<Desc/Clms Page number 1>
Voederdoseerelement. Deze uitvinding heeft betrekking op een voederdoseerelement, met andere woorden een element waarin een hoeveelheid veevoeder kan worden aangebracht en van waaruit dit veevoeder op gedoseerde wijze kan worden uitgestrooid, bijvoorbeeld in een stal.
De uitvinding heeft hierbij een voederdoseerelement als doel dat het voordeel biedt dat het zowel geschikt is voor het behandelen en/of doseren van knolvormige gewassen, bijvoorbeeld bieten, als voor het doseren van pulpvormige produkten, zodanig dat al deze handelingen met éénzelfde inrichting kunnen worden verwezenlijkt.
Hiertoe betreft de uitvinding een voederdoseerelement, daardoor gekenmerkt dat het hoofdzakelijk bestaat in de kombinatie van een bak ; een met de bak samenwerkende eerste inrichting voor het behandelen van knolvormige gewassen en dergelijke ; een met de bak samenwerkende tweede inrichting voor het doseren van pulpvormige produkten en dergelijke ; en een in minstens twee standen plaatsbaar mechanisme dat afhankelijk van de ingenomen stand het gebruik van de voornoemde inrichtingen bepaalt.
In de voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat de eerste inrichting uit een schroef van Archimedes die geschikt is om vuil, zoals zand, van knolvormige gewassen te
<Desc/Clms Page number 2>
verwijderen en deze langs een losopening uit de bak te brengen ; bestaat de tweede inrichting uit een schroef van Archimedes die toelaat om pulpvormige produkten te doseren ; en bestaat het mechanisme dat zoals voornoemd in twee standen kan worden geplaatst uit een klep die toelaat dat de tweede inrichting al dan niet samenwerkt met het gedeelte van de bak waarin de produkten worden aangebracht.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een traktor weergeeft die is uitgerust met een voederdoseerelement volgens de uitvinding ; figuur 2 een zieht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1 ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2 ; figuur 4 een zieht weergeeft volgens pijl F4 in figuur 2.
In figuur 1 is een traktor 1 weergegeven die is voorzien van een voederdoseerelement 2 volgens de uitvinding.
Zoals weergegeven infiguren 2,3 en 4 bestaat het voederdoseerelement 2 volgens de uitvinding hoofzakelijk in de kombinatie van een bak 3 ; een met de bak 3 samenwerkende eerste inrichting 4 voor het behandelen van knolvormige gewassen en dergelijke ; een met de bak 3 samenwerkende tweede inrichting 5 voor het doseren van pulpvormige produkten en dergelijke ; en een in minstens twee standen plaatsbaar mechanisme 6 dat afhankelijk van de ingenomen stand het gebruik van de inrichtingen 4 en 5 bepaalt.
De voornoemde bak 3 is bij voorkeur uitgevoerd in de vorm van een schep, zodanig dat een hoeveelheid veevoeder door
<Desc/Clms Page number 3>
het kantelen en heffen van de bak 3 kan worden opgeschept. De hefbeweging H en de kantelbeweging K kan bekomen worden door middel van een geschikte aandrijving 7 die al dan niet vast deel uitmaakt van de traktor 1 of van enig ander voertuig.
Zoals weergegeven in figuren 2 en 3 bevinden de eerste inrichting 4 en de tweede inrichting 5 zieh bij voorkeur onderaan in de bak 3.
De eerste inrichting 4 bestaat hoofdzakelijk uit een roterend element 8 dat zieh in de breedte doorheen de bak 3 uitstrekt en dat toelaat om knolvormige gewassen om te woelen, zodanig dat het vuil, hoofdzakelijk zand, wordt losgeklopt en/of van de gewassen wordt geschraapt.
Het roterend element bestaat bij voorkeur uit een schroef van Archimedes die een relatief dikke buisvormige kern 9 vertoont in verhouding tot het relatief lage schroefblad 10. Om de gewassen niet te kwetsen vertoont het schroefblad 10 bij voorkeur een afgeronde vorm.
Het roterend element 8 wordt aangedreven door middel van een reversibele motor 11 en een overbrenging 12. Hiertoe kan een hydraulische motor worden aangewend.
