BE1004738A6 - Method for removing a wrongly inserted weft thread in air jet looms - Google Patents

Method for removing a wrongly inserted weft thread in air jet looms Download PDF

Info

Publication number
BE1004738A6
BE1004738A6 BE9100290A BE9100290A BE1004738A6 BE 1004738 A6 BE1004738 A6 BE 1004738A6 BE 9100290 A BE9100290 A BE 9100290A BE 9100290 A BE9100290 A BE 9100290A BE 1004738 A6 BE1004738 A6 BE 1004738A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
weft thread
thread
shed
blower units
weft
Prior art date
Application number
BE9100290A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9100290A priority Critical patent/BE1004738A6/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1004738A6 publication Critical patent/BE1004738A6/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3066Control or handling of the weft at or after arrival
    • D03D47/3086Weft removal
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means

Abstract

Method for removing a wrongly inserted weft thread in an air jet loom, thatis still connected with the thread take-up (55), characterised by the factthat it mainly consists of making a number a auxiliary blower units (B1-B6)operative consecutively over the length of the shed (39); releasing the weftthread (1) from the thread take-up (55); gradually stopping the saidauxiliary blower units (B1-B6) from the insertion side (56) and suchdepending on the quantity of weft thread (1) released; and the removal of theweft thread (1) still present from the shed (39).<IMAGE>

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze voor het verwijderen van een foutief ingebrachte inslagdraad bij luchtweefmachines. 
 EMI1.1 
 --------------------------------------------------------- Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verwijderen van een foutief ingebrachte inslagdraad bij luchtweefmachines. 



  Het is bekend dat een foutief ingebrachte inslagdraad uit de gaap van een weefmachine kan worden verwijderd door, wanneer een fout is vastgesteld, de inslagdraad in verbinding te laten met de draadtoevoer en vervolgens nog een hoeveelheid draad aan de gaap toe te voeren. 



  Hierdoor wordt de foutief ingebrachte inslagdraad door middel van de extra hoeveelheid ingebrachte inslagdraad losgetrokken en meegevoerd, waarna alle draad langs het uiteinde van de gaap kan worden verwijderd. 



  Deze bekende werkwijze is onder andere beschreven in het US 4. 898. 214. Volgens dit Amerikaans oktrooi worden de foutief ingebrachte inslagdraad alsmede de extra hoeveelheid ingebrachte inslagdraad uit de gaap van de 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 weefmachine verwijderd door de hoofdblazer en de bijblazers sequentieel te bekrachtigen waarbij dezelfde sequentie wordt toegepast als bij het inbrengen van korrekte inslagdraden, doch aan een trager ritme. 



  Alhoewel het sequentieel bekrachtigen van de hoofdblazers en de bijblazers zeer doeltreffend blijkt om in de meeste gevallen de inslagdraad uit de gaap los te maken en/of te verwijderen, heeft men vastgesteld dat deze werkwijze niet in staat is om alle foutieve inslagdraden te verwijderen en dat het gebeurt dat 
 EMI2.1 
 r sommige inslagdraden tijdens het verwijderen breken. De huidige uitvinding heeft een verbeterde werkwijze tot doel waarmee de voornoemde nadelen worden uitgesloten. 



  Meer speciaal heeft de uitvinding een sturing van de bijblazers tot doel die het voordeel biedt dat foutief ingebrachte inslagdraden, hetzij verstrengelde inslagdraden, of hetzij gebroken inslagdraden, met een grote zekerheid uit de gaap kunnen worden verwijderd. 



  Tot dit doel betreft de uitvinding een werkwijze voor het verwijderen van een foutief ingebrachte inslagdraad bij luchtweefmachines, meer speciaal van een inslagdraad die nog met de draadtoevoer is verbonden, daardoor 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in het in werking stellen van een aantal over de lengte van de gaap verspreide bijblazereenheden ; het vanaf de draadtoevoer vrijgeven van inslagdraad ; het vanaf de ingbrengzijde stapsgewijs buiten werking stellen van de voornoemde bijblazereenheden zulks afhankelijk van de hoeveelheden vrijgegeven inslagdraad ; en het uit de gaap afvoeren van de hierin nog aanwezige inslagdraad. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de inslagdraad intermitterend vanaf de draadtoevoer vrijgegeven. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch de delen van een luchtweef- machine weergeeft die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur   1 ;   figuur 3 in een diagram een voorbeeld van de inschakeling van een aantal komponenten volgens de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 werkwijze van de uitvinding weergeeft ; figuur 4 op een grotere schaal een zieht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 3 met F4 is aangeduid ; figuren 5 tot 7 schematisch een aantal stappen van de werkwijze volgens de uitvinding weergeven ;

   figuur 8 nog een diagram weergeeft dat betrekking heeft op de inschakeling van een aantal komponenten, zulks tijdens het afvoeren van de foutieve inslagdraad uit de gaap. 



  De werkwijze volgens de uitvinding kan op een bestaande luchtweefmachine worden verwezenlijkt. De voor de uitvinding van belang zijnde onderdelen zijn in figuren 1 en 2 weergegeven. 



  Zoals bekend wordt hierbij gebruik gemaakt van een inrichting voor het inbrengen van inslagdraden   1,   die hoofdzakelijk bestaat uit minstens   één   voorraadspoel 2, een draadvoorbereidingsinrichting zoals een voorafwikkelaar 3, een hoofdblazer 4, eventueel een hulphoofdblazer 5 en een aantal bijblazers 6 tot 21. 



