<Desc/Clms Page number 1>
Grendelstelsel.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een grendelstelsel en meer in het bijzonder op grendels voor batterijbehuizingen.
Om draagbaar gebruik mogelijk te maken, hebben elektronische inrichtingen batterijen als vermogensbron. De batterijen zijn typisch herlaadbaar en te verwijderen om in een batterijlader aangebracht te worden om herladen te worden of om afgevoerd te worden nadat deze leeg zijn.
Om de batterij te bevestigen, die typisch opgenomen is in een behuizing, aan de elektronische inrichting, moet een grendelmechanisme gebruikt worden. De grendel van het soort zijn waarbij de behuizing en de grendel na gevormd te zijn afzonderlijk samengevoegd moeten worden. dit soort grendel is complexer en vereist meer arbeid en kosten voor het vervaardigen. Daarom bestaat de behoefte aan een grendel die in de behuizing gevormd is om de kosten van de inrichting te beperken.
Het grendelstelsel volgens de onderhavige uitvinding verbindt een eerste inrichting met een tweede inrichting. Het stelsel omvat een eerste grendel gekoppeld met de eerste inrichting. De eerste grendel omvat ten minste een uitsteeksel, dat zich in hoofdzaak loodrecht uitstrekt op een vlak evenwijdig aan de eerste inrichting. Een tweede grendel is gekoppeld met de tweede inrichting. De tweede grendel omvat een holte met een zodanige afmeting dat het uitsteeksel rust binnen de holte, indien de eerste inrichting in aanraking met de tweede inrichting gebracht wordt. Ten minste twee zijden van elk van de eerste en tweede inrichtingen zijn door middel van koppelingen verbonden.
De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van in de tekening afgebeelde uitvoeringsvoorbeelden toegelicht worden. Daarbij tonen :
Fig. 1 een draagbare telefoon die het grendelstelsel volgens de onderhavige uitvinding omvat ;
Fig. 2 een perspectivische aanzicht van de behuizing van de draagbare telefoon die de grendel volgens de onderhavige uitvinding omvat ;
Fig. 3 een perspectivisch aanzicht van de batterijbehuizing die de grendel volgens de onderhavige uitvinding omvat ;
Fig. 4a, 4b en 4c aanzichten in dwarsdoorsneden in verschillende bedrijfsstanden van de grendels van de batterijbehuizing en de telefoonbehuizing ; en
Fig. 5a, 5b en 5c in dwarsdoorsnede verschillende bedrijfsstanden van een alternatieve uitvoering van de onderhavige uitvinding.
Het grendelstelsel volgens de onderhavige uitvinding is gevormd in
<Desc/Clms Page number 2>
de behuizingen van de batterij en de draagbare telefoon. Dit maakt een en ander eenvoudiger en beperkt zo de kosten van de draagbare telefoon. In de onderstaande bespreking van de onderhavige uitvinding wordt uitgegaan van een typische draagbare telefoon zoals in fig. 1 getoond is. De onder- havige uitvinding kan echter gebruikt worden bij elke radio of elke ande- re met batterij bedreven inrichting die op van voordeel zijnde wijze een gevormd grendelstelsel zou kunnen gebruiken.
In fig. 3 is de grendel 300 van de batterijbehuizing volgens de onderhavige uitvinding getoond. Deze grendel 300 bestaat uit twee ribben
301 en 302 die zich bij de voorkeursuitvoering over de lengte van de grendel 300 uitstrekken. De ribben 301 en 302 staan in hoofdzaak lood- recht op de achterzijde van de behuizing. Bij alternatieve uitvoeringen zou het onder een geringe hoek staan van deze ribben 301 en 302 de wer- king van de grendel 300 niet negatief beïnvloeden. Bij de voorkeursuit- voering maken deze ribben 301 en 302 eveneens een hoek zodat de hoogte daarvan boven de achterzijde van de batterijbehuizing toeneemt bij het uitstrekken van de bovenzijde 303 van de behuizing. Alternatieve uitvoe- ringen zullen een of meer ribben gebruiken.
