BE1005252A6

BE1005252A6 - Stapelbaar flessenkrat.

Info

Publication number: BE1005252A6
Application number: BE9200304A
Authority: BE
Original assignee: D W Plastics Nv
Priority date: 1991-06-13
Filing date: 1992-04-01
Publication date: 1993-06-08
Also published as: DE518402T1; DE69204750D1; EP0518402A1; EP0518402B1; DE69204750T2; ATE127753T1; ES2079782T3

Abstract

Stapelbaar flessenkrat van kunststof, dt een bodem (1) bevat, vier daarop staande zijwanden (2 en 3) en daarmee verbonden schotten (49 die kompartimenten (5 en 6) voor flessen, waaronder vier hoekkompartimenten (5) begrenzen, daardoor gekenmerkt dat het op gen minste twee dwars tegenover elkaar gelegen hoeken van een venster (10) voorzien dat zich in beide op de hoek samenkomende zijwanden (2 en 3) uitstreket en het aan weerszijden van een dergelijk venster (10) op deze samenkomende zijwanden (2 en 3) aansluitende verstevigingskonstrukties (11 tot 15 of 11, 13, 29, 30) bevat die zich van de bodem (1) tot nagenoeg aan de bovenkant van het krat uitstrekken.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Stapelbaar   flessenkrat.   



  De uitvinding heeft betrekking op een stapelbaar flessenkrat van kunststof, dat een bodem bevat, vier daarop staande zijwanden en daarmee verbonden schotten die kompartimenten voor flessen waaronder vier hoekkompartimenten, begrenzen. 



  Opdat de flessen, die normaal van een etiket of bedrukking voorzien zijn, in het krat doorheen de zijwanden, ook wanneer het krat zich in een stapel bevindt, zichtbaar zouden zijn, bezitten de kratten van voornoemde soort veelal, benevens eventuele handgreep-openingen, bijkomende uitsparingen in de zijwanden. Op de hoeken zijn evenwel geen uitsparingen aangebracht aangezien algemeen aangenomen wordt dat onder meer daar de kratten een grote sterkte moeten bezitten om het stapelen toe te laten. In de hoeken en op bepaalde plaatsen van de lange zijden zijn trouwens meestal versterkingen aangebracht onder vorm van bijvoorbeeld holle kolommen of ribben die zich van de bodem tot aan de bovenste randen van het krat uitstrekken. 



  De uitvinding heeft tot doel een stapelbaar flessenkrat te verschaffen dat een verhoogde zichtbaarheid van de inhoud ervan toelaat zonder de stapelbaarheid in gevaar te brengen. 



  Tot dit doel is het krat op ten minste twee dwars tegenover elkaar gelegen hoeken van een venster voorzien dat zich in 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 beide op de hoek samenkomende zijwanden uitstrekt en bevat het krat aan weerszijden van een dergelijk venster op deze samenkomende zijwanden aansluitende verstevigingskonstrukties die zich van de bodem tot nagenoeg aan de bovenkant van het krat uitstrekken. 



  De vensters op de hoeken bieden een verhoogde zichtbaarheid van de flessen in de overeenstemmende hoekkompartimenten terijl de verstevigingskonstrukties samen met de zijwanden waarop ze aansluiten toch voor voldoende stevigheid in de opstaande richting zorgen. Deze verstevigingskonstrukties kunnen zowel het venster zelf begrenzen als op een kleine afstand van de opstaande randen van het venster gelegen zijn. 



  Aangezien de vrstevigingskonstrukties tot doel hebben de last van een erop   ges-capeld krat op te vangen bezekent   "nagenoeg de   bovenkant" ofwel exakt   de bovenkant ofwel, in de gevallen waarbij   h-t   bovenliggend krat met een rand die binnen het open bovenste einde dringt op het onderliggend komt te steunen, iets lager. 



  In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding vormen de vensters openingen die zieh naar boven tot in de bovenste rand van de zijwanden uitstrekken en dus op de bovenkant van het krat uitmonden. 



