<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines.
Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines, en meer speciaal een inrichting die bedoeld is voor de draadtoevoer in een toevoerkanaal dat gebruik maakt van twee of meer draadvoorraden.
Het is bekend dat een draadtoevoerkanaal van een weefmachine door middel van meerdere draadvoorraden kan worden gevoed, waarbij naar keuze met één van de draden van de respektievelijke draadvoorraden wordt gewerkt. Een voorbeeld van dergelijke inrichting is beschreven in het US 4. 964. 442.
Deze bekende inrichting vertoont echter het nadeel dat een vrij ingewikkelde konstruktie met een groot aantal bewegende delen noodzakelijk is om in de automatische verwisseling van inslagdraden te voorzien, hetgeen niet toelaat op een snelle manier deze verwisseling uit te voeren.
De huidige uitvinding heeft een inrichting tot doel die dit nadeel niet vertoont.
Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor het toevoeren van inslagdraden bij weefmachines, bestaande uit
<Desc/Clms Page number 2>
minstens één draadtoevoerkanaal met minstens twee draadvoorraden, daardoor gekenmerkt dat in het draadtoevoerkanaal een in twee richtingen werkende transportinrichting is opgenomen, bestaande uit een eerste gedeelte om de inslagdraden van de draadvoorraden op te nemen, een tweede gedeelte om een inslagdraad verder docr te voeren, eerste middelen om een inslagdraad naar keuze van het eerste gedeelte naar het tweede gedeelte te brengen, en tweede middelen om een inslagdraad van het tweede gedeelte naar het eerste gedeelte te brengen.
Belangrijk hierbij is dat de inslagdraden die terug in het eerste gedeelte worden gebracht zeer vlug in gereedheid kunnen worden gebracht in het eerste gedeelte, zodat zij op elk ogenblik terug kunnen geselekteerd worden om naar het tweede gedeelte gebracht te worden.
Bij voorkeur zijn de voornoemde eerste en tweede middelen van pneumatische aard. In het bijzonder wordt hiertoe gebruik gemaakt van respektievelijke blazers die met de respektievelijke inslagdraden kunnen samenwerken. Hierdoor wordt het gebruik van ingewikkelde beweegbare elementen uitgesloten.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoering- vormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuren 2 en 3 een gedeelte uit figuur 1 weergeven, op verschillende ogenblikken tijdens de werkwijze ; figuur 4 een gedeelte van een variante van de inrichting weergeeft.
<Desc/Clms Page number 3>
Zoals weergegeven in figuur 1 is de uitvinding bedoeld voor draadtoevoerkanalen 1 waarin met minstens twee draadvoorraden 2A en 2B wordt gewerkt.
Zoals bekend wordt de inslagdraad, respektievelijk 3A of 3B, hierbij door middel van een draadvoorbereidingsinrichting zoals een voorafwikkelaar 4, en insertiemiddelen, zoals een hoofdblazer 5, aan de gaap 6 van de weefmachine toegevoerd.
In het weergegeven voorbeeld bestaan de draadvoorraden 2A en 2B uit voorraadspoelen. Iedere draadvoorraad kan bestaan uit één voorraadspoel ofwel uit een aantal aan elkaar geknoopte voorraadspoelen. Volgens figuur 1 vertonen de voorraden 2A en 2B ieder twee aan elkaar geknoopte voorraadspoelen.
De voorafwikkelaar 4 bestaat zoals bekend uit een vaste wikkeltrommel 7 en een aangedreven wikkelarm 8. De opgewikkelde inslagdraad kan intermitterend worden vrijgegeven door middel van een gestuurd blokkeerelement 9.
Overigens zijn in figuur 1 nog de lade 10 met het riet 11, een zuigmond 12 en bobijnsteunen 13 en 14 weergegeven.
Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat in het draadtoevoerkanaal 1 een in twee richtingen werkende transportinrichting 15 is opgenomen, bestaande uit een eerste gedeelte 16 om de inslagdraden 3A-3B van de draadvoorraden 2A-2B op te nemen, een tweede gedeelte 17 om een inslagdraad 3A of 3B verder door te voeren, meer speciaal naar de draadvoorbereidingsinrichting, eerste middelen 18 om een inslagdraad 3A of 3B naar keuze uit het eerste gedeelte 16 naar het tweede gedeelte 17 te brengen, en tweede middelen 19 om een inslagdraad 3A of 3B van het tweede gedeelten 17 naar het eerste gedeelte 16 terug te brengen.
