NL1032292C2

NL1032292C2 - Pad met omhulling gevuld met te extraheren product; samenstel voorzien van een dergelijke pad en houder; drankbereidingsinrichting voor het bereiden van een drank.

Info

Publication number: NL1032292C2
Application number: NL1032292A
Authority: NL
Inventors: Gustaaf Frans Brouwer; Hendrik Cornelis Koeling
Original assignee: Sara Lee De Nv
Priority date: 2004-08-12
Filing date: 2006-08-10
Publication date: 2007-05-30
Also published as: ATE503706T1; AU2007282222A1; PL2054321T3; US20100173055A1; US20190106272A1; US20130230625A1; CA2660331A1; US20200385202A1; PT2054321E; WO2008018793A2; DK2054321T3; JP5139430B2; BRPI0715751B8; NL1032292A1; AU2007282222B2; JP2010500100A; WO2008018793A3; DE602007013570D1; EP2054321A2; EP2054321B1

Description

I— —-- —--

Titel: Pad met omhulling gevuld met te extraheren product; samenstel voorzien van een dergelijke pad en een houder; drankbereidingsinrichting voor het bereiden van een drank

De uitvinding heeft betrekking op een pad met een omhulling gevuld met te extraheren en/of op te lossen product, waarbij, in gebruik, een fluïdum zoals water onder druk aan de pad wordt toegevoerd, zodat het fluïdum door de pad wordt geperst voor het verkrijgen van een drank die de 5 pad vervolgens verlaat.

Dergelijke pads zijn op zich bekend en de omhulling van de pad is veelal voorzien van een eerste vel en een tweede vel. Gebruikelijk zijn deze vellen nabij hun langsranden met elkaar bevestigd. De vellen kunnen echter ook via een frame aan elkaar zijn bevestigd.

10 Het gebruik van een dergelijke pad is beschreven in EP 1092377.

In gebruik wordt hierbij de pad in de houder geplaatst en samen met deze houder in een fluïdumstroomtraject van een drankbereidingsinrichting geplaatst. Hierna wordt water onder druk door het fluïdumstroomtraject geleid en aan de pad toegevoerd. In de pad vormt zich een extract en/of een 15 oplossing die langs het fluïdumstroomtraject uit de houder in een kopje of een mok vloeit als gerede drank. Voor het bereiden van de drank met de fijnbellige schuimlaag is de houder voorzien van een spuitmond voor het genereren van een straal van de drank voor het met behulp van de straal verkrijgen van de fijnbellige schuimlaag op de drank. Hierbij vormt de 20 spuitmond van de houder een stromingsrestrictie die een stromingsweerstand vormt voor af te geven drank. De grootte van de stromingsweerstand en een tijdsduur gedurende welke het fluïdum aan de houder wordt toegevoerd, bepalen tezamen de hoeveelheid van de drank die wordt bereid.

1032292 s

J

2

De hierboven beschreven wijze van drank bereiden heeft het nadeel dat het niet mogeLgk is om de hoeveelheid en/of een sterkte (concentratie) van de bereide drank te variëren in afhankelijkheid van de gebruikte pad.

Een optie om toch de hoeveelheid en/of de sterkte van de bereide drank te 5 variëren in afhankelijkheid van de gebruikte pad zou zijn het toepassen van voor elke pad een andere houder, hetgeen echter een kostbare en onhandige geschiedenis zou zijn. Voorts heeft de hierboven beschreven wijze het nadeel dat het niet mogelijk is om afhankelijk van het specifieke product, bijvoorbeeld de specifieke soort koffie, een optimale toe te voeren 10 hoeveelheid fluïdum te kiezen.

Doel van de uitvinding is aan ten minste een van de bovengenoemd nadelen tegemoet te komen.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding de pad verschaft die is gekenmerkt in dat de pad is voorzien van een spuitopening, voor het met de 15 spuitopening genereren van een straal van de drank die de pad verlaat voor het met de straal verkrijgen van de fijnbellige schuimlaag op de drank.

Aldus wordt door de pad de straal van de drank gegenereerd voor het verkrijgen van de fijnbellige schuimlaag. De houder hoeft hierdoor niet te zijn voorzien van een spuitopening voor het genereren van een straal van de 20 drank. Hierbij vormt de spuitopening een stromingsrestrictie die een stromingsweerstand voor af te geven drank vormt. Aldus is de door de spuitopening gevormde stromingsrestrictie opgenomen in de pad. De door het fluïdum ondervonden stromingsweerstand ten gevolge van de spuitopening wordt aldus bepaald door de pad.

25 Bij voorkeur kan een stromingsweerstand van de spuitopening per pad worden gevarieerd. Het is aldus mogelijk om per pad een stromingsweerstand van de spuitopening dusdanig vooraf te bepalen dat, bij gebruik van de betreffende pad, in een gegeven tijdsperiode, en bij een gegeven druk, een vooraf bepaalde hoeveelheid fluïdum door de 30 spuitopening wordt afgegeven. Het zal duidelijk zijn dat de gegeven druk 3 afhankelijk kan zijn van de door het fluïdum ondervonden stromingsweerstand ten gevolge van de spuitopening.

Aldus kan per pad de hoeveelheid met de pad te bereiden drank vooraf worden bepaald en, indien gewenst, worden afgestemd op de te 5 bereiden drank. Aldus kan een grootte van de door de spuitopening veroorzaakte stromingsweerstand voor het aan de pad toegevoerde fluïdum zijn afgestemd op bijvoorbeeld het in de pad opgenomen te extraheren en/of op te lossen product en/of de met behulp van de pad te bereiden drank.