  Vooral in deze uitvoeringsvorm is de zichtbaarheid van de flessen in de hoekkompartimenten voorzien van een venster uitstekend. 



  In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat het krat niet alleen aan weerszijden van een op een hoek gelegen venster een verstevigingskcnstruktie maar bevat het ook op de diagonaal tegenover het venster gelegen hoek van 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 het overeenstemmende hoekkompartiment een verstevigingskonstruktie. 



  De afstand tussen de opstaande randen van een venster is bij voorkeur kleiner dan de diameter van een cirkel die door het overeenstemmende hoekkompartiment omschreven iso In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding bezit het krat in de vier hoeken een venster. 



  De verstevigingskonstrukties kunnen verschillende vormen aannemen. 



  Zo bevatten in een eerste uitvoeringsvorm de verstevigingskonstrukties wanddelen die samen met de zijwanden waarop ze aansluiten ten minste   een   opstaande holle kolom vormen. 



  Een holle kolomstruktuur geeft met een minimum aan materiaal een zeer grote stevigheid. 



  In een andere uitvoeringsvorm bevatten de twee verstevigingskonstrukties aan weerszijden van een zelfde venster wanddelen die terzelfder tijd de schotten vormen die het hoekkompartiment, waarop het venster uitgeeft, begrenzen, welke schotten zich dus van de bodem tot nagenoeg aan de bovenkant van het krat uitstrekken. 



  De voornoemde wanddelen die de schotten vormen die het voornoemde hoekkompartiment begrenzen, vormen in een voordelige uitvoeringsvorm   een   enkel cilindrisch gebogen opstaand wanddeel dat, aan weerszijden van het venster, op de in de hoek samenkomende zijwanden aansluit. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 Doelmatig begrenzen deze schotten, in het bijzonder dit gebogen wanddeel, samen met de zijwanden, ten minste gedeeltelijk de voornoemde holle kolommen. 



  In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de schotten die een hoekkompartiment begrenzen zoals gebruikelijk haaks op elkaar gericht maar strekken ze zieh vanaf de bodem over meer dan de helft van de hoogte van het krat uit. 



  Deze schotten zijn dus hoger dan normaal en hebben dus niet alleen als funktie de flessen in het krat van elkaar te scheiden maar tevens als funktie voor een grotere stevigheid van het krat in de hoogterichting te zorgen. 



  Doelmatig sluiten deze schotten op de zijwanden aan ter plaatse van wanddelen die samen met de zijwanden holle kolommen vormen. 



  Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hier volgende beschrijving van een stapelbaar flessenkrat volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen waarin : 
Figuur 1 een zicht in perspektief weergeeft van een stapelbaar flessenkrat volgens de uitvinding, gevuld met flessen ; figuur 2 een vooraanzicht weergeeft van het flessenkrat uit figuur   1 ;   figuur 3 een   zijaanzicht weergeeft   van het flessenkrat uit de vorige figuren ;

   

 <Desc/Clms Page number 5> 

 figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens de lijn IV-IV uit figuur   2 ;   figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens de lijn   v-v   uit figuur   3 ;   figuur 6 het gedeelte F6 uit figuur 2 op grotere schaal weergeeft ; figuur 7 een zicht in perspektief weergeeft analoog aan dit uit figuur 1, maar met betrekking op een andere uitvoeringsvorm van het flessenkrat volgens de uitvinding ; figuur 8 een vooraanzicht weergeeft van het flessenkrat uit figuur   7 ;   figuur 9 een zijaanzicht weergeeft van het flessenkrat uit de figuren 7 en   8 ;   figuur 10 een doorsnede weergeeft volgens de lijn X-X uit figuur   8 ;   figuur 11 een doorsnede weergeeft volgens de lijn
XI-XI uit figuur 9. 



