<Desc/Clms Page number 1>
VAARTUIG
De uitvinding betreft een vaartuig, in het bijzonder een vaartuig dat door windkracht wordt voortgestuwd.
Het besturen van zeilboten vergt een zeiltechniek die niet iedereen beheerst. Verder wordt de schuine zeilstand van het vaartuig door passagiers als hinderlijk ervaren. Zeilboten hebben vanwege hun tuigage een grote hoogte, hetgeen bij het passeren van bruggen hinderlijk kan zijn. De snelheid van zeilboten en daarmee hun manoeuvreerbaarheid is sterk afhankelijk van de plaatselijk aanwezige wind. Het bevaren van nauwe kanalen of havenmonden geschiedt daardoor minder veilig. Door verbrandingsmotoren voorgestuwde vaartuigen hebben het bezwaar dat zij de rust van de passagiers verstoren en veel brandstof vergen.
De uitvinding heeft ten doel een milieuvriendelijk vaartuig te verschaffen dat de bovengenoemde nadelen niet of althans in aanzienlijk mindere mate heeft. Daartoe is het vaartuig volgens de uitvinding gekenmerkt door tenminste een windmolen voor het opwekken van voortstuwingsener- gie. Indien de windmolen een om een staande as roterende windrotor omvat, kan deze in een draaibaar windscherm zijn opgesteld, dat een rotatiesector tegen windaanstroming afschermt. Dan kan de windrotor eenvoudige schoepen hebben.
De door de windmolen bij adequate windkracht opgevangen, met tenminste een generator in electrische stroom omgezette energie kan worden opgeslagen in tenminste een accu en deze energie kan op windstille momenten worden benut. Tijdens het stilliggen van het vaartuig kan aldus energie worden opgewekt die later wordt gebruikt, wanneer het vaartuig moet worden aangedreven. Uiteraard kan de opgewekte energie aan boord voor allerlei doeleinden worden gebruikt. Eventueel kan er nog een verbrandingsmotor aanwezig zijn om bij langdurige windstilte energie op te wekken.
<Desc/Clms Page number 2>
De genoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een vaartuig volgens de uitvinding dat in de bijgvoegde tekening is weergegeven. In de tekening stellen schematisch voor :
Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een vaartuig volgens de uitvinding ;
Fig. 2 op grotere schaal een perspectivisch aanzicht van fractie II van figuur 1 ;
Fig. 3 en 4 op grotere schaal elk een perspectivisch aanzicht van een variant van fractie III van figuur 2 ; en
Fig. 5 een schema van de voortstuwingsmiddelen van het vaartuig van figuur 1.
Het vaartuig 1 van figuur 1 is bijvoorbeeld een pleziervaartuig met comfort dat een flink oppervlak heeft om in de zon te zitten of te liggen. Eventueel is een deel van het dek benut voor het aanleggen van zonnecellen voor het opwekken van energie. Essentieel voor de uitvinding is de aanwezigheid van een windmolen 2. De getoonde windmolen 2 heeft een windrotor 3 die om een staande (vertikale of schuinstaande) aslijn 4 roteert en die bijvoorbeeld drie schoepen 5, met bij voorkeur hellende omtrekslijnen 6, heeft. De hellende schoeplijnen 6 zijn esthetischer dan vertikale schoeplijnen. De windrotor 3 is opgesteld binnenin een windscherm 7, dat draaibaar om de aslijn 4 is gelegerd en dat een rotatiesector van ongeveer'1800 tegen windaanstroming afschermt.
De windrotor 3 wordt daardoor slechts over de resterende 1800 aangestroomd, zodat de schoepen eenvoudig gevormd kunnen zijn, dat wil zeggen een vaste vorm en een vaste stand ten opzichte van hun draagarmen 8 kunnen hebben. Het windscherm 7 heeft een windvaan 9 dat het scherm afhankelijk van de windrichting 10 zodanig stelt, dat de niet afgeschermde sector zo efficient mogelijk door de wind wordt aangestroomd. Binnen in de windrotor 3 bevindt zieh een generatorhuis 11, waarin twee electrische generatoren 12 zodanig instelbaar zijn opge-
<Desc/Clms Page number 3>
steld om aslijn 13 dat hun rondsels 14 in aangrijping zijn met een aan de windrotor 3 gekoppeld tandwiel 15. De rotoras 16 is in het generatorhuis 11 gelegerd en is voorzien van een rem 19 die met een bedieningsorgaan 18 via een Bowdenkabel 17 wordt bediend.
De rotoras 16 heeft bij voorkeur een ingebouwde vloeistofkoppeling teneinde een slip tussen de windrotor 3 en de generatoren 12 mogelijk te maken. Het windscherm 7 is draaibaar om het generatorhuis 11 gelegerd en is voorzien van spaken 20.
De wisselstroomgeneratoren 12 zijn via een gelijkrichter 21 aangesloten op een accu 22 en parallel daaraan via een snelheidsregelaar 23 op een gelijkstroommotor 24 van de voortstuwingsschroef 25. Bij voorkeur is een door een verbrandingsmotor 26 aangedreven wisselstroomaggregaat 27 via een gelijkrichter 28 aangesloten op de accu 22.
Tenslotte heeft het vaartuig 1 bij voorkeur nog een omvormer 29 teneinde bovendien eventueel op een wisselstroombron aangesloten te worden, opdat de accu 22 geladen kan worden met externe electrische energie. De genoemde zonnecellen kunnen eventueel ook de accu 22 voeden. Boordapparatuur kan via klemmen 30 op de accu 22 worden aangesloten.
Bij de variant van figuur 3 zijn er drie generatoren 12 aanwezig die aangrijpen in een tandkrans 31, die vast verbonden is met de windrotoras 16.
Volgens figuur 4 drijft de rotoras 16 via een kegeltandwiel 33 en kegeltandwielen 34 twee liggende generatoren 12 aan die om horizontale assen 32 instelbaar zijn. De windrotor 3 is in figuur 4 gelegerd middels een leger 35 aan het generatorhuis 11 en kan middels remschoenen 36 worden afgeremd.
Het vaartuig volgens de uitvinding is milieuvriendelijk en paart het comfort van een motorboot aan de voordelen van een zeilboot.
Het is denkbaar dat de rotorschoepen niet vlak zijn, maar bijvoorbeeld een driehoekig profiel hebben, zodat de windvangende zijde een flink aanstroomvlak heeft,
<Desc/Clms Page number 4>
terwijl de achterzijde zodanig gestroomlijnd is, dat die achterzijde zich in de terugdraaiende 1800 door de aanstromende wind heen snijdt. In dit geval is een windscherm 7 overbodig.
Verder is het denkbaar dat de rotor om een schuinstaande as roteert, waarvan de asrichting aan de windrichting wordt aangepast, liefst automatisch met een windvaan.