Het roterend element 8 wordt nabij zijn uiteinden 13 en 14 ondersteund. Aan het uiteinde 13 is een losopening 15 voorzien in de zijwand 16 van de bak 3. De losopening 15 is afsluitbaar door middel van een klep 17 die hoofdzakelijk bestaat uit een bovenpaneel 18 en een zijpaneel 19. De klep 17 is scharnierbaar langs een horizontale as 20 en kan zijdelings over een kleine afstand D worden verschoven, één en ander zodanig dat de klep 17 twee standen A en B kan innemen. In de stand A bevindt de klep 17 zieh in de bak 3
<Desc/Clms Page number 4>
en is een weinig verschoven ten opzichte van de losopening 15, zodanig dat zij met de rand van het zijpaneel 19 tegen de zijwand 16 van de bak 3 rust.
Door de klep 17 over de voornoemde afstand D te verschuiven komt zij precies voor de losopening 15 en kan zij, zoals afgebeeld in figuur 2, buiten de bak 3 worden gewenteld tot in een stand B, waarbij de losopening 15 dan wordt afgesloten door het voornoemde bovenpaneel 18 dat dan in het verlengde van de zijwand 16 is neergeklapt.
Om te vermijden dat de klep 17 uit de stand A naar links verschuift en doorheen de losopening 15 naar beneden klapt, wordt zij in deze stand met de rand van het zijpaneel 19 achter een aanslag 21 geplaatst.
Ter plaatse van de losopening 15 kan een snijinrichting 22 worden voorzien. Zoals weergegeven in figuur 2 kan deze bestaan uit een in het verlengde van het element 8 op dit laatste gemonteerde konische trommel 23 met een manteloppervlak dat is voorzien van schubvormige uitsteeksels 24, vergelijkbaar met een rasp. Onder de trommel 23 is een glijbaan 25 aangebracht om de versneden produkten zijdelings af te voeren.
De voornoemde tweede inrichting 5 bestaat bij voorkeur ook uit een roterend element 26, dat zieh helemaal onderaan in de bak 3, parallel aan het voornoemde element 8 doorheen de bak 3 uitstrekt. Dit roterend element 26 bestaat bij voorkeur uit een schroef van Archimedes die nabij haar uiteinden 27 en 28 in de bak 3 is gelagerd. In tegenstelling met het element 8 vertoont deze schroef een relatief dunne kern 29 en een relatief hoog schroefblad 30.
Het roterend element 26 wordt aan één uiteinde 27 aangedreven door middel van een reversibele hydraulische of
<Desc/Clms Page number 5>
andere motor 31 en een overbrenging 32. Ter plaatse van het andere uiteinde 28 is een tweede losopening 33 in de zijde 34 aangebracht. Het is duidelijk dat de losopeningen 15 en 33 volgens een variante ook aan eenzelfde zijde van de bak 3 kunnen worden voorzien.
In het weergegeven voorbeeld van figuren 2 tot 4, is naast het roterend element 26 een hulpelement 35 met uitsteeksels gemonteerd voor het losmaken, respektievelijk los houden van pulpvormige produkten, meer speciaal om te vermijden dat deze produkten rond het roterend element 26 samenklitten en een verstopping vormen. Dit hulpelement 35 bestaat eveneens uit een roterend element dat bij voorkeur aan het uiteinde dat zieh bij de losopening 33 bevindt is voorzien van een schroef van Archimedes 36, terwijl dit aan zijn andere uiteinde is voorzien van een aantal radiale pennen 37 die toelaten een pulpvormig produkt om te woelen.
Het hulpelement 35 wordt in het weergegeven voorbeeld aangedreven door middel van de motor 11 en overbrenging 12.
De eerste inrichting 4 bevindt zich bij voorkeur boven de tweede inrichting 5, terwijl het in twee standen plaatsbaar mechanisme 6 dan bestaat uit een klep 38 die toelaat dat, afhankelijk van haar stand, de in de laadbak 3 opgenomen produkten ofwel uitsluitend met de eerste inrichting 4 in kontakt komen, ofwel met zowel de eerste inrichting 4 als de tweede inrichting 5 in kontakt komen.