Bij voorkeur is de omhulling voorzien van een eerste zijde en een 10 tweede zijde waarbij het product zich tussen de eerste zijde en de tweede zijde bevindt en waarbij de omhulling aan de tweede zijde althans nagenoeg ondoorlaatbaar is voor het fluïdum en de drank, waarbij de pad bij de tweede zijde van de omhulling is voorzien van de spuitopening. Bij voorkeur is de omhulling aan de eerste zijde althans ten dele uitgevoerd als een filter 15 dat doorlaatbaar is voor het fluïdum en de drank en althans nagenoeg ondoorlaatbaar is voor het product. Aldus is het mogelijk om het fluïdum via de eerste zijde aan het in de omhulling opgenomen product toe te voeren, en aan de tweede zijde in hoofdzaak uitsluitend via de spuitopening van de pad af te voeren. Hierdoor zal de stromingsweerstand die het fluïdum 20 ondervindt van de pad goed gedefinieerd zijn. Voorts wordt hierdoor verhinderd dat het product, dat wil zeggen het product in op te lossen en/of te extraheren toestand en/of het residu van het product, de omhulling verlaat.

Bij voorkeur wordt de omhulling aan de eerste zijde gevormd door 25 een eerste vel en aan de tweede zijde gevormd door een tweede vel waartussen het te extraheren en/of op te lossen product is opgenomen, waarbij de spuitopening in, aan of bij het tweede vel is aangebracht. Dit biedt het voordeel dat de pad eenvoudig kan worden vervaardigd.

Bij voorkeur omvat de pad een fluïdumverbinding tussen de 30 spuitopening en een door de omhulling omsloten ruimte. Aldus kan de in de 4 door de omhulling omsloten ruimte door extractie en/of oplossen bereide drank via de fluïdumverbinding door de spuitopening worden afgegeven in de vorm van de straal voor het verkrijgen van de fijnbellige schuimlaag op de drank.

5 In een uitvoeringsvorm omvat de spuitopening een spuitlichaam dat is voorzien van een instroomopening en een afgifteopening waarbij de instroomopening via een fluïdumverbinding met de door de omhulling omsloten ruimte is verbonden en de afgifteopening is ingericht voor het met de afgifteopening genereren van een straal van de drank. Aldus is het 10 mogelijk dat de spuitopening enige ruimtelijke uitgebreidheid heeft, bijvoorbeeld zoals een spuitmond, bijvoorbeeld voor het verschaffen van een gerichte straal van de gerede drank.

Bij voorkeur omvat de pad afstandsmiddelen die een fluïdumstroomgebied vormen dat zich tussen de spuitopening en het product 15 uitstrekt, waarbij het fluïdumstroomgebied een instroomvlak omvat, waarbij in gebruik het fluïdum en/of de drank via het instroomvlak het fluïdumstroomgebied in stroomt en via de spuitopening het fluïdumstroomgebied uit stroomt. Aldus kan de bereide drank op efficiënte wijze vanuit de ruimte waarin het product is opgenomen via het 20 fluïdumstroomgebied naar de spuitopening stromen om aldaar te worden afgegeven.

Bij voorkeur heeft het instroomvlak een oppervlakte die groter is dan een oppervlakte van de spuitopening. Aldus kan de bereide drank de ruimte waarin het product is opgenomen op zeer efficiënte wijze via het ^ 25 instroomoppervlak met de grote oppervlakte verlaten en via het fluïdumstroomgebied naar de spuitopening stromen om aldaar te worden afgegeven.

In een bijzondere uitvoeringsvorm strekt het instroomvlak zich in hoofdzaak uit over althans nagenoeg een gehele dwarsdoorsnede van de 30 omhulling waarover zich het product uitstrekt. Aldus kan de bereide drank 5 de ruimte waarin het product is opgenomen op zeer efficiënte wijze via het instroomoppervlak dat zich in hoofdzaak uitstrekt over de gehele dwarsdoorsnede van de omhulling waarover zich het product uitstrekt verlaten en via het fluïdumstroomgebied naar de spuitopening stromen om 5 aldaar te worden afgegeven.

In een uitvoeringsvorm omvatten de afstandsmiddelen een open-cel foam, een eventueel gesinterd korrelmateriaal, een gaas, ten minste een ribbe, ten minste een paaltje, een derde vel en/of een in hoofdzaak rigide lichaam. Aldus worden eenvoudig en goedkoop te vervaardigen 10 afstandsmiddelen verschaft voor het op afstand van de spuitopening houden van het product.

In een uitvoeringsvorm omvatten de afstandsmiddelen een derde vel. Het derde vel kan bijvoorbeeld, althans ten dele, op eenvoudige wijze het instroomoppervlak vormen.

15 In een bijzondere uitvoeringsvorm is de pad voorzien van opschuimmiddelen voor het onder invloed van de uit de spuitopening tredende straal vormen van de fijnbellige schuimlaag op de drank. Aldus kan de pad worden toegepast voor het bereiden van de drank met de fijnbellige schuimlaag in een drankbereidingsinrichting die op zichzelf niet 20 geschikt of ingericht is voor het verschaffen van de drank met de fijnbellige schuimlaag.

Ook heeft de uitvinding betrekking op een samenstel voorzien van een dergelijke pad en een houder voor het houden van de pad.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een 25 drankbereidingsinrichting voor het bereiden van een drank door middel van extractie en/of oplossen, waarbij de drankbereidingsinrichting is voorzien van een dergelijk samenstel, waarbij de houder is ingericht voor het vasthouden van de pad, en fluïdumtoevoermiddelen voor het onder druk naar de pad toevoeren van het fluïdum.

30 6

De uitvinding zal thans bij wijze van niet-beperkend voorbeeld nader worden toegelicht onder verwijzing naar de tekening. Hierin toont figuur la een perspectivisch aanzicht van een drankbereidingsinrichting; 5 figuur lb een perspectivisch aanzicht van de drankbereidingsinrichting uit figuur la met een open deksel; figuur lc een perspectivisch aanzicht van de drankbereidingsinrichting uit figuur la, waarbij getoond wordt hoe een houder in de inrichting kan worden geplaatst; 10 figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede van een samenstel van een houder en een pad volgens de uitvinding; figuur 3 een langsdoorsnede van de drankbereidingsinrichting uit figuren la-lc; en figuren 4a-4e een tweede tot en met zesde uitvoeringsvorm van een 15 pad volgens de uitvinding.

In de tekening verwijzen gelijke referentietekens naar gelijke onderdelen.