Op het punt het verst verwijderd van de bovenzijde 303 van de bat- terijbehuizing hebben de ribben 301 en 302 uitsteeksels 304 en 305. die in hetzelfde vlak liggen als de ribben 301 en 302 maar die zich enigszins uitstrekken boven de hoogte van de ribben 301 en 302. De uitsteeksels 304 en 305 strekken zich uit vanaf de ribben 301 en 302 via een onder een hoek staand oppervlak. Dit oppervlak is onder een hoek van 450 teruggebo- gen ten opzichte van de verticaal. Bij alternatieve uitvoeringen kan deze hoek anders zijn of kan het uitsteeksel een hoek van 90 ten opzichte van de ribbe hebben. Het deel van het uitsteeksel gericht naar het einde van de grendel is naar beneden gericht met een hoek van 90. ten opzichte van het einde van de grendel 300.
Deze hoek kan voor andere uitvoeringen eveneens verschillen.
De grendel 300 van de batterijbehuizing wordt omgeven door een uitgesneden gebied 310 zodat deze slechts aan de batterijbehuizing beves- tigd is via een dun deel materiaal 311 dat zich uitstrekt volgens een dwarshartlijn met een geringe hoek in een voorkeursuitvoering via de grendel 300. Dit materiaal 311 is in de grendel 300 en de batterijbehui- zing 350 gevormd.
Het uitgesneden deel 310 maakt het in samenhang met het materiaal
311 dat de grendel 300 met de batterijbehuizing 350 verbindt mogelijk de grendel 300 een beperkte omvang te draaien om de dwarshartlijn. Indien de
<Desc/Clms Page number 3>
bovenzijde 201 van de grendel 300 ingedrukt wordt aan de achterzijde van de behuizing (zie fig. 2, verwijzingscijfer 201) worden de uitstekende delen 304 en 305 van de grendel 300 enigszins naar boven gebracht doordat het voorste deel van de grendel 300 indrukt wordt en de grendel scharniert op de ribben 301 en 302. Zoals later aangegeven zal worden vergemakkelijkt deze draaiing het verwijderen van de batterijbehuizing 350 van de behuizing 200 van de draagbare telefoon.
Fig. 2 toont een aanzicht van de grendel 230 van de behuizing van de draagbare telefoon volgens de onderhavige uitvinding. De achterzijde van de behuizing van de draagbare telefoon omvat een indrukking 210 die een opname vormt die verheven is boven de achterzijde van de behuizing van de draagbare telefoon. Deze indrukking 210 ligt bij de bovenzijde van de achterzijde behuizing van de draagbare telefoon. De voorrand van de indrukking (420 in fig. 4a) maakt een hoek van 45 ten opzichte van de verticaal. Deze hoek brengt de voorrand van de grendel 300 van de behuizing van de batterij in aanraking wanneer deze op zijn plaats geschoven wordt. De indrukking 210 is voldoende groot om de uitsteeksels 304 en 305 van de grendel 300 van de behuizing van de batterij op te nemen.
De toleranties van de afmeting van de indrukking moeten klein zijn omdat de grendel 300 van de behuizing van de batterij geen ruimte mag hebben om te bewegen. Dit zou een rammelgeluid veroorzaken indien de draagbare telefoon bewogen zou worden en zou indruk van een draagbare telefoon met geringe kwaliteit voor de gebruiker geven.
De zijden van zowel de behuizing 350 van de batterij als de behuizing 200 van de draagbare telefoon hebben railverbindingsorganen 220 en 230 om de zijden van de behuizing met elkaar te verbinden. De verbindingsorganen 220 en 320 op elke behuizing zijn dunne langwerpige uitsteeksels vanaf de zijden vanaf de oppervlakken. De railverbindingsorganen 220 en 320 op elke behuizing 200 en 350 zijn zo aangebracht dat de railverbindingsorganen 320 op de batterijbehuizing 350 liggen onder de railverbindingsorganen 220 op de behuizing 200 van de draagbare telefoon wanneer de twee behuizingen 200 en 350 in aanraking gebracht worden.
Daardoor kunnen de twee behuizingen 200 en 350 slechts in achterwaartse en voorwaartse richting bewegen volgens een hartlijn die zieh uitstrekt over de lengte van de draagbare telefoon.