<Desc/Clms Page number 4>
Het eerste gedeelte 16 wordt bij voorkeur gevormd door een aantal kanalen, meer speciaal een kanaal, respektievelijk 20A en 20B, per op te nemen inslagdraad 3A, respektievelijk 3B.
Het tweede gedeelte 17 is bij voorkeur gevormd uit een kanaal 21 waar doorheen de inslagdraad verder kan geleid worden.
De eerste middelen 18 bestaan bij voorkeur uit blazers 22A en 22B die geintegreerd zijn in, en/of samenwerken met de voornoemde kanalen 20A-20B, zodanig dat door een van deze blazers 22A of 22B te bekrachtigen de bijhorende inslagdraad naar het tweede gedeelte 17 wordt geblazen, meer speciaal tot de betreffende inslagdraad in het kanaal 21 terecht komt. Het is duidelijk dat de openingen 23A en 23B van de kanalen 20A en 20B, en bij voorkeur zelfs de volledige kanalen 20A en 20B naar het tweede gedeelte 17 gericht zijn.
De voornoemde tweede middelen 19 bestaan bij voorkeur uit een blazer 24, die op gelijkaardige wijze met het kanaal 21 kan samenwerken, zodanig dat een inslagdraad 3A of 3B die in het kanaal 21 aanwezig is kan worden teruggeblazen naar het eerste gedeelte 16 tot in het overeenstemmende kanaal 20A of 20B.
Bij voorkeur is de inrichting ook nog uitgerust met middelen 25A-25B en 26 om een zuigkracht in de gedeelten 16
EMI4.1
en 17 te leveren, zodanig dat de inslagdraden 3A-3B gemakkelijk in de kanalen 20A-20B en 21 worden opgenomen.
Deze middelen 25A-25B en 26 bestaan bijvoorkeur uit blazers 27A-27B en 28 die zodanig in de kanalen 20A-20B en 21 uitmonden dat zij, bij hun inschakeling, aan de naar elkaar toe gerichte openingen 23A-23B en 29 van het eerste
<Desc/Clms Page number 5>
gedeelte 16 en het tweede gedeelte 17 een zuigkracht leveren.
Afhankelijk van haar toepassing kan de inrichting ook nog uitgerust zijn met middelen 30 om de inslagdraad 3A of 3B tussen het voornoemde tweede gedeelte 17 en de gaap 6 door te snijden en middelen 31 om inslagdraden, meer speciaal draadgedeelten met elkaar te verbinden.
In het geval van een luchtweefmachine waar bijvoorbeeld steeds een gedeelte draad 32 in de hoofdblazer 5 aanwezig blijft, bestaan de voornoemde middelen 30 bijvoorbeeld uit een schaar die naast de wikkeltrommel 7 is opgesteld, en bestaan de middelen 31 bijvoorbeeld uit een zuigmond 33 en een hiermee samenwerkend knoopapparaat 34.
De voornoemde blazers 22A-22B, 24,27A-27B en 28 zijn aangesloten op een persluchtbron 35 en worden bevolen door kleppen 36-41. Het is duidelijk dat ook de hoofdblazer 5, de zuigmond 12 en de zuigmond 33 door middel van de nodige kleppen 42,43 en 44 worden bevolen.
Alle kleppen 36-44 worden gestuurd door middel van bijvoorbeeld een stuureenheid 45, waarin gegevens kunnen worden ingebracht door middel van een klavier 46. Uiteraard kunnen ook nog een aantal drukknoppen 47 worden voorzien om manueel bepaalde kleppen te bevelen.
Vanzelfsprekend kunnen ook de andere onderdelen, zoals de aandrijving van de wikkelarm 8, de middelen 30 en 31, enz., door middel van de stuureenheid 45 worden bevolen.
