<Desc/Clms Page number 1>
Draadklem.
EMI1.1
---------- Deze uitvinding heeft betrekking op een draadklem, meer speciaal een elektro-mechanische draadklem voor weefmachines.
Deze draadklem is in het bijzonder geschikt om als inslagdraadklem bij inrichtingen voor de voorbereiding van de inslagdraad bij luchtweefmachines, aangewend te worden.
De uitvinding heeft eveneens een draadklem tot doel, waarbij, enerzijds, in rusttoestand de draadklem automatisch gesloten wordt, en anderzijds, de draadklem op eenvoudig regelbare tijdstippen kan geopend worden, alsook zeer exakt op welbepaalde tijdstippen terug kan gesloten worden met een welbepaalde, bij voorkeur grote, drukkracht.
Hiertoe betreft de huidige uitvinding dan ook een draadklem die hoofdzakelijk bestaat uit klemmiddelen gevormd door een eerste en een tweede bek ; elastische middelen die de
<Desc/Clms Page number 2>
klemmiddelen toedrukken ; elektro-magnetische middelen die de klemmiddelen kunnen openen tegen de kracht van de voornoemde elastische middelen in ; een nokmechanisme dat in de sluiting van de klemmiddelen kan voorzien tegen de kracht van de elektro-magnetische middelen in ; en middelen die bij de suiting d. m. v. het nokmechanisme de klemmiddelen met een bepaalde klemkracht toedrukken.
Door de elektrische regeling van de inschakeling van de elektro-magnetische middelen kan op eenvoudige wijze het openingsmoment van de draadklem gestuurd worden. Anderzijds voorziet het gebruik van een nokmechanisme voor het sluiten van de klemmiddelen in een juist gedefinieerd sluitingsmoment en voorzien de voornoemde middelen die bij de sluiting d. m. v. het nokmechanisme de klemmiddelen toedrukken in een juist gedefinieerde klemkracht.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen wordt hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuren 1 t. e. m. 3 de draadklem volgens de uitvinding weergeven voor drie verschillende standen ; figuur 4 op een grotere schaal het nokverloop weer- geeft van de nok van het voornoemd nokmechanisme ;
<Desc/Clms Page number 3>
figuur 5 schematisch de inschakeling van de elektromagnetische middelen voorstelt ; figuur 6 voor een nokverloop volgens figuur 4 en voor de inschakeling van de elektro-magnetische middelen volgens figuur 5, het verloop van de klemkracht in de
EMI3.1
klemmiddelen van de draadklem weergeeft.
Zoals weergegeven in figuren 3 bestaat de draadklem volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit klemmiddelen 1 bestaande uit een, bijvoorbeeld vaste, eerste bek 2 en een verplaatsbare tweede bek 3 ; elastische middelen 4 die de klemmiddelen 1 toedrukken ; elektro-magnetische middelen 5 om de draadklem, respektievelijk de klemmiddelen 1 te openen ; een nokmechanisme 6 dat in de sluiting van de klemmiddelen 1 kan voorzien tegen de kracht van de elektro-magnetische middelen 5 in en middelen 7 die bij de sluiting d. m. v. het nokmechanisme 6 de tweede bek 3 met een bepaalde klemkracht tegen de eerste bek 1 drukken.
De elektro-magnetische middelen 5 bestaan hoofdzakelijk uit een solenoide 8 en een door middel hiervan verplaatsbaar element 9 dat, enerzijds, aan een uiteinde 10 de voornoemde tweede bek 3 draagt, terwijl het anderzijds aan het tegenoverliggende uiteinde 11 met het nokmechanisme 6 samenwerkt. De verplaatsing van het element 9 is uiteraard
<Desc/Clms Page number 4>
zodanig dat hiermee het openen, respektievelijk sluiten van de klemmiddelen 1 kan bekomen worden.
De voornoemde elastische middelen 4 bestaan in de weergegeven uitvoeringsvorm uit een drukveer die het element 9, en bijgevolg ook de eraan bevestigde voornoemde tweede bek 3 naar de eerste bek 2 drukt.
De middelen 7 die bij de sluiting d. m. v. het nokmechanisme 6 de tweede bek 3 met een bepaalde klemkracht tegen de vaste eerste bek 2 kunnen drukken bestaan hoofdzakelijk uit, enerzijds, een bevestiging 12 van de tweede bek 3 aan het verplaatsbaar element 9 die de verplaatsing van de tweede bek 3 t. o. v. het element 9, tegengesteld aan de sluitingsrichting van de klemmiddelen l, toelaat, en anderzijds elastische middelen 13, gevormd door een drukveer, die de verplaatsing van de tweede bek 3 t. o. v. het element 9 tegenwerken.
