NL9420041A - Apparatus and method for measuring the density of a formation. - Google Patents

Apparatus and method for measuring the density of a formation. Download PDF

Info

Publication number
NL9420041A
NL9420041A NL9420041A NL9420041A NL9420041A NL 9420041 A NL9420041 A NL 9420041A NL 9420041 A NL9420041 A NL 9420041A NL 9420041 A NL9420041 A NL 9420041A NL 9420041 A NL9420041 A NL 9420041A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
borehole
radiation
collimator
counting pulses
short
Prior art date
Application number
NL9420041A
Other languages
Dutch (nl)
Other versions
NL194350C (en
NL194350B (en
Inventor
Ronald L Spross
Thomas Burnett
Original Assignee
Baroid Technology Inc
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Baroid Technology Inc filed Critical Baroid Technology Inc
Publication of NL9420041A publication Critical patent/NL9420041A/en
Publication of NL194350B publication Critical patent/NL194350B/en
Application granted granted Critical
Publication of NL194350C publication Critical patent/NL194350C/en

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01VGEOPHYSICS; GRAVITATIONAL MEASUREMENTS; DETECTING MASSES OR OBJECTS; TAGS
    • G01V5/00Prospecting or detecting by the use of ionising radiation, e.g. of natural or induced radioactivity
    • G01V5/04Prospecting or detecting by the use of ionising radiation, e.g. of natural or induced radioactivity specially adapted for well-logging
    • G01V5/08Prospecting or detecting by the use of ionising radiation, e.g. of natural or induced radioactivity specially adapted for well-logging using primary nuclear radiation sources or X-rays
    • G01V5/12Prospecting or detecting by the use of ionising radiation, e.g. of natural or induced radioactivity specially adapted for well-logging using primary nuclear radiation sources or X-rays using gamma or X-ray sources
    • G01V5/125Prospecting or detecting by the use of ionising radiation, e.g. of natural or induced radioactivity specially adapted for well-logging using primary nuclear radiation sources or X-rays using gamma or X-ray sources and detecting the secondary gamma- or X-rays in different places along the bore hole
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01VGEOPHYSICS; GRAVITATIONAL MEASUREMENTS; DETECTING MASSES OR OBJECTS; TAGS
    • G01V5/00Prospecting or detecting by the use of ionising radiation, e.g. of natural or induced radioactivity
    • G01V5/04Prospecting or detecting by the use of ionising radiation, e.g. of natural or induced radioactivity specially adapted for well-logging
    • G01V5/08Prospecting or detecting by the use of ionising radiation, e.g. of natural or induced radioactivity specially adapted for well-logging using primary nuclear radiation sources or X-rays
    • G01V5/12Prospecting or detecting by the use of ionising radiation, e.g. of natural or induced radioactivity specially adapted for well-logging using primary nuclear radiation sources or X-rays using gamma or X-ray sources

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • High Energy & Nuclear Physics (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Geophysics (AREA)
  • Geophysics And Detection Of Objects (AREA)
  • Analysing Materials By The Use Of Radiation (AREA)

Description

Inrichting en werkwijze voor het meten van de dichtheid van een formatieApparatus and method for measuring the density of a formation

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijzen voor het meten van radioactieve emissies in een boorgat-milieu. Meer in het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een instrument voor in een boorgat en een werkwijze voor het verbeteren van de nauwkeurigheid van dergelijke metingen en in het bijzonder op de meting van de dichtheid van formaties.The present invention relates to an apparatus and methods for measuring radioactive emissions in a borehole environment. More particularly, the present invention relates to a downhole instrument and a method for improving the accuracy of such measurements, and in particular to measuring the density of formations.

Metingen van de dichtheid van een formatie worden gewoonlijk gebruikt voor het berekenen van de porositeit van de formatie. Met behulp van de porositeit van de formatie en andere gemeten waarden, b.v. de soortelijke weerstand van de formatie, kan een olie- of gasput worden geëvalueerd. Verder maakt de porositeitsinformatie met betrekking tot een reservoir de schatting van andere bruikbare bepalingen, zoals het aantal te winnen vaten olie, mogelijk. Met dergelijke informatie kan de oliewinningsoperator nauwkeurige beslissingen nemen met betrekking tot de ontwikkeling of de produktie van het reservoir.Density measurements of a formation are commonly used to calculate the porosity of the formation. Using the porosity of the formation and other measured values, e.g. the resistivity of the formation, an oil or gas well can be evaluated. Furthermore, the porosity information regarding a reservoir allows the estimation of other useful determinations, such as the number of barrels of oil to be recovered. With such information, the oil extraction operator can make accurate decisions regarding the development or production of the reservoir.

