BE1007829A3 - Glasvezelverbindingsopbergcassette. - Google Patents

Glasvezelverbindingsopbergcassette. Download PDF

Info

Publication number
BE1007829A3
BE1007829A3 BE9301337A BE9301337A BE1007829A3 BE 1007829 A3 BE1007829 A3 BE 1007829A3 BE 9301337 A BE9301337 A BE 9301337A BE 9301337 A BE9301337 A BE 9301337A BE 1007829 A3 BE1007829 A3 BE 1007829A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fiber
cassette
loose tube
reel
loose
Prior art date
Application number
BE9301337A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Vercruysse Daniel
Lefebre Yvette
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vercruysse Daniel, Lefebre Yvette filed Critical Vercruysse Daniel
Priority to BE9301337A priority Critical patent/BE1007829A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1007829A3 publication Critical patent/BE1007829A3/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G02OPTICS
    • G02BOPTICAL ELEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS
    • G02B6/00Light guides; Structural details of arrangements comprising light guides and other optical elements, e.g. couplings
    • G02B6/44Mechanical structures for providing tensile strength and external protection for fibres, e.g. optical transmission cables
    • G02B6/4439Auxiliary devices
    • G02B6/444Systems or boxes with surplus lengths
    • G02B6/4453Cassettes

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Optics & Photonics (AREA)
  • Light Guides In General And Applications Therefor (AREA)

Abstract

De bevestiging en de opberging van optische draden, in het bijzonder loose tubes (2) glasvezeloverlengten (3) en lasverbindingen (4) gebeuren best in een cassette die om een naaf (14) heen is opgebouwd, zodanig dat ze om een draaias kan draaien. Ten minste één der kompartimenten moet als haspel kunnen dienen voor het opwinden van een overlengte.

Description


  Glasvezelverbindinqsopberqcassette

  
De huidige uitvinding heeft betrekking op een glasvezelverbindingsopbergcassette voor het bevestigen van optische draden, in het bijzonder loose tubeoverlengten, al of niet gestripte glasvezeloverlengten en lasverbindingen, omvattende :
- een omkasting, die door tussenwanden in meerdere aanpalende en op gelijk niveau liggende compartimenten is ingedeeld;
- eleidingstracés, overhangende houders, positioneervingers en/of bevestigingen van de overlengten en lasverbindingen op de compartimentniveaus;
- een opbergruimte voor de huisvesting van de gestripte glasvezeloverlengten;
- een geleiderplaat voor de overgangsbevestiging van de loose tubes;
- een of meerdere organiserplaten, waarop de lasverbindingen bevestigd en de glasvezeloverlengten opgeborgen zijn.

  
De uitvinding betreft ook een werkwijze om veelvuldige glasvezelverbindingen te bevestigen en op te bergen in één cassette.

  
Voor de transmissie van telefonie-, data-, tekstverwerking-, telemetrie-, audio- en video-signalen, wordt heden ten dage toenemend de geavanceerde glasvezeltechnologie ingezet.

  
De beperkingen, om daadwerkelijke transportredenen van de kabel per segment, doen de noodzaak ontstaan veelvuldig verbindingen te maken van de bovengenoemde segmenten, ter vorming van het gesloten telecommunicatienetwerk.

  
Deze bewerking van netwerkvorming impliceert de creatie van noodzakelijke overlengten op de verbindingspunten ten gevolge van het verbindingsproces. 

De typen overlengten splitsen zich op in :

  
- een bepaalde lengte kabel (eventueel in de grond of in de bovengrondse distributiekast), enkele meters loose buffer tubes (naar de organiser) en
- een gedeelte gestripte glasvezel (naar de uiteindelijke verbinding).

  
De term "glasvezel(kabel)" wordt hier verder gebruikt als aanduiding voor zowel glas- als kunststofvezelkabel.

  
Door de toename van de informatiestroom en de parallellopende stijging van het aantal informatiegebruikers, is de vraag zeer groot naar een opbergcassette, die op het technische en het praktische vlak, het mogelijk maakt om glasvezelverbindingen en de bijbehorende overlengten ordelijk, overzichtelijk, bedrijfszeker en installatievriendelijk te verwezenlijken.

  
Aan de hand van het document EP-A-0342180 is een glasvezelverbindingsenveloppe bekend voor het bevestigen van een glasvezelverbinding.

  
Tot op heden is slechts uitvoerig en hoofdzakelijk aandacht besteed aan de glasvezelkabel, de opbergmof, de organiser en de verbindingsbeschermers.

  
Het traject van het blanke loose tube tussengedeelte en de opberging ervan is nog steeds en slechts, aan de nauwkeurigheid van de individuele monteur overgelaten.

  
Nog altijd wordt de loose tube-overlengte, in een bundel samengevoegd, in de direkte nabijheid van de organiser ondergebracht.

