BE1008180A6

BE1008180A6 - Inrichting voor het onbruikbaar maken van bankbiljetten en geldautomaten hiermee uitgerust.

Info

Publication number: BE1008180A6
Application number: BE9400279A
Authority: BE
Original assignee: Eeckhoudt B V B A Besloten Ven
Priority date: 1994-03-15
Filing date: 1994-03-15
Publication date: 1996-02-06

Abstract

Inrichting voor het onbruikbaar maken van bankbiljetten, daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat uit een reservoir (2) dat bedoeld is een medium (3) te bevatten waarmee bankbiljetten onbruikbaar kunnen worden gemaakt, een membraan (4) dat het reservoir (2) afsluit, middelen (5) om aan de buitenzijde (15) van het reservoir (2) een druk op het membraan (4) uit te oefenen, een afvoerkanalisatie (6) om het meduim (3) vanuit het reservoir (2) naar buiten af te voeren, en een in de afvoerkanalisatie (6) aangebracht breekventiel (7).

Description

Inrichting voor het onbruikbaar maken van bankbiljetten en geldautomaten hiermee uitgerust. Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het onbruikbaar maken van bankbiljetten, alsmede op geldautomaten die met zulke inrichting zijn uitgerust.

De uitvinding heeft hierbij tot doel een inrichting te bieden die een hoeveelheid medium bevat, zoals een agressieve inkt, waarmee bankbiljetten onbruikbaar kunnen worden gemaakt, waarbij deze inrichting zodanig is opgevat dat zij zeer weinig plaats inneemt, dat zij zeer eenvoudig te bedienen is en dat het risiko dat het medium ongewild vrijkomt uitgesloten is.

Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor het onbruikbaar maken van bankbiljetten, daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat uit een reservoir dat bedoeld is een medium te bevatten waarmee bankbiljetten onbruikbaar kunnen worden gemaakt ; een membraan dat het reservoir afsluit ; middelen om aan de buitenzijde van het reservoir een druk op het membraan uit te oefenen ; een afvoerkanalisatie om het medium vanuit het reservoir naar buiten af te voeren ; en een in de afvoerkanalisatie aangebracht breekventiel.

Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven met verwijzing naar de bijgaande konklusies, waarin : figuur 1 de inrichting van de uitvinding in bovenaanzicht weergeeft ;

figuren 2 en 3 doorsneden weergeven volgens lijnen
II-II en III-III in figuur 1 ; figuur 4 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 2.

Zoals weergegeven in figuren 1 tot 3 bestaat de inrichting 1 volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een reservoir 2 dat bedoeld is een medium 3 te bevatten waarmee bankbiljetten onbruikbaar kunnen worden gemaakt ; een membraan 4 dat het reservoir 2 afsluit ; middelen 5 om aan de buitenzijde van het reservoir 2 een druk op het membraan 4 uit te oefenen ; een afvoerkanalisatie 6 om het medium 3 vanuit het reservoir 2 naar buiten af te voeren ; en een in de afvoerkanalisatie 6 aangebracht breekventiel 7.

De inrichting 1 is bij voorkeur in een stabiele struktuur ingebouwd, die gevormd is uit een basisblok 8, waarin het reservoir 2 door middel van een uitsparing gevormd is, en een deksel 9 dat het basisblok 8, aan de zijde 10 waarin het reservoir 2 gevormd is, afsluit. Het basisblok 8 bestaat bij voorkeur uit kunststof, bijvoorbeeld het onder de merknaam ERTACETAL verkochte produkt, terwijl het deksel 9 uit aluminium bestaat, bijvoorbeeld uit een plaat van 5 mm dik, die zwart geanodiseerd kan zijn.

Het membraan 4 wordt tussen het basisblok 8 en het deksel 9 ingeklemd en sluit het reservoir 2 aan de zijde 10 volledig af. Het deksel 9 wordt hiertoe op het basisblok 8 geschroefd door middel van schroeven 11, waarvan bij voorkeur een aantal doorheen de randen van het membraan 4 gaan.

Opdat het membraan 4 niet zou loskomen is het voorzien van een verdikte rand 12 die in een zitting 13, bij voorkeur in het basisblok 8, past.