Zoals weergegeven in figuren 2 tot 4 bestaat de klep 38 bij voorkeur uit een langs een horizontale as 39 wentelbaar gedeelte van de frontale zijde 40 van de bak 3, dat in een eerste stand E naar beneden geklapt is zodanig dat de bak 3 open is tot aan de tweede inrichting 5, en dat in een tweede stand F naar boven geklapt wordt, zodanig dat de
<Desc/Clms Page number 6>
klep 38 zich uitstrekt tussen de zijde 40 en het voornoemde roterend element 8.
De klep 38 kan naar keuze in de standen E of F worden geplaatst door middel van een hefboommechanisme 41, bestaande uit een hefboom 42 met een handvat 43, een door middel van de hefboom 42 verdraaibare as 44 en op de as 44 geplaatste armen 45 die voorzien zijn van rollen 46 of dergelijke die met de onderzijde van de klep 38 samenwerken.
In de stand E rust de klep 38 op het geraamte 47 van de bak 3. De hefboom 42 rust hierbij tegen een aanslag 48.
In de stand F wordt de klep 38 ondersteund door de armen 45. De hefboom 42 rust hierbij tegen een aanslag 49. De armen 45 en hun draaipunten 50 vormen een overcentermechanisme en zijn zodanig gekonstrueerd dat de klep 38 in de stand F een moment op het hefboommechanisme 41 uitoefent waardoor de hefboom 42 tegen de aanslag 48 drukt en in deze stand gehouden wordt.
De klep 38 reikt in de stand F tot aan het roterend element 8, één en ander zodanig dat wel een vrije verbinding blijft bestaan tussen de gedeelten van de bak 3 respektievelijk boven en onder de klep 38 via de ruimten tussen het schroefblad 10, zodanig dat langs deze verbinding vuil en zand uit het bovenste gedeelte in het onderste gedeelte wordt opgevangen doch knolgewassen en dergelijke verhinderd worden in het onderste gedeelte te komen.
De werking en het gebruik van het voederdoseerelement 2 is hoofdzakelijk als volgt.
In het geval dat knolvormige gewassen of dergelijke dienen te worden gereinigd en/of te worden versneden en gedoseerd,
<Desc/Clms Page number 7>
wordt de klep 17 in stand A geplaatst en de klep 38 in stand F. Vervolgens wordt een hoeveelheid van de betreffende gewassen in de bak 3 aangebracht, bijvoorbeeld door deze gewassen op te scheppen door middel van de verplaatsing van de bak 3. Vervolgens wordt het roterend element 8 aangedreven met een draairichting Rl, zodanig dat de gewassen van de losopening 15 worden weggehouden. Door de beweging van het element 8 wordt het zand en ander vuil van de gewassen geschraapt en losgeklopt, waarbij dit vuil langs de openingen tussen het element 8 en de klep 38 in het onderste gedeelte valt waaruit het achteraf door middel van het roterend element 26 kan worden verwijderd.
De reiniging van de gewassen kan reeds gebeuren tijdens het transport van de gewassen naar de stal. Vervolgens wordt het roterend element 8 in tegengestelde draairichting R2 aangedreven, waardoor de gewassen onder de klep 17 worden gevoerd, door middel van de snijinrichting 22 worden gesneden en via de glijbaan 25 worden afgevoerd.
In het geval dat het voederdoseerelement wordt gebruikt voor het doseren van pulpvormige produkten wordt de klep 17 in stand B geplaatst en de klep 38 in stand E. Het roterend element 8 en het hulpelement 35 worden in de richting R2 respektievelijk R3 aangedreven, zodanig dat zij het pulpvormige produkt los houden en de samendrukking ervan rond de losopening 33 tegenwerken. Tijdens het doseren wordt het roterend element 26 in de richting R4 aangedreven, zodanig dat het produkt kontinu langs de losopening 33 wordt afgevoerd.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijk voederdoseerelement kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Feeding dosing element. This invention relates to a feed metering element, in other words an element into which an amount of fodder can be applied and from which this fodder can be spread in a dosed manner, for instance in a stable.
