<Desc/Clms Page number 1>
Koppeling-rem-eenheid.
EMI1.1
---------------------- Deze uitvinding heeft betrekking op een koppeling-rem-eenheid, m. a. w. een koppelingsmechanisme waarbij door middel van een ankerschijf die op de aandrijfas van de machine is bevestigd ofwel in de aandrijving, ofwel in het remmen van de as kan voorzien worden.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een koppeling-rem-eenheid die in het bijzonder bedoeld is om aangewend te worden bij weefmachines.
EMI1.2
.,'.
Een klassieke koppeling-rem-eenheid bestaat uit een riemschijf die roteerbaar gelagerd op een centrale os, waarbij op deze as een ankerschijf is bevestigd die met de riemschijf kan gekoppeld worden. De riemschijf funktioneert hierbij tevens als vliegwiel. Het nadeel van zulk koppelingsmechanisme bestaat er echter in dat het aandrijfgedeelte, m. a. w. de
<Desc/Clms Page number 2>
riemschijf, rechtstreeks op de doorgaande aan te drijven as is gelagerd, waardoor tijdens de normale werking van de machine het aandrijfgedeelte of de riemschijf niet beweegt t. o. v. de aandrijfas.
Doordat de lagers aldus tijdens de normale werking niet roteren en slechte roteren gedurende het afremmen van de machine, ontstaat een typische lagerbeschadiging of lagersleet, in het bijzonder ten gevolge van de trillingen in de machine. Het is immers duidelijk dat vooral bij kogellagers de stilstaande kogels steeds op dezelfde plaats een druk uitoefenen waarbij tengevolge van de trillingen plaatselijke indrukkingen kunnen ontstaan. Het is duidelijk dat dit fenomeen zieh dan ook bij weefmachines voordoet.
De huidige uitvinding heeft dan ook tot doel te voorzien in een koppeling-rem-eenheid die voornoemde nadelen niet vertoont. Hierbij bestaat de koppeling-rem-eenheid volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit minstens een op een centrale aandrijfas geplaatste ankerschijf, minstens een remgedeelte waarmede de ankerschijf kan samenwerken en een aandrijfgedeelte dat roteerbaar over de voornoemde aandrijfas gemonteerd is, met als kenmerk dat dit aandrijfgedeelte gelagerd is op een stilstaand of vast machinegedeelte.
Doordat bij dergelijke konstruktie het aandrijfgedeelte niet meer gelagerd is op de aandrijfas is het duidelijk dat voornoemd probleem wordt uitgesloten, doordat de lagers tijdens de normale werking nu roteren.
<Desc/Clms Page number 3>
Een ander voordeel van de uitvinding bestaat erin dat het voornoemd vast machinedeel vrij stevig kan uitgevoerd worden, zodanig dat het aandrijfgedeelte, dat in de meeste gevallen ook een vliegwiel vormt, zwaarder kan uitgevoerd worden, daar dit geen belasting meer op de aandrijfas uitoefent.
In een bijzondere uitvoeringsvorm worden alle lagers van de koppeling-rem-eenheid gecentraliseerd op een plaats die gescheiden is van het elektromagnetisch gedeelte, waardoor zonder gevaar voor oliespatten of dergelijke op het elektromagnetisch gedeelte in een omloopsmering kan worden voorzien.
Bij voorkeur wordt nog tussen het aandrijfgedeelte en het elektro-magnetisch koppelgedeelte in een zodanig geplaatste dichting aan de hoofdas voorzien dat deze tijdens'de normale werking t. o. v. de hoofdas stil staat, en dus niet onderhevig is aan slijtage.
Andere voordelen zullen nog uit de verdere gedetailleerde beschrijving volgen.
EMI3.1
.... Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen worden hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
<Desc/Clms Page number 4>
figuur 1 in doorsnede een koppeling-rem-eenheid volgens de uitvinding weergeeft ; figuren 2 t. e. m. 4 varianten op de uitvoering volgens figuur 1 weergeeft.
Zoals in de figuren wordt weergegeven bestaat de koppeling-rem-eenheid hoofdzakelijk uit minstens één op een centrale aandrijfas i geplaatste. ankerschijf 2, een remgedeelte 3 waarmede de ankerschijf 2 kan samenwerken en een aandrijfgedeelte 4 dat roteerboar over de aandrijfas 1 gemonteerd is.