  De voorafwikkelaar 3 bestaat uit een wikkeltrommel 22, een wikkelarm 23 die wordt aangedreven door middel van een motor 24, en een elektromagnetisch bedienbaar 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 blokkeerelement 25 om de inslagdraad 1 op de gewenste ogenblikken vrij te laten. De voorafwikkelaar 3 is voorzien van een afwikkelsensor 26. 



  In het weergegeven voorbeeld worden de hoofdblazer 4 en de hulphoofdblazer 5 door middel van eenzelfde klep 27 bevolen. Tevens kan de inrichting zijn uitgerust met een 
 EMI5.1 
 tegenblazer 28 die bevolen wordt door middel van een klep 29. 



  Zoals weergegeven in figuur 2 zijn de voornoemde ;bijblazers 6 tot 2'1 doorgaans gegroepeerd in bijblazereenheden Bl tot B6, waarbij elke eenheid zowel uit een als uit meerdere bijblazers kan   bestaan. De   bijblazereenheden   El   tot B6 worden respektievelijk bevolen door middel van kleppen 30 tot 35. 



  Daarnaast zijn in figuur 1 nog verscheidene onderdelen weergegeven, zoals de lade 36 met het riet 37, de aandrijving 38 van de lade 36, de gaap 39 die gevormd wordt uit de kettingdraden 40, een inslagwachter 41, een naast het riet 37 aangebrachte zuigmond 42, een klep 43 om de zuigmond 42 te bevelen, een draaddetektor 44 om de aanwezigheid van inslagdraad 1 in de zuigmond 42 waar te nemen, een inslagschaar 45 die is voorzien van een aandrijving 46, een draadklem 47 die gekoppeld is met de 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 inslagschaar 45, het gevormde weefsel 48 en de doeklijn 49. 



  De voorafwikkelaar 3, de inslagschaar 45, de draadklem 47, de tegenblazer 28 en de hulphoofdblazer 5 zijn bij voorkeur vast aan het freem van de weefmachine gemonteerd. De hoofdblazer 4 daarentegen is op de lade 36 gemonteerd. 



  Zoals weergegeven in figuur 2 zijn de kleppen 27,29 tot 
 EMI6.1 
 35 en 43 aangesloten op een persluchtbron 50. De sturing ! van deze kleppen, alsmede van de motor 24, het blokkeerelement'25, de aandrijving 38 van de lade 36 en de aandrijving 46 van de inslagschaar 45 en de draadklem 47 gebeurt door middel van een stuureenheid 51. Deze stuureenheid 51 ontvangt tevens de signalen van de afwikkelsensor 26, de inslagwachter 41 en de draaddetektor 44. Zoals weergegeven in figuur 1 kan op de stuureenheid 51 nog een signalisatie-element 52 zijn aangesloten. 



  In het hierna beschreven voorbeeld worden tijdens de normale werking van de weefmachine per inslaginbreng vier wikkelingen inslagdraad vanaf de wikkeltrommel 22 in de gaap 39 gebracht. De aankomst van de inslagdraad 1 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 aan het einde van de gaap 39 wordt gekontroleerd door middel van de inslagwachter 41. 



  Het verwijderen van een foutieve inslagdraad 1 gebeurt zoals hierna wordt beschreven. In figuur 2 is een foutief ingebrachte inslagdraad 1 weergegeven waarvan het draadeinde 53 niet tot aan de inslagwachter 41 reikt. 



  Wanneer gedurende de beweging X van het riet 37 naar de doeklijn 49 geen draad wordt waargenomen aan de inslagwachter 41'stelt de stuureenheid 51 een automatische procedure in werking. Deze procedure is weergegeven in figuur 3 waarin de bekrachtiging van de tegenblazer 28 (verloop T), van het blokkeerelement 25 (verloop P), van de hoofdblazer 5 (verloop H) en van de bijblazereenheden B1 tot B6 (verloop Bl tot B6) in funktie van de   tijd   t in een diagram zijn uitgetekend. 



  Tevens zijn de ogenblikken weergegeven waarop de afwikkelsensor 26 een signaal aflevert (verloop S). 



  Wanneer de inslagwachter 41 vaststelt dat de inslagdraad 1 het einde 54 van de gaap 39 niet bereikt, wordt, in een eerste stap, de snijwerking van de inslagschaar 45 onderbroken. Bij voorkeur wordt de aandrijving 46 zodaning gestuurd dat de inslagschaar 45 en de draadklem 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 47 volledig worden geopend. Gelijktijdig hiermee wordt de weefmachine gestopt. Vermits de lade niet onmiddellijk tot stilstand kan komen wordt een winding aan de voorafwikkelaar 3 vrij gelaten om te verhinderen dat de inslagdraad 1 zou breken bij het verder naar voren bewegen van het riet 37.   Gelijktijdig   wordt de tegenblazer 28 ingeschakeld om de inslagdraad 1 gespannen te houden tussen de hoofdblazer 4 en de doeklijn 49.

   Het aktiveren van   het ; blokkeerelement 250m   de wikkeling vrij te geven en het inschakelen van de tegenblazer 28 gebeurt op het ogenblik tl, terwijl het uitschakelen gebeurt op respektievelijk de ogenblikken t3 en   t4,   nadat de aanslag op een ogenblik t2 heeft plaatsgevonden. 



  Eens dat de lade 36 tot stilstand is gekomen wordt de weefmachine teruggedraaid, zodanig dat de vorige gaap terug wordt   gevormd   en de foutieve inslagdraad 1 op niet ingebonden wijze in de gaap komt te liggen. De inslagdraad 1 is wel tegen de doeklijn 49 aangeslagen. 