  Het stapelbaar flessenkrat van kunststof volgens de figuren 1 tot 6 bevat in hoofdzaak een rechthoekige bodem 1 met vier afgeronde hoeken, twee langse opstaande zijwanden 2, twee dwarse opstaande zijwanden 3 en schotten 4 die het krat indelen in zes kompartimenten 5 of 6 voor een fles, namelijk twee hoekkompartimenten 5 längs elke dwarse zijwand 3 en de twee van de voornoemde hoekkompartimenten 5 en   een   middelste kompartiment 6, längs elke langse zijwand 2. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 
 EMI6.1 
 



  De zijwanden 2 en 3 en de schotten 4 staan loodrecht - op de bodem 1 en de termen opstaande, bovenste en dergelijke moeten ten opzichte van de bodem 1 gezien worden. Deze bodem 1 is op de gebruikelijke manier onderaan van steunribben 7 voorzien die, zowel bij stapeling in kolommen als bij stapeling in kruisverband van de kratten, juist binnen de open bovenkant van een identiek eronder gelegen krat passen om het van elkaar schuiven van de gestapelde kratten te beletten. Tussen de steunribben 7 bezit de bodem   1,   eveneens op de gebruikelijke manier, uitsparingen 8. 



  De langse zijwanden 2 zijn in hun midden van een venster 9 voorzien dat op een middelste kompartiment 6 uitgeeft. Dit venster 9 is gevormd door een langwerpige opening die met haar langsrichting loodrecht op de bodem 1 gericht is. De onderste rand van het venster 9 ligt op een afstand boven de bodem 1 en de bovenste rand ligt op een afstand van de bovenste rand van de zijwand 2. De breedte van het venster 9 is kleiner dan de diameter van een cirkel ingeschreven in het middelste kompartiment 6 en dus kleiner dan de diameter van de flessen waarvoor het krat   bestemd is.   



  Kenmerkend voor de uitvinding is onder meer dat in de vier hoeken van het krat eveneens een venster 10 aangebracht is. 



  Dit venster 10 volgt de gebogen hoek en strekt zieh dus gedeeltelijk in een langse zijwand 2 en gedeeltelijk in een dwarse zijwand 3 uit. Dit venster 10 vormt een opening die 
 EMI6.2 
 - in de zieh van op een kleine afstand boven de bodem 1 tot bovenste rand van het krat uitstrekt. De afstand tussen de opstaande randen van het venster 10 is kleiner dan de diameter van een cirkel die ingeschreven is in een hoekkompartiment 5. 



  Verder zijn de vensters 10 in de hoeken aan weerszijden omgeven door verstevigingskonstrukties, dit zijn wanddelen 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 11 tot 15 die op de bodem 1 staan en zieh ononderbroken tot aan of nagenoeg aan de bovenkant van het krat uitstrekken. Ze zijn vol en dus vrij van openingen. Samen met gedeelten van de zijwanden 2 en 3 waarop ze aansluiten, vormen ze opstaande holle kolommen 16,17 en 18. Onderaan geven deze holle kolommen uit op openingen 8 in de bodem 1 maar ook bovenaan zijn deze holle kolommen gedeeltelijk open. Het achterblijven van water in de holle kolommen bij het wassen van de kratten wordt daardoor vermeden. 



  De wanddelen 11 zijn nagenoeg cilindrisch gebogen met een straal die overeenkomt met de straal van de voornoemde cirkel ingeschreven in een hoekkompartiment 5 maar die tegen de bovenkant wel lichtjes naar boven toeneemt zoals in detail in figuur 6 is weergegeven. Deze wanddelen 11 begrenzen de vier hoekkompartimenten 5 aan de   binnenzijde   en vormen overigens terzelfder   tijd   de schotten 4 die de hoekkompartimenten begrenzen en die dus niet alleen gebogen zijn, maar zich tevens over   e   volledige hoogte van het krat uitstrekken. 