Dit levert ettelijke problemen op, onder andere :

  
- de ongecontroleerde positie van de loose tube in de bundel,
- het gevaar van verstrengeling van de loose tube bij de verplaatsing van de organiser, de kans op knikken van de vezel door het snoeren van de loose tube met tie-raps,
- de inconsistentie van de radius van de loose tube in de bundel, waaruit de inconsistentie van de radius van de vezel in de loose tube voortvloeit,
- de kans op torsie tijdens de omkeerslag in de overlengtebundeling.

  
De huidige uitvinding beoogt een opbergcassette die bevestigingsmiddelen en voorzieningen omvat om, tot
120 glasvezelverbindingen en een groot aantal meters overlengte loose tube vezel, ordelijk, overzichtelijk en torsieloos op te vangen en te bevestigen in één compact produkt.

  
 <EMI ID=1.1> 

  
eisen ten aanzien van alle aspekten in het hele traject van de glasvezelkabel, in het bijzonder de loose tube overlengte, de ontmantelde glasvezels, de buigradius en de lasverbinding.

  
Het frekwentiegebied van 1330 nm en 1500 nm, waarin heden geopereerd wordt, heeft de kwaliteit van de lichttransmissie nog meer afhankelijk gemaakt van de gebreken in de uitvoering van de lasverbinding, van de bevestiging en de radiushandhaving van de overlengten van de loose tubes en van de gestripte vezels.

  
Dit doel wordt bereikt door de structuur om een naaf op te bouwen, zodat het geheel om een denkbeeldige as gedraaid kan worden.

  
Kenmerkend is dat, tenminste één compartiment
(tot vier identieke compartimenten) als haspel dient voor het opwinden van de overlengte.

  
- Een tweede type compartiment vervult de funktie van het gestructureerd geleiden van de loose tube, van de organiser naar de haspel en het houden van de ongebruikte vezel. - Het derde compartiment dient voor de bevestiging van de lasverbinding, de nodige overlengte en de extra lange overlengte.

  
Volgens de ontwikkeling van de uitvinding, worden de loose tubes via de naafuitsparing in- en uitgevoerd. Door het op elkaar passen van de uitsparingen in de compartimenten onstaat een doorvoermogelijkheid voor de vezel van éne werkzijde 45 naar de andere werkzijde.

  
De huidige uitvinding betreft tevens de werkwijze om de glasvezelverbinding inclusief de bijbehorende overlengten, te bevestigen en op te bergen in een cassette, waarbij :

  
Buiten de cassette
- De ongestripte kabel (in de distributiekast of in de grondmof) ontmanteld en van de trekontlasting (Kevlar of staaldraad) en de telefoondraden ontdaan wordt;
- de trekontlasting wordt bevestigd aan de daarvoor bestemde polen;
- de telefoondraden aan de corresponderende draden worden aangekoppeld;
- de gestripte kabel naar de naafuitsparing en de doorvoerkanalen wordt geleid;
- voldoende lengte loose tube (nodig voor de verbindingswerkzaamheden inclusief risicoreserve) worden onder de sleper door, naar de opening gevoerd.

  
In de cassette
- De ongestripte loose tubes worden in bundelvorm via het geselecteerde doorvoerkanaal naar de geleider gevoerd, aldaar in de groeven geplaatst en telkens met de daarvoor bestemde vlinders bevestigd.

  
Zodra op het geleiderniveau aangeland, kan de keuze gemaakt worden voor de richting van de respectievelijke loose tubes.

  
De selectie van de groef bepaald de inkomende of de uitgaande funktie van de signaalvezel; - elk tracé voert de loose tube torsieloos naar het transitiepunt voor de overgang naar het organiserniveau;
- op het transitiepunt wordt de loose tube gestript en vervolgt als vezel het traject naar het punt van verbinding met de aansluitende vezel;

  
na de lasverbinding zet de vezel zijn traject voort, tegen de buiterand van de organiser, om vervolgens in de racebaangelijkende ruimte de nodige overlengte weg te werken;
- vanuit de binnenbaan verlaat de vezel via het uitgaande transitiepunt de organiser;
- in omgekeerde richting verlaat, de nu weer loose tube geworden bundel, de geleider via de helicoïdale uitsparing;

  
tenslotte verlaat de loose tube bundel, via de loop onder de sleper, de cassette.

  
Na het kiezen van de juiste stand van de arresterhendel wordt de overlengte aan loose tube op de haspel(s) opgewikkeld.

  
Deze kenmerken en andere kenmerken en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving, onder verwijzing naar de bijgaande tekeningen, die bij wijze van voorbeeld en niet in beperkende zin een bijzondere uitvoering van de uitvinding tonen.