Dichtheidsregistratie is gebaseerd op de detectie van afgezwakte gammastralen, die zijn uitgezonden uit een radioactieve bron. Nadat de gammastralen uit de bron doordringen in het boorgat en de formatie, wordt een fractie van de verstrooide gammastralen geteld met behulp van gammastralingsdetectoren. De verstrooiing die de gammastralen ondervinden na de emissie uit de bron en vóór de detectie houdt verband met de massadichtheid van de formatie. Meer in het bijzonder staat het aantal aldus verstrooide gammastralen in exponentieel verband met de elektronendichtheid van de formatie. Daar de nucleaire emissie uit een radioactieve bron een willekeurige maar probabilistische gebeurtenis is, moet het gemiddelde aantal telpulsen over een tijdsduur worden genomen die lang genoeg is om een aantal telpulsen te verkrijgen, dat voldoende is voor een statistisch nauwkeurige meting van het aantal telpulsen.Density recording is based on the detection of attenuated gamma rays emitted from a radioactive source. After the gamma rays penetrate from the source into the borehole and the formation, a fraction of the scattered gamma rays are counted using gamma radiation detectors. The scattering experienced by the gamma rays after emission from the source and before detection is related to the mass density of the formation. More specifically, the number of gamma rays so scattered has an exponential relationship to the electron density of the formation. Since the nuclear emission from a radioactive source is a random but probabilistic event, the average number of counts must be taken over a period of time long enough to obtain a number of counts, which is sufficient for a statistically accurate measurement of the number of counts.

Metingen van de dichtheid van een formatie, uitgevoerd tijdens draad-registratie-bewerkingen door een dichtheidsinrichting door een boorgat te trekken, via een elektriciteitsdraad zijn reeds tientallen jaren beschikbaar. Bij deze bewerkingen kan een dichtheidsinrichting, die een bron van radioactieve gammastralen en gewoonlijk twee gammastralingsdetectoren bevat, in het boorgat uit het midden worden ge- bracht, zodat de detectoren in direkt contact staan met de rand van het boorgat. Als de detectoren niet in contact staan met de wand heeft de boormodder een sterke storende invloed op de meting. Gewoonlijk oefent een hulparm of veer voor dit doeleinde een decentrerende kracht uit op de inrichting. Om een nauwkeurige meting te krijgen wordt de gedecentreerde registratie-inrichting bij voorkeur met een snelheid die laag genoeg is voor een compensatie van de tel-statistieken, b.v. 0,15 m/s, door het boorgat getrokken.Density measurements of a formation made during wire recording operations by drawing a density device through a borehole through an electrical wire have been available for decades. In these operations, a density device, which contains a source of radioactive gamma rays and usually two gamma radiation detectors, can be centered in the borehole so that the detectors are in direct contact with the edge of the borehole. If the detectors are not in contact with the wall, the drilling mud has a strong disturbing influence on the measurement. Usually, an auxiliary arm or spring exerts a decentering force on the device for this purpose. In order to obtain an accurate measurement, the decentralized recording device is preferably operated at a speed low enough to compensate for the counting statistics, e.g. 0.15 m / s drawn through the borehole.

Ondanks de decentrerende kracht kan het contact tussen de inrichting en de wand van het boorgat worden verbroken door een modderkoek, welke vaak wordt opgebouwd op een permeabele formatie. Om voor deze vaak optredende situatie te corrigeren, worden de tel-metingen van de detector die zich het dichtst bij de bron bevindt {de korte-afstand-detector) en van de verste detector (de lange-afstand-detector) gecombineerd, zodat een nauwkeuriger waarde wordt verkregen. Hiervoor kan een kern-en-ribbe-grafiek worden gebruikt, waarin lange-afstand- en korte-afstand-telpulsen tegen elkaar worden uitgezet voor verschillende calibratie-materialen en voor verschillende afstanden tussen de detectoren en de formatie.Despite the decentralizing force, contact between the device and the borehole wall can be broken by a mud cake, which is often built up on a permeable formation. To correct for this frequently occurring situation, the count measurements from the detector closest to the source {the short-range detector) and the farthest detector (the long-range detector) are combined, so that a more accurate value is obtained. For this, a core and rib chart can be used, plotting long-distance and short-distance counting pulses against each other for different calibration materials and for different distances between the detectors and the formation.