20 Figuren la-c tonen een perspectivisch aanzicht van een drankbereidingsinrichting 1 voor het bereiden van een drank door middel van extractie en/of oplossen. Hierbij toont figuur la de drankbereidingsinrichting 1 met een gesloten en figuren lb en lc de drankbereidingsinrichting 1 met open deksel 2. In figuren la-c gaat het 25 meer specifiek om een koffiezetapparaat 1. Het getoonde koffiezetapparaat 1 is geschikt voor het opnemen van een samenstel 4 voorzien van een pad 6 en een houder 8 (zie figuur 2). De houder 8 is ingericht voor het houden van de pad 6 en is in gebruik althans gedeeltelijk stroomafwaarts van de pad 6 geplaatst. Indien het deksel 2 wordt gesloten, wordt de houder 8 gesloten 30 middels een houderdeksel 9 (zie figuur 3). Voorts omvat het 7 koffiezetapparaat 1 een huis 12 en een voet 14, op welke voet 14 een of twee kopjes (niet getoond in de figuren) kunnen worden opgesteld tijdens het bereiden van de drank. Verder omvat het huis 12 fluïdumtoevoermiddelen 16, in dit voorbeeld een leiding (zie figuur 3), voor het naar de pad 6 5 toevoeren van een fluïdum, met name een vloeistof, in geval van het koffiezetapparaat 1 water. Voorts omvat het huis 12 opschuimmiddelen 52, in dit voorbeeld gevormd door een bufferreservoir 18, waarin in gebruiks schuim kan worden gevormd, een waterreservoir 20 en een fluïdumafgifte-eenheid 22, in dit voorbeeld een heetwaterafgifbe-eenheid, voor het uit het 10 waterreservoir 20 door de fluïdumtoevoermiddelen 16 en toevoeropeningen 24 onder druk aan de pad 6 toevoeren van het, in dit voorbeeld hete, water.

Figuur 2 toont een samenstel 54 van een houder 8 en een pad 6. Voor de duidelijkheid is in figuur 2 tevens het houderdeksel 9 getoond. Het houderdeksel 9 vormt hierin geen onderdeel van de houder 8. In figuur 2 is 15 de pad 6 in de houder 8 geplaatst voor het gebruiken van de pad.

In figuur 2 is een eerste uitvoeringsvorm van de pad 6 getoond. De pad heeft een eerste zijde 23 en een tweede zijde 25. Een door de omhulling 26 omsloten ruimte is gevuld met te extraheren en/of op te lossen product 28, in dit voorbeeld vermalen koffiebonen. De omhulling 26 is voorzien van 20 een eerste vel 30 en een tweede vel 32. Het eerste vel 30 vormt de eerste zijde 23 van de omhulling en het tweede vel 32 vormt de tweede zijde 25 van de omhulling 26. In dit voorbeeld is het eerste vel 30 bijvoorbeeld vervaardigd van filtermateriaal, zoals filtreerpapier. In figuur 2 is de pad 6 voorts voorzien van een derde vel 64. Het derde vel kan bijvoorbeeld zijn 25 vervaardigd van filtermateriaal.

In figuur 2 bevindt het product 28 zich tussen de eerst en de tweede zijde 23, 25 van de omhulling 26. In het bijzonder bevindt het product 28 zich tussen het eerste en het tweede vel 30,32. Meer in het bijzonder bevindt het product 28 zich tussen het eerste en het derde vel 30, 30 64.

8

In dit voorbeeld is de pad 6 voorts voorzien van een in hoofdzaak rigide schaaldeel 74. De pad 6 is voorts voorzien van een spuitopening 44 voor het met de spuitopening 44 genereren van een straal van de drank die de pad verlaat. De spuitopening 44 van de pad 6 is in dit voorbeeld 5 opgenomen in het schaaldeel 74. Het schaaldeel 74 is hierbij bij voorkeur althans nagenoeg ondoorlatend voor het fluïdum en de drank. In figuur 2 is de spuitopening 44 schematisch weergegeven. De spuitopening 44 kan bijvoorbeeld een spuitmond (bijvoorbeeld een buisje) omvatten. De spuitopening kan in dit voorbeeld eveneens zijn uitgevoerd als een opening 10 zoals een nozzle, bijvoorbeeld een boring, in het schaaldeel 74.

In figuur 2 is de pad 6 voorts voorzien van afetandsmiddelen 58 die een fluïdumstroomgebied 57 vormen dat zich tussen de spuitopening en het product 28 uitstrekt, waarbij het fluïdumstroomgebied 57 een instroomvlak 59 omvat, waarbij in gebruik het fluïdum en/of de drank via het 15 instroomvlak 59 het fluïdumstroomgebied 57 in stroomt en via de spuitopening 44 het fluïdumstroomgebied 57 uit stroomt. In het voorbeeld van figuur 2 wordt het instroomvlak 59 gevormd door het derde vel 64. In figuur 2 is tevens te zien dat het instroomvlak 59 een oppervlakte heeft die groter is dan een oppervlakte van de spuitopening 44. Aldus kan de drank 20 de ruimte waarin zich het product bevindt verlaten via een groter doorstroombaar oppervlak dan wanneer de drank de ruimte waarin zich het product bevindt verlaat via een doorstroombaar oppervlak ter grootte van de spuitopening. Hierdoor zal het product 28 efficiënter worden geëxtraheerd en/of opgelost. Vervolgens kan de drank door het fluïdumstroomgebied 57 in 25 hoofdzaak ongehinderd naar de spuitopening 44 stromen, zodat de drank op efficiënte wijze de pad 6 kan verlaten.

Aangezien in dit voorbeeld de afetandsmiddelen 58 het derde vel 64 omvatten, en zijn ingericht voor het op afstand van de spuitopening 44 houden van het derde vel, en daarmee het product 28, wordt tevens 30 verhinderd dat de spuitopening 44 verstopt raakt met het product, 9 bijvoorbeeld korreltjes gemalen koffie. De afstandsmiddelen 58 omvatten in dit voorbeeld een veelvoud van paaltjes 76 die in dit voorbeeld een integraal deel uitmaken van het schaaldeel 74. Het derde vel 64 rust op de toppen van de paaltjes 76. Aldus is de spuitopening 44 op afstand van het derde vel 64 5 van de omhulling 26 geplaatst. Het schaaldeel 74 en het veelvoud van paaltjes 76 kan bijvoorbeeld van een (bio-afbreekbare) kunststof zijn vervaardigd.

