<Desc/Clms Page number 1>
Titel : Gelede ketel
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een gelede ketel met tenminste twee tot een binnen een bekleding gelegerd blok verbonden delen, die een van een brander voorziene verbrandingskamer omsluiten, die voorzien is van een aansluitstuk voor afgewerkt gas en waarbij de delen een uitsparing vertonen en een leiding voor een recirculatie van afgewerkt gas of een branderkoeling is aangebracht.
Dergelijke gelede ketels zijn bekend, ze worden meestal voorzien van een gas-of olieblaasbrander en dienen voor de voeding van een verwarmingsinstallatie en/of een verbruikwaterbereider.
Het is ook bekend bij dergelijke gelede ketels een recirculatie van het afgewerkte gas door middel van een leiding aan te brengen, waarbij de leiding begint bij een aansluitstuk voor afgewerkt gas en bij een gasblaasbrander aan het luchtaansluitstuk van de aanjager wordt toegevoerd, of bij een olieblaasbrander begint de leiding binnen de verbrandingskamer en leidt naar de vlambuis van de blaasbrander terug. Wegens de roest, die ontstaat, is de bij een gasbrander mogelijke besturing van de werking bij de oliebrander niet bedrijfszeker.
Bij de bekende uitvoering van recirculatie van afgewerkt gas bij de gasbrander komt een uitwendige leidingverloop
<Desc/Clms Page number 2>
voor, die storinggevoelig is. Bij de inwendige recirculatie van afgewerkt gas aan de brander is het niet mogelijk de branderlucht voor te mengen met afgewerkt gas, respectievelijk is een latere uitrusting van een bestaande oude ketel met oliebrander niet mogelijk.
Het is verder bekend circulatiewaterverwarmers te voorzien van een watergekoelde brander. Hierbij wordt een metalen buisslang gebruikt, die door het vlamgebied in het gebied van de uittreespleten van het verbrandingsmengsel van de branderplaat is opgesteld.
De onderhavige uitvinding heeft ten doel, bij een gelede ketel van de in de inleiding nader aangegeven soort een inwendig leidingverloop voor een recirculatie van afgewerkt gas of een branderkoeling te verschaffen, die storingongevoelig is en in het bijzonder bij het voltooien van het ketelblok mee ingebouwd kan worden, maar niet is blootgesteld aan mogelijkheden tot beschadiging, voordat de ketel in zijn bekleding wordt gelegerd.
Verder dient het leidingverloop ook bij de gerede ketel zo goed mogelijk beschermd te worden.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de leiding voor de recirculatie van afgewerkt gas of de branderkoeling door de uitsparingen wordt gesteund.
Door deze maatregel is het mogelijk de leiding zeer dicht langs het ketelblok te voeren, doordat deze door elke uitsparing van de geledingen van de ketel kan worden gevoerd, tenminste echter door de uitsparing in beide eindgeledingen, en is hij ook bij nog niet aanwezige bekleding van de ketel bij transport van het ketelblok goed beschermd tegen beschadigingen. Verder wordt een goede mogelijkheid tot latere inbouw voor bestaande oude ketels verschaft.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt voorgesteld, dat bij een gebruik van de leiding voor de waterkoeling de brander aan een deur bevestigd is en dat de deur hol is uitgevoerd en waarbij verder de leiding met slangen flexibel op de deur is aangesloten. Hierdoor worden naast de bekende voordelen voor de waterkoeling van de
<Desc/Clms Page number 3>
brander eenvoudige en hanteerbare flexibele aansluitingen voor de waterleiding verkregen.
Verdere uitvoeringsvormen en een bijzonder gunstige verdere ontwikkeling van de uitvinding zijn onderwerp van de navolgende beschrijving, die twee uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding aan de hand van Figuren nader toelicht.
Fig. 1 is het aanzicht op een ketelblok met gesloten branderdeur,
Fig. 2 een zijaanzicht van een ketelblok,
Fig. 3 een schematische weergave van het leidingverloop en
Fig. 4 een variant van de uitvinding.
In alle vier de Figuren hebben de verwijzingcijfers telkens op dezelfde onderdelen betrekking.
In Fig. 1 wordt het aanzicht op de voorkant van een gietijzeren gelede ketel 1 weergegeven, die uit tenminste een voorste geleding 2 en een achterste geleding 3 bestaat, waartussen verscheidene tussengeledingen aanwezig kunnen zijn. De gezamenlijke geledingen omsluiten een verbrandingskamer, die kan worden afgesloten door een deur 4, die door middel van scharnieren 5 aan de voorste geleding 2 bevestigd is. op de van de scharnieren afgekeerde kant bevinden zieh bevestigingsschroeven 6. Deur 4 is voorzien van een branderplaat 7, waaraan de een gas-of olieblaasbrander door middel van boutgaten 8 kan worden bevestigd, waarvan de vlam in het inwendige van de branderkamer naar binnen brandt.