Meer recent zijn inrichtingen voor het meten-tijdens-het-boren (MWD) gebruikt voor het uitvoeren van de meting van de dichtheid van formaties. De elektronica van de dichtheid-inrichting en de gamma-detectoren (zowel de korte-afstand- als de lange-afstand-detector) kunnen zijn aangebracht in een stabiliseerblad, dat is bevestigd aan een zwaarstang in het onderste gedeelte van de boorkolom in de buurt van de boorkop. Het stabiliseerblad verplaatst boormodder in de annulus van het boorgat en brengt vensters met lage dichtheid, radiaal naar buiten van de stralingsbron en detectoren geïnstalleerd, in contact met de aardformatie. Tijdens het roterend boren roteert de MWD-inrichting gewoonl.ijk met een snelheid van een of twee omwentelingen per seconden. Om te compenseren voor de statistiek zijn de meettijden van de gegevens bij de MWD-inrichting langer dan die bij de draad-dichtheid-inrichting, en liggen gewoonlijk in het traject van ongeveer 30 seconden.More recently, measurement-in-drilling (MWD) devices have been used to measure the density of formations. The electronics of the density device and the gamma detectors (both the short-range and the long-range detector) may be mounted in a stabilizing blade, which is attached to a heavy rod in the lower part of the drill string nearby of the drill chuck. The stabilizing blade displaces drilling mud in the annulus of the borehole and brings low density windows, radially outward from the radiation source and detectors installed, into contact with the earth formation. During rotary drilling, the MWD device normally rotates at a speed of one or two revolutions per second. To compensate for the statistic, the measurement times of the data at the MWD device are longer than those at the wire density device, and are usually in the range of about 30 seconds.

Tijdens het boren kan het contact tussen het stabiliseerblad en de wand van het boorgat verloren gaan. Als de stabiliseerbladen voor het boorgat dezelfde diameter hebben als de boorput, kan worden aangenomen dat het contact met de wand tijdens de meetduur van 30 secon- den constant is. Het is echter bekend dat de boorgaten vaak aanzienlijk groter zijn dan de afmeting van de kop en dat deze vergroting gelijktijdig met of zeer kort na het passeren van de boorkop kan plaatsvinden. Dit verlies van contact beïnvloedt de dichtheidsmeting, zodat de gedetecteerde schijnbare dichtheid groter of kleiner is dan de werkelijke dichtheid, afhankelijk van de relatieve dichtheden van de boorgat-vloeistof en de formatie.The contact between the stabilizing blade and the wall of the borehole may be lost during drilling. If the borehole stabilizer blades are the same diameter as the wellbore, it can be assumed that contact with the wall is constant over the 30 second measurement period. However, it is known that the drill holes are often considerably larger than the size of the head and that this enlargement can take place simultaneously with or very shortly after the drill head has passed. This loss of contact affects the density measurement, so that the apparent density detected is greater or less than the actual density depending on the relative densities of the borehole fluid and the formation.

Als een vergroting van het boorgat heeft plaatsgevonden op het moment dat het gat met de MWD-inrichting wordt opgemeten, kan in het algemeen worden verwacht dat een meting, die 30 seconden duurt, gegevens van alle mogelijke afstanden van het stabiliseerblad tot de wand van het boorgat omvat. Hierdoor worden fouten geïntroduceerd in de gebruikelijke compensatie-techniek, waarbij de berekende dicht-heidsrespons van de korte- en lange-afstand-detectoren worden vergeleken. Tijdens de meetduur wordt het aantal telpulsen op lineaire wijze geaccumuleerd voor de verschillende boorgat-afstanden, die men tegenkomt tijdens de meting. De respons van de inrichting op de afstand van de wand van het boorgat tot de sensoren van de inrichting is echter logaritmisch. Derhalve zal de gecompenseerde respons van de inrichting op de vergroting van het boorgat een progressieve fout bevatten als de grootte van het boorgat toeneemt. Er zijn verschillende werkwijzen ontwikkeld om deze problemen te behandelen.If an enlargement of the borehole has taken place when the hole is measured with the MWD device, it can generally be expected that a measurement lasting 30 seconds will provide data of all possible distances from the stabilizing blade to the wall of the borehole. This introduces errors into the conventional compensation technique, comparing the calculated density response of the short and long range detectors. During the measurement period, the number of counting pulses is accumulated in a linear fashion for the different borehole distances encountered during the measurement. However, the response of the device to the distance from the borehole wall to the sensors of the device is logarithmic. Therefore, the compensated response of the device to the borehole enlargement will contain a progressive error as the borehole size increases. Several methods have been developed to treat these problems.