Verder is in figuur 2 de houder 8 getoond voor het houden van de pad 6. De houder 8 omvat in dit voorbeeld een, althans in gebruik, 10 stroomafwaarts van de pad 6 geplaatst steundeel 46 en een fluïdumdoorgang in de vorm van opening 48. In figuur 2 is de houder voorzien van een bodem met de ten minste ene opening 48. In dit voorbeeld rust de tweede zijde van de omhulling op de bodem, waarbij de spuitopening 44 zich boven of in de opening 48 bevindt zodat, in gebruik, de straal en/of 15 de drank de houder via de opening van de houder verlaat.

De pad 6 en de houder 8 vormen een samenstel dat in het koffiezetapparaat 1 plaatsbaar is, zoals ook getoond in figuur 1c. Het is natuurlijk ook mogelijk om eerst de houder 8 in het koffiezetapparaat 1 te plaatsen en hierna de pad 6 in de houder 8 te plaatsen. Na het plaatsen van 20 de houder 8 en de pad 6 in het koffiezetapparaat 1 kan het deksel 2 worden gesloten waarna het koffiezetapparaat 1 naar een gebruikstoestand kan worden gebracht.

De tot dusver beschreven drankbereidingsinrichting 1 en pad 6 kunnen volgens de volgende werkwijze worden gebruikt voor het 25 verschaffen van een drank met de fijnbellige schuimlaag.

In dit voorbeeld wordt de pad 6 in de houder 8 geplaatst voor het gebruiken van de pad. Vervolgens kan de drankbereidingsinrichting 1 worden aangeschakeld voor het bereiden van de drank, waarbij de drankbereidingsinrichting in dit voorbeeld water onder druk aan de pad 6 30 zal toevoeren voor het verkrijgen van een drank. In gebruik wordt het 10 fluïdum aan de pad 6 toegevoerd langs een door de fluïdumtoevoermiddelen 16 bepaald fluïdumstroomtraj eet. Dit toevoeren vindt onder een dusdanige druk plaats, dat de spuitopening 44 kan worden doorstroomd. Een druk tussen 1 en 7 bar is doorgaans geschikt. Meer in het bijzonder wordt een 5 druk tussen 1 en 2 bar gebruikt.

Het fluïdum wordt vanuit het reservoir 20 door de fluïdumafgifte-eenheid 22 via de fluïdumtoevoermiddelen 16 en toevoeropemngen 24 via de eerste zijde 23 van de omhulling 26 aan het product 28 in de omhulling 26 toegevoerd. In het voorbeeld van figuur 2 stroomt het fluïdum via het eerste 10 vel 30 in de pad 6. Het fluïdum doorstroomt vervolgens het product 28. Hierbij wordt uit het fluïdum en het product 28 de drank verkregen. Vervolgens zal in het voorbeeld van figuur 2 de drank via het derde vel 64 de ruimte waarin zich het product bevindt verlaten.

De drank stroomt vervolgens via het instroomvlak 59 het 15 fluïdumstroomgebied 57 in. Aldaar zal de drank, in dit voorbeeld, tussen het veelvoud van paaltjes 76 door naar de spuitopening 44 stromen. Vervolgens wordt de drank door de spuitopening 44 geperst. Hierdoor spuit de drank in de vorm van een straal van de drank uit de spuitopening 44.

In dit voorbeeld spuit de straal van koffie door de opening 48 het 20 bufferreservoir 18 in. In het bufferreservoir 18 vormt zich schuim in de koffie zoals beschreven in EP 0878158. De drankbereidingsinrichting 1 omvat in dit voorbeeld aldus de opschuimmiddelen 52, in dit voorbeeld gevormd door het bufferreservoir 18, voor het onder invloed van de uit de spuitopening 44 van de pad 6 uittredende straal vormen van de fijnbellige 25 schuimlaag op de drank. Hierna verlaat de koffie via een verdere opening 50 het koffiezetapparaat 1 om in een in de figuren niet getoond kopje de koffie met de fijnbellige schuimlaag te vormen.

Het is bijvoorbeeld ook mogelijk dat de fijnbellige schuimlaag wordt gevormd doordat de straal op een straalinslagorgaan spuit (zoals beschreven 30 in WO 03/105642) of op een geruwd oppervlak spuit (zoals beschreven in EP

11 1317200). De opschuimmiddelen 52 kunnen aldus bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, een vloeistofoppervlak, een straalinslagorgaan of een geruwd oppervlak omvatten.

Het zal duidelijk zijn dat indien in de beschreven 5 drankbereidingsinrichting 1 een op zich bekende pad wordt toegepast die geen spuitopening 44 omvat, zodat geen straal van de drank de pad verlaat, een drank zal worden bereid die in hoofdzaak vrij is van de iijnbellige schuimlaag.

Het is ook mogelijk dat, zoals getoond in figuur 2, de 10 opschuimmiddelen 52 van de drankbereidingsinrichting 1 worden gevormd door opschuimmiddelen 56 van de houder 8 voor het onder invloed van de uit de spuitopening 44 van de pad 6 uittredende straal vormen van de iijnbellige schuimlaag op de drank. De opschuimmiddelen 56 zijn in figuur 2 vormgegeven als een straalinslagorgaan. Het zal duidelijk zijn dat de 15 opschuimmiddelen 56 ook anderszins kunnen worden vormgegeven, zoals beschreven met betrekking tot de opschuimmiddelen 52 van de drankbereidingsinrichting 1. Het verschaffen van de houder met de opschuimmiddelen 56 biedt het voordeel dat het mogelijk is om met behulp van het samenstel van de houder 8 en de pad 6 in een 20 drankbereidingsinrichting de drank met de iijnbellige schuimlaag te verschaffen.