  De tot nu toe beschreven stappen van de werkwijze zijn op zichzelf bekend. Het bijzondere van de uitvinding bestaat er echter in dat de inslagdraad 1 nu van de doeklijn 49 wordt losgemaakt en uit de gaap 39 wordt verwijderd door zoals weergegeven in het diagram van 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 figuur 3 opeenvolgend het in werking stellen van een aantal over de volledige lengte van de gaap 39 verspreide bijblazereenheden Bl tot B6 ; het vanaf de draadtoevoer 55   vrij geven van inslagdraad 1 ;   het vanaf de inbrengzijde 56 stapsgewijs buiten werking stellen van de voornoemde bijblazereenheden   B1   tot B6 zulks afhankelijk van de hoeveelheid vrijgegeven inslagdraad 1 ;

   en uiteindelijk het afvoeren van de nog in de gaap 39 aanwezige inslagdraad   1. ;   In het voorbeeld van figuur 3 worden de bijblazereenheden   B1   tot B6 allen in werking gesteld op het ogenblik t4. 



  Volgens de uitvinding wordt de voornoemde hoeveelheid inslagdraad 1 bij voorkeur op intermitterende wijze aan de gaap 39 toegevoerd. 



  Zoals weergegeven in figuur 3 wordt het blokkeerelement 25 hiertoe opeenvolgend gedurende korte perioden van de wikkeltrommel 22 verwijderd, zodanig dat telkens slechts een geringe hoeveelheid inslagdraad 1 van de wikkeltrommel 22 kan vrijkomen. In het weergegeven voorbeeld wordt het blokkeerelement tussen de tijdstippen t8 en   t9,   t12 en t13, t16 en t17, t20 en t21 zo kortstondig bekrachtigd dat slechts   een   wikkeling per 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 keer van de wikkeltrommel 22 kan vrijkomen. Bij de laatste stap wordt het blokkeerelement 25 langer bekrachtigd, namelijk van t24 tot t27, waarbij dan bijvoorbeeld twee wikkelingen worden vrijgemaakt. 



  De aansturing om het blokkeerelement 25 op te heffen gebeurt bijvoorbeeld telkens wanneer een periode Tl is verstreken na de detektie van de voorgaande wikkeling door de afwikkelsensor   26. ;   Het zoals voornoemd vanaf de inbrengzijde 56 stapsgewijs buiten werking stellen van de bijblazereenheden Bl tot B6 gebeurt in. het weergegeven voorbeeld respektievelijk op de ogenblikken   t15,     t19,   t23, t26, t29 en t30, wat betekent dat de bijblazereenheden Bl tot B6 elk een blaaskracht leveren gedurende respektievelijk de perioden T3, T4, T5, T6, T7 en T8. 



  Het verband tussen, enerzijds, het buiten werking stellen van de respektievelijke bijblazereenheden B1 tot B6 en, anderzijds, de in de gaap 39 toegevoerde hoeveelheid inslagdraad kan op verschillende wijzen worden vastgelegd. 



  Volgens de uitvinding worden de bijblazers bij voorkeur op een zodanige wijze buiten werking gesteld dat op elk 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 ogenblik de bijblazers die zieh bevinden op een afstand vanaf de inbrengzijde 56 die kleiner is dan de halve lengte van de vrijgegeven inslagdraad 1 buiten werking zijn. Het belang hiervan wordt verder in de beschrijving uiteengezet. 



  In het weergegeven voorbeeld van figuur 3 wordt dit bereikt doordat de uitschakeling van de bijblazereenheden B1 tot B6 wordt uitgevoerd in funktie van het aantal signalen 57 dat door de afwikkelsensor 26 wordt 
 EMI11.1 
 afgeleverd. Zo worden bijvoorbeeld de bijblazereenheden c Bl, B2, B3, B4 en B5 respektievelijk buiten werking gesteld na het. derde, vierde, vijfde, zesde en zevenste signaal 57 van de afwikkelsensor 26. Het buiten werking stellen van de zesde bijblazereenheid B6 gebeurt bijvoorbeeld pas wanneer de aanwezigheid van inslagdraad 1 aan de draaddetektor 44 wordt waargenomen. 



  Hierbij wordt opgemerkt dat de zuigmond 42 bij voorkeur ingeschakeld blijft. Tussen de klep 43 en de zuigmond 42 kan bijvoorbeeld nog een smoorklep voorzien worden om de kracht van de zuigmond 42 op de inslagdraad 1 te regelen. 



  De hoofdblazer 4 en de hulphoofdblazer 5 worden, zoals weergegeven in figuren 3, terug buiten werking gesteld na een korte periode T2. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 Volgens de uitvinding worden de bijblazereenheden Bl tot B6 en de zuigmond 42 bij voorkeur zodanig bevolen dat zij een pulserende werking uitoefenen. Dit kan bijvoorbeeld bekomen worden door, zoals weergegeven in het vergroot zicht van figuur 4, de betreffende kleppen met een grote frekwentie in en uit te schakelen. Dit bevordert het van de doeklijn 49 losmaken van de foutieve inslagdraad 1. 



  Het resultaat en het effekt van de werkwijze volgens de uitvinding wordt hierna beschreven aan de hand van figuren 5 en 6. 



  Zoals weergegeven in figuur 5 verplaatst de inslagdraad 1 zieh in de vorm van een lus 58 door de gaap, zodanig dat het gedeelte 59 dat zieh nabij de doeklijn 49 bevindt hiervan wordt losgemaakt. Wanneer op het ogenblik t4 alle bijblazereenheden Bl tot B6 en de hoofdblazer 4 en hulphoofdblazer 5 worden ingeschakeld, wordt de hoeveelheid inslagdraad 1 van de wikkeling die tussen tl en t3 werd vrijgegeven in de gaap 39 geblazen. 