De stuureenheid 45 is zodanig opgevat dat zij in een afwisselende inschakeling voorziet, zodanig dat bij het inschakelen van de voornoemde eerste middelen 18 de
<Desc/Clms Page number 6>
voornoemde tweede middelen 19 zijn uitgeschakeld en de middelen 26 die in een zuigkracht aan het tweede gedeelte 17 voorzien worden ingeschakeld, en dat bij het inschakelen van de voornoemde tweede middelen 19 de voornoemde eerste middelen 18 zijn uitgeschakeld en de middelen 25A of 253 die in een zuigkracht aan het eerste gedeelte 16 voorzien worden ingeschakeld, althans voor wat betreft de over te brengen inslagdraad 3A-3B.
De werking van de inrichting kan eenvoudig uit figuur l worden afgeleid. In eerste instantie worden de inslagdraden 3A en 3B in de kanalen 20A en 20B opgenomen en vastgehouden bijvoorbeeld door de blazers 27A en 27B in te schakelen. Wanneer een bepaalde inslagdraad dient te worden toegevoerd, bijvoorbeeld de inslagdraad 3A, wordt de blazer 22A ingeschakeld zodat het draadeinde van de inslagdraad 3A uit het eerste gedeelte 16 wordt weggeblazen naar het tweede gedeelte 17. Hierin wordt gelijktijdig de blazer 24 ingeschakeld, zodanig dat de inslagdraad 3A prcbleemloos in de opening 29 wordt gezogen.
Dit draadeinde wordt door de luchtstroom uit het kanaal 21 dan bijvcorbeeld door de wikkelarm 8 geblazen en in de zuigmond 33 gezogen, waar het kan worden verbonden met het gedeelte draad 32 dat nog van voorheen in het draadtoevoerkanaal 1 aanwezig is op een wijze zoals beschreven in het US 4. 832. 091. Vervolgens kan het weefproces gestart worden.
Bij het wisselen van de inslagdraad, in dit geval 3A met 3B, wordt de inslagdraad 3A terug in de zuigmond 33 cpgezogen, wordt het gedeelte hiervan dat zieh naar de wikkelarm 8 uitstrekt doorgesneden en wordt dit gedeelte door de inschakeling van de blazers 24 en 27A terug naar het eerste gedeelte 16 van da transportinrichting 15 gebracht. Dit wcrdt respektievelijk in figuren 2 en 3 afgebeeld. Figuur 2 geeft de toestand weer op een cgenblik
<Desc/Clms Page number 7>
juist nadat de inslagdraad 3A is doorgesneden. Figuur 3 geeft de toestand weer op het ogenblik dat de doorgesneden inslagdraad 3A tijdens het terugblazen het kanaal 20A bereikt.
Wanneer de inslagdraad 3A is opgenomen in het kanaal 20A van het eerste gedeelte 16 kan vervolgens een inslagdraad van het eerste gedeelte 16 naar het tweede gedeelte 17 gebracht worden. Opgemerkt wordt hierbij dat de inrichting volgens de uitvinding als voordeel biedt dat de zojuist in het kanaal 20A opgenomen inslagdraad 3A en de reeds in het kanaal 20B opgenomen inslagdraad 3B zieh beide in een toestand bevinden om naar het tweede gedeelte 17 gebracht te worden. Dit laat toe op een snelle manier en naar keuze een inslagdraad van het eerste gedeelte 16 naar het tweede gedeelte 17 te brengen.
Het is duidelijk dat het niet noodzakelijk is dat de toegevoerde inslagdraad dient verbonden te worden met het voornoemde gedeelte draad 32 maar dat de toegevoerde inslagdraad eveneens rechtstreekts tot in de hoofdblazer 5 kan gebracht worden. In dit geval kan het gedeelte draad 32 bijvoorbeeld via een zuigmond 48, die voorzien is nabij de hoofdblazer 5 en die via een klep 49 door de stuureenheid 45 wordt bevolen, verwijderd worden. Volgens een variante kan dit gedeelte draad 32 eveneens via de zuigmond 12 verwijderd worden.