De voornoemde bevestiging 12 wordt hoofdzakelijk gevormd door met elkaar samenwerkende kragen 14 en 15 die respektievelijk aan het uiteinde 10 van het element 9 en aan de tweede bek 3 zijn aangebracht, één en ander zodanig dat de tweede bek 3 t. o. v. het element 9 over een afstand A kan verplaatst worden. De elastische middelen 13 bestaan uit een drukveer die in het uiteinde 10 van het element 9 is ingebouwd en die d. m. v. een tussenstukje 16 met een bepaalde voorspanning tegen de
<Desc/Clms Page number 5>
onderzijde van de bek 3 drukt. De voorspanning wordt hierbij bepaald door de lengte van het tussenstukje 16 en kan bijgevolg eenvoudig ingesteld worden door de aanpassing van het tussenstukje.
D4 elastische middelen 4 en 13 worden respektievelijk gevormd door een zwakke veer en een sterke veer, een en ander zodanig dat in rusttoestand de eerstgenoemde veer 4 geen samendrukking van de tweede veer 13 veroorzaakt.
Het nokmechanisme 6 bestaat in de weergegeven uitvoeringsvorm hoofdzakelijk uit een nok 17 en een nokvolger 18. De nokvolger 18 bestaat uit een axiaal verschuifbaar asje of staafje dat met één uiteinde 19 met de nok 17 kan samenwerken e-n bij zijn andere uiteinde 20 vrij kontakt kan maken met het voornoemd uiteinde 11 van het element 9.
De vorm van de nok 17 is uiteraard afhankelijk van de toepassing waarvoor de draadklem wordt aangewend. In de weergegeven uitvoeringsvorm.. maakt de draadklem deel uit van een inrichting voor de voorbereiding van de inslagdraad bij weefmachines, waarbij gebruik gemaakt wordt van een draadvoorbereidingsapparaat 21 van het type waarbij een inslagdraad 22 schroefvormig tegen de wand van een geperforeerde koker 23 geblazen wordt, bijvoorbeeld zoals beschreven in de Nederlandse oktrooiaanvrage nr 8602741. De
<Desc/Clms Page number 6>
koker 23 wordt hierbij afgesloten door de bekken 2 en 3 die tevens de inslagdraad 22 op geschikte wijze kunnen vastgrijpen, respektievelijk vrij laten uit de koker 23.
Onmiddellijk achter de klemmiddelen 1 staat een blazer 24 opgesteld om in het transport van de inslagdraad 22 te voorzien.
Bij deze toepassing zal de nok 17 bij voorkeur een vorm hebben die, zoals weergegeven in figuren 1 t. e. m. 3, hoofdzakelijk uit drie gedeelten 25 t. e. m. 27 bestaat, die elk een bepaalde stand aan de nokvolger 18 opleggen. Verder zijn in de figuren nog de twee belangrijke overgangsgedeelten 28 en 29 aangeduid.
Bij het eerste gedeelte 25 bevindt de nokvolger T8 zieh in zulke stand dat tussen het uiteinde 20 ervan en het uiteinde 11 van het voornoemd element 9 steeds een speling B aanwezig is, zowel in de rusttoestand van de draadklem volgens figuur 1, als in de stand waarbij de klemmiddelen 1 geopend zijn, zoals in figuur 2.
Bij het gedeelte 26, waarbij de nok 17 de grootste straal vertoont, maakt de nokvolger 18 kontakt met het element 9, een en ander zodanig dat niet alleen de klemmiddelen 1 gesloten worden doch ook de elastische middelen 13 ingedrukt worden, meer speciaal over de afstand C zoals weergegeven in figuur 3.
<Desc/Clms Page number 7>
Bij het tussenliggend gedeelte 27 wordt de nokvolger 18 zodanig verplaatst dat de minimale speling B bij de stand volgens figuur 2 opgeheven wordt alvorens de nokvolger 18 kontakt maakt met het voornoemd gedeelte 26.
D werking van de draadklem wordt hierna beschreven aan de hand van de in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm. meer speciaal in de toepassing als inslagdraadklem bij een inrichting voor de voorbereiding van inslagdraden bij weefmachines. Een en ander wordt verder verduidelijkt aan de hand van de diagrammen van figuren 4 t. e. m. 6. Figuur 4 stelt hierbij de vorm S van de nok 17 in funktie van de omtrek voor.
Figuur 5 geeft de inschakeling van de spanning V voor de bekrachtiging van de solenoide 8 weer en figuur 6 schetst het verloop van de spankracht F in de klemmiddelen 1.
In het weergegeven voorbeeld wordt er vanuit gegaan dat de drukveer 4 de klemmiddelen 1 sluit met een kleine klemkracht Fa, zoals voorgesteld in figuur l. Hierbij bevindt de draadklem zieh in rusttoestand. Daar de klemmiddelen 1 in de afsluiting van de koker 23 voorzien, wordt hierin op schroefvormige wijze een draadvoorraad gevormd. Op het moment tl dat een draad in de gaap dient gebracht te worden, wordt de solenoide 8 bekrachtigd waardoor het element 9 zieh naar beneden verplaatst, zoals weergegeven in figuur 2, zodanig dat de draadklem geopend wordt. Op dat moment ontsnapt de draad 22
<Desc/Clms Page number 8>
uit de koker 23 en wordt d. m. v. blazer 24 in de richting van de gaap getransporteerd.