  De lus 58 beweegt hierdoor plots naar voren tot dat de inslagdraad 1 achter het blokkeerelement 25 vasthaakt, waarbij de inslagdraad 1 dan een positie A inneemt zoals aangeduid in figuur 5. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 De lus 58 kan echter verder bewegen door dat het gedeelte 59 ook verder loskomt. Van zodra op het ogenblik t8 een tweede wikkeling wordt vrijgegeven beweegt de lus 58 terug snel vooruit en wordt weer afgeremd van zodra de inslagdraad 1 door het blokkeerelement 25 wordt tegengehouden, wat aangeduid is door middel van de positie B in figuur 5. 



  De voornoemde stappen worden herhaald, doch vanaf een gegeven ogenblik worden de bijblazereenheden B1 tot B6 systematisch uitgeschakeld. Figuur 6 geeft de toestand weer op het ogenblik   t15,   waarbij de inslagdraad 1 van de derde vrijgelaten wikkeling onder de afwikkelsensor 26 passeert. Ten gevolge hiervan worden de bijblazers 6, 7 en 8 van de bijblazereenheid B1 buiten werking   gesteld.   



  Vervolgens wordt, in het weergegeven voorbeeld, bij het door de afwikkelsensor 26 detekteren van iedere volgende wikkeling een volgende groep bijblazereenheden B2 tot B5 uitgeschakeld. Na het buiten werking stellen van de bijblazereenheid B5 wordt eveneens de bijblazereenheid B6 uitgeschakeld wanneer ook gedetekteerd wordt dat de inslagdraad 1 het einde van de gaap 39 bereikt heeft, hetgeen bijvoorbeeld met behulp van de detektor 44 in de zuigmond wordt waargenomen. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 Volgens een niet in de figuren weergegeven variante kan van zodra de lus 58 het einde van de gaap 39 bereikt heeft, hetgeen bijvoorbeeld door de detektor 44 in de zuigmond 42 wordt waargenomen, de toevoer van nieuwe inslagdraad 1 worden onderbroken en kunnen vervolgens alle nog in werking zijnde bijblazereenheden buiten werking worden   gesteld.   



  Volgens nog een andere niet in de figuren weergegeven variante kunnen van zodra de lus 58 door de inslagwachter 41 wordt waargenomen, bijvoorbeeld nog     n   of twee wikkelingen worden vrijgegeven en kunnen vervolgens alle nog in werking zijnde bijblazereenheden buiten werking worden gesteld. 



  Uit figuur 6 is het duidelijk dat door deze werkwijze vrijwel uitsluitend op de top van de lus 58 een kracht wordt uitgeoefend, wat een meer gunstig effekt heeft dan wanneer op de volledige inslagdraad 1 een kracht wordt uitgeoefend, dit gezien het feit dat de kracht om het gedeelte 59 van de doeklijn 49 los te maken hoofdzakelijk bepaald wordt door de kracht uitgeoefend op de top van de lus 58. 



  In figuur 6 is ook verduidelijkt waarom bij voorkeur de bijblazers die zieh bevinden op een afstand vanaf de 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 inbrengzijde 56 die kleiner is dan de halve lengte van de vrijgegeven inslagdraad 1 buiten werking worden gesteld. Hiertoe is in figuur 6 de meest ongunstige situatie weergegeven, aldus waarbij de inslagdraad 1 een positie E inneemt waarbij hij niet van de doeklijn 49 loskomt. Het is duidelijk dat de top van de lus 58 zieh in zulk geval steeds op een afstand van de inbrengzijde 56 bevindt die de halve lengte bedraagt van de lengte van de vrijgegeven inslagdraad   1. ;   Vervolgens wordt, zoals weergegeven in figuur 7, het riet 37 naar de doeklijn 49 toe gebracht, zodat de inslagdraad 1 aan de inslagschaar 45 wordt gepresenteerd en van de draadtoevoer 55 kan worden losgesneden.

   Hierna wordt het riet 37 in een meer naar achteren gelegen stand geplaatst en wordt de in de gaap 39 aanwezige inslagdraad 1 uit de gaap 39 verwijderd door de zuigmond 42 en door de bijblazereenheden B6 tot Bl vanaf het uiteinde 54 stapsgewijs in te schakelen. Hierbij kunnen twee of meer bijblazereenheden ook gelijktijdig worden ingeschakeld. 



  In figuur 8 worden de bekrachtiging van de bijblazereenheden B1 tot B6 en het signaal D van de draaddetektor 44 tijdens het afvoeren van de inslagdraad 1 weergegeven. In dit voorbeeld worden de bijblazereenheden B5 en B6 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 gelijktijdig ingeschakeld. Na vooropgestelde perioden T9 en T10 worden de bijblazereenheden B4 en B3 ingeschakeld. Van zodra de draaddetektor 44 geen draad meer waarneemt worden alle bijblazereenheden buiten werking   gesteld.   Dit ogenblik is in figuur 8 met t34 aangeduid. Zoals aangeduid met streeplijn 60 kan de uitschakeling ook gebeuren op een ogenblik t35, een bepaald tijd na het ogenblik t34. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke werkwijze voor het verwijderen van een foutief ingebrachte inslagdraad bij luchtweefmachines kan volgens verschillende varianten. worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.



   <Desc / Clms Page number 1>
 



  Method for removing an incorrectly inserted weft thread in airjet weaving machines.
 EMI1.1
 -------------------------------------------------- This invention relates to a method for removing an incorrectly inserted weft thread in airjet weaving machines.



  It is known that an incorrectly inserted weft thread can be removed from the shed of a weaving machine by connecting the weft thread to the thread supply when an error has been detected and then feeding a further amount of thread to the shed.