  
- Figuur 1 is een zijaanzicht van een glasvezelkabel gedeeltelijk onbloot van zijn mantel.
- Figuur 2 is een schematische voorstelling van een geleidingspatroon van de glasvezel in de opbergcassette.
- Figuur 3 is het bovenaanzicht van de organiser en geeft het patroon weer van de noodzakelijke overlengte.
- Figuur 4 a en 4 b zijn een aanzicht gelijk aan figuur 3, echter met de plaatsing van de extra lange overlengte glasvezel.
- Figuur 5 is een aanzicht gelijk aan degene van figuur 3 en 4,

   van de organiser aangevende het patroon voor de verbinding van de vezels uit één en dezelfde loose tube.
- Figuur 6 is een bovenaanzicht van het geleiderniveau met een voorbeeld van de ligging van de loose tube bundel in de twee groeven.
- Figuur 7 geeft het patroon aan van de beide gesplitste loose tube bundels verdeeld over de twee groeven.
- Figuur 8 a en 8 b z ij n elk een dwarsdoorsnede van een glasvezelverbindingscassette volgens de uitvinding.

  
In deze figuren duiden dezelfde verwijzingstekens naar gelijke of gelijkaardige elementen.

  
Zoals afgebeeld in figuur 1, omvat een glasvezelkabel 1 talrijke minuscule dunne vezels ingedeeld in meerdere bundels. De onderdelen van de kabel zijn, enige steunelementen (ook loose tube genoemd), twee kopere signaaldraden, een centrale trekontlasting en de mantelomkleding.

  
De eerste bescherming van de kern is de cladding, de hechting, waarop de primaire coating 18 als direkte bescherming tegen krassen op aangebracht is.

  
De secundaire coating is de bescherming voor de glasvezel na het strippen van de loose tube 2. De loose tube 2 is een holle slang, waar meerdere glasvezels te samen, los van de wand, ondergebracht zijn. De loose tube dient namelijk om de druk op de glasvezel te verhinderen. De loose tube 2 is zelf licht indrukbaar, zonder de glasvezel in gevaar te brengen.

  
Om praktische redenen worden meerdere loose tubes 2 in één kabel 1 samengebundeld. Een kabelmantel 19 moet het hoofd bieden aan de ruwe omgeving waar de kabel doorheen geleid wordt. In de kabelmantel wordt, met de loose tubes, een trekontlasting 20 van Kevlar of van staaldraad en twee kopere signaaldraden mee samengeslagen.

  
De isolatie en de trekontlasting 20 maken de kabel zwaarder, wat gevolgen heeft voor het transport van de kabel. Slechts enige kilometers kabel kunnen opgewikkeld worden per transporthaspel. Bij grotere lengten zou de druk op de onderste lagen tot vergruizing van de kernen kunnen leiden.

  
Naar aanleiding van het voorgaande, bestaat elk netwerk uit meerdere haspels kabellengten. De glasvezelkabelstukken van ca. 2 km worden tot één ononderbroken geheel verbonden. Hiervoor staat de fusielas- of lijmtechniek ter beschikking.

  
De bevestiging en opberging van de glasvezelverbinding, inclusief de overlengten, gebeuren in een omkasting 5 die meerdere aanpalende compartimenten 7 huisvest. De opstaande evenwijdige tussenwanden 6 vormen de haspels voor de opwikkeling van de overlengten aan loose tubes. De keerzijde van de buitenste haspels herbergen de geleidertracés met de bevestigingsvlinders, de flat cable houder, de sloop op het transitiepunten en de overhangende houders 9 voor de vezels.

  
Op de geleider is de organiser gemonteerd, welke op zijn beurt de positioneervingers draagt van zowel het extra lange overlengtecompartiment en het lasverbindingscompartiment, de positioneervingers van het nodige overlengtecompartiment en de lasbeschermhouder.

  
De organiser draagt tevens de radiusbepalers voor de nodige vezeloverlengten, de binnenbaan.

  
Het specifieke van de haspels is, dat de breedte van de haspels dusdanig berekend is dat ongewenst klemmen van de loose tube bundel tijdens op- of afwikkelen onmogelijk is. De basis van de haspelkern is dermate geconstrueerd dat geen hoogteverschil optreedt bij de aanzet van de nieuwe laag tijdens het opwikkelen.

  
De doorvoerkanalen, van de haspelbasis naar de respectievelijke geleider en vervolgens naar de organiser garanderen een minimum radius van 70 mm diameter. De richting bepaling voor de keuze van de organiser zit in de naaf van de haspel.

  
Tenslotte bevindt de doorvoer voor de vezel van de ene werkzijde naar de andere zich in de naaf van de haspel.

  
Het specifieke van de geleider is de opstelling van de groeven, welke onder de vloeiende radius van 70 mm diameter de loose tubes naar twee tegenovergestelde uitgangspunten brengt, de inkomende en de uitgaande richting.

  
Specifiek is de ook bevestiging van de loose tube op verschillende punten, telkens bij het passeren van de genoemde punten en de torsieloze richtingsomkeer van de uitgaande loose tube bundel door de S-vormige groef op de geleider.

  
De opbergruimte op de geleider voor de ongebruikte vezel is eveneens specifiek in het concept.

  
Het specifieke van de organiser is het veelvoud aan lasverbindingsmogelijkheden, 30 lassen op één niveau en 2x2 niveaus. De gegarandeerde handhaving van de positie van de vezeloverlengte onder welke omstandigheid dan ook is specifiek.