In U.S. octrooischrift 5-017-778, verleend aan P.D. Wraight, wordt een werkwijzen en inrichting beschreven voor het bepalen van het gemiddelde van opeenvolgende metingen, welke bij voorkeur twee keer zo snel worden genomen als het toerental van het boren, alsook de standaarddeviatie van de opeenvolgende metingen. Deze berekeningen worden gecombineerd, teneinde uitgangssignalen volgens de variaties in de dwarsdoorsnede-configuratie van het boorgat te verschaffen en indicaties te verschaffen die representatief zijn voor de gewenste formatie-kenmerken alsook de configuratie van het boorgat. Deze werkwijze gaat uit van het theoretische verband tussen het gemiddelde en de standaarddeviatie onder omstandigheden waarbij er een constant contact bestaat tussen de inrichting en de wand van het boorgat. Onder deze omstandigheden is de theoretische waarde vein de standaarddeviatie vrijwel hetzelfde als de gemeten standaarddeviatie. Als het gat echter een grote diameter heeft, zodat het contact tussen de inrichting en de wand van het boorgat varieert, veroorzaakt het verband tussen de af- stand van de inrichting en het aantal telpulsen een divergentie tussen de gemeten standaarddeviatie en de theoretische waarde daarvan. Er wordt een correctie uitgevoerd bij het gemiddelde aantal telpulsen, gebaseerd op het verschil tussen de gemeten en de theoretische standaarddeviaties .In U.S. U.S. Patent 5-017-778, issued to P.D. Wraight, a method and apparatus is described for determining the average of successive measurements, which are preferably taken twice as fast as the speed of drilling, as well as the standard deviation of the successive measurements. These calculations are combined to provide outputs according to the variations in the borehole cross-sectional configuration and to provide indications representative of the desired formation characteristics as well as the borehole configuration. This method assumes the theoretical relationship between the mean and the standard deviation under conditions where there is constant contact between the device and the borehole wall. Under these conditions, the theoretical value of the standard deviation is almost the same as the measured standard deviation. However, if the hole has a large diameter so that the contact between the device and the borehole wall varies, the relationship between the distance of the device and the number of count pulses causes a divergence between the measured standard deviation and its theoretical value. A correction is made to the average number of counts, based on the difference between the measured and theoretical standard deviations.

Daar de correctie, die wordt toegepast op het gemiddelde, is afgeleid van de standaarddeviatie van de opeenvolgende metingen, hangt de nauwkeurigheid van de werkwijze af van de symmetrie van de werkelijke verdeling van de monsters rond het gemiddelde. De nauwkeurigheid van de correctie neemt in die mate af, dat de werkelijke verdeling asymmetrisch rond het gemiddelde ligt. Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat de verdeling van het aantal telpulsen asymmetrisch rond het gemiddelde ligt. Voor stabiele, dynamische situaties is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat deze worden opgesteld voor een groot traject van combinaties van toerental en gewicht op de kop, waarbij de as van de inrichting beweegt. Deze beweging is vaak in de vorm van een zich herhalend patroon in het gat en kan de verdeling van de opeenvolgende metingen rond het gemiddelde aanzienlijk beïnvloeden. In een dergelijk geval is het, afhankelijk van het type en de mate van "ronddraaien’' of beweging van de as van de inrichting zelf, mogelijk dat de volledige omtrek van het boorgat zelfs niet een keer wordt afgetast gedurende de gehele meetperiode, zoals wordt vereist door de werkwijze volgens Wraight, teneinde te waarborgen dat zinvolle uit voergegevens worden verkregen. Het is thans moeilijk om deze situaties in werkelijk tijd te regelen zonder de aanwezigheid van extra sensoren beneden in het gat, omdat het optreden daarvan niet detecteerbaar hoeft te zijn door middel van oppervlakte-metingen.Since the correction applied to the mean is derived from the standard deviation of the successive measurements, the accuracy of the method depends on the symmetry of the actual distribution of the samples around the mean. The accuracy of the correction decreases to such an extent that the actual distribution is asymmetrically around the mean. There are several factors that cause the distribution of the number of counts to be asymmetrical around the mean. For example, for stable, dynamic situations, it is not uncommon for these to be set up for a wide range of speed and weight combinations on the head, with the axis of the device moving. This movement is often in the form of a repeating pattern in the hole and can significantly affect the distribution of successive measurements around the mean. In such a case, depending on the type and degree of "spinning" or movement of the shaft of the device itself, the entire perimeter of the borehole may not even be scanned once during the entire measurement period, such as required by the Wraight method to ensure that meaningful output data is obtained It is currently difficult to control these situations in real time without the presence of additional sensors down the hole, since their occurrence need not be detectable by by means of surface measurements.