The object of the invention is a feed metering element which offers the advantage that it is suitable both for treating and / or dosing tuberous crops, for example beets, and for dosing pulp-shaped products, such that all these operations can be carried out with the same device .
To this end, the invention relates to a feed metering element, characterized in that it mainly consists of the combination of a bin; a first device co-operating with the tray for treating tuberous crops and the like; a second device cooperating with the tray for dosing pulp-shaped products and the like; and a mechanism that can be placed in at least two positions, which determines the use of the above-mentioned devices depending on the position taken up.
In the preferred embodiment, the first device consists of an Archimedes screw suitable for removing dirt, such as sand, from tuberous crops
<Desc / Clms Page number 2>
remove it and bring it out of the container through a discharge opening; the second device consists of an Archimedes screw that allows dosing of pulp products; and the mechanism which, as mentioned above, can be placed in two positions consists of a valve which allows the second device to cooperate or not cooperate with the part of the tray in which the products are placed.
With the insight to better demonstrate the features according to the invention, a preferred embodiment is described below without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows a tractor equipped with a feed metering element according to the invention; figure 2 represents a view according to arrow F2 in figure 1; figure 3 represents a section according to line III-III in figure 2; figure 4 represents a view according to arrow F4 in figure 2.
Figure 1 shows a tractor 1 which is provided with a feed metering element 2 according to the invention.
As shown in Figures 2, 3 and 4, the feed metering element 2 according to the invention mainly consists in the combination of a bin 3; a first device 4 co-operating with the tray 3 for treating tuberous crops and the like; a second device 5 co-operating with the tray 3 for dosing pulp-shaped products and the like; and a mechanism 6 which can be placed in at least two positions and which determines the use of the devices 4 and 5 depending on the position taken up.
The aforementioned bin 3 is preferably in the form of a scoop, such that an amount of fodder passes through
<Desc / Clms Page number 3>
the tilting and lifting of the bucket 3 can be scooped up. The lifting movement H and the tilting movement K can be obtained by means of a suitable drive 7, which may or may not be a permanent part of the tractor 1 or of any other vehicle.
As shown in Figures 2 and 3, the first device 4 and the second device 5 are preferably located at the bottom of the tray 3.
The first device 4 mainly consists of a rotating element 8 which extends in width through the tray 3 and which allows to stir up tuberous crops, such that the dirt, mainly sand, is beaten and / or scraped from the crops.
The rotating element preferably consists of an Archimedes screw which has a relatively thick tubular core 9 in relation to the relatively low screw blade 10. In order not to hurt the crops, the screw blade 10 preferably has a rounded shape.
The rotating element 8 is driven by means of a reversible motor 11 and a transmission 12. A hydraulic motor can be used for this.
The rotating element 8 is supported near its ends 13 and 14. At the end 13, a discharge opening 15 is provided in the side wall 16 of the box 3. The discharge opening 15 can be closed by means of a flap 17 which mainly consists of a top panel 18 and a side panel 19. The flap 17 is pivotable along a horizontal axis 20 and can be shifted sideways by a small distance D, all this in such a way that the valve 17 can assume two positions A and B. In position A, valve 17 is located in container 3
<Desc / Clms Page number 4>
and is slightly offset from the discharge opening 15 such that it rests with the edge of the side panel 19 against the side wall 16 of the bucket 3.
By sliding the valve 17 by the aforementioned distance D, it comes exactly in front of the unloading opening 15 and can, as shown in figure 2, be rotated outside the container 3 into a position B, the unloading opening 15 then being closed by the aforementioned top panel 18 which is then folded down in line with the side wall 16.
In order to prevent the flap 17 from shifting from position A to the left and folding down through the discharge opening 15, it is placed in this position with the edge of the side panel 19 behind a stop 21.
A cutting device 22 can be provided at the location of the discharge opening 15. As shown in Figure 2, it may consist of a conical drum 23 mounted in line with the element 8 on the latter, with a jacket surface provided with scaly projections 24, similar to a grater. A slide 25 is arranged under the drum 23 to discharge the cut products sideways.