  De twee wanddelen 11 die de hoekkompartimenten 5 langs een zelfde dwarse zijwand 3 begrenzen, vormen samen met het gedeelte van deze zijwand 3 dat tussen de op deze hoekkompartimenten 5 uitgevende vensters 10 gelegen is en met eem smal strookvormig wandgedeelte 12 dat op een afstand van de zijwand de twee wanddelen 11 met elkaar verbindt, een eerste holle kolom 16 die dus in het midden van een dwarse zijwand 3, tussen twee hoekkompartimenten 5 gelegen is. 



  Tussen elk van de hoekkompartimenten 5 en het middelste kompartiment 6 langs een langse zijwand 2 is een holle kolom 17 gevormd. Deze holle kolom 17 is begrensd door een gedeelte van het gebogen wanddeel 11 dat het 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 hoekkompartiment 5 aan   de binnenkant, begrenst,   een gebogen wanddeel 13 dat een op de zijwand 2   aansluitend   gedeelte vormt van een van de schotten 4 die het middelste kompartiment 6 begrenzen, een tussen de wanddelen 11 en   13   gelegen gedeelte van de zijwand 2, en een op een afstand daarvan gelegen smal strookvormig verbindingswanddeel 14 dat de wanddelen 11 en 13 met elkaar verbindt. Het wanddeel 13 is gebogen nagenoeg volgens een cilindergedeelte met dezelfde straal als de wanddelen 11, dit is dus ook de straal van een cirkel ingeschreven in een middelste kompartiment 6.

   Ook de straal van het wanddeel 13 kan bovenaan een weinig naar boven toenemend zijn. Dit wanddeel 13 beschrijft slechts ongeveer een vierde van een cilinder en gaat ter plaatse van het verbindingswanddeel 14 over in een verbindingswanddeel 15   dat de twee   wanddelen 13 van twee tegenover elkaar in het krat gelegen kolommen 17 verbindt. Door dit verbindingswanddeel 15, de verbindingswanddelen 14 van de twee tegenover elkaar gelegen kolommen 17 en gedeelten van de   twee genegen   wanddelen 11 die de ernaast gelegen hoekkompartimenten 5 begrenzen is aldus een nieuwe holle kolom 18 gevormd. 



  De verstevigingskonstruktie die bij kratten normaal op elke hoek gelegen is en bij   hiet   hier beschreven krat door de vensters 10 niet kunnen aanwezig zijn, is bijgevolg vervangen door drie kolommen, namelijk de twee kolommen 16 en 17 aan weerzijden van het venster 10 en de voorncemde kolom 18 binnenin het krat, diagonaal tegenover het venster 10 op de samenkomst van de schotten 4 die het hoekkompartiment 5 begrenzen. 



  De schotten 4 die een middelste kompartiment 6 begrenzen, bevatten benevens twee wanddelen 13 die zich over de volledige hoogte van het krat uitstrekken, schotdelen 19 die merkelijk minder hoog zijn. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 In het midden is tussen de bovenste einden van de twee verbindingswanddelen 15 die het krat bevat een handgreep 20 gevormd. 



  De uitvoeringsvorm van het flessenkrat volgens de figuren 7 tot 11 is in tegenstelling tot het hiervoor beschreven krat voor twaalf flessen bestemd en het bevat dus twaalf kompartimenten 5 en 6. Langs een dwarse zijwand 3 bevinden zich twee hoekkompartimenten 5 en   een   middelste kompartiment 6, terwijl zich langs de langse zijwanden 2 twee hoekkompartimenten 5 en twee tussenkompartimenten 6 bevinden en binnenin eveneens twee kompartimenten 6 gevormd zijn. Er is geen centrale handgreep 20. 



  De hoekkompartimenten 5 zijn op dezelfde manier als hiervoor beschreven van een op de bovenste rand vanhet krat uitgevend venster 10 voorzien dat aan weerzijden begrensd is door een kolom 16 of 17 die zieh van de bodem 1 tot de bovenkant van het krat uitstrekt. Wel is er een kolom 16 meer langs de dwarse zijwand 3 aangezien de twee hoekkompartimenten 5 langs deze zijwand 3 niet naburig zijn. 