Een andere factor die een asymmetrische verdeling van de gegevens kan veroorzaken is het feit dat het effect van de dichtheid op het aantal getelde gammastralen uitermate niet-lineair is. Als de inrichting bijvoorbeeld aan de "lage" kant van een elliptisch gat blijft, zal de inrichting langer in contact staan met de wand van het boorgat dan wanneer de inrichting aan de "lage” kant van een rond gat blijft. Vanwege het uitermate niet-lineaire effect op het aantal telpulsen zal de verdeling van de opeenvolgende metingen asymmetrisch zijn.Another factor that can cause an asymmetric distribution of the data is the fact that the effect of the density on the number of gamma rays counted is extremely non-linear. For example, if the device remains on the "low" side of an elliptical hole, the device will be in contact with the borehole wall longer than if the device remains on the "low" side of a round hole. linear effect on the number of counting pulses, the distribution of the successive measurements will be asymmetrical.

In U.S. octrooischrift 5·091·644, verleend aan D.C. Minette, wordt een werkwijze beschreven voor het analyseren van gegevens uit een meten-tijdens-het-boren-inrichting voor het evalueren van een formatie, om het roteren van de registratie-inrichting te compenseren. Het ontvangen signaal wordt onderverdeeld, bij voorkeur in vier delen. Tijdens het roteren van de inrichting passeren de detectoren snel door deze vier kwadranten. Elke keer als ze een grens passeren wordt de teller verhoogd en wijst deze naar het volgende kwadrant. De gegevens worden dus in vier spectra verdeeld, die elk gedurende een kwart van de totale bepalingstijd zijn verkregen. Om de sector te bepalen waarin de inrichting werkzaam is, wordt de uitvoer van een extra sensor, zoals een inclinometer of een magnetometer, gebruikt. Minette vermeld tevens dat een akoestische boorgat-aftaster kan worden gebruikt om het boorgat in deze secties (b.v. kwadranten) te verdelen, gebaseerd op de afstand in die secties.In U.S. U.S. Patent 5,091,644, issued to D.C.Minette, describes a method of analyzing data from a measurement-during-drilling device for evaluating a formation to compensate for rotation of the recording device. The received signal is subdivided, preferably into four parts. As the device rotates, the detectors quickly pass through these four quadrants. Each time they cross a boundary, the counter is incremented and points to the next quadrant. Thus, the data is divided into four spectra, each obtained over a quarter of the total assay time. To determine the sector in which the device operates, the output of an additional sensor, such as an inclinometer or a magnetometer, is used. Minette also mentions that an acoustic borehole scanner can be used to divide the borehole into these sections (e.g., quadrants) based on the distance in those sections.

Als de inrichting in een perfect rond gat is gecentreerd, zal de afstand die de inrichting ondervindt in elke sector hetzelfde zijn en zal het aantal telpulsen, dat in elke sector wordt geaccumuleerd, hetzelfde zijn. Als de as van de inrichting echter niet op een lijn ligt met de as van het boorgat, zal dit niet het geval zijn en zal de afstand voor verschillende sectoren verschillend zijn. Het geaccumuleerde aantal telpulsen in elke sector zal dus verschillend zijn, waarbij het aantal telpulsen in de sector of sectoren, die overeenkomen met de minimale waarde van de afstand, degene zijn met de beste kwaliteit voor het bepalen van de dichtheid van de formatie.If the device is centered in a perfectly round hole, the distance encountered by the device will be the same in each sector and the number of counting pulses accumulated in each sector will be the same. However, if the axis of the device is not aligned with the axis of the borehole, this will not be the case and the spacing will be different for different sectors. Thus, the accumulated number of counts in each sector will be different, with the number of counts in the sector or sectors corresponding to the minimum value of the distance being the best quality for determining the density of the formation.

Evenals bij de beschrijving van Wraight is er bij de techniek van Minette de impliciete aanname, dat de as van de inrichting tijdens de meting een vaste oriëntatie houdt in het gat. Er bestaat echter geen eenvoudig en betrouwbaar mechanisme om de as van de inrichting op een vaste plaats in het boorgat te houden. Het is dus zeer waarschijnlijk dat een beweging van de as van de inrichting rond het boorgat zal optreden in een vertikaal of vrijwel vertikaal gat. De mogelijkheid van een dergelijke beweging verdwijnt nooit volledig, zelfs niet in een sterk afwijkend gat. Verder is er, vanwege de plaats van de dicht-heid-sensoren in het blad-gedeelte van de inrichting, een toegenomen waarschijnlijkheid van een dergelijke beweging van de as van de inrichting, als het blad in contact komt met de wand van het boorgat.As with Wraight's description, in Minette's technique there is an implicit assumption that the axis of the device maintains a fixed orientation in the hole during measurement. However, there is no simple and reliable mechanism for holding the shaft of the device in a fixed location in the borehole. Thus, it is very likely that movement of the axis of the device around the borehole will occur in a vertical or near vertical hole. The possibility of such a movement never completely disappears, even in a very different hole. Furthermore, due to the location of the density sensors in the blade portion of the device, there is an increased probability of such movement of the axis of the device as the blade contacts the borehole wall.