Het zal duidelijk zijn dat indien in de beschreven houder 8 een op zich bekende pad wordt toegepast die geen spuitopening 44 omvat, zodat geen straal van de drank de pad verlaat, een drank zal worden bereid die in 25 hoofdzaak vrij is van de iijnbellige schuimlaag.

Figuren 4a-4e tonen voorbeelden van pads 6 volgens de uitvinding.

Figuur 4a toont een tweede uitvoeringsvorm van een pad 6 volgens de uitvinding. De pad heeft een omhulling 26 met een eerste zijde 23 en een tweede zijde 25 die is gevuld met te extraheren en/of op te lossen product 28. 30 De omhulling 26 is voorzien van een eerste vel 30 en een tweede vel 32 die 12 elk een langsrand 34,36 hebben en die elk nabij deze langsranden 34,36. met | elkaar verbonden delen 38,40 hebben, welke delen 38,40 in deze ! | uitvoeringsvorm een ringvormige sealnaad 42 vormen.

Het eerste vel 30 is in dit voorbeeld geheel uit een filtermateriaal 5 gevormd, welk filtermateriaal geschikt is om het product 28, bijvoorbeeld de vermalen koffiebonen, in de pad 6 te houden terwijl het filtermateriaal doorlatend is voor het fluïdum. Een dergelijk filtermateriaal is bijvoorbeeld filtreerpapier. De omhulling 26 is aan de eerste zijde 23 aldus uitgevoerd als een filter dat doorlaatbaar is voor het fluïdum en de drank en althans 10 nagenoeg ondoorlaatbaar is voor het product, dat wil zeggen een barrière vormt voor het product 28 in op te lossen en/of te extraheren toestand en het residu van het product. Het zal duidelijk zijn dat het eveneens mogelijk is dat slechts een deel van het eerste vel 30 doorlatend ie voor het fluïdum, bijvoorbeeld een centraal gelegen deel dat zich in hoofdzaak tegenover de 15 spuitopening 44 bevindt.

In figuur 4a is de pad 6 is voorts voorzien van de spuitopening 44 voor het spuiten van het extract en/of de oplossing. De spuitopening 44 staat in fluïdumverbinding met de door de omhulling 26 omsloten ruimte. De spuitopening 44 kan zijn opgenomen in het tweede vel 32, waarbij het 20 tweede vel 32 nagenoeg ondoorlatend voor het fluïdum, de drank en het product is uitgevoerd. De spuitopening 44 kan tevens zijn opgenomen op of aan het tweede vel 32, waarbij het tweede vel 32 buiten de fluïdumverbinding nagenoeg ondoorlatend voor het fluïdum, de drank en het product uitgevoerd. Het tweede vel 32 zou uit een kunststof kunnen zijn 25 vervaardigd, maar ook uit een keramisch materiaal, metaal, bio- afbreekbaar kunststof of een rubber. Het tweede vel 32 kan tevens zijn vervaardigd van filtermateriaal dat, althans buiten de spuitopening 44, is voorzien van een coating die het tweede vel 32, buiten de spuitopening, nagenoeg ondoorlatend voor het water maakt. In deze uitvoeringsvorm zijn 30 het eerste en het tweede vel 30,32 onlosmakelijk met elkaar verbonden.

13

In figuur 4a is de pad 6 voorts voorzien van de afstandsmiddelen 58. In figuur 4a zijn de afstandsmiddelen 58 uitgevoerd als een lichaam 60, bijvoorbeeld een in hoofdzaak rigide lichaam, dat doorlaatbaar is voor het fluïdum en de drank en althans nagenoeg ondoorlaatbaar is voor het 5 product 28, dat wil zeggen een barrière vormt voor het product 28 in op te lossen en/of te extraheren toestand en het residu van het product. Het lichaam 60 kan bijvoorbeeld een stuk open-cel foam, een eventueel gesinterd korrelmateriaal, en/of een gaas 62 omvatten. De spuitopening 44 staat in dit voorbeeld in fluïdumverbinding met de door de omhulling omsloten ruimte 10 waarin zich het product 28 bevindt. De fluïdumverbinding wordt gevormd door het fluïdumstroomgebied 57 dat hier bijvoorbeeld wordt gevormd door de open ruimte van het open-cel foam en/of het eventueel gesinterd korrelmateriaal. In dit voorbeeld is de spuitopening 44 opgenomen in het tweede vel 32 en is het tweede vel althans nagenoeg ondoorlatend voor het 15 fluïdum en de drank uitgevoerd. Dit biedt het voordeel dat de drank, althans nagenoeg, uitsluitend via de spuitopening 44 wordt afgeven.

Het lichaam 60 bevat in het voorbeeld van figuur 4a mazen, bijvoorbeeld mazen van het open-cel foam of het gaas, of openingen van het korrelmateriaal. Een afmeting van de mazen is bij voorkeur dusdanig 20 gekozen, dat deze afmeting kleiner is dan een afmeting van het product, bijvoorbeeld een korreldiameter van het product. Aldus wordt verhinderd dat het product in of door het lichaam 60 zal doordringen. Aldus wordt verhinderd dat de spuitopening 44 verstopt zal raken met het product. Een naar het product gekeerd oppervlak van het lichaam 60 is bij voorkeur 25 groter dan een oppervlakte (in dwarsdoorsnede) van de spuitopening. Aldus kan de drank de ruimte waarin zich het product bevindt verlaten via een groter doorstroombaar oppervlak dan wanneer de drank de ruimte waarin zich het product bevindt verlaat via een doorstroombaar oppervlak ter grootte van de spuitopening.

14 j

Indien de pad getoond in figuur 4a wordt opgenomen in een houder zal, in gebruik, eveneens het fluïdum via de eerste zijde 23 van de omhulling aan het product 28 in de omhulling worden toegevoerd. Het fluïdum doorstroomt vervolgens de pad 6, en derhalve het product 28 van de eerste 5 zijde 23 naar de zich aan de tweede zijde 25 bevindende spuitopening 44.