Tijdens bedrijf wordt de batterijbehuizing 350 in aanraking gebracht met de behuizing 200 van de draagbare telefoon zodat de zijrailverbindingsorganen aangrijpen. De batterijbehuizing 350 wordt vervolgens verschoven langs de achterzijde van de batterij 200 van de draagbare
<Desc/Clms Page number 4>
telefoon zodat de bovenzijde 303 van de batterijbehuizing naar de bovenzijde van de behuizing 403 van de draagbare telefoon bewogen wordt. Deze beweging is in fig. 4a afgebeeld.
Indien de onder een hoek staande randen 410 en 420 van het uitsteeksel 411 en de indrukking 210 elkaar raken, zoals in fig. 4b getoond, wordt de grendel van de batterijbehuizing gedwongen op het einde van het uitsteeksel te draaien. De grendel van de batterijbehuizing scharniert om het contactpunt van de voorrand van de indrukking en de ribben van de grendel van de batterijbehuizing. Uit deze afbeelding blijkt duidelijk dat de onder een hoek staande oppervlakken 410 en 420 in vloeiender bedrijf van het grendelstelsel volgens de onderhavige uitvinding voorzien.
Indien deze oppervlakken zich onder een hoek van 90 zouden bevinden zou de gebruiker die de batterij aanbrengt een grotere kracht moeten gebruiken om het grendelmechanisme aan te grijpen.
Fig. 4c toont de grendels van de batterijbehuizing en de behuizing van de draagbare telefoon in aangrijping. Het uitsteeksel van de grendel van de batterijbehuizing rust in de indrukking van de grendel van de behuizing van de draagbare telefoon. Het verticale deel 430 van de achterzijde van de grendel van de batterijbehuizing is in aanraking met het verticale deel 431 van de achterrand van de grendel van de behuizing van de draagbare telefoon. Daardoor wordt het moeilijk de batterijbehuizing te verwijderen omdat de railcontacten slechts bewegen in voorwaartse en achterwaartse richting mogelijk maken. Deze hoeken bieden weerstand aan dergelijke beweging. De bovenzijde van het achterdeel van het uitsteeksel heeft een hoek van 77 om vervorming van de grendel te beperken indien de draagbare telefoon stoten ondergaat zoals door vallen.
Voor het verwijderen van de batterijbehuizing van de behuizing van de draagbare telefoon wordt het voorste deel van de grendel van de batterijbehuizing ingedrukt. Daardoor scharniert de grendel van de batterijbehuizing om het raakpunt van de voorrand van de indrukking en de ribben van de grendel van de batterijbehuizing. Deze draaiende werking verheft het uitsteeksel van de indrukking en stelt de batterijbehuizing in staat terug te glijden langs de railverbindingsorganen en vervolgens vrij van de behuizing van de draagbare telefoon naar boven gebracht te worden.
Een alternatieve uitvoering van het grendelstelsel volgens de onderhavige uitvinding is in fig. 5a t/m 5c getoond. Deze uitvoering gebruikt dezelfde indrukkingen 504 en railverbindingsorganen volgens de voorkeursuitvoering. Bovendien is de grendel van de batterijbehuizing op dezelfde draaiende wijze gekoppeld met de batterijbehuizing. In de alter-
<Desc/Clms Page number 5>
natieve uitvoering worden echter de ribben die zieh uitstrekken over de lengte van de grendel van de batterijbehuizing vervengen door ten minste twee kortere buigzame ribben 500 die ongeveer dezelfde dikte hebben als de ribben volgens de voorkeursuitvoering. Vanwege de duidelijkheid is slechts een ribbe 500 in de figuren getoond.
Deze ribben 500 verkrijgen de buigzaamheid daarvan door een onder een hoek staande uitsnijding 501 die zieh in de langsrichting uitstrekt over een groot deel van de ribbe 500.
Deze alternatieve uitvoering werkt met de voorrand 502 van de indrukking 504 die de ribben 500 dwingt naar boven te buigen zoals in fig. 5b getoond. De batterijbehuizing wordt vergrendeld indien de punt 503 van de ribbe 500 rust in de indrukking zoals in fig. 5c getoond. Door de verheven positie van de indrukking 504 kan de ribbe 500 niet terugkeren naar de oorspronkelijke positie daarvan. De ribbe 500 oefent daarom neerwaartse druk uit op de binnenranden van de indrukking 504 waardoor de batterijbehuizing op zijn plaats gehouden wordt.