  As a result, the incorrectly inserted weft thread is pulled loose and carried along by means of the extra quantity of weft thread introduced, after which all thread can be removed along the end of the shed.



  This known method is described, inter alia, in US 4,898,214. According to this US patent, the incorrectly inserted weft thread as well as the extra quantity of weft thread introduced from the shed of the

 <Desc / Clms Page number 2>

 weaving machine removed by sequentially energizing the main blower and the auxiliary blowers using the same sequence as when inserting correct weft threads, but at a slower rate.



  Although sequentially energizing the main blowers and the auxiliary blowers has been found to be very effective in loosening and / or removing the weft thread in most cases, it has been found that this method is incapable of removing all faulty weft threads and that it happens that
 EMI2.1
 r break some weft threads during removal. The present invention aims at an improved method which eliminates the above-mentioned drawbacks.



  More specifically, the object of the invention is to control the auxiliary blowers which offers the advantage that incorrectly inserted weft threads, either entangled weft threads, or broken weft threads, can be removed with great certainty from the shed.



  For this purpose, the invention relates to a method for removing an incorrectly inserted weft thread in airjet weaving machines, more particularly from a weft thread that is still connected to the thread supply, thereby

 <Desc / Clms Page number 3>

 characterized in that it consists mainly in the operation of a number of blower units spread over the length of the shed; releasing weft thread from the thread supply; stepwise deactivating the aforementioned blower units from the insertion side, depending on the quantities of weft thread released; and discharging the weft thread still present therein from the shed.



  According to a preferred embodiment, the weft thread is released intermittently from the thread feed.



  With the insight to better demonstrate the features according to the invention, a preferred embodiment is described below without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: figure 1 schematically represents the parts of an airjet weaving machine which are necessary for performing the method according to the invention; figure 2 represents a section according to line II-II in figure 1; figure 3 shows in a diagram an example of the activation of a number of components according to the

 <Desc / Clms Page number 4>

 represents method of the invention; figure 4 shows on a larger scale a view of the part indicated by F4 in figure 3; figures 5 to 7 schematically represent a number of steps of the method according to the invention;

   Figure 8 shows a further diagram relating to the activation of a number of components during the removal of the incorrect weft thread from the shed.



  The method according to the invention can be implemented on an existing airjet weaving machine. The parts of interest for the invention are shown in Figures 1 and 2.



  As is known, use is made here of a device for the insertion of weft threads 1, which mainly consists of at least one supply spool 2, a thread preparation device such as a pre-wrapper 3, a main blower 4, possibly an auxiliary main blower 5 and a number of auxiliary blowers 6 to 21.



  The pre-wrapper 3 consists of a wrapping drum 22, a wrapping arm 23 driven by a motor 24, and an electromagnetically operable

 <Desc / Clms Page number 5>

 blocking element 25 to release the weft thread 1 at the desired moments. The pre-unwinder 3 is provided with an unwinding sensor 26.



  In the example shown, the main blower 4 and the auxiliary main blower 5 are ordered by means of the same valve 27. The device can also be equipped with a
 EMI5.1
 counter-blower 28 which is ordered by means of a valve 29.



  As shown in Figure 2, the aforementioned air blowers 6 to 2'1 are usually grouped in air blower units B1 to B6, each unit consisting of one or more air blowers. The blower units E1 to B6 are ordered by valves 30 to 35, respectively.



  In addition, various parts are shown in figure 1, such as the drawer 36 with the reed 37, the drive 38 of the drawer 36, the shed 39 which is formed from the warp threads 40, a weft guard 41, a suction mouth 42 arranged next to the reed 37 , a valve 43 to command the squeegee 42, a wire detector 44 to detect the presence of weft thread 1 in the squeegee 42, a weft scissors 45 provided with a drive 46, a wire clamp 47 coupled to the

 <Desc / Clms Page number 6>

 weft scissors 45, the shaped fabric 48 and the fabric line 49.



  The pre-wrapper 3, the weft scissors 45, the wire clamp 47, the counterblower 28 and the auxiliary main blower 5 are preferably fixedly mounted on the frame of the weaving machine. The main blower 4, on the other hand, is mounted on the drawer 36.



  As shown in Figure 2, valves 27, 29 to
 EMI6.1
 35 and 43 connected to a compressed air source 50. The control! of these flaps, as well as of the motor 24, the blocking element 25, the drive 38 of the drawer 36 and the drive 46 of the weft shears 45 and the thread clamp 47 are effected by means of a control unit 51. This control unit 51 also receives the signals from the unwinding sensor 26, the weft guard 41 and the thread detector 44. As shown in figure 1, a further signaling element 52 can be connected to the control unit 51.



  In the example described below, during the normal operation of the weaving machine, four turns of weft thread are introduced from the winding drum 22 into the shed 39 per weft insertion. The arrival of the weft thread 1

 <Desc / Clms Page number 7>

 at the end of shed 39 is checked by means of the weft guard 41.



  The removal of an incorrect weft thread 1 is done as described below. Figure 2 shows an incorrectly inserted weft thread 1, the thread end 53 of which does not reach the weft guard 41.



  When no thread is detected at the weft guard 41 'during the movement X from the reed 37 to the fabric line 49, the control unit 51 initiates an automatic procedure. This procedure is shown in figure 3, in which the actuation of the counter-blower 28 (course T), of the blocking element 25 (course P), of the main blower 5 (course H) and of the blower units B1 to B6 (course B1 to B6) in function of the time t are plotted in a diagram.



  The moments at which the unwinding sensor 26 delivers a signal (course S) are also shown.