  Ook het middelste kompartiment 6 langs deze zijwand 3 is tussen de kolommen 16 van een venster 21 voorzien dat evenwel niet op de bovenste rand van het krat uitgeeft. Het gedeelte van de zijwand 3 dat boven het aan de bovenkant iets verwijdende venster 21 gelegen is, vormt een handgreep. Dit gedeelte bevat een meer naar binnen gelegen wandgedeelte 22 op de buitenzijde waarvan gebogen ribben 23 en bovenaan een naar buiten gerichte rand 24 staan. Door de verwijding. van het venster 21 bovenaan zijn de twee aan weerszijden ervan gelegen kolommen 16 bovenaan iets kleiner van doorsnede dan onderaan. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 Op analoge manier is ook tussen de twee kolommen 17 langs elke langs zijwand 2 een venster 25 voorzien   en vormt het   boven het venster 25 gelegen gedeelte van de zijwand 2 een handgreepstrook.

   Dit gedeelte bevat een wandgedeelte 26 dat iets meer naar binnen gelegen dan de rest van de zijwand. Aan de buitenzijde staan op dit wendgedeelte 26 gebogen ribben 23 en bovenaan een naar buiten gerichte rand   24.   In de randen 24 zijn inkepingen 27 aangebracht waarin bij het kruisstapelen steunribben 7 die op de bodem 1 van een bovengeplaatste krat staan, kunnen plaats nemen. 



  De onderste rand van zowel de vensters 21 als de vensters 25 is gevormd door een naar binnen omgebogen rand 28. 



  De kolommen 16 langs de zijwanden 3 en de kolommen 17 langs de zijwanden 2 zijn,   cp dezelfde   manier als bij de eerste   uitvoeringsvorm   volgens de figuren 1 tot 6, gevormd door een deel van de overeenstemmende zijwand 2 of 3, een wanddeel 11 dat deel uitmaakt an de begrenzing van het naburige hoekkompartiment 5 en een wanddeel 13 dat deel uitmaakt van de begrenzing van het naburige kompartiment 6. 



  In tegenstelling tot voornoemde eerste uitvoeringsvorm zijn de wanddelen 11 van een hoekkompartiment niet cilindrisch doorlopend tussen een zijwand 2 en een zijwand 3 en vormen ze dus niet het volledige schot 4 dat dit hoekkompartiment aan de binnenkant begrenst, maar deze wanddelen 11 begrenzen enkel de kolommen 16 en 17. Op elke kolom 15 en 17 sluit een vlak schotdeel 29 aan, waarbij twee dwars op elkaar gerichte schotdelen 29 die een zelfde hoekkompartiment 5 begrenzen, en respektievelijk op een kolcm   16   aan de ene zijde van het venster 10 in dit kompartiment 5 en een kolom 17 aan de andere zijde van het venster 10 aansluiten, op een gemeenschappelijke ronde 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 holle kolom 30 aansluiten die zich van de bodem 1 tot aan de bovenkant van het krat uitstrekt. 



  Ook bij deze uitvoeringsvorm is de vertevigingskonstruktie die normaal op een hoek van het krat voorkomt vervangen door drie kolommen, namelijk de kolommen 16 en 17 aan weerszijden van het venster 10 op de hoek en de kolom 30 die diagonaal tegenover het venster op de hoek van het hoekkompartiment 5 gelegen is. 



  Ook tussen de twee kolommen 30 die aldus tussen twee tegenover elkaar gelegen kolommen 17 gelegen zijn is een dergelijk schotdeel 29 aanwezig. 



  Zoals vooral zichtbaar is in figuur 11, zij deze schotdelen 29 merkelijk hoger dan de normale schotten 4 die geen dergelijk schotdeel 29 bevatten. Bovenaan zijn de schotdelen V-vormig uitgesneden en het middelste laagste punt ligt op nagenoeg 3/4 van de   hoos e   van het krat. 