In figuur 4 is een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij aan de ingang van de kanalen 20A en 20B geleidingen 50 zijn voorzien die naar een snijinrichting 51 en een afvalverwijderingsinrichting 52 leiden. De snijinrichting 51 wordt door de stuureenheid 45 bevolen. Deze uivoeringsvorm laat toe, vooraleer dat een inslagdraad van het eerste gedeelte 16 naar het tweede gedeelte 17 wordt gebracht,
<Desc/Clms Page number 8>
deze inslagdraad door te snijden zodanig dat deze inslagdraad een lengte vertoont die toelaat gemakkelijk deze inslagdraad naar het tweede gedeelte 17 te brengen. Het doorsnijden van een inslagdraad heeft eveneens voor gevolg dat de top van deze inslagdraad niet ontrafelt is hetgeen eveneens toelaat gemakkelijk deze inslagdraad naar het tweede gedeelte 17 te brengen.
In de uitvoeringsvorm van figuur 4 is het eerste gedeelte 16 op een beweegbaar gestel 53, bijvoorbeeld een telescopisch element dat via een klepinrichting 54 door de stuureenheid 45 bevolen wordt, voorzien hetgeen toelaat het eerste gedeelte 16 in een richting naar het tweede gedeelte 17 te verplaatsen in geval een inslagdraad van het ene naar het andere gedeelte 16 en 17 dient gebracht te worden.
Hierdoor kan de afstand tussen de beide gedeelten 16 en 17 verkleind worden waardoor een inslagdraad gemakkelijker van het ene naar het andere gedeelte 16 of 17 kan gebracht worden. In dit geval kan de ingang van het tweede gedeelte 17 een zodanige vorm, bijvoorbeeld een trechtervormige vorm, vertonen die toelaat gemakkelijk de inslagdraden in het kanaal 21 te brengen. Volgens een niet weergegeven variante kan het gedeelte 17 eveneens op een beweegbaar gestel voorzien worden om naar het gedeelte 16 verplaatst te kunnen worden.
Het is duidelijk dat de inrichting ook kan worden uitgerust om met meer dan twee draadvoorraden te werken. Figuur 5 geeft een voorbeeld weer van een eerste gedeelte 16 dan met vier draadvoorraden 2C tot 2F samenwerkt. De inslagdraden 3C tot 3F worden hierbij in respektievelijke kanalen 20C tot 20F in het eerste gedeelte 16 opgenomen. De openingen van de kanalen 20C tot 20F zijn hierbij eveneens voorzien op een relatief kleine afstand van elkaar.
<Desc/Clms Page number 9>
Het is eveneens duidelijk dat de voornoemde inslagdraden 3A en 3B, respektievelijk 3C tot 3F, al dan niet van verschillende aard of kleur kunnen zijn.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke inrichting voor het toevoeren van inslagdraden kan volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Device for supplying weft threads to weaving machines.
The present invention relates to a device for supplying weft threads to weaving machines, and more particularly a device intended for threading in a supply channel using two or more thread supplies.
It is known that a thread supply channel of a weaving machine can be fed by means of several thread stocks, optionally working with one of the threads of the respective thread stocks. An example of such a device is described in US 4,964,442.
However, this known device has the drawback that a rather complicated construction with a large number of moving parts is necessary to provide for the automatic exchange of weft threads, which does not allow this exchange to be carried out in a rapid manner.
The present invention aims at a device which does not have this drawback.
To this end, the invention relates to a device for supplying weft threads to weaving machines, consisting of
<Desc / Clms Page number 2>
at least one thread feed channel with at least two thread stocks, characterized in that the thread feed channel comprises a two-way transport device, consisting of a first part for receiving the weft threads of the thread stocks, a second part for further feeding a weft thread, first means for optionally bringing a weft thread from the first section to the second section, and second means for bringing a weft thread from the second section to the first section.
Importantly, the weft threads brought back into the first portion can be readily prepared in the first portion so that they can be selected back at any time to be brought to the second portion.
Preferably, the aforementioned first and second means are of a pneumatic nature. In particular, use is made for this purpose of respective blowers which can cooperate with the respective weft threads. This precludes the use of complicated movable elements.