Daar wordt aangenomen dat de sectoren of kwadranten in het gat zijn gefixeerd, is het gevolg van de axiale beweging of translatie dat er een minder dan optimale correlatie, of mogelijk helemaal geen correlatie, is tussen de sectoren waarvan wordt verwacht dat deze consis- tent en op een al stand van ae mricnting zijn. nucwci uc van een akoestisch aftaster-signaal, om het signaal in bins te verdelen, gebaseerd op een gemiddelde afstand, het probleem enige mate kan lenigen, bestaat er nog steeds het probleem van het opslaan van de gegevens voor het correcte kwadrant, wanneer wordt aangenomen dat de sectoren regelmatig en na elkaar arriveren. Tijdens de beweging van de as van de inrichting zal dezelfde positie van de inrichting, die is geassocieerd met de sectoren en kwadranten, niet noodzakelijkerwijs regelmatig en na elkaar optreden. Als er dus geen opheffing mogelijk is van het na elkaar opslaan van gegevens, kunnen de gegevens dus asymmetrisch zijn als de as van de inrichting niet gefixeerd is, zelfs als een sorteersignaal van een akoestische aftaster wordt toegepast.Since the sectors or quadrants are believed to be fixed in the hole, the axial movement or translation results in a less than optimal correlation, or possibly no correlation at all, between the sectors expected to be consistent and be on a state of affairs. nucwci uc of an acoustic scanning signal, to divide the signal into bins, based on an average distance, can mitigate the problem to some extent, there is still the problem of storing the data for the correct quadrant, when assumed that the sectors arrive regularly and in succession. During the movement of the axis of the device, the same position of the device associated with the sectors and quadrants will not necessarily occur regularly and sequentially. Thus, if no sequential data storage can be canceled, the data may be asymmetrical if the axis of the device is not fixed, even if an acoustic sensor sorting signal is used.

Bij een andere werkwijze, die betrekking heeft op draad-registra-tie met een dichtheid-inrichting met een enkele detector, wordt in U.S. octrooischrift 3-321.627, verleend aan C.W. Tittle, een gecolli-meerde bron en detector-opstelling voor een dichtheid-inrichting met een enkele detector beschreven. Het concept van het collimeren, dat in dit octrooischrift wordt beschreven, voorkomt dat de meting wordt beïnvloed door boorgat-vloeistoffen, door de bron en de detector zodanig te collimeren, dat de gammastralen waarschijnlijker in de formatie worden gericht. De inrichting heeft een bron-collimeerinrichting voor het richten van een kleine straal van gammastralen met een vaste hoek in het materiaal waarvan de dichtheid wordt bepaald. De inrich ting bevat tevens een detector-collimeerinrichting voor het beperken van de toegankelijkheid van gammastralen naar de gammastraal-detector tot die gammastralen, die worden verstrooid en verlopen binnen een smalle vaste hoek, die binnen de formatie de kleine straal van gammastralen met een vaste hoek uit de bron kruist. In een artikel van Hearst en Nelson uit 1985. getiteld Well Logging for Physical Properties, worden de verwante concepten van dichtheidsmetingen, en in het bijzonder dichtheidsmetingen met enkelvoudige verstrooiing, besproken.In another method, which relates to wire recording with a single detector density device, U.S. Pat. U.S. Patent 3,321,627 issued to C.W. Tittle, a collated source and detector arrangement for a single detector density device, has been described. The concept of collimation described in this patent prevents the measurement from being affected by borehole fluids by collimating the source and detector such that the gamma rays are more likely to be directed into the formation. The device has a source collimator for directing a small beam of fixed angle gamma rays into the material whose density is determined. The device also includes a detector collimator for limiting the accessibility of gamma rays to the gamma ray detector to those gamma rays that are scattered and traverse within a narrow fixed angle, which within the formation is the small radius of fixed angle gamma rays. crosses from the source. A 1985 article by Hearst and Nelson entitled Well Logging for Physical Properties discusses the related concepts of density measurements, and in particular single scatter density measurements.