  
Het specifieke van de samenstelling van de totale set is, dat ten alle tijden de radius van 70 mm diameter gegarandeerd blijft. De doorvoer van zowel de loose tube alswel de vezel geschiedt wrijvingsloos door het berekend op elkaar aansluiten van de diverse uitsparingen op de diverse niveaus.

  
Het specifieke van de omkasting is, dat de constructie dusdanig is ontworpen dat de loose tube en de vezels, alsmede de verbindingen ten alle tijden zichtbaar blijven voor controle.

  
Ten behoeve van de waterdichte afsluiting van de cassette is ofwel een direkte behuizing voorradig, voor de opberging van de cassette in een distributiekast of een waterdichte grondmof voor de ingraving van de cassette in de grond.

  
Na de invoer van de loose tube in de cassette en de doorvoer door de naafuitsparing wordt, direkt na de helicoïdale uitsparing op de geleider de scheiding gemaakt of het samenhouden van de loose tube bundel bepaald.

  
Na de overgang van de loose tube naar vezel op het transitiepunt tussen de geleider en organiser (compartiment 21) wordt de scheiding gemaakt tussen de te gebruiken en de ongebruikte vezels.

  
De laatst genoemde komen in een separate overkapte ring (compartiment 22) te liggen voor eventueel later gebruik.

  
De te gebruiken vezels worden eveneens in een daarvoor bestemde separate langwerpige binnenbaan (compartiment 24) onder de positioneervingers 10 bevestigd en lopen van daaruit, onder handhaving van de maximale naar buitenwaarts gerichte radius, naar het verbindingspunt en de lasbeschermhouder 30 (figuur 7).

  
De lasbeschermhouder 30 is een blokje voor maximaal 30 lasbeschermers van het sandwichtype. Het blokje heeft 30 genummerde gleufjes. Aan de beide zijden van de gleufjes bevinden zich op enige afstand verlengingspaaltjes, die het traject van de vezel in de rechte lijn van de lasbeschermer over enige afstand doet volharden.

  
Het overgangspunt van lasbeschermer naar vezel is namelijk het punt waar de meeste vezelbreuken optreden. Daarom is de afstand, van de lasbeschermer tot de eerste kromming, ruim gekozen.

  
Het geleidingspatroon in de geleider is het principe van de mogelijheid om de loose tubes via één punt op de geleider, in en uit te voeren. De visuele verklaring van het principe is te zien in figuur 6.

  
Het principe van de vezelverbinding van twee vezels uit één en dezelfde loose tube wordt verklaart in figuur 5. De omkeerslag van de ene binnenkomende vezel vindt plaats op de binnenbaan in het S-traject terwijl de andere binnenkomende vezel de cilindervorm aanhoudt.

  
Om extra reservelengte aan vezel te creëren worden een paar extra windingen op de buitenrand van het lascompartiment gelegd. Ook de niet gebruikte vezels worden beveiligd, tegen de buitenrand van het compartiment gelegd. Zij blijven onbeinvloed van de doorverbonden vezels.

  
Het lasproces geschiedt met hoogwaardige, gesofisticeerde apparatuur. Aangezien de kabel veelal in het veld, in de grond ligt en de lasapparatuur om kostenredenen moeilijk in de werkput te brengen is, zullen de uiteinden van de kabels naar het lasapparaat gebracht moeten worden.

  
Zodoende wordt een overlengte aan loose tubes in het leven geroepen, welke na het lassen, op een veilige manier, in de nabijheid van de kabel, terug in de grond weggewerkt moet worden.

  
De monteur bepaalt zelf, gebaseerd op ervaring, de gewenste vezeloverlengte voor het verbindingsproces
(inclusief de eventuele lasherhalingen). Indien excessieve overlengte gewenst zou worden, wordt deze tegen de buitenste rand van de organiser gelegd. Een spatie is gehouden tussen de buitenrand van de organiser en de lashouder, welke samen met de positioneervingers de ideale ruimte biedt voor de extra lange overlengte (compartiment 25). 

  
Corrigeerbare speelruimte in vezellengte tussen de verbinding en het transitiepunt is vrijelijk te benutten;

  
1. direkt aansluitend aan de lasbeschermer of

  
2. in de racebaangelijkende vezeloverlengteruimte.

  
De (las)verbindingen worden in de genummerde lashouder bevestigd (compartiment 26).

  
Positioneervingers 10 van oneven lengte, op geselecteerde afstand, houden op verschillende plaatsen de glasvezel bevestigd tegen de buitenrand van de organiser.

  
De ongebruikte vezel daarentegen ligt op de buitenrand van de geleider, onder de overhangende, schuin van binnen naar buiten, neerwaarts lopende houders.

  
Volgens de uitvinding is de glasvezelverbindingsopbergcassette om een naaf 14 heen opgebouwd, zodanig dat het geheel om een denkbeeldige as heen draait. De daadwerkelijke verdraaiing geschiedt op de buitenrand van de haspelset (figuur 8 a).