Het aandrijfgedeelte 4 wordt hierbij gevormd door een riemschijf 5 die relatief zwaar is uitgevoerd om ook als vliegwiel te kunnen funktioneren. De aandrijving ervan gebeurt door middel van een riem 6 en een motor 7. Aan de riemschijf 5 is een rotorgedeelte 8 bevestigd waarmede de ankerschijf 2 kan samenwerken. Verder zijn nog een elektromagnetisch koppelspoel 9 en een remspoel 10 voorzien.
De werking van de koppeling-rem-eenheid kan duidelijk uit de figuren worden afgeleid en bestaat erin dat bij het aandrijven van de machine het aandrijfgedeelte 4 wordt bevolen door de motor 7, terwijl de koppelspoel 9 wordt bekrachtigd, zodanig dat ook de aandrijfas 1 zal roteren. Bij het afremmen van de
<Desc/Clms Page number 5>
machine wordt de koppelspoel 9 uitgeschakeld en de remspoe 10 bekrachtigd zodanig dat de aandrijfas l afgeremd wordt.
Het bijzondere van de uitvinding bestaat er nu in dat het aandrijfgedeelte 4 niet rechtstreeks op de aandrijfas 1 gelagerd is, doch op een vast of stilstaand machinegedeelte 11, bijvoorbeeld d. m. v. kogellagers 12.
Het voornoemde machinegedeelte 11 bestaat hierbij uit een bus die met een uiteinde vast verbonden is aan de behuizing 13 van de koppeling-rem-eenheid en hiermede bij voorkeur, zoals weergegeven in de figuren, eendelig is uitgevoerd.
EMI5.1
In figuur de
2 wordt. een variante weergegeven waarbijaandrijfas 1 niet doorlopend door de volledige behuizing 13 is uitgevoerd en waarbij deze in de voornoemde bus 11 is gelagerd, bijvoorbeeld d. m. v. lagers lb.
Deze uitvoering heeft als voordeel dat, dankzij de positie van alle lagers t. o. v. de elektro-magnetische gedeelten, alle lagers in een circuit van omloopsmering, kunnen opgenomen worden, zonder gevaar voor oliespatten op de ankerschijf of op het elektromagnetisch gedeelte.
Dit wordt bereikt doordat alle lagers, respektievelijk 12 en 14, nu gecentraliseerd zijn ter hoogte van het
<Desc/Clms Page number 6>
aandrijfgedeelte 4 en dus uit het bereik van het elektro-magnetisch gedeelte, waarbij een dichting 15 belet dat olie uit de lagers 14 lange de aandrijfas 1 tot aan de ankerschijf 2 kan lopen.
Uit beide figuren volgt duidelijk dat in de gekoppelde toestand van de koppeling-rem-eenheid de lagers 12 niet stilstaan t. o. v. de omliggende delen waardoor het in de inleiding beschreven nadeel wordt uitgesloten.
In de figuren 3 en 4 worden respektievelijk varianten van de uitvoeringen volgens figuren l en 2 weergegeven. Het bijzondere hierbij bestaat erin dat alle, of nagenoeg alle lagers, meer speciaal lagere 12 en 16, enerzijds, en lagere 12 en 14, anderzijds van het elektromagnetisch gedeelte afgezonderd zijn, waarbij nu gebruik gemaakt wordt van een dichting 17 die gedragen wordt door een afsluitwand of sluiting 18 die draaivast verbonden i8 met het roteerbare aandrijfgedeelte 4. Hierdoor wordt bereikt dat gedurende de normale aandrijving via de koppeling- rem-eenheid de dichting 17 met de aandrijfas meedraait en bijgevolg weinig aan slijtage onderhevig is waardoor zulke dichting een lange levensduur kent.
De uitvoeringsvorm van de figuren 3 en 4 is zeer geschikt om in een omloopsmering te voorzien zonder enig bijkomend risico van lekken aan de dichting 17 door slijtage.
<Desc/Clms Page number 7>
De omloopsmering kan gebeuren door middel van passende olietoevoerkanalen 19 en afvoerkanalen 20, zoals weergegeven in de figuren 3 en 4. De aan het uiteinde 21 van het aandrijfelement 4 door de middelpuntvliedende kracht rondgeslingerde oliedruppels kunnen hierbij bijvoorbeeld opgevangen worden door middel van een ringvormige kraag 22 die aan de behuizing 13 is voorzien.
De uitvoeringen volgens de uitvinding hebben ook als voordeel dat bij het instellen van bepaalde werkingsspelingen de inrichting niet volledig dient gedemonteerd te worden, daar bij het demonteren van de aandrijfas 1 en de ankerschijf 2 het 8sndrijfgedeelte 4 op zijn plaats kan blijven.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als
EMI7.1
voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke koppeling-rem-eenheid in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader der uitvinding te treden.