Het grendelstelsel volgens de onderhavige uitvinding maakt het mogelijk een grendel te vormen in het materiaal van de inrichtingen die met elkaar verbonden moeten worden. Daardoor wordt de arbeid noodzakelijk om een inrichting samen te voegen verminderd, waardoor de kosten samenhangend met de inrichting beperkt worden.
<Desc / Clms Page number 1>
Locking system.
The present invention relates to a locking system and more particularly to battery housing latches.
To enable portable use, electronic devices have batteries as the power source. The batteries are typically rechargeable and removable for insertion into a battery charger for recharging or for disposal after they are exhausted.
To attach the battery, which is typically contained in a housing, to the electronic device, a locking mechanism must be used. The latch are of the type where the housing and the latch must be joined separately after being formed. this type of latch is more complex and requires more labor and manufacturing costs. Therefore, there is a need for a latch formed in the housing to limit the cost of the device.
The locking system of the present invention connects a first device to a second device. The system includes a first latch coupled to the first device. The first latch includes at least one projection extending substantially perpendicular to a plane parallel to the first device. A second latch is coupled to the second device. The second latch includes a cavity sized such that the protrusion rests within the cavity when the first device is brought into contact with the second device. At least two sides of each of the first and second devices are connected by couplings.
The invention will be explained in more detail below with reference to illustrative embodiments shown in the drawing. Show:
Fig. 1 a portable telephone comprising the locking system of the present invention;
Fig. 2 is a perspective view of the housing of the portable telephone comprising the latch of the present invention;
Fig. 3 is a perspective view of the battery housing that includes the latch of the present invention;
Fig. 4a, 4b, and 4c are cross-sectional views in different operating positions of the battery housing and telephone housing latches; and
Fig. 5a, 5b and 5c show different cross-sectional operating modes of an alternative embodiment of the present invention.
The locking system of the present invention is formed in
<Desc / Clms Page number 2>
the housings of the battery and portable phone. This makes things easier and thus reduces the cost of the portable phone. The discussion of the present invention below is based on a typical portable telephone as shown in Fig. 1. However, the present invention can be used with any radio or other battery operated device which could advantageously use a molded latch system.
In Figure 3, the latch 300 of the battery case according to the present invention is shown. This latch 300 consists of two ribs
301 and 302 which, in the preferred embodiment, extend the length of the latch 300. Ribs 301 and 302 are generally perpendicular to the rear of the housing. In alternative embodiments, angling these ribs 301 and 302 would not adversely affect the operation of the latch 300. In the preferred embodiment, these ribs 301 and 302 are also angled so that their height above the back of the battery housing increases as the top 303 of the housing extends. Alternative embodiments will use one or more ribs.
At the point furthest from the top 303 of the battery housing, the ribs 301 and 302 have projections 304 and 305 which are in the same plane as the ribs 301 and 302 but which extend slightly above the height of the ribs 301 and 302. 302. The protrusions 304 and 305 extend from the ribs 301 and 302 through an angled surface. This surface is bent back at an angle of 450 from the vertical. In alternative embodiments, this angle may be different or the projection may have an angle of 90 to the rib. The portion of the protrusion facing the end of the latch is directed downward at an angle of 90 ° from the end of the latch 300.
This angle may also differ for other designs.
The battery housing latch 300 is surrounded by a cutout area 310 so that it is attached to the battery housing only through a thin portion of material 311 extending along a transverse angle at a minor angle in a preferred embodiment through the latch 300. This material 311 is formed in the latch 300 and the battery case 350.
The cut portion 310 makes it in conjunction with the material
311 connecting the latch 300 to the battery case 350 may rotate the latch 300 a limited amount about the transverse centerline. If the
<Desc / Clms Page number 3>
top 201 of the latch 300 is depressed on the rear of the housing (see Fig. 2, reference 201), the protruding parts 304 and 305 of the latch 300 are raised slightly by pressing the front part of the latch 300 and latch hinges on ribs 301 and 302. As will be indicated later, this rotation facilitates removal of the battery case 350 from the case 200 of the portable telephone.