  De schotten 4 die binnenin gelegen kompartimenten 6 begrenzen en die aansluiten op een kolom 30 bezitten tegen deze kolom een oplopend gedeelte 31. 



  De kolommen 16,17 en 30, verstevigd door schotdelen 29 en gedeelten 31, vormen dus onder meer aan weerszijden van de vensters 10, verstevigingskonstrukties die de verzwakking door de vensters 10 in de hoeken van het krat kompenseren en het op elkaar stapelen van de kratten, zowel in kolommen als in kruisverband toelaten. 



  De hiervoor beschreven kratten bieden een opvallend en mooi uitzicht. Doordat de hoeken van een op de bovenkant uitgevend venster 10 voorzien zijn, zijn de flessen in de hoekkompartimenten 5 zeer goed zichtbaar. Vanuit eender 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 
 EMI12.1 
 welk standpun-. welk vaststellen welke flessen zich in het krat bevinden. Toch zijn de kratten in de hoogterichting voldoende stevig om gestapeld te kunnen worden, zowel in kolommen als in kruisverband. De holle kolommen die normaal op de hoeken hadden moeten voorkomen zijn op andere plaatsen aangebracht, namelijk langs de hoekkompartimenten 5. In de langse zijwanden 2 zijn daarenboven holle kolommen 17 gevormd op afstanden in de lengterichting die overeenkomen met de breedte van het krat, zodat ook bij stapelen in kruisverband holle kolommen voor voldoende stevigheid zorgen. 



  Al deze verstevigingskonstrukties zijn volledig binnen het 
 EMI12.2 
 krat gelegen. Op de buitenkant zijn geen / verstevigingskonstrukties aangebracht hetgeen bij de bekende kratten meestal wel het geval is. 



  De zijwanden 2 en 3 kunnen op hun buitenzijde plaatselijk, bij voorbeeld.. angs hun onderste rand en bovenaan van ribben of andere uitstekende delen voorzien zijn. Ribben kunnen bijvoorbeeld de onderste randen van de vensters volgen en eventueel doorlopen over de tussen de vensters gelegen delen van de zijwanden. 



  De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en binnen het raam van de oktrooiaanvrage kunnen aan deze   uitvoeringsvormen   vele veranderingen worden aangebracht, onder meer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal onderdelen die voor het verwezenlijken van de uitvinding worden gebruikt.