  
De haspel biedt het voordeel de loose tube bundel torsieloos in een spoelvorm om te zetten. De naafuitsparing verleent doorgang aan de loose tube bundel via de kern van de geleider.

  
De helicoïdale doorvoerkanalen 16 geleiden de richting naar links of rechts, overeenkomstig de gepreselecteerde organiser.

  
De openingen in de naaf zijn dermate geconstrueerd dat, telkens bij toevoeging van een haspel, de openingen een kanaalverlenging vormen ter geleiding van de loose tube bundel van de haspelbasis naar de geleider.

  
Het is steeds de verantwoordelijkheid van de monteur om de oorspronkelijke richting in te leiden.

  
Het verdere verloop is in de opbouw van de casette verwerkt. 

  
De positieve bijdragen van de haspels zijn de volgende :
- de continu, blijvende, bedrijfszekerheid van de glasvezel door de vastgehouden buigstraal van de vezel (in de loose tube) van de diameter 70 mm of beter;
- de gecontroleerde positie van de overlengte op de haspel, waarbij de loose tube, successievelijk in lagen tot een spoel wordt opgebouwd;

  
de plaatswinning en ruimtebesparing door de spoel-

  
vorming;
- de ordelijke opbouw van de opwikkellagen door de aandruk/geleidersleper 29;
- de garantie van het foutloos terug afwikkelen van de loose tube in geval van noodzaak;
- de beveiligde overgang van loose tube naar gestripte vezel en omgekeerd, door het geleidende, licht schuin oplopende aanligvlak tussen de geleider en de organiser;
- de haspelbreedte kan uniform gehouden worden voor brede en voor smalle loose tubes.

  
Bij afwijkende afmetingen van de loose tube is uiteraard de loose tube bundel eveneens afwijkend.

  
De breedte van de haspels is dusdanig berekend dat geen verklemming van de loose tube bundels kan optreden bij de huidige op de markt zijnde glasvezelkabels.

  
Afwijkende haspels zijn daarmee overbodig, wat de standaardisatie ten goede komt.

  
Het aantal organisers en de plaatsing van de organisers, links of rechts van de haspelset met geleider, is door de installateur zelf te bepalen.

  
Op de haspel is een sleper 29 aangebracht, scharnierend en onder lichte veerspanning gehouden.

  
De breedte van de sleper 29 correspondeert met de breedte van de haspel, waarmee de loose tube tussen de wanden van de haspel en de sleper 29 opgesloten blijft.

  
De sleper 29 behoedt tevens het zijdelings uittreden van de loose tube bundel.

  
Bij de totale uiterste stand van de sleper is de druk op de loose tube over het totale oppervlak van de sleper verdeeld. Er is geen puntbelasting op de loose tube.

  
De geleiderplaat 12 is een complete, bewerkte drager, welke de keerzijde van het zijvlak van de haspel vormt. De linkse geleiderplaat 12 is het linkse deel van de haspel.

  
De rechter geleider, het spiegelbeeld van de linkse geleiderplaat 12, is het rechter deel van de haspel. De tussenliggende haspelzijvlakken zijn uiteraard elkaars keerzijden.

  
De geleiderplaat 12 is bestemd om de loose tube bundel, in twee voorgevormde gleuven, van entree op de geleider tot aan het transitiepunt te voeren en, zonder druk noch torsie of spanning, bevestigd te houden. Dit geldt voor beide loose tube bundels, de inkomende en de uitgaande lijnen (figuur 6).

  
Verder is het de taak van de geleider om de loose tubes vloeiend, van bundel naar "flat cable" te doen overgaan. "Flat cable" betekend, dat de loose tubes, plat naast elkaar, gerangschikt en op kleurcode komen te liggen.

  
De transitiehouder op het einde van de gleuven, moet de garantie leveren dat de loose tubes op dat punt, overzichtelijk en bedrijfszeker bevestigd blijven.

  
De geleider moet zorg dragen voor de glooiende overgang van de vezel van de geleider naar de bovenliggende organiser(s). Op de geleider wijzigt de loose tube van tube naar vezel.

  
De geleider heeft tenslotte tot funktie, de ongebruikte vezel eenvoudig doch afdoende gepositioneerd te houden voor latere behandeling.

  
De geleider fungeert als :

  
a. de geleider van de loose tube bundel;

  
b. omkeerfaciliteit van inkomende naar uitgaande

  
bundel;

  
c. doorvoerruimte van haspel naar organiser en

  
omgekeerd;

  
d. transitieloop van geleider naar organiser en

  
omgekeerd;

  
e. drager van de vertanding voor de teruglooppreventie;

  
f. drager van de overkapping voor het in plaats

  
houden van de extra lange overlengte.

  
Op de lascassetteplaat, de organiser, wordt de lasverbinding en de noodzakelijke overlengte bevestigd, de speelruimte gecreëerd voor de lasoverlengte, ruimte geboden voor extra lange, naar eigen willekeur gekozen, overlengte.