With the insight to better demonstrate the features according to the invention, some preferred embodiments are described below as examples without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 shows a device according to the invention; Figures 2 and 3 represent a portion of Figure 1 at different times during the process; figure 4 shows part of a variant of the device.
<Desc / Clms Page number 3>
As shown in figure 1, the invention is intended for wire feed channels 1 in which at least two wire stocks 2A and 2B are used.
As is known, the weft thread, 3A or 3B, respectively, is supplied to the shed 6 of the weaving machine by means of a thread preparation device such as a pre-wrapper 4, and insertion means, such as a main blower 5.
In the example shown, the wire stocks 2A and 2B consist of supply spools. Each thread supply can consist of one supply reel or a number of knotted supply reels. According to Figure 1, the stocks 2A and 2B each have two knotted stock reels.
As is known, the pre-winder 4 consists of a fixed winding drum 7 and a driven winding arm 8. The wound weft thread can be released intermittently by means of a controlled blocking element 9.
Figure 1 also shows the drawer 10 with the reed 11, a suction mouth 12 and bobbin supports 13 and 14.
The special feature of the invention consists in that in the wire feed channel 1 a two-way transporting device 15 is included, consisting of a first part 16 for receiving the weft threads 3A-3B of the thread stocks 2A-2B, a second part 17 for a weft thread 3A or 3B further advancing, in particular to the thread preparation device, first means 18 for bringing a weft thread 3A or 3B optionally from the first section 16 to the second section 17, and second means 19 for weft thread 3A or 3B of return the second portions 17 to the first portion 16.
<Desc / Clms Page number 4>
The first part 16 is preferably formed by a number of channels, more in particular one channel, 20A and 20B, respectively, per weft thread 3A and 3B to be received.
The second part 17 is preferably formed from a channel 21 through which the weft thread can be guided further.
The first means 18 preferably consist of blowers 22A and 22B integrated in, and / or cooperating with the aforementioned channels 20A-20B, such that by energizing one of these blowers 22A or 22B the associated weft thread is fed to the second section 17 blown, more especially until the respective weft thread enters channel 21. It is clear that the openings 23A and 23B of the channels 20A and 20B, and preferably even the entire channels 20A and 20B, face the second portion 17.
The aforementioned second means 19 preferably consist of a blower 24, which can cooperate in a similar manner with the channel 21, such that a weft thread 3A or 3B present in the channel 21 can be blown back to the first part 16 into the corresponding channel 20A or 20B.
Preferably, the device is also equipped with means 25A-25B and 26 to provide a suction force in the sections 16
EMI4.1
and 17, such that the weft threads 3A-3B are easily received in channels 20A-20B and 21.
These means 25A-25B and 26 preferably consist of blowers 27A-27B and 28 which open into channels 20A-20B and 21 such that, when they are turned on, they face the facing openings 23A-23B and 29 of the first
<Desc / Clms Page number 5>
section 16 and the second section 17 provide suction.
Depending on its application, the device can also be equipped with means 30 for cutting the weft thread 3A or 3B between the aforementioned second part 17 and the shed 6 and means 31 for connecting weft threads, more particularly thread parts.
In the case of an air weaving machine where, for example, a portion of thread 32 always remains in the main blower 5, the aforementioned means 30 consist, for example, of scissors arranged next to the winding drum 7, and the means 31 consist, for example, of a suction mouth 33 and a co-operating knotter 34.
The aforementioned blowers 22A-22B, 24,27A-27B and 28 are connected to a compressed air source 35 and are ordered by valves 36-41. It is clear that the main blower 5, the squeegee 12 and the squeegee 33 are also ordered by means of the necessary valves 42, 43 and 44.
All valves 36-44 are controlled by means of, for example, a control unit 45, into which data can be entered by means of a keyboard 46. Naturally, a number of push buttons 47 can also be provided to command manually determined valves.
Of course, the other parts, such as the drive of the winding arm 8, the means 30 and 31, etc., can also be ordered by means of the control unit 45.