Er blijft echter behoefte bestaan aan een verbeterde werkwijzen en inrichting voor het nauwkeuriger meten van de straling in een boor-put-milieu, waarmee de problemen, die men tegenkwam met inrichtingen uit de stand der techniek waarmee dergelijke metingen werden uitgevoerd, inclusief de slechte nauwkeurigheid van metingen die zijn genomen op verschillende afstanden van de wand van het boorgat, worden overwonnen. Deskundigen hebben lang naar deze uitvinding, die oplos- singen verschaft waarmee deze en andere problemen in hoofdzaak worden gelenigd, gezocht en zullen deze appreciëren.However, there remains a need for an improved methods and apparatus for more accurately measuring the radiation in a wellbore environment, addressing the problems encountered with prior art devices making such measurements, including poor accuracy measurements taken at different distances from the borehole wall are overcome. Experts have long sought and will appreciate this invention, which provides solutions that substantially alleviate these and other problems.

De onderhavige uitvinding verschaft een werkwijze voor het bepalen van ten minste een kenmerk van een aardformatie die wordt gepenetreerd door een boorgat met een lengte-as. Een eerste gerichte stralingssensor wordt aangebracht in het boorgat naast de aardformatie, voor het detecteren van het aantal telpulsen dat een indicatie is van de straling die wordt ontvangen uit de aardformatie. De detector kan van een type zijn dat gevoelig is voor verschillende soorten straling of emissies, zoals gammastralen en/of neutronen, en voor verschillende energie-trajecten van die straling of emissies. De eerste gerichte stralingssensor wordt geroteerd met een rotatiesnelheid met een enkele rotatie-periode en het aantal gedetecteerde telpulsen wordt opgeslagen tijdens de rotatie voor een totale meetperiode. De uitdrukking "enkele rotatie-periode", zoals hierin gebruikt, betekent niet dat de snelheid van de boorkolom constant is, maar heeft betrekking op de rotatie-periode voor een rotatie van de inrichting in het boorgat. Deze enkele of ene rotatie kan echter als constant worden beschouwd met betrekking tot de bemonsteringsperiode tijdens die ene rotatie van de inrichting. De totale bemonsteringsperiode is langer dan twee keer de enkelvoudige rotatieduur. De stap van het opslaan van het aantal telpulsen omvat het opslaan van het aantal telpulsen voor elke reeks van korte metingen die worden uitgevoerd tijdens de gehele bemonsteringsperiode. Elk van de korte metingen worden voor een kort tijds-segment genomen. Het korte tijdssegment is korter dan de helft en bij voorkeur korter dan een kwart van de enkelvoudige rotatieduur. Een veelvoud van bins wordt gedefinieerd als een functie van ten minste een gedeelte van de verdeling van het aantal telpulsen van de tijdens elke korte periode gedetecteerde telpulsen. Het opgeslagen aantal telpulsen wordt bij voorkeur teruggehaald en een gemiddeld aantal telpulsen van de totale bemonsteringsperiode wordt bepaald uit het gedurende een reeks van korte metingen gedetecteerde aantal telpulsen. Elk van de korte metingen wordt vervolgens gesorteerd in een van bij voorkeur ten minste drie bins, waarbij elke bin grenzen heeft die zijn gedefinieerd als een functie van de gemiddelde waarde van het aantal telpulsen, voor het verschaffen van een indicatie, die nauwkeurig representatief is van het kenmerk van de aardformatie waarin wordt gemeten.The present invention provides a method of determining at least one feature of an earth formation that is penetrated through a longitudinal axis borehole. A first directional radiation sensor is placed in the borehole next to the earth formation, to detect the number of count pulses indicative of the radiation received from the earth formation. The detector may be of a type sensitive to different types of radiation or emissions, such as gamma rays and / or neutrons, and to different energy ranges of that radiation or emissions. The first directional radiation sensor is rotated at a rotational speed with a single rotation period and the number of counts detected is stored during the rotation for a total measurement period. The term "single rotation period" as used herein does not mean that the drill string speed is constant, but refers to the rotation period for a rotation of the downhole device. However, this single or one rotation can be considered constant with respect to the sampling period during that one rotation of the device. The total sampling period is longer than twice the single rotation time. The step of storing the number of counting pulses includes storing the number of counting pulses for each series of short measurements performed during the entire sampling period. Each of the short measurements are taken for a short time segment. The short time segment is less than half and preferably less than a quarter of the single rotation duration. A plurality of bins is defined as a function of at least a portion of the distribution of the number of counts of the counts detected during each short period. The stored number of counts is preferably retrieved and an average number of counts of the total sampling period is determined from the number of counts detected during a series of short measurements. Each of the short measurements is then sorted into one of preferably at least three bins, each bin having limits defined as a function of the average value of the number of counts, to provide an indication that is accurately representative of the characteristic of the earth formation in which is measured.