  
De organiser draagt er zorg voor dat de radius van de overlengte aan vezel, glooiend blijft en gelijk is aan of beter dan de radius van 35 mm (70 mm diameter).

  
De organiser(s) wordt(en) met een transparant deksel afgedekt, zodat de lasverbindingen alsmede de loop van de vezels voortdurend moeiteloos zichtbaar zijn.

  
Het consequent houden van de geleider en de organiser(s) in cirkelvorm, overeenstemmend met de diameter van de haspelset en direkt op de haspelset gemonteerd, is bepalend voor de compacte vorm van de cassette, die de opwikkeling, opberging en de bevestiging van een zeer groot aantal (tot 120) lasverbindingen per cassette toestaat.

  
Andere voordelen zijn .

  
- de opwikkelbaarheid van een groot aantal meters overlengte per haspel;
- de ordelijkheid bij de bevestiging van de overlengte op de haspel;

  
de samenstelling van meerdere haspels naast elkaar;

  
det controleerbaar houden van de individuele loose tube-bundels;

  
de garantie van de gedwongen radiushandhaving c.q gaandeweg de vergroting van de radius;
- de gegarandeerde radiushandhaving voor zowel loose tube-bundel, zelfstandige loose tube, en/of individuele vezel;
- de gegarandeerde vloeiende lagenvorming op de haspel zonder storende niveauverschillen bij de aanzet;
- de eenvoudige richtingskeuze van de loose tube-bundel en de vrije organiserselektie;
- de willekeurige plaatsing van de organisers;

  
de zichtbaarheid van de bevestigingen tot en met het

  
laatste moment van de opberging van de cassette in de distributiekast en/of de grondmof.

  
Een bijbehorend opwikkelsysteem maakt, losstaand van de cassette, het opwikkelen van de noodzakelijke overlengte op de haspelset mogelijk.

  
Het opwikkelmechanisme is een opzet-hulpgereedschap dat op het zijvlak van de cassette geplaatst wordt en dan één geheel vormt met de cassette.

  
Met een zwengel wordt de overlengte op de haspel opgewikkeld, waarna het opwikkelmechanisme van de cassette verwijderd wordt.

  
De flexibilitiet van de cassette heeft betrekking op het maximum aantal mogelijk te verbinden vezels,
120 (las)verbindingen van 120 inkomende met 120 uitgaande vezels. De selectiviteit van de verbindingen is tot een maximale variëteit mogelijk.

  
De inkomende vezels kunnen met de uitgaande vezels verbonden worden.

  
De vezels uit verschillende loose tubes in één en dezelfde kabel kunnen eveneens bedrijfszeker samen-gevoegd, verbonden en bevestigd worden.

  
De vezels in één en dezelfde loose tube kunnen zelfs wrijvingloos naar elkaar gebracht en verbonden worden (figuur 5 ) .

  
Ook de pigtails kunnen naar behoefte, samen met de overlengten, op eenvoudige wijze op dezelfde haspels opgewikkeld worden. In alle gevallen blijft de bedrijfszekerheid voor ieder facet, zowel de geleiding, de radius en de bevestiging, in alle opzichten gewaarborgd.

  
Zoals afgebeeld in figuren 3 en 4 maken de inkomende en uitgaande loose tube bundels een kwart cirkelomtrek, met een buigstraal van 70 mm diameter, vanaf het punt van entree tot aan het transitiepunt.

  
Het transitiepunt is de plaats waar de loose tube overgaat naar gestripte vezel 28.

  
De loose tube waaiert op het transitiepunt uiteen en ligt gerangschikt onder de bevestigingsbeugel plat naast elkaar. De gespreide loose tubeplaatsing vereenvoudigt de éénduidige herkenning van de kleurencode nogmaals extra.

  
De transitieoverkappingen staan verzet ten opzichte van elkaar. Hierdoor wordt verhinderd dat de beide flat cable opstellingen elkaar kruisen.

  
Op het transitiepunt, wordt de vezel onder een glooiende helling naar de organiser geleid.

  
De bevestiging van de kwetsbare vezel wordt aanstonds verzekerd door de positioneervingers 10.

  
Voor de uitgaande bundel, maakt de gleuf een Svormig traject van het punt van binnenkomst tot aan 10 het respectievelijke transitiepunt (figuur 5).

  
Bij de linker geleider zijn de gleuven naar links gericht, bij de rechter geleider zijn de gleuven naar rechts gericht.

  
De gleuven zijn op onregelmatige afstand te overkappen met verdraaibare vlinders. Drie van de zeven vlinders bestrijken de beide gleuven (figuur 6).

  
Dit veroorlooft de monteur snel en probleemloos de volgende montagestappen te maken.

  
Additioneel kunnen andere lasbeschermhouderblokjes op de organiser geinstalleerd worden, welke toestaan, gelijktijdig, andere typen lasbeschermers en/of splitters en lasbeschermers gemengd te gebruiken.