  When the weft guard 41 determines that the weft thread 1 does not reach the end 54 of the shed 39, the cutting action of the weft scissors 45 is interrupted in a first step. Preferably, the drive 46 is controlled such that the weft shears 45 and the thread clamp

 <Desc / Clms Page number 8>

 47 are fully opened. At the same time, the weaving machine is stopped. Since the drawer cannot immediately come to a stop, a winding on the pre-wrapper 3 is left free to prevent the weft thread 1 from breaking as the reed 37 moves further forward. Simultaneously, the blower 28 is turned on to tension the weft thread 1 between the main blower 4 and the fabric line 49.

   Activating it; blocking element 250m to release the winding and the switching on of the blower 28 takes place at the instant t1, while the switching off takes place at the moments t3 and t4, respectively, after the stop has taken place at a moment t2.



  Once the drawer 36 has come to a standstill, the weaving machine is turned back such that the previous shed is re-formed and the faulty weft thread 1 lies in the shed in an unbound manner. The weft thread 1 has been struck against the fabric line 49.



  The steps of the method described so far are known per se. The special feature of the invention, however, consists in that the weft thread 1 is now detached from the cloth line 49 and removed from the shed 39 by, as shown in the diagram of

 <Desc / Clms Page number 9>

 FIG. 3 sequentially operating a plurality of blower units B1 to B6 distributed along the full length of the shed 39; releasing weft thread 1 from the thread supply 55; stepwise deactivating the aforementioned blower units B1 to B6 from the insertion side 56 depending on the amount of weft thread 1 released;

   and finally discharging the weft thread 1 still present in the shed 39; In the example of Figure 3, the blower units B1 to B6 are all operated at time t4.



  According to the invention, the aforementioned amount of weft thread 1 is preferably fed to the shed 39 in an intermittent manner.



  As shown in figure 3, the blocking element 25 is for this purpose successively removed from the winding drum 22 for short periods, such that in each case only a small amount of weft thread 1 can be released from the winding drum 22. In the example shown, the blocking element is energized so briefly between times t8 and t9, t12 and t13, t16 and t17, t20 and t21 that only one winding per

 <Desc / Clms Page number 10>

 times can be released from the wrapping drum 22. In the last step, the blocking element 25 is energized for a longer period, namely from t24 to t27, during which, for example, two windings are released.



  The activation to cancel the blocking element 25 takes place, for example, every time a period T1 has elapsed after the detection of the previous winding by the unwinding sensor 26.; Step-by-step deactivating the blower units B1 to B6 from the insertion side 56 takes place in. the example shown at times t15, t19, t23, t26, t29 and t30, respectively, which means that the blower units B1 to B6 each provide a blowing force during periods T3, T4, T5, T6, T7 and T8, respectively.



  The relationship between, on the one hand, the inactivation of the respective blower units B1 to B6 and, on the other hand, the amount of weft thread supplied in the shed 39 can be determined in various ways.



  According to the invention, the auxiliary blowers are preferably deactivated in such a way that each

 <Desc / Clms Page number 11>

 the blowers located at a distance from the insertion side 56 less than half the length of the released weft thread 1 are out of action. The importance of this is explained further in the description.



  In the illustrated example of figure 3 this is achieved in that the switch-off of the blower units B1 to B6 is carried out in function of the number of signals 57 which are produced by the unwinding sensor 26
 EMI11.1
 Delivered. For example, the blower units c B1, B2, B3, B4 and B5 are deactivated respectively after the. third, fourth, fifth, sixth and seventh signal 57 from the unwinding sensor 26. The deactivation of the sixth blower unit B6 occurs, for example, only when the presence of weft thread 1 on the wire detector 44 is detected.



  It is noted here that the suction mouth 42 preferably remains switched on. For example, a throttle valve can be provided between the valve 43 and the squeegee 42 to control the force of the squeegee 42 on the weft thread 1.



  The main blower 4 and the auxiliary main blower 5, as shown in Figures 3, are put out of action after a short period of time T2.

 <Desc / Clms Page number 12>

 According to the invention, the blower units B1 to B6 and the suction mouth 42 are preferably ordered to have a pulsating action. This can be achieved, for example, by switching the relevant high-frequency valves on and off, as shown in the enlarged view of Figure 4. This promotes detachment of the wrong weft thread 1 from the cloth line 49.



  The result and the effect of the method according to the invention are described below with reference to Figures 5 and 6.



  As shown in Figure 5, the weft thread 1 moves in the form of a loop 58 through the shed so that the portion 59 adjacent the fabric line 49 is detached therefrom. At the instant t4, all the blower units B1 to B6 and the main blower 4 and auxiliary blower 5 are turned on, the amount of weft 1 of the winding released between t1 and t3 is blown into the shed 39.



  The loop 58 hereby suddenly moves forward until the weft thread 1 hooks behind the blocking element 25, the weft thread 1 then taking a position A as indicated in figure 5.

 <Desc / Clms Page number 13>

 However, the loop 58 can move further due to the fact that the portion 59 also comes loose further. As soon as a second winding is released at the instant t8, the loop 58 moves back rapidly and is decelerated again as soon as the weft thread 1 is retained by the blocking element 25, which is indicated by the position B in figure 5.



  The aforementioned steps are repeated, but from a certain moment the blower units B1 to B6 are systematically switched off. Figure 6 shows the state at time t15, where the weft thread 1 of the third released winding passes under the unwinding sensor 26. As a result, the auxiliary blowers 6, 7 and 8 of the auxiliary blower unit B1 are deactivated.



  Then, in the example shown, when each unwinding winding is detected by the unwinding sensor 26, a subsequent group of blower units B2 to B5 is switched off. After deactivation of the blower unit B5, the blower unit B6 is also switched off when it is also detected that the weft thread 1 has reached the end of the shed 39, which is detected, for example, with the aid of the detector 44 in the suction mouth.