The aforementioned second device 5 preferably also consists of a rotating element 26, which extends at the very bottom in the tray 3, parallel to the aforementioned element 8 through the tray 3. This rotating element 26 preferably consists of an Archimedes screw which is mounted in the box 3 near its ends 27 and 28. In contrast to the element 8, this screw has a relatively thin core 29 and a relatively high screw blade 30.
The rotating element 26 is driven at one end 27 by means of a reversible hydraulic or
<Desc / Clms Page number 5>
other motor 31 and a transmission 32. At the location of the other end 28, a second discharge opening 33 is arranged in the side 34. It is clear that, according to a variant, the unloading openings 15 and 33 can also be provided on the same side of the container 3.
In the illustrated example of Figures 2 to 4, an auxiliary element 35 with projections is mounted next to the rotating element 26 for loosening or keeping loose pulp-shaped products, in particular to prevent these products from sticking together around the rotating element 26 and a blockage. to shape. This auxiliary element 35 also consists of a rotating element, which preferably has an Archimedes 36 screw at the end which is located at the unloading opening 33, while at its other end it is provided with a number of radial pins 37 which allow a pulp-shaped product to toss.
In the example shown, the auxiliary element 35 is driven by means of the motor 11 and transmission 12.
The first device 4 is preferably located above the second device 5, while the two-position mechanism 6 then consists of a valve 38 which, depending on its position, allows the products contained in the loading container 3 to be either only with the first device 4, or come into contact with both the first device 4 and the second device 5.
As shown in Figures 2 to 4, the valve 38 preferably consists of a portion of the frontal side 40 of the tray 3 which can be rotated along a horizontal axis 39 and which is folded down in a first position E such that the tray 3 is open to to the second device 5, and that in a second position F is folded upwards, such that the
<Desc / Clms Page number 6>
valve 38 extends between the side 40 and the aforementioned rotating element 8.
The valve 38 can optionally be placed in positions E or F by means of a lever mechanism 41, consisting of a lever 42 with a handle 43, a shaft 44 rotatable by means of the lever 42 and arms 45 placed on the shaft 44 provided with rollers 46 or the like which cooperate with the underside of the valve 38.
In position E, the valve 38 rests on the frame 47 of the box 3. The lever 42 rests against a stop 48.
In position F, the valve 38 is supported by the arms 45. The lever 42 here rests against a stop 49. The arms 45 and their pivot points 50 form an over-centering mechanism and are constructed such that the valve 38 in position F is momentarily on the lever mechanism 41 which causes lever 42 to press against stop 48 and be held in this position.
The valve 38 extends in position F to the rotating element 8, all this in such a way that a free connection remains between the parts of the tray 3 and above and below the valve 38, respectively, via the spaces between the screw blade 10, such that along this connection dirt and sand from the upper part is collected in the lower part, but tuberous plants and the like are prevented from entering the lower part.
The operation and use of the feed metering element 2 is mainly as follows.
In the event that tuberous crops or the like need to be cleaned and / or cut and dosed,
<Desc / Clms Page number 7>
the valve 17 is placed in position A and the valve 38 in position F. Subsequently, an amount of the relevant crops is placed in the tray 3, for example by scooping up these crops by displacing the tray 3. Then the rotating element 8 driven with a direction of rotation R1, such that the crops are kept away from the unloading opening 15. The movement of the element 8 scrapes and knocks the sand and other dirt off the crops, whereby this dirt falls through the openings between the element 8 and the valve 38 in the lower part, from which it can be retrofitted by means of the rotating element 26 be removed.
The cleaning of the crops can already be done during the transport of the crops to the stable. The rotating element 8 is then driven in the opposite direction of rotation R2, whereby the crops are fed under the flap 17, cut by means of the cutting device 22 and discharged via the slide 25.
In the case where the feed metering element is used for metering pulp-shaped products, the valve 17 is placed in position B and the valve 38 in position E. The rotating element 8 and the auxiliary element 35 are driven in the direction R2 and R3, respectively, so that they keep the pulp-like product loose and counteract its compression around the discharge opening 33. During dosing, the rotating element 26 is driven in the direction R4, such that the product is continuously discharged along the discharge opening 33.
The present invention is by no means limited to the exemplary embodiment shown in the figures, but such feed metering element can be realized in all kinds of shapes and sizes without departing from the scope of the invention.