  
Op de buitenste rand van de geleiderplaat 12 is een vertanding aangebracht als teruglooppreventie van de haspelset. Een handmatig, onder veerspanning gehouden om te schakelen arrester grijpt in de vertanding op de geleiderrand en kan desgewenst uitgeschakeld worden om de haspelset, in een vrijloop, terug af te spoelen.

  
Meerdere haspels tot en met 4 haspels kunnen naast elkaar aangebracht worden. Hierbij wordt de sloop van de helicoïdale uitsparing voortdurend gegarandeerd.

  
Tevens wordt voor iedere toegevoegde haspel een individuele sleper gemonteerd.

  
Twee organisers kunnen aan iedere zijde van de haspelset gemonteerd worden.

  
De ene organiser wordt scharnierend op de bodemorganiser ingehaakt.

  
Bij de plaatsing van een tweede organiser, is de aanschuining van de doorvoeruitsparing, voor de vezelpassage van de ene zijde naar de overliggende zijde, afgestemd op de additionele afstand.

  
Bij het gebruik van twee op elkaar gemonteerde organisers wordt een aangepaste transparante afdekplaat ingezet, welke de bevestiging van de inhoud van het bovenste lasbeschermerblokjes garandeert, terwijl de bovenste organiser de onderliggende lasbeschermhouder afzekert.

  
De cassette is geschikt voor alle typen glasvezel- of kunststofvezelkabel op de markt als glasvezelkabel aanwezig.

Claims (4)

CONCLUSIES
1.- Glasvezelverbindingsopbergcassette voor de bevestiging en de opberging van diverse optische draden, in het bijzonder loose tubes (2), glasvezeloverlengten
2.- Glasvezelverbindingsopbergcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk dat tenminste één der compartimenten als haspel dient voor het opwinden van de overlengten.
3.- Glasvezelverbindingsopbergcassette volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk dat elke naaf met andere naven en/of opstaande tussenwanden en afdekplaten kan verbonden worden teneinde een reeks aanpalende compartimenten te vormen.
(3) en lasverbindingen (4), omvattende :
- een omkasting (5) die door tussenwanden (6) in meerdere aanpalende compartimenten is ingedeeeld; - geleidingstracés (8), overhangende houders, positioneervingers en/of bevestigingsklemmen (10) voor de locatie en de bevestiging van overlengten en lasverbindingen op de tussenwanden (6); - een opbergcompartiment (9) voor de huisvesting van gestripte glasvezeloverlengten (3); - een geleiderplaat (12) voor de overgangsbevestiging van de loose tubes; - een lascassetteplaat (13) waarop de lasverbindingen bevestigd en de glasvezeloverlengten opgeborgen zijn, met het kenmerk dat ze om een naaf (14) heen opgebouwd zijn, zodanig dat ze om een draaias draaien.
4.- Glasvezelverbindingsopbergcassette volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de haspel een teruglooppreventie bevat die tot taak heeft de geleider tijdens de montagewerkzaamheden te verhinderen van zijn positie af te wijken, waarbij de arrester handmatig, door het omleggen van een hendel (32), uitgeschakeld kan worden, waarmee de haspels in vrijloop staan voor het afwikkelen van de haspels.
Werkwijze om een glasvezelverbinding te bevestigen en op te bergen in een cassette volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat :
Buiten de cassette
- De ongestripte kabel (in de distributiekast of in de grondmof) wordt ontmanteld en van de trekontlasting (Kevlar of staaldraad) en telefoondraden ontdaan wordt; - de trekontlasting aan de daarvoor bestemde polen wordt bevestigd; - de telefoondraden aan de corresponderende draden doorverbonden worden; - de gestripte kabel naar de casette, door de naafuitsparingen naar de doorvoerkanalen geleid wordt; - voldoende lengte loose tube (nodig voor de verbindingswerkzaamheden inclusief extra reserve voor calamitieten) onder de sleper door, naar de haspelkernen, vervolgens door de haspelbasis naar de geleiderplaat gevoerd wordt.
In de cassette
- De ongestripte loose tubes in de groeven van de geleider geplaatst worden en door de doorvoeruitsparing naar het lasniveau geleid worden; - direkt na de passage van het ene niveau naar het andere niveau, de loose tube bundel, het gesloten tracé volgt naar de transitiepunten;
na het passeren van het transitiepunt de loose tubes
gestript worden;
- de vezel het buitenste tracé op de lascassette volgt naar het punt van bevestiging (de lasbeschermhouder); - na de verbinding de vezel verder loopt (in een complete toer van de lasruimte) tot aan de doorvoeruitsparing en het lasniveau verlaat; - aansluitend, weer als loose tube, identiek aan de inkomende loose tube via de groeven, naar de doorvoeruitsparing geleid wordt; - tenslotte onder de sleper door de cassette verlaat. Na het kiezen van de juiste positie van de arrester wordt de overlengte opgewikkeld.
De cassette wordt afsluitend in de buitenbehuizing of in de grondmof opgeborgen en spat- en druipvrij tegen vochtinwerking afgesloten.
BE9301337A 1993-12-03 1993-12-03 Glasvezelverbindingsopbergcassette. BE1007829A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9301337A BE1007829A3 (nl) 1993-12-03 1993-12-03 Glasvezelverbindingsopbergcassette.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9301337A BE1007829A3 (nl) 1993-12-03 1993-12-03 Glasvezelverbindingsopbergcassette.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1007829A3 true BE1007829A3 (nl) 1995-10-31