Het membraan 4 bestaat uit een elastisch materiaal, bijvoorbeeld uit rubber of dergelijke. Hiertoe kan het onder de merknaam SARLINK 3000 gekommercialiseerde rubberprodukt worden aangewend.

De middelen 5 om een druk op het membraan 4 uit te oefenen bestaan bij voorkeur uit een ruimte 14 die in verbinding staat met de buitenzijde 15 van het membraan 4, een gaskapsule 16 die met de ruimte 14 samenwerkt en een aktiveerelement 17 om de gaskapsule 16 te openen en zodoende een druk in de ruimte 14 op te bouwen.

De ruimte 14 is in het weergegeven voorbeeld samengesteld uit een zitting 18 voor de gaskapsule 16 en het aktiveerelement 17, die is aangebracht in het basisblok 8, en een verbindingskanaal 19 tussen de zitting 18 en de buitenzijde 15 van het membraan 4, dat deels in het basisblok 8 en deels in het deksel 9 is aangebracht.

Het aktiveerelement 17 kan bestaan uit een pin 20 en een bediening 21 om de pin 20 doorheen de wand van de gaskapsule 16 te drukken. Deze bediening 21 is bij voorkeur van elektromagnetische aard.

De gaskapsule 16 wordt bij voorkeur in de zitting 18 vastgehouden door middel van een afdichtingsplug 22, eventueel met tussenkomst van een drukveer 23. Het aktiveerelement 17 kan in de afdichtingsplug 22 zijn ingebouwd.

Onder het voornoemde begrip breekventiel wordt volgens de uitvinding elk ventiel of dergelijke verstaan dat bij een bepaalde druk begeeft en/of opent. Dit breekventiel 7 bestaat zoals weergegeven in figuren 2 en 4 echter bij voorkeur hoofdzakelijk uit een membraan 24 dat bij een

bepaalde druk zal doorscheuren. Dit membraan 24 wordt in de afvoerkanalisatie 6 aangebracht op een zitting 23, waartegen het wordt vastgehouden door middel van een plug 26 of dergelijke. Opdat het membraan niet zou kunnen loskomen is het voorzien van een verdikte rand 27 die in een zitting 28 bij voorkeur in de plug 26 past.

Het membraan 24 kan uit hetzelfde materiaal bestaan als het membraan 4.

Op de afvoerkanalisatie 6 kan een sproeimond 29 worden aangesloten. Bij voorkeur is deze in het geheel ingebouwd.

Zoals weergegeven in figuren 1 tot 3 kan deze gevormd zijn uit een in het deksel 9 uitgefreesd kanaal 30 en een reeks hierin uitmondende sproeiopeningen 31, gevormd door boringen die het kanaal 30 verbinden met de buitenzijde van het deksel 9.

De kanalisatie tussen het reservoir 2 en het breekventiel 7 bestaat uit twee haaks op elkaar aangebrachte boringen 32 en 33. Deze kanalisatie, in dit geval de boring 32, geeft ook uit op de buitenzijde, alwaar zij wordt afgesloten, bijvoorbeeld door middel van een ingeschroefde plug 34. Deze afsluitbare opening kan als vulopening voor het vullen van het reservoir 2 met het medium 3 dienst doen. Het is duidelijk dat ook andere vulopeningen kunnen worden voorzien.

Opgemerkt wordt dat het gebruik van een basisblok 8 en een deksel 9 het voordeel biedt dat de konstruktie machinaal eenvoudig te verwezenlijken is, daar het reservoir 2, het kanaal 19 en het kanaal 30 dan door frezen kunnen worden gevormd.

Het deksel 9 is bij voorkeur groter dan het basisblok 8, zodanig dat de randen hiervan als bevestigingsflenzen 35 en 36 kunnen funktioneren.

De werking van de inrichting 1 kan eenvoudig uit de figuren en de voorgaande beschrijving worden afgeleid.

