelingen optreden, en wordt anderzijds bereikt dat schuim samen met het afvalwater in de tussenruimte tussen de elektroden belandt. Bovendien wordt door de opstelling volgens de uitvinding een gedwongen cirkulatie van het afvalwater bekomen.

Claims (6)

1. Inrichting voor het zuiveren en verwerken van afvalwaters , met een bekken (1), waarin plaatvormige elektroden (2) met hun vlakken op een afstand tegenover elkaar aangebracht zijn, daardoor gekenmerkt dat middelen (3, 6, 8) voorzien zijn, die het zich in het bekken (1) bevindende afvalwater doorheen de ruimte tussen de elektroden (2) doen cirkuleren.

2. Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het reservoir (1) in wezen vierkantig is uitgevoerd en de breedte van de plaatvormige elektroden ongeveer overeenstemt met de breedte van het bekken (1) en de hoogte van de elektroden (2) kleiner dan de hoogte van het bekken (1) is, waarbij de elektroden in groepen (5a, 5b) opgesteld staan, waarbij deze groepen (5a, 5b) parallel tegenover elkaar staan en telkens op een afstand van de hun parallel tegenoverstaande wanden van het bekken zijn aangebracht.

3. Inrichting volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de bodem (4) van het bekken (1) zadeldakvormig is uitgevoerd, en de middelen (3, 6, 8) om het afvalwater te doen cirkuleren zijn uitgevoerd als een scheepsschroef (3 ) die zich in het zadeldakvormige gedeelte van het bekken (1) bevindt, waarbij de aandrijving (6) voor de schroef (3) tussen de elektrodegroepen (5a, 5b) is aangebracht .

4. Inrichting volgens één der konklusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de middelen ( 3, 6, 8 ) om het afvalwater te doen cirkuleren stuurbaar zijn ten aanzien van de waterverwerkingskapaciteit.

5. Inrichting volgens één der konklusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat tweede middelen (7, 10) zijn voorzien waardoor de stroming van het afvalwater stuurbaar is.

6. inrichting volgens één der konklusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de elektroden (2), de middelen (3, 6, 8) om het afvalwater te doen cirkuleren en de tweede middelen (7, 10) zodanig aangebracht zijn dat de stroming van het afvalwater tussen verscheidene elektroden (2) verschillend is.