Family

ID=3887606

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9301337A BE1007829A3 (nl) 1993-12-03 1993-12-03 Glasvezelverbindingsopbergcassette.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1007829A3 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3412159A1 (de) * 1984-03-31 1985-10-03 Schiederwerk Günter Schmidt KG Fabrik für Apparate der Fernmelde- und Elektrotechnik, 8500 Nürnberg Kassettenartige vorrichtung zur aufnahme der fuer die herstellung der verbindung von lichtwellenleiterfasern erforderlichen ueberlaengen
FR2567657A1 (fr) * 1984-07-13 1986-01-17 Capelle Bruno Dispositif pour disposer des fibres optiques en boucles de lovage
EP0185923A1 (fr) * 1984-11-20 1986-07-02 MARS-ACTEL Société Anonyme dite: Support de raccordement de fibres optiques
EP0213365A1 (fr) * 1985-07-23 1987-03-11 Alcatel Cable Dispositif de branchement
EP0342180A2 (de) * 1988-05-11 1989-11-15 Felten & Guilleaume Austria Ag Muffe für Lichtwellenleiter
DE3841607A1 (de) * 1988-12-08 1990-06-13 Siemens Ag Kassette fuer ueberlaengen von lichtwellenleitern im spleissstellenbereich

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3412159A1 (de) * 1984-03-31 1985-10-03 Schiederwerk Günter Schmidt KG Fabrik für Apparate der Fernmelde- und Elektrotechnik, 8500 Nürnberg Kassettenartige vorrichtung zur aufnahme der fuer die herstellung der verbindung von lichtwellenleiterfasern erforderlichen ueberlaengen
FR2567657A1 (fr) * 1984-07-13 1986-01-17 Capelle Bruno Dispositif pour disposer des fibres optiques en boucles de lovage
EP0185923A1 (fr) * 1984-11-20 1986-07-02 MARS-ACTEL Société Anonyme dite: Support de raccordement de fibres optiques
EP0213365A1 (fr) * 1985-07-23 1987-03-11 Alcatel Cable Dispositif de branchement
EP0342180A2 (de) * 1988-05-11 1989-11-15 Felten & Guilleaume Austria Ag Muffe für Lichtwellenleiter
DE3841607A1 (de) * 1988-12-08 1990-06-13 Siemens Ag Kassette fuer ueberlaengen von lichtwellenleitern im spleissstellenbereich

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4319951A (en) Fiber organizer for splice cases and terminals
US7203404B2 (en) Loose tube fiber optic cables having at least one access location
US7613377B2 (en) Hinge for fiber optic categorization and management tray
US7242841B2 (en) Cross-connect fiber optic cables and associated cross-connect sections
KR100481809B1 (ko) 광섬유 조직장치 및 광섬유 조직장치를 형성하기 위한 키트
US7658345B2 (en) Fiber handling cart for cables with tethers
AU680686B2 (en) An assembly for use in connecting optical fibres having pivotally mounted housings
US7190866B2 (en) Distribution fiber optic cables having at least one access location and methods of making the same
US6424782B1 (en) Fiber optic splice closure and method of routing optical fiber ribbons
JPH08508348A (ja) 光ファイバ編成器
US20020051616A1 (en) Optical fiber splicing and connecting assembly with coupler cassette
US20040081404A1 (en) Fiber optic cable device with retractable operation
JPH02211408A (ja) 任意に選択可能な光学的プラグコネクタ接続体を形成するための配線分配器
US6081644A (en) Cable sleeve with a holding apparatus for cartridges or cassettes for storing and splicing light waveguides
US20060193594A1 (en) Distribution fiber optic cables having at least one access optical fiber
US10073234B2 (en) Tubing for equalizing lengths of fiber optic ribbons of a ribbon stack in distribution frames/cabinets/trays
WO2010001155A2 (en) Improvements in or relating to optical fibre distribution systems
BE1007829A3 (nl) Glasvezelverbindingsopbergcassette.
AU2005211655B1 (en) Spliceless Access Closures for Fibre Optic Cables
GB2286691A (en) Universal connection unit for optical waveguides
JPH11500237A (ja) 光ファイバ用コネクタハウジング
US6866430B1 (en) Cable splicing apparatus and method
JP2957558B2 (ja) 光ファイバケーブル主配線架
JPH11337786A (ja) テ―プ光ファイバ、ジャンパコ―ド及び成端光ケ―ブル
JP3079045B2 (ja) ケーブル接続箱構造

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: *LEFEBRE YVETTE

Effective date: 20021231

Owner name: *VERCRUYSSE DANIEL

Effective date: 20021231