Daarna wordt de uit het fluïdum en het product 28 verkregen drank door de spuitopening 44 geperst. Hierdoor spuit de drank in de vorm van een straal van de drank uit de spuitopening 44 voor het met de straal verkrijgen van de fijnbellige schuimlaag op de drank.

10 Figuur 4b toont een derde uitvoeringsvorm van een pad 6 volgens de uitvinding. In dit voorbeeld strekken de afetandsmiddelen 58 zich in hoofdzaak over de gehele breedte van de pad 6 uit waarover zich het product 28 ook uitstrekt. De afetandsmiddelen kunnen een lichaam 60, bijvoorbeeld een in hoofdzaak rigide lichaam, omvatten zoals beschreven aan de hand 15 van figuur 4a. De afetandsmiddelen kunnen tevens een loskorrelig materiaal omvatten. In dat geval is het van voordeel indien de pad 6 is voorzien van het derde vel 64 voor het gescheiden houden van het loskorrelige materiaal en het product 28. Het derde vel 64 kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd van filtermateriaal. Het fluïdumstroomgebied 57 wordt 20 hier bijvoorbeeld gevormd door de open ruimte van het open-cel foam en/of het eventueel gesinterd korrelmateriaal. In het voorbeeld van Fig. 4b strekt het instroomvlak 59 zich in hoofdzaak uit over althans nagenoeg een gehele dwarsdoorsnede van de omhulling 26 waarover het product 28 zich uitstrekt, zoals tevens in figuur 2 het geval is. Aldus kan de bereide drank 25 over in hoofdzaak de gehele dwarsdoorsnede van de omhulling 26 waarover het product 28 zich uitstrekt uit de ruimte waarin zich het product 28 bevindt naar het fluïdumstroomgebied 57 stromen. Dit biedt het voordeel dat de bereide drank efficiënt de ruimte waarin zich het product 28 bevindt kan verlaten en naar de spuitopening 44 kan stromen.

15

In een bijzondere uitvoeringsvorm strekt het instroomvlak 59 zich dusdanig over de dwarsdoorsnede van de omhulling 26 uit, dat er een gebied is dat in hoofdzaak ondoordringbaar is voor het fluïdum en dat zich uitstrekt tussen het instroomvlak en een buitenomtrek van de 5 dwarsdoorsnede waarover het product 28 zich uitstrekt, bijvoorbeeld tussen het instroomvlak en de ringvormige sealnaad. Aldus kan worden verhinderd dat het fluïdum zonder door het product 28 te stromen, langs het product af, door het instroomvlak 59 naar de spuitopening 44 kan stromen.

Figuur 4c toont een vierde uitvoeringsvorm van een pad 6 volgens 10 de uitvinding. In dit voorbeeld worden de afstandsmiddelen 58 gevormd door een ribbe 66 of een veelvoud van ribben 66 die in dit voorbeeld het derde vel 64 op afstand van de spuitopening 44 houden. Aldus wordt het fluïdumstroomgebied 57 gevormd door een open ruimte tussen het derde vel 64 en de spuitopening 44. In dit voorbeeld is de spuitopening 44 opgenomen 15 in het tweede vel 32 en is het tweede vel althans nagenoeg ondoorlatend voor het fluïdum en de drank uitgevoerd. Het tweede vel 32 kan in dit voorbeeld bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een in hoofdzaak rigide balcje, bijvoorbeeld van kunststof. Het derde vel 64 is in dit voorbeeld bijvoorbeeld vervaardigd van filtermateriaal.

20 Figuur 4d toont een vijfde uitvoeringsvorm van een pad 6 volgens de uitvinding. In figuur 4d omvat de spuitopening 44 een spuitlichaam 68 dat is voorzien van een instroomopening 70 en een afgifteopening 72 waarbij instroomopening 70 via een fluïdumverbinding met de door de omhulling omsloten ruimte is verbonden en de afgifteopening 72 is ingericht voor het 25 met de afgifteopening 72 genereren van een straal van de drank. In dit voorbeeld is het spuitlichaam 68 aan een buitenzede van de pad 6, in dit voorbeeld aan de tweede zijde 25, meer specifiek aan het tweede vel 32, bevestigd. De instroomopening 70 van het spuitlichaam heeft in dit voorbeeld een grotere doorsnede dan de afgifteopening 72. Aldus kan de 30 bereide drank via de grotere doorsnede van de instroomopening 70 uit de 16 omhulling 26 stromen, zodat op efficiënte wijze de drank wordt afgevoerd uit de pad 6. In dit voorbeeld is het tweede vel 32 buiten de instroomopening 70 althans nagenoeg ondoorlatend voor het fluïdum uitgevoerd. Hiertoe is het tweede vel 32 bijvoorbeeld vervaardigd van filtermateriaal en buiten de 5 instroomopening 70 voorzien van een coating die in hoofdzaak ondoordringbaar is voor het fluïdum en de drank.

Figuur 4e toont een zesde uitvoeringsvorm van een pad 6 volgens de uitvinding. In figuur 4e is de pad voorts voorzien van opschuimmiddelen 78 voor het onder invloed van de uit de spuitopening 44 van de pad 6 10 uittredende straal vormen van de fijnbellige schuimlaag op de drank. De opschuimmiddelen 78 zijn in figuur 4e vormgegeven als een geruwd oppervlak. Het zal duidelijk zijn dat de opschuimmiddelen 78 ook anderszins kunnen worden vormgegeven, zoals beschreven met betrekking tot de opschuimmiddelen 52 van de drankbereidingsinrichting 1.

15 De in figuur 4e getoonde pad kan zijn voorzien van opschuim- afstandsmiddelen 79 voor het op afstand van de opschuimmiddelen 78 houden van de spuitopening 44. De opschuim-afstandsmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als ten minste een ribbe of ten minste een paaltje. De opschuimmiddelen 78 kunnen eveneens zijn opgenomen in het in 20 hoofdzaak rigide schaaldeel 74 zoals getoond in figuur 2.