The control unit 45 is designed in such a way that it provides an alternating switch-on, such that when the above-mentioned first means 18 are switched on, the
<Desc / Clms Page number 6>
said second means 19 are switched off and the means 26 which provide a suction force to the second part 17 are switched on, and that when the said second means 19 are switched on, the said first means 18 are switched off and the means 25A or 253 which are in a suction provided on the first portion 16 is turned on, at least as regards the weft thread 3A-3B to be transferred.
The operation of the device can be easily deduced from figure 1. Initially, the weft threads 3A and 3B are received and held in channels 20A and 20B, for example, by turning on blowers 27A and 27B. When a certain weft thread is to be fed, for example the weft thread 3A, the blower 22A is switched on so that the thread end of the weft thread 3A is blown away from the first part 16 to the second part 17. Herein the blower 24 is simultaneously switched on, so that the weft thread 3A is smoothly drawn into the opening 29.
This wire end is blown by the airflow from the channel 21 then, for example, through the wrapping arm 8 and is sucked into the suction mouth 33, where it can be connected to the part of wire 32 which is previously present in the wire feed channel 1 in a manner as described in US 4,832,091. Then the weaving process can be started.
When changing the weft thread, in this case 3A with 3B, the weft thread 3A is sucked back into the squeegee 33, the part thereof extending to the wrapping arm 8 is cut and this part is switched on by the blowers 24 and 27A brought back to the first part 16 of the transport device 15. This is depicted in Figures 2 and 3, respectively. Figure 2 shows the situation at a time
<Desc / Clms Page number 7>
just after the weft thread 3A has been cut. Figure 3 shows the state when the cut weft thread 3A reaches channel 20A during blowback.
When the weft thread 3A is received in the channel 20A of the first section 16, a weft thread can then be brought from the first section 16 to the second section 17. It is noted here that the device according to the invention offers the advantage that the weft thread 3A just received in the channel 20A and the weft thread 3B already incorporated in the channel 20B are both in a condition to be brought to the second part 17. This makes it possible to bring a weft thread from the first section 16 to the second section 17 in a rapid manner and optionally.
It is clear that it is not necessary that the supplied weft thread should be connected to the aforementioned portion of thread 32, but that the supplied weft thread can also be introduced directly into the main blower 5. In this case, the portion of wire 32 can be removed, for example, via a suction mouth 48, which is provided near the main blower 5 and which is ordered via a valve 49 by the control unit 45. According to a variant, this portion of wire 32 can also be removed via the suction mouth 12.
Figure 4 shows an embodiment in which at the entrance of channels 20A and 20B guides 50 are provided which lead to a cutting device 51 and a waste disposal device 52. The cutting device 51 is ordered by the control unit 45. This embodiment allows for a weft thread to be brought from the first section 16 to the second section 17,
<Desc / Clms Page number 8>
cutting this weft thread such that this weft thread has a length which permits easy introduction of this weft thread to the second part 17. Cutting a weft thread also has the result that the top of this weft thread is not unraveled, which also makes it easy to bring this weft thread to the second part 17.
In the embodiment of figure 4, the first part 16 is provided on a movable frame 53, for instance a telescopic element ordered by the control unit 45 via a valve device 54, which allows the first part 16 to move in a direction towards the second part 17. in case a weft thread has to be brought from one part 16 and 17 to the other.
This allows the distance between the two parts 16 and 17 to be reduced, so that a weft thread can be brought more easily from one part 16 or 17 to the other. In this case, the entrance of the second part 17 can have such a shape, for example a funnel-shaped shape, which allows easy insertion of the weft threads into the channel 21. According to a variant not shown, the part 17 can also be provided on a movable frame in order to be able to be moved to the part 16.
It is clear that the device can also be equipped to work with more than two wire stocks. Figure 5 shows an example of a first section 16 then cooperating with four wire stocks 2C to 2F. The weft threads 3C to 3F are herein received in the first section 16 in channels 20C to 20F, respectively. The openings of channels 20C to 20F are also provided at a relatively small distance from each other.
<Desc / Clms Page number 9>
It is also clear that the aforementioned weft threads 3A and 3B and 3C to 3F, respectively, may or may not be of different nature or color.
The present invention is by no means limited to the exemplary embodiment shown in the figures, but such a device for feeding weft threads can be realized in various variants without departing from the scope of the invention.