De afzonderlijke ketelgeledingen hebben oren 9, die dienen als voet- of kopstukken, zodat het ketelblok hetzij daarop rust of dat daarop andere delen, bijvoorbeeld een voorraadvat voor verbruikwater, kan worden afgezet. In de oren bevinden zieh aan alle kanten gesloten uitsparingen 10 met cirkelvormige doorsnede, maar de uitsparingen kunnen ook op andere wijze zijn gevormd. In de uitsparingen 10 is een leiding 11 gelegerd, die met telkens een flexibele slang 12 met de holle binnenruimte van deur 4 flexibel verbonden is. In het bijzonder is de holle binnenruimte 4, goed thermisch
<Desc/Clms Page number 4>
geleidend, met branderplaat 7 verbonden.
Leiding 11 ligt steeds hydraulisch evenwijdig met de voorloopaansluiting 13 en terugloopaansluiting 14 van de ketel, die beide via een circulatiepomp en de niet weergegeven radiatorenopstelling hydraulisch met elkaar verbonden zijn.
Het is daardoor mogelijk koud terugloopwater te onttrekken aan de terugloopleiding 14 en via de onder aanwezige leiding 11 en de slang 12 naar de holle binnenruimte van deur 4 te voeren en dit water na warmteonttrekking uit de deur via de bovenste slang 12 en de bovenste leiding 11 aan de voorloopaansluiting 13 van de ketel toe te voeren. De ketel bevat derhalve in zekere zin een hoofd-en nevenwarmtewisselaar, waarbij de nevenwarmtewisselaar ervoor bedoeld is, om warmte te onttrekken aan de hete keteldeur en in het bijzonder de hete gas-of olieblaasbrander, zodat de vlam van de brander koeler wordt en de vorming van thermische stikstofoxiden aanmerkelijk kan worden teruggebracht.
Het is echter ook mogelijk om in plaats van de beide leidingen slechts een enkele leiding 11 aan te brengen en de leiding beschikbaar te stellen voor recirculatie van afgewerkt gas. Er moet dan een verbindingsstuk van leiding 11 naar de branderdeur, respectievelijk de op branderplaat 7 bevestigde brander worden gemaakt. Bij een gasblaasbrander kan leiding 11 voor recirculatie van afgewerkt gas dan worden verbonden met de zuigaansluiting van de aanjager, bij de olieblaasbrander zou de leiding in de vlambuis van de aanjaagbrander uitmonden.
Fig. 2 toont een zijaanzicht van het achterste deel van het ketelblok. Hierbij is nog een tussengeleding 15 zichtbaar en de achterste geleding 3. Er is ook een trekstang 16 zichtbaar, die de afzonderlijke geledingen van de gelede ketel tot een blok bijèen houdt. Verder is een leiding 17 zichtbaar, die door de aansluiting 18 voor afgewerkt gas in de achterste geleding naar leiding 11 voert en die dient voor de voeding van leiding 11 met afgewerkt gas.
<Desc/Clms Page number 5>
Fig. 3 toont in een schematisch zijaanzicht het verloop van leiding 11, die hier zowel voor de waterkoeling van de brander, als ook voor de recirculatie van afgewerkt gas kan dienen. Aan de beide uiteinden van leiding 11 is de aansluiting van slang 12 in het gebied van voorste geleding 2 en van buis 17 in het gebied van achterste geleding 3 waarneembaar. Als de tussengeledingen 15, waarvan er drie worden weergegeven, geen oren 9 hebben, zodat geen uitsparingen 10 beschikbaar zijn, dan is het voldoende, als de leiding door de uitsparingen 10 van de beide voorste geledingen wordt gevoerd. Als de tussengeledingen echter dergelijke uitsparingen 10 bezitten, dan wordt leiding 11 natuurlijk door deze uitsparingen gevoerd.
Fig. 4 toont een ketel met een oliebrander 20, die aan een watergekoelde deur 4 is bevestigd door middel van een plaat 7. De holle binnenruimte 21 van de deur is via de leidingen 12 verbonden met de voor-en terugloop 13 en 14 van de ketel.
<Desc / Clms Page number 1>
Title: Articulated boiler
The present invention relates to an articulated boiler with at least two parts connected to a block-alloyed casing, enclosing a combustion chamber provided with a burner, which is provided with a connecting piece for waste gas and wherein the parts have a recess and a pipe for recirculation of spent gas or burner cooling.
Such articulated boilers are known, they are usually provided with a gas or oil blowtorch and are used to supply a heating system and / or a water heater.
It is also known in such articulated boilers to provide a recirculation of the waste gas by means of a pipe, the pipe starting at a waste gas connection piece and supplied to the air connection piece of the blower at a gas blower burner, or at an oil blower burner starts the pipe within the combustion chamber and leads back to the blowtorch tube. Due to the rust that results, the control of the operation of the oil burner with a gas burner is not reliable.
In the known embodiment of recirculation of spent gas at the gas burner, an external pipe course is introduced
<Desc / Clms Page number 2>
which is susceptible to malfunction. With the internal recirculation of waste gas to the burner, it is not possible to pre-mix the burner air with waste gas, nor is it possible to retrofit an existing old boiler with an oil burner.