De in figuur 4e getoonde pad kan voorts zijn voorzien van afstandsmiddelen 58 die het fluïdumstroomgebied vormen dat zich tussen de spuitopening en het product uitstrekt, waarbij het fluïdumstroomgebied het instroomvlak omvat, waarbij in gebruik het fluïdum en/of de drank via 25 het instroomvlak het fluïdumstroomgebied in stroomt en via de spuitopening het fluïdumstroomgebied uit stroomt. De afstandsmiddelen 58 kunnen daartoe bijvoorbeeld zijn uitgevoerd zoals getoond in een van de figuren 2 of 4a-4d.

Bij de voorbeelden van de pad 6 getoond in de figuren 2, 4b en 4e is 30 een volume van de door de omhulling omsloten ruimte waarin het product 17 j 28 is opgenomen aanmerkelijk kleiner dan een totaal door de pad 6 ingenomen volume. Het is derhalve mogelijk dat dergelijke pads een kleinere hoeveelheid product 28 omvatten dan pads die geen of althans kleinere afstandsmiddelen omvatten. De pads met de kleinere hoeveelheid 5 product kunnen bijvoorbeeld worden toegepast voor het bereiden van dranken die in het algemeen in kleinere hoeveelheden worden bereid en/of genuttigd. Een normale consumptie koffie of thee bevat by voorkeur 90-250 ml fluïdum, bijvoorbeeld in hoofdzaak 100 ml bij Franse koffie, in hoofdzaak 122 ml bij west Europese koffie, in hoofdzaak 140 ml bij Nederlandse thee, 10 in hoofdzaak 200 ml bij Amerikaanse koffie en in hoofdzaak 240 ml bij

Engelse thee. Een kleine consumptie koffie of thee omvat bij voorkeur 15-90 ml, meer bij voorkeur in hoofdzaak 60 ml fluïdum. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de pad voor het bereiden van de kleine consumptie koffie een hoeveelheid gemalen koffie omvat die tussen 2 en 5 gram ligt. Voor het 15 bereiden van de kleinere hoeveelheid drank kan bijvoorbeeld een dwarsdoorsnede van de spuitopening kleiner worden gekozen dan de dwarsdoorsnede van een spuitopening voor het bereiden van een gebruikelijke hoeveelheid drank. Indien immers een hoeveelheid aan de pad toe te voeren fluïdum wordt geregeld op basis van een tijdsduur van een 20 periode waarin het fluïdum aan de pad wordt toegevoerd, zal de kleinere dwarsdoorsnede van de spuitopening, en de daarmee gepaard gaande grotere stromingsweerstand, er toe leiden dat in dezelfde periode een kleinere hoeveelheid fluïdum aan de pad wordt toegevoerd. Aldus kan op eenvoudige wijze de kleinere hoeveelheid drank worden bereid.

25 De normale consumptie koffie van 90-250 ml, meer in het bijzonder ongeveer 122 ml wordt bijvoorbeeld met een drankbereidingsinrichting bereid in 20-40 seconden, meer in het bijzonder in ongeveer 30 seconden. Hierbij wordt bijvoorbeeld voor het verschaffen van de fijnbellige schuimlaag een spuitopening toegepast met een dwarsdoorsnede van 0.5-2.5 30 mm2, meer in het bijzonder ongeveer 0.7 mm2. De kleine consumptie koffie 18 van 15-90 ml, meer in het bijzonder ongeveer 30 ml kan met dezelfde drankbereidingsinrichting worden bereid in 20-40 seconden, meer in het bijzonder in ongeveer 30 seconden. Hierbij wordt bijvoorbeeld voor het verschaffen van de fijnbellige schuimlaag de spuitopening toegepast met de 5 dwarsdoorsnede van 0.04-0.2 mm2, meer in het bijzonder ongeveer 0.1 mm2.

Andere dwarsdoorsneden van de spuitopening zijn echter eveneens mogelijk, bijvoorbeeld afhankelijk van de gebruikte fluïdumafgifte-eenheid.

Een koffie-pad voor het bereiden van de kleine consumptie koffie met de fijnbellige schuimlaag heeft derhalve bij voorkeur een spuitopening 10 44 met een dwarsdoorsnede van 0.04-0.2 mm2, meer bij voorkeur in hoofdzaak 0.1 mm2

In de voorbeelden is de pad geschikt voor het bereiden van een (1) consumptie drank. Het is ook mogelijk dat de pad geschikt is voor het bereiden van bijvoorbeeld twee koppen drank. Het zal duidelijk zijn dat het 15 mogelijk is dat dan de pad is voorzien van een grotere spuitopening, bijvoorbeeld een tweemaal zo grote spuitopening. Het is echter ook mogelijk dat voor het bereiden van twee koppen drank niet de grootte van de spuitopening wordt aangepast, maar bijvoorbeeld een tijdsduur gedurende welke het fluïdum aan de pad wordt toegevoerd.

20 De uitvinding beperkt zich geenszins tot de hier beschreven uitvoeringsvormen. Zo is het mogelijk een uitvoeringsvorm te voorzien waarbij niet het gehele eerste vel uit een filtermateriaal is vervaardigd. Ook is een uitvoeringsvorm mogelijk, waarbij het omhulsel is gevormd uit een frame en een aantal in het frame aangebrachte vellen.

25 In de voorbeelden omvat de pad een spuitopening. Het is ook mogelijk dat de pad een veelvoud van spuitopeningen omvat voor het met het veelvoud van spuitopeningen genereren van een straal of een veelvoud van stralen van de drank die de pad verlaat voor het met de ten minste ene straal verkrijgen van de fijnbellige schuimlaag op de drank. Daarbij is het 19 mogelijk dat de pad is ingericht voor het uitsluitend via de ten minste ene spuitopening afgeven van de drank.

Het is voorts mogelijk dat de pad hervulbaar is uitgevoerd, bijvoorbeeld doordat, althans een deel van, het eerste en/of tweede vel 5 losmaakbaar van een restgedeelte van de pad 6 is uitgevoerd, en/of doordat de pad is voorzien van een ventiel voor het hervullen van de pad met een product.