Fig. 2 shows a view of the latch 230 of the housing of the portable telephone according to the present invention. The back of the portable phone case includes a depression 210 which forms a recess raised above the back of the portable phone case. This indentation 210 is located at the top of the back housing of the portable telephone. The leading edge of the depression (420 in Fig. 4a) is at an angle of 45 relative to the vertical. This angle contacts the leading edge of the latch 300 of the battery housing when slid into place. The indentation 210 is large enough to receive the protrusions 304 and 305 of the latch 300 of the battery housing.
The indentation size tolerances should be small because the battery housing latch 300 should not have room to move. This would cause a rattling noise if the portable phone were moved and would give impression of a low quality portable phone to the user.
The sides of both the battery case 350 and the portable phone case 200 have rail connectors 220 and 230 to connect the sides of the case. The connectors 220 and 320 on each housing are thin elongated protrusions from the sides from the surfaces. The rail connectors 220 and 320 on each housing 200 and 350 are arranged such that the rail connectors 320 on the battery housing 350 lie below the rail connectors 220 on the housing 200 of the portable telephone when the two housings 200 and 350 are brought into contact.
Therefore, the two housings 200 and 350 can only move in a backward and forward direction along a centerline extending along the length of the portable telephone.
During operation, the battery case 350 is brought into contact with the case 200 of the portable telephone so that the side rail connectors engage. The battery housing 350 is then slid along the back of the battery 200 of the portable
<Desc / Clms Page number 4>
phone so that the top 303 of the battery case is moved toward the top of the case 403 of the portable phone. This movement is shown in Fig. 4a.
If the angled edges 410 and 420 of the protrusion 411 and the indentation 210 meet, as shown in Fig. 4b, the battery housing latch is forced to rotate on the end of the protrusion. The battery housing latch pivots about the contact point of the leading edge of the indentation and the ribs of the battery housing latch. This image clearly shows that the angled surfaces 410 and 420 provide smoother operation of the locking system of the present invention.
If these surfaces were at an angle of 90 °, the user applying the battery would have to use a greater force to engage the locking mechanism.
Fig. 4c shows the latches of the battery case and the portable phone case in engagement. The protrusion of the battery housing latch rests in the recess of the portable phone housing latch. The vertical portion 430 of the rear of the battery housing latch contacts the vertical portion 431 of the trailing edge of the latch of the portable telephone housing. This makes it difficult to remove the battery case because the rail contacts only allow movement in the forward and reverse directions. These angles resist such movement. The top of the rear part of the protrusion has an angle of 77 to limit deformation of the latch if the portable phone is impacted such as by a fall.
To remove the battery case from the portable phone case, the front part of the battery case latch is pressed. As a result, the battery housing latch pivots about the tangent point of the leading edge of the depression and the ribs of the battery housing latch. This pivoting action elevates the protrusion protrusion and allows the battery case to slide back along the rail connectors and then be lifted free from the portable phone case.
An alternative embodiment of the locking system of the present invention is shown in Figures 5a through 5c. This embodiment uses the same indentations 504 and rail connectors according to the preferred embodiment. In addition, the battery housing latch is coupled to the battery housing in the same rotating manner. In the alter-
<Desc / Clms Page number 5>
In a native embodiment, however, the ribs extending the length of the latch of the battery housing are dyed by at least two shorter flexible ribs 500 having approximately the same thickness as the ribs of the preferred embodiment. For the sake of clarity, only a rib 500 is shown in the figures.
These ribs 500 obtain their flexibility through an angled cutout 501 extending longitudinally over a major portion of the rib 500.
This alternative embodiment works with the leading edge 502 of the depression 504 forcing the ribs 500 to bend upward as shown in Fig. 5b. The battery housing is locked when the tip 503 of the rib 500 rests in the depression as shown in Fig. 5c. Due to the elevated position of the depression 504, the rib 500 cannot return to its original position. The rib 500 therefore exerts downward pressure on the inner edges of the depression 504, thereby holding the battery housing in place.
The locking system of the present invention makes it possible to form a lock in the material of the devices to be joined together. Thereby, the labor necessary to assemble a device is reduced, thereby limiting the costs associated with the device.