Claims

Konklusies. l.-Stapelbaar fiessenkrat van kunststof, dat een bodem (1) bevat, vier daarop staande zijwanden (2 en 3) en daarmee verbonden schotten (4) die kompartimenten (5 en 6) voor flessen, waaronder vier hoekkompartimenten (5), begrenzen, daardoor gekenmerkt dat het op ten minste twee dwars tegenover elkaar gelegen hoeken van een venster (10) voorzien is dat zich in beide op de hoek samenkomende zijwanden (2 en 3) uitstrekt en het aan weerszijden van een dergelijk venster (10) op deze samenkomende zijwanden (2 en 3) aansluitende verstevigingskonstrukties (11 tot 15 of 11, 13, 29,30) bevat die zich van de bodem (1) tot nagenoeg aan de bovenkant van het krat uitstrekken.
2. - Stapelbaar fIessenkrat volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat de vensters (10) openingen vormen die zich naar boven tot in de bovenste rand van de zijwanden (2 en 3) uitstrekken en dus op de bovenkant van het krat uitmonden.
3 - Stapelbaar flessenkrat volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat het niet alleen aan EMI13.1 weerszijden van een op een hoek gelegen venster (10) een verstevigingskonstruktie (11, 12, 14 en 11, 13, 14 of 11, 13) bevat maar ook op de diagonaal tegenover het venster (10) gelegen hoek van het overeenstemmende hoekkompartiment (5) een verstevigingskonstruktie (11,14, 15 of 30) bevat.
4. - Stapelbaar fIessenkrat volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de afstand tussen de opstaande randen van een venster (10) kleiner is dan de <Desc/Clms Page number 14> diameter van een cirkel die door het overeenstemmende hoekkompartiment (5) omschreven is.
5. - Stapelbaar fIessenkrat volgens een van de vorige kcnklusies, daardoor gekenmerkt dat het in de vier hoeken een venster (10) bezit.
6. - Stapelbaar fIessenkrat volgens een van de vorige kcnklusies, daardoor gekenmerkt dat de verstevigingskonstrukties (11 tot 15 of 11,13, 29,30) wanddelen (11,12 of 11,13, 14 of 11,13) bevatten die samen met de zijwanden (2 of 3) waarop ze aansluiten ten minste één opstaande holle kolom (16,17) vormen.
7.-Stapelbaar flessenkrat volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de twee verstevigingskonstrukties (11) aan weerszijden van een zelfde venster (10),--cerzelfder tijd ten minste een gedeelte van de schotten (4) vormen die het hoekkompartiment (5), waarop het venster (10) uitgeeft, begrenzen, welke schotten (4) zich dus van de bodem (1) tot nagenoeg aan de bovenkant van het krat uitstrekken.
8.- Stapelbaar flessenkrat volgens de konklusies 6 en 7, daardoor gekenmerkt dat de wanddelen (11) die de schotten (4) vormen die een hoekkompartiment (5) begrenzen, één enkel nagenoeg cilindrisch gebogen opstaand wanddeel (11) vormen dat, aan weerszijden van het venster (10), op de in de hoek samenkomende zijwanden (2 en 3) aansluit.
9. - Stapelbaar fIessenkrat volgens de konklusie 6 en een van de konklusies 7 en 8, daardoor gekenmerkt dat de schctten (4) die door verstevigingskonstrukties gevormd zijn en een hoekkompartiment (5) waarop een venster (10) EMI14.1 uitgeeft begrenzen, samen met de zijwanden (2 en 3) voor d <Desc/Clms Page number 15> ten minste een gedeelte de holle kolommen (16 en 17) aan weerszijden van het venster (10) begrenzen.
10. - Stapelbaar fIessenkrat volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat het längs ten minste twee tegenover elkaar gelegen zijwanden (2) benevens twee hoekkompartimenten (5) ten minste één tussenliggend kompartiment (6) bevat en een gedeelte van een schot (4) tussen een hoekkompartiment (5) en een tussenliggend kompartiment (6) een wanddeel (13) vormt dat deel uitmaakt van de verstevigingskonstruktie (11,14, 13 of 11,13) aan een zijde van het venster (10) dat op het hoekkompartiment (5) uitgeeft.
11.- Stapelbaar flessenkrat volgens de konklusies 9 en 10, daardoor gekenmerkt dat het wanddeel (13) dat deel uitmaakt van een schot (4) tussen een hoekkompartiment (5) en een tussenliggend kompartiment (6) tevens de holle kolom (17) naast het venster (10) dat op dit hoekkompartiment (5) uitgeeft voor een gedeelte begrenst.