In het geval dat een elektrisch signaal aan het aktiveerelement 17 wordt aangelegd, dringt de pin 20 doorheen de gaskapsule 16. Het in de gaskapsule 16 aanwezig gas, bij voorkeur C02'verlaat de gaskapsule 16 en vult de ruimte 14 met gas onder druk, waardoor tenslotte ook een druk op het membraan 4 en het medium 3 wordt uitgeoefend. Als een gevolg hiervan breekt het membraan 24. Het membraan 4 wordt dan uitgebogen en drukt het medium 3 via de afvoerkanalisatie 6 en de sproeimond 29 uit het reservoir 2.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op geldautomaten die met zulke inrichting 1 zijn uitgerust. De inrichting 1 wordt hierbij zodanig gemonteerd dat de sproeimond 29 in het kompartiment uitgeeft waarin de reserve aan bankbiljetten aanwezig is. Het aktiveerelement 17 wordt aangesloten op een detektie-inrichting of dergelijke die een signaal aflevert in het geval dat een poging wordt gedaan om onrechtmatige toegang tot het voornoemde kompartiment te verkrijgen.

Het is duidelijk dat volgens een variante de sproeimond 29 zieh ook buiten het deksel 9 kan bevinden, of deze eenvoudig uit een uitlaatopening kan bestaan.

De huidige uitvinding is geeenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke inrichting voor het onbruikbaar maken van bankbiljetten kan in verschillende

vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding zoals gedefinieerd in de bijgaande konklusies te treden.

Claims

Konklusies.

1. - Inrichting voor het onbruikbaar maken van bankbiljetten, daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat uit een reservoir (2) dat bedoeld is een medium (3) te bevatten waarmee bankbiljetten onbruikbaar kunnen worden gemaakt ; een membraan (4) dat het reservoir (2) afsluit; middelen (5) om aan de buitenzijde (15) van het reservoir (2) een druk op het membraan (4) uit te oefenen ; een afvoerkanalisatie (6) om het medium (3) vanuit het reservoir (2) naar buiten af te voeren ; en een in de afvoerkanalisatie (6) aangebracht breekventiel (7).

2.-Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het geheel is ingebouwd in een struktuur die gevormd is uit een basisblok (8) en een deksel (9), waarbij het reservoir (2) is gevormd door een uitsparing in het basisblok (8), waarbij het membraan (4) over deze uitsparing is aangebracht, en waarbij dit membraan (4) tussen het basisblok (8) en het deksel (9) is bevestigd.

3.-Inrichting volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat het basisblok (8) bestaat uit kunststof en het deksel (9) uit aluminium.

4.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het membraan (4) bestaat uit een elastisch materiaal.

5. - Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (5) om aan de buitenzijde van het reservoir (2) een druk op het membraan (4) uit te oefenen hoofdzakelijk bestaan uit een ruimte (14) die in verbinding staat met de buitenzijde (15) van <Desc/Clms Page number 8> het membraan (4), een gaskapsule (16) die met de ruimte (14) samenwerkt en een aktiveerelement (17) om de gaskapsule (16) te openen en zodoende een druk in de ruimte (14) op te bouwen.

6.-Inrichting volgens konklusie 5, daardoor gekenmerkt dat het aktiveerelement (17) is voorzien van een pin (20) die door middel van een bediening (21) doorheen de wand van de gaskapsule (16) kan worden gedrukt.

7.-Inrichting volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat de bediening (21) van elektromagnetische aard is.

8.-Inrichting volgens een der konklusies 5 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de gaskapsule (16) in een zitting (18) is aangebracht en in deze zitting wordt gehouden door middel van een afdichtingsplug (22), waarbij het aktiveerelement (17) zich in de afdichtingsplug (22) bevindt.

9.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het breekventiel (7) bestaat uit een membraan (24) dat onder bepaalde druk scheurt.

10. - Inrichting volgens konklusie 9, daardoor gekenmerkt dat het membraan (24) van het breekventiel (7) voorzien is van een verdikte rand (27) die in een overeenstemmende zitting (28) is aangebracht.

11. - Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het membraan (4) dat het reservoir (2) afsluit en waarop een druk kan worden uitgeoefend, is voorzien van een verdikte rand (12) die in een zitting (13) past. <Desc/Clms Page number 9>

12.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat op de afvoerkanalisatie (6) een sproeimond (29) is aangebracht.

13.-Inrichting volgens konklusies 2 en 12, daardoor gekenmerkt dat de sproeimond (29) gevormd is door een in het deksel (9) uitgefreesd kanaal (30) en een reeks hierin uitgevende sproeiopeningen (31).

14.-Geldautomaat, daardoor gekenmerkt dat hij is voorzien van een inrichting zoals beschreven in een der konklusies 1 tot 13.