Inmiddels bereikt het gedeelte 27 van de nok 17 de nokvolger 18 en wordt de speling B opgeheven.
EMI8.1
1,
Op het moment t2 komt de nokvolger 18 in kontakt met bet gedeelte 28 van de nok 17, waardoor de bekken 2 en 3 naar elkaar toe gebracht worden.
De vormgeving van de nok 17 en de aandrijving ervan zijn zodanig gekozen dat de bekken 2 en 3 kontakt met elkaar maken op het moment t3 waarop het voorste uiteinde van de inslagdraad 22 het einde van de gaap bereikt. Vanaf'het moment t3 worden door het verder omhoog duwen van het element 9, de elastische middelen 13 ingedrukt, waarbij de kragen 14 en 15 van elkaar loskomen. Hierdoor wordt de voorspankracht Fc van de elastische middelen 13 plots op de klemmiddelen 1 overgedragen, zodat de kracht F in de klemmiddelen 1 plots stijgt tot de waarde Fc.
Bij de verdere verdraaiing van de nok 17 worden de elastische middelen 13 nog verder ingedrukt tot de nokvolger 18 kontakt maakt met het gedeelte 26, ten gevolge waarvan de kracht F nog toeneemt tot een bepaalde waarde Fb.
<Desc/Clms Page number 9>
De grote en gekende waarde van de kracht Fc, respektievelijk Fb, verzekert dat de draad plots en exakt gestopt wordt.
Hierna wordt de spanning V aan de solenoide 8, op het moment t4, terug uitgeschakeld, waarbij evenwel de nok 17 d. m. v. het gedeelte 26 de klemmiddelen 1 gesloten houdt zoals weergegeven i, figuur 3. Bij het verder draaien van de nok 17 verlaat de nokvolger 18 terug het gedeelte 26 en bereikt het gedeelte 29, waarbij eerst vanaf t5 tot t6 de afstand C afneemt en dus ook de kracht F in de klemmiddelen 1 afneemt. Vanaf het ogenblik t6 dat de kragen 14 en 15 met elkaar samenwerken, daalt de kracht F plots tot de waarde Fa, waardoor terug de rusttoestand bereikt wordt.
In het geval dat bij een weefmachine met- meerdere inslaggarens, bijvoorbeeld van verschillende kleur, wordt gewerkt, zal voor elk garen een afzonderlijk draadvoorbereidingsapparaat 21 en bijgevolg per inslaggaren ook een draadklem volgens de uitvinding worden aangewend. Wanneer een bepaald inslaggaren gedurende een of meerdere inslagcyclussen niet dient. ingebracht te worden, blijven de elektro-magnetische middelen 5 van de betreffende draadklem onbekrachtigd. De klemmiddelen 1 blijven dan gedurende de volledige omwenteling van de nok 17 gesloten, waarbij de klemkracht F varieert tussen Fa en Fb.
In het geval dat een bepaald inslaggaren dient ingebracht te worden, wordt de
<Desc/Clms Page number 10>
daarbij horende draadklem geopend door de elektro-magnetische middelen d. m. v. een geschikte sturing te bekrachtigen.
EMI10.1
De draadklem volgens de uitvinding laat ook toe dat indien nodig de inbreng van inslaggarens in de gaap onmiddellijk kan ."" gnannuleerd worden. Indien bijvoorbeeld een foutieve inslag gedetekteerd wordt, kan immers reeds bij de volgende weefcyclus de bekrachtiging van alle elektro-magnetische middelen 5 verhinderd worden, ongeacht of de weefmachine al dan niet nog enkele toeren verder draait alvorens tot stilstand te komen.
De draadklem wordt bij voorkeur met een niet in de figuren weergegeven handbedienbaar kontakt uitgerust om de elektro-magnetische middelen 5 te bekrachtigen. Zodoende kunnen de klemmiddelen 1 eenvoudig geopend worden, bijvoorbeeld in het geval dat het draadvoorbereidingsapparaat 21 en de klemmiddelen 1 dienen bedraad te worden.
Het is duidelijk dat de draadklem volgens de uitvinding ook op andere plaatsen in de weefmachine kan aangewend worden dan in de inrichting voor de voorbereiding van de inslagdraad.
Eveneens is het duidelijk dat de nok 17 naargelang de toepassing van de draadklem een verschillende vorm kan vertonen en dat de nokvolger 18 eendelig met het element 9 kan
<Desc/Clms Page number 11>
uitgevoerd zijn. Volgens een variante kan de nokvolger 18 als een hefboom worden uitgevoerd, die dan met een uiteinde samenwerkt met de nok 17 en met zijn andere uiteinde met het uiteinde 11 van het element 9.
D huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke draadklem kan in allerlei vormen en afmetingen worden uitgevoerd zonder buiten het kader der uitvinding te treden.