12. - Stapelbaar fIessenkrat volgens de konklusies 9 en 11, daardoor gekenmerkt dat de holle kolommen (16 en 17) aan de binnenzijde begrensd zijn door strookvormige verbindingswanddelen (14) die de wanddelen (11 en 13) die respektievelijk deel uitmaken van een schot (4) dat het hoekkompartiment. (5) begrenst en van een schot (4) dat een tussenliggend kompartiment gedeeltelijk begrenst, verbinden.
13. - Stapelbaar fIessenkrat volgens een van de konklusies 10 tot 12, daardoor gekenmerkt dat längs twee tegenover elkaar gelegen zijwanden (3) uitsluitend twee hoekkompartimenten (5) gelegen zijn en de wanddelen (13) die deel uitmaken van de schotten (4) tussen elk van deze <Desc/Clms Page number 16> hoekkompartimenten (5) en een naburig tussenliggend kompartiment (6) langs een andere zijwand (2) door een verbindingswanddeel (15) dat zich van de bodem (1) tot nagenoeg aan de bovenkant van het krat uitstrekt, met elkaar verbonden zijn.
14. - Stapelbaar flessenkrat vOlgens de konklusies 3 en 13, daardoor gekenmerkt dat het verbindingswanddeel (15) een binnenin gelegen kolom (18) begrenst die op de samenkomst van de drie schotten (4) die twee naburige hoekkompartimenten (5) van elkaar en van naburige tussenliggende kompartimenten (6) scheiden en die kolommen (16 en 17) aan weerzijden van de vensters (10) op de hoeken van de hoekkompartimenten begrenzen.
15.-Stapelbaar flessenkrat volgens een van de konklusies 13 en 14, daardoor gekenmerkt dat het twee rijen van drie kompartimenten (5 en 6) bevat en dus twee verbindingswanddelen (15), en tussen de bovenkanten van deze verbindingswanddelen (15) een handgreep (20) aangebracht is.
16. - Stapelbaar fIessenkrat vOlgens een van de konklusies 14 en 15, daardoor gekenmerkt dat een handgreep (20) tussen twee binnenin gelegen kolommen (18) aangebracht is. EMI16.1
17.-Stapelbaar - volgens een van de vorige flessenkrat volgens een van de vorigekonklusies, daardcor gekenmerkt dat het langs twee tegenover elkaar gelegen zijwanden (2) benevens twee hoekkompartimenten (5) ten minste een tussenliggend kompartiment (6) bevat en in deze zijwanden (2), tegenover dit tussenliggend kompartiment (6) eveneens een venster (9) aangebracht is, welk venster (9) zich van op een afstand van de bodem (1) tot op een afstand van de bovenste rand van de zijwand (2) uitstrekt. <Desc/Clms Page number 17>
18.-Stapelbaar krat volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat elk van de verstevigingskonstrukties (11, 13, 29, 30) aan weerszijden van een venster (10) van een hoekkompartiment (5) tegelijk een gedeelte van een schot (4) vormen dat het hoekkompartiment (5) begrenst en een schotdeel (29) bevatten dat zich vanaf de bodem (1) over ten minste de helft van de hoogte van het krat uitstrekt.
19.-Stapelbaar krat volgens de konklusies 3,6 en 18, daardoor gekenmerkt dat het aan weerzijden van een venster (10) van een hoekkompartiment (5) een kolom (16, 17) bevat, de schotten (4) van dit hoekkompartiment (5) haaks op elkaar staan en elk een schotdeel (29) bevatten dat enerzijds op een kolom (16 of 17) aansluit en anderzijds op een zelfde tussen de schotdelen (29) gelegen kolom (30) aansluit die zich vanaf de bodem (1) tot aan de bovenkant van het krat uitstrekt.
20.-Stapelbaar krat volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat het langs de dwarde opstaande zijwanden (3) twee hoekkompartimenten (5) en een tussenliggend kompartiment (6) bevat en ook tussen de twee kolommen (30) waarop de schotdelen (29) van deze hoekkompartimenten (5) aansluiten een schotdeel (29) aangebracht is dat zieh over ten minste de helft van de hoogte van het krat uitstrekt.
21.-Stapelbaar krat volgens de konklusies 19 en 20, daardoor gekenmerkt dat zowel in de dwarse zijwanden (3) als in de langse zijwanden (2) een venster (9 of 21) aangebracht waarboven een handgreepstrook gelegen is die een wandgedeelte (22 of 26) bevat dat meer naar binnen gelegen is dan de buitenzijde van de kolommen (16 of 17) die in dezelfde zijwand naast een venster (10) van een <Desc/Clms Page number 18> hoekkompartiment (5) gelegen zijn, cp de buitenzijde van dit wandgedeelte (22 of 26) staande ribben (23) en een bovenste naar buiten uitspringen rand (24).