In de voorbeelden omvat het product in de omhulling van de pad gemalen koffie. Het is tevens mogelijk dat de pad andere te extraheren en/of 10 op te lossen producten omvat, zoals theebladeren voor het bereiden van thee. Hierdoor behoeft bij het, bijvoorbeeld geautomatiseerd, vullen van de pad geen rekening gehouden te worden met het type pad dat wordt gebruikt om te worden gevuld met een specifiek te extraheren en/of op te lossen product.

15 Al dergelijke variaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding, zoals verwoord in de conclusies, te liggen.

f 03 2 292

Claims

1. Pad met een omhulling gevuld met te extraheren en/of op te lossen product, waarbij, in gebruik, een fluïdum zoals water onder druk aan de pad wordt toegevoerd, zodat het fluïdum door de pad wordt geperst voor het verkrijgen van een drank die de pad vervolgens verlaat, met het kenmerk, 5 dat de pad is voorzien van een spuitopening, voor het met de spuitopening genereren van een straal van de drank die de pad verlaat voor het met behulp van de straal verkrijgen van de fijnbellige schuimlaag op de drank.

2. Pad volgens conclusie 1, waarbij de omhulling is voorzien van een eerste zijde en een tweede zijde waarbij het product zich tussen de eerste 10 zijde en de tweede zijde bevindt en waarbij de omhulling aan de tweede zijde althans nagenoeg ondoorlaatbaar is voor het fluïdum en de drank, waarbij de pad bij de tweede zijde van de omhulling is voorzien van de spuitopening.

3. Pad volgens conclusie 2, waarbij de omhulling aan de eerste zijde 15 althans ten dele is uitgevoerd als een filter dat doorlaatbaar is voor het fluïdum en de drank en althans nagenoeg ondoorlaatbaar is voor het product.

4. Pad volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de spuitopening doorlaatbaar is voor het fluïdum en de drank en althans 20 nagenoeg ondoorlaatbaar is voor het product.

5. Pad volgens een der conclusies 2-4, waarbij de omhulling aan de eerste zijde wordt gevormd door een eerste vel en aan de tweede zijde wordt gevormd door een tweede vel, waarbij de spuitopening in, aan of bij het tweede vel is aangebracht. 25 1 03 2 292

6. Pad volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de pad een fluïdumverbinding omvat tussen de spuitopening en een door de omhulling omsloten ruimte.

7. Pad volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de j 5 spuitopening een spuitlichaam omvat dat is voorzien van een instroomopening en een afgifteopening waarbij de instroomopening via een fluïdumverbinding met de door de omhulling omsloten ruimte is verbonden en de afgifteopening is ingericht voor het met de afgifteopening genereren van een straal van de drank.

8. Pad volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de pad afstandsmiddelen omvat die een fluïdumstroomgebied vormen dat zich tussen de spuitopening en het product uitstrekt, waarbij het fluïdumstroomgebied een instroomvlak omvat, waarbij in gebruik het fluïdum en/of de drank via het instroomvlak het fluïdumstroomgebied in 15 stroomt en via de spuitopening het fluïdumstroomgebied uit stroomt.

9. Pad volgens conclusie 8, waarbij het instroomvlak een oppervlakte heeft die groter is dan een oppervlakte van de spuitopening.

10. Pad volgens conclusie 8 of 9, waarbij het instroomvlak zich in hoofdzaak uitstrekt over althans nagenoeg een gehele dwarsdoorsnede van 20 de omhulling waarover zich het product uitstrekt.

11. Pad volgens een der conclusies 8-10, waarbij de afstandsmiddelen een open-cel foam, een eventueel gesinterd korrelmateriaal, een gaas, ten minste een ribbe en/of ten minste een paaltje, omvatten.

12. Pad volgens een der conclusies 8-11, waarbij de afstandsmiddelen 25 een derde vel omvatten.

13. Pad volgens conclusie 8 en 12, waarbij de afstandsmiddelen zijn ingericht voor het op afstand van de spuitopening houden van het derde vel.

14. Pad volgens een der conclusies 8-13, waarbij de afstandsmiddelen een in hoofdzaak rigide lichaam omvatten.

15. Pad volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de pad is voorzien van opschuimmiddelen voor het onder invloed van de uit de spuitopening tredende straal vormen van de fijnbellige schuimlaag op de drank.

16. Pad volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een stromingsweerstand van de spuitopening per pad kan worden gevarieerd.

17. Pad volgens conclusie 16, waarbij de stromingsweerstand wordt afgestemd op het te extraheren en/of op te lossen product en/of op de met behulp van de pad te bereiden drank.

18. Pad volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de omhulling tussen 2 en 5 gram gemalen koffie omvat.

19. Pad volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de pad is ingericht voor het bereiden van één of twee consumpties van de drank.

20. Samenstel voorzien van een pad volgens één der voorgaande 15 conclusies en een houder voor het houden van de pad.

21. Samenstel volgens conclusie 20, waarbij de houder is voorzien van een bodem met ten minste één opening waarbij, in gebruik, de omhulling rust op de bodem, waarbij de spuitopening zich boven of in de opening bevindt zodat de straal de houder via de opening van de houder verlaat.

22. Samenstel volgens conclusie 20 of 21, waarbij de houder is voorzien van opschuimmiddelen voor het onder invloed van de uit de spuitopening van de pad uittredende straal vormen van de fijnbellige schuimlaag op de drank.

23. Drankbereidingsinrichting voor het bereiden van een drank door 25 middel van extractie en/of oplossen, waarbij de drankbereidingsinrichting is voorzien van een samenstel volgens een der conclusies 20-22, en fluïdumtoevoermiddelen voor het onder druk naar de pad toevoeren van het fluïdum.

24. Drankbereidingsinrichting volgens conclusie 23, waarbij de 30 inrichting verder is voorzien van opschuimmiddelen voor het onder invloed van de uit de spuitopening van de pad uittredende straal vormen van de fijnbellige schuimlaag op de drank.

25. Gebruik van een pad volgens één der conclusies 1-19, een samenstel volgens een der conclusie 20-22, en/of een 5 drankbereidingsinrichting volgens conclusie 23 of 24 voor het bereiden van een drankje. j 1 03 2 292