 <Desc / Clms Page number 14>

 According to a variant not shown in the figures, as soon as the loop 58 has reached the end of the shed 39, which is detected, for example, by the detector 44 in the suction mouth 42, the supply of new weft thread 1 can then be interrupted and all operating blower units are deactivated.



  According to yet another variant, not shown in the figures, as soon as the loop 58 is detected by the weft guard 41, for example, one or two more windings can be released and all blowing units still in operation can then be deactivated.



  From Figure 6 it is clear that by this method a force is exerted almost exclusively on the top of the loop 58, which has a more favorable effect than when a force is exerted on the entire weft thread 1, this in view of the fact that the force to to loosen the portion 59 of the fabric line 49 is primarily determined by the force applied to the top of the loop 58.



  Figure 6 also clarifies why preferably the auxiliary blowers located at a distance from the

 <Desc / Clms Page number 15>

 insertion side 56 which is less than half the length of the released weft thread 1 is disabled. For this purpose the most unfavorable situation is shown in figure 6, thus in which the weft thread 1 occupies a position E in which it does not separate from the cloth line 49. It is clear that in this case the top of the loop 58 is always at a distance from the insertion side 56 which is half the length of the length of the weft thread 1 released; Then, as shown in Figure 7, the reed 37 is brought to the fabric line 49, so that the weft thread 1 is presented to the weft scissors 45 and can be cut from the thread supply 55.

   After this, the reed 37 is placed in a more rearward position and the weft thread 1 present in the shed 39 is removed from the shed 39 by the squeegee 42 and by stepping on the blower units B6 to B1 from the end 54. Two or more blower units can also be switched on simultaneously.



  Fig. 8 shows the energization of the blower units B1 to B6 and the signal D from the thread detector 44 during the discharge of the weft thread 1. In this example, the blower units B5 and B6

 <Desc / Clms Page number 16>

 turned on simultaneously. After predetermined periods T9 and T10, the blower units B4 and B3 are switched on. As soon as the wire detector 44 no longer detects a wire, all blower units are deactivated. This moment is indicated by t34 in figure 8. As indicated by dashed line 60, the shutdown can also occur at a moment t35, a certain time after moment t34.



  The present invention is by no means limited to the exemplary embodiment shown in the figures, but such a method for removing an incorrectly inserted weft thread in airjet weaving machines can take various forms. be accomplished without departing from the scope of the invention.


    

Claims (1)

Konklusies. 1. - Werkwijze voor het verwijderen van een foutief ingebrachte inslagdraad bij luchtweefmachines, die nog met de draadtoevoer (55) is verbonden, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat in opeenvolgend het in werking stellen van een aantal over de lengte van de gaap (39) verspreide bijblazereenheden (B1-B6) ; het vanaf de draadtoevoer (55) vrijgeven van inslagdraad (l) ; het vanaf de inbrengzijde (56) stapsgewijs buiten werking stellen van de voornoemde bijblazereenheden (B1-B6) zulks afhankelijk van de hoeveelheid vrijgegeven inslagdraad (l) ; en het uit de gaap (39) afvoeren van de hierin nog aanwezige inslagdraad (1). Conclusions. Method for removing an incorrectly inserted weft thread in airjet weaving machines, which is still connected to the thread feeder (55), characterized in that it mainly consists of sequentially actuating a number along the length of the shed (39) dispersed blower units (B1-B6); releasing weft thread (1) from the thread feeder (55); stepwise deactivating the aforementioned blower units (B1-B6) from the insertion side (56) depending on the amount of weft thread released (1); and discharging the weft thread (1) still present therein from the shed (39). 2.- Werkwijze volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de inslagdraad (1) op intermitterende wijze vanaf de draadtoevoer (55) wordt vrijgegeven.   Method according to claim 1, characterized in that the weft thread (1) is released from the thread feed (55) in an intermittent manner. 3.-Werkwijze volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de bijblazereenheden (B1-B6) die zieh bevinden op een afstand van de inbrengzijde (56) die kleiner is dan de halve lengte van de vrijgegeven inslagdraad (1) buiten werking worden gesteld. <Desc/Clms Page number 18> Method according to claim 1 or 2, characterized in that the blower units (B1-B6) located at a distance from the insertion side (56) smaller than half the length of the released weft thread (1) are deactivated .  <Desc / Clms Page number 18>   4.- Werkwijze volgens één der konklusies 1 of 3, daardoor gekenmerkt dat de draadtoevoer (55) gebeurt door middel van een voorafwikkelaar (3) waarvan de vrijgegeven wikkelingen worden gedetekteerd door middel van een afwikkelsensor (26) en dat de bijblazereenheden (B1-B5) buiten werking worden gesteld in funktie van de signalen (57) van deze afwikkelsensor (26). Method according to either of Claims 1 or 3, characterized in that the wire feed (55) is effected by means of a pre-unwinder (3) from which the released windings are detected by means of an unwinding sensor (26) and that the blower units (B1- B5) are disabled in function of the signals (57) of this unwinding sensor (26). 5.-Werkwijze volgens één der konklusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat inslagdraad (1) vanaf de draadtoevoer (55) wordt vrijgegeven tot op het ogenblik EMI18.1 dat de inslagdraad (1) het einde (54) van de gaap (39) bereikt. Method according to any one of claims 1 to 4, characterized in that weft thread (1) is released from the thread feeder (55) up to the moment  EMI18.1  that the weft thread (1) reaches the end (54) of the shed (39). 6.-Werkwijze volgens een der konklusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat het uit de gaap (39) afvoeren van de hierin aanwezige inslagdraad (1) gebeurt door minstens een aantal bijblazereenheden (B6, B5, B4, B3) stapsgewijs vanaf het uiteinde (54) van de gaap (39) in te schakelen. EMI18.2 Method according to any one of claims 1 to 5, characterized in that the weft thread (1) present therein is discharged from the shed (39) by at least a number of blower units (B6, B5, B4, B3) stepwise from the end (54) of the shed (39).  EMI18.2   7.-Werkwijze volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat de bijblazereenheden (B6, worden ingeschakeld tot dat alle inslagdraad (1) uit de gaap (39) is verwijderd. <Desc/Clms Page number 19> Method according to claim 6, characterized in that the blower units (B6) are switched on until all the weft thread (1) has been removed from the shed (39).  <Desc / Clms Page number 19>   B5, B4, B3)8.-Werkwijze volgens een der konklusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat minstens een aantal van de bijblazereenheden (B1-B6) pulserend worden bekrachtigd.  B5, B4, B3) Method according to any one of claims 1 to 7, characterized in that at least some of the blower units (B1-B6) are pulsed. 9.- Werkwijze volgens één der konklusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de hoofblazer (4) van de luchtweefmachine bij de aanvang van het verwijderen gedurende een korte periode (T2) wordt ingeschakeld.   Method according to any one of claims 1 to 8, characterized in that the main blower (4) of the airjet weaving machine is switched on for a short period (T2) at the start of the removal. 10.- Werkwijze volgens een der konklusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de te verwijderen inslagdraad (1) wordt afgevoerd langs een zuigmond (42) en dat deze zuigmond (42). gedurende het verwijderen ingeschakeld blijft.   Method according to any one of claims 1 to 9, characterized in that the weft thread (1) to be removed is discharged through a suction nozzle (42) and that this suction nozzle (42). remains on during the uninstallation.
BE9100290A 1991-03-29 1991-03-29 Method for removing a wrongly inserted weft thread in air jet looms BE1004738A6 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9100290A BE1004738A6 (en) 1991-03-29 1991-03-29 Method for removing a wrongly inserted weft thread in air jet looms