It is further known to provide circulation water heaters with a water-cooled burner. A metal tube hose is used for this purpose, which is arranged in the area of the exit slits of the combustion mixture of the burner plate through the flame area.
The object of the present invention is to provide, in the case of an articulated boiler of the type described in more detail in the introduction, an internal pipe run for recirculation of waste gas or a burner cooling, which is insensitive to interference and which can be incorporated in particular when the boiler block is completed but is not exposed to any potential for damage before the boiler is alloyed in its casing.
The course of the pipeline must also be protected as well as possible with the finished boiler.
This object is achieved according to the invention in that the conduit for the recirculation of waste gas or the burner cooling is supported by the recesses.
This measure makes it possible to guide the pipe very close to the boiler block, because it can be passed through every recess of the sections of the boiler, at least through the recess in both end sections, and it is also of the boiler is well protected against damage during transport of the boiler block. Furthermore, a good possibility for later installation for existing old boilers is provided.
In an embodiment of the invention it is proposed that when the pipe for the water cooling is used, the burner is attached to a door and that the door is of hollow construction, and that further the pipe with hoses is flexibly connected to the door. In addition to the known advantages for the water cooling of the
<Desc / Clms Page number 3>
burner simple and manageable flexible connections for the water supply.
Further embodiments and a particularly favorable further development of the invention are the subject of the following description, which illustrates two exemplary embodiments of the invention with reference to Figures.
Fig. 1 is a view of a boiler block with a closed burner door,
Fig. 2 a side view of a boiler block,
Fig. 3 a schematic representation of the pipe run and
Fig. 4 a variant of the invention.
In all four Figures, the reference numbers each refer to the same parts.
In FIG. 1 shows the front view of a cast iron articulated kettle 1, which consists of at least one front articulation 2 and one rear articulation 3, between which several intermediate articulations may be present. The joint sections enclose a combustion chamber, which can be closed by a door 4, which is attached to the front section 2 by means of hinges 5. on the side facing away from the hinges are fastening screws 6. Door 4 is provided with a burner plate 7, to which the gas or oil blowtorch can be attached by means of bolt holes 8, the flame of which burns inwards inside the burner chamber.
The individual boiler sections have ears 9, which serve as pedestals or headers, so that the boiler block either rests thereon or that other parts, for example a storage tank for consumable water, can be deposited thereon. The ears have closed recesses 10 of circular cross-section on all sides, but the recesses can also be formed in other ways. A pipe 11 is mounted in the recesses 10, which is connected flexibly to the hollow inner space of door 4 by means of a flexible hose 12. In particular, the hollow inner space 4 is good thermal
<Desc / Clms Page number 4>
conductive, connected to burner plate 7.
Line 11 is always hydraulically parallel to the flow connection 13 and flow return 14 of the boiler, both of which are hydraulically connected to each other via a circulation pump and the radiator arrangement (not shown).
It is therefore possible to extract cold return water from the return line 14 and to pass it via the under line 11 and the hose 12 to the hollow interior of door 4 and this water after heat extraction from the door via the upper hose 12 and the upper line 11 to the supply connection 13 of the boiler. The boiler therefore contains, in a sense, a main and secondary heat exchanger, the secondary heat exchanger being intended to extract heat from the hot boiler door and in particular the hot gas or oil blowtorch, so that the flame of the burner becomes cooler and the formation of thermal nitrogen oxides can be significantly reduced.
However, it is also possible to install a single pipe 11 instead of the two pipes and to make the pipe available for recirculation of waste gas. A connecting piece from pipe 11 to the burner door or the burner mounted on burner plate 7 must then be made. With a gas blowtorch pipe 11 for recirculation of waste gas can then be connected to the suction connection of the blower, with the oil blowtorch the pipe would end up in the flame tube of the blower burner.
Fig. 2 shows a side view of the rear part of the boiler block. An intermediate section 15 and the rear section 3 are visible here. A tie rod 16 is also visible, which keeps the individual sections of the articulated boiler together in a block. Furthermore, a line 17 is visible, which passes through the waste gas connection 18 in the rear section to line 11 and which serves to supply line 11 with waste gas.
<Desc / Clms Page number 5>
Fig. 3 shows in a schematic side view the course of pipe 11, which can serve here both for the water cooling of the burner and for the recirculation of spent gas. At both ends of conduit 11, the connection of hose 12 in the region of front articulation 2 and of tube 17 in the region of articulation 3 is visible. If the intermediate sections 15, of which three are shown, have no ears 9, so that no recesses 10 are available, it is sufficient if the conduit is passed through the recesses 10 of the two front sections. However, if the intermediate sections have such recesses 10, line 11 is of course passed through these recesses.
Fig. 4 shows a boiler with an oil burner 20, which is attached to a water-cooled door 4 by means of a plate 7. The hollow inner space 21 of the door is connected via pipes 12 to the flow and return 13 and 14 of the boiler.