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9100290A BE1004738A6 (en) 1991-03-29 1991-03-29 Method for removing a wrongly inserted weft thread in air jet looms

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1004738A6 true BE1004738A6 (en) 1993-01-19

Family

ID=3885419

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9100290A BE1004738A6 (en) 1991-03-29 1991-03-29 Method for removing a wrongly inserted weft thread in air jet looms

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1004738A6 (en)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2000068478A1 (en) * 1999-05-07 2000-11-16 Ppg Industries Ohio, Inc. Air jet loom accumulator
CN105401311A (en) * 2014-09-09 2016-03-16 株式会社丰田自动织机 Method for removing wrong weft yarn in air-jet loom

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2000068478A1 (en) * 1999-05-07 2000-11-16 Ppg Industries Ohio, Inc. Air jet loom accumulator
CN105401311A (en) * 2014-09-09 2016-03-16 株式会社丰田自动织机 Method for removing wrong weft yarn in air-jet loom
CN105401311B (en) * 2014-09-09 2017-05-03 株式会社丰田自动织机 Method for removing wrong weft yarn in air-jet loom

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4502512A (en) Method for treating a weft yarn upon stoppage of a shuttleless loom and device for effecting the same
US4898214A (en) Method and apparatus for removing an improperly inserted weft thread from an air-jet loom
EP0346967B1 (en) Mechanism and method for supplying weft threads on weaving machines
US4924917A (en) Weft thread break monitor and movement limiting device
EP0269140A1 (en) Method and mechanism for repairing the weft supply on weaving machines in case of an interruption between the supply package and the weft accumulator
BE1004738A6 (en) Method for removing a wrongly inserted weft thread in air jet looms
US5050647A (en) Damaged weft thread elimination in airjet weaving machines
BE1001919A3 (en) Airjet WITH IMPROVED POWER SUPPLY FOR THE IMPACT WIRES.
EP0332258A1 (en) Method for removing a loose incorrect piece of weft thread from the shed on weaving machines
BE1001718A3 (en) METHOD FOR APPLYING A RIGHT LENGTH WOOF THREAD IN MOUTH PIECES OF JET LOOMS AND weaving machine which APPLYING THIS PROCESS.
US5016676A (en) System for detecting and correcting weft misfeeds
JP4234044B2 (en) Weaving a fabric with few defects by removing uneven weft parts
BE1001538A3 (en) Airjet WITH IMPROVED POWER SUPPLY FOR THE IMPACT WIRES.
RU1838474C (en) Method for eliminating filling thread tear-off in weaving machines with layer and device for laying filling thread and eliminating tear-off in shuttleless weaving machine
JPS63288248A (en) Arrangement for removing defect weft yarn from shuttle of loom
JPS6228446A (en) Mistake yarn removing apparatus in jet loom
JPH073021B2 (en) Incomplete weft insertion yarn removing device for shuttleless loom
JP2561084Y2 (en) Weft processing equipment in jet looms
NL8602191A (en) Defective warp thread removal method - by bringing thread to top of textile material by new thread
KR860001418B1 (en) Weft operating apparatus during stopping of jet loom
JPS6245757A (en) Weft yarn treatment in shuttleless loom
JP2906731B2 (en) One shot weft insertion method in jet loom
JP2670845B2 (en) Method for controlling weft removing device of weaving machine and its device
JP2659711B2 (en) Startup preparation device for shuttleless loom
JPS62141158A (en) Method for treating yarn in shuttleless loom

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: PICANOL N.V.

Effective date: 19940331