De werkwijze omvat bij voorkeur het positioneren van een stra-lingsbron in het boorgat en het positioneren van een eerste gerichte sensor, die axiaal dichter in de buurt is van de stralingsbron dan een tweede gerichte stralingssensor. De straling die wordt gedetecteerd door de eerste gerichte sensor wordt geblokkeerd, zodat in hoofdzaak wordt voorkomen dat straling uit de aardformatie, uit een radiale richting die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengte-as van het boorgat, door de eerste gerichte sensor wordt ontvangen.The method preferably includes positioning a radiation source in the borehole and positioning a first directional sensor axially closer to the radiation source than a second directional radiation sensor. The radiation detected by the first directional sensor is blocked so that radiation from the earth formation, from a radial direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the borehole, is substantially prevented from being received by the first directional sensor.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat een korte-afstand-detector en een lange-afstand-detector voor het onderzoeken van de eigenschappen van aardformaties rond een boorgat, welke worden bestraald met straling uit een stralingsbron. De inrichting omvat bij voorkeur een in hoofdzaak rond lichaam met een lengte-as, die in hoofdzaak co-axiaal is aan het boorgat. Een detector-collimeerinrich-ting voor de korte afstand wordt, op een eerste afstand van de stralingsbron, in het ronde lichaam aangebracht en wordt gevuld met een materiaal dat vrijwel transparant is voor de straling. De detector-collimeerinrichting voor de korte afstand heeft een korte-afstand-dwarsdoorsnede, die wordt begrensd door een vlak dat de collimeer-inrichting kruist, en evenwijdig is aan en de lengte-as bevat, waarbij een eerste kant van de korte-afstand-dwarsdoorsnede, die zich het verste van de stralingsbron bevindt, wordt gericht, zodat een eerste scherpe hoek met de lengte-as wordt gevormd, waardoor de straling, die door de detector voor de korte afstand uit een richting, die in hoofdzaak loodrecht op de lengte-as van de inrichting staat, wordt ontvangen, wordt beperkt. Een detector-collimeerinrichting voor de lange afstand wordt op een tweede afstand van de stralingsbron in het ronde lichaam aangebracht. De detector-collimeerinrichting voor de lange afstand is in hoofdzaak gemaakt van een materiaal dat in hoofdzaak transparant is voor de straling. De detector-collimeerinrichting voor de lange afstand heeft een wand die zich radiaal naar buiten uitstrekt vanaf de detector voor de lange afstand, voor het doorgeven van straling in een richting die in hoofdzaak loodrecht is op de lengte-as van de inrichting.The apparatus of the present invention includes a short range detector and a long range detector for examining the properties of earth formations around a borehole irradiated with radiation from a radiation source. The device preferably includes a generally round body with a longitudinal axis that is substantially co-axial to the borehole. A short-range detector collimator is mounted at a first distance from the radiation source in the round body and is filled with a material which is substantially transparent to the radiation. The short-range detector collimator has a short-distance cross-section, which is delimited by a plane crossing the collimator, and is parallel to and contains the longitudinal axis, with a first side of the short-distance cross-section, which is furthest from the radiation source, is oriented so that a first acute angle to the longitudinal axis is formed, which allows the radiation passing through the detector for the short distance from a direction that is substantially perpendicular to the longitudinal axis of the device is received, is limited. A long-range detector collimator is mounted a second distance from the radiation source in the round body. The long-range detector collimator is made essentially of a material that is substantially transparent to the radiation. The long range detector collimator has a wall extending radially outward from the long range detector to transmit radiation in a direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the device.

De werkwijze omvat het verschaffen van een onregelmatige boorgat-vlag om te bepalen wanneer correcties voor een onregelmatige grootte van het gat moeten worden uitgevoerd. Hiervoor worden het opgeslagen aantal telpulsen opgeroepen en worden het gemiddelde van het totale aantal telpulsen en de gemeten standaarddeviatie van het aantal tel-pulsen bepaald voor het aantal telpulsen dat is gedetecteerd tijdens elke reeks van korte metingen. De standaarddeviatie van het totale aantal gemeten telpulsen wordt vergeleken met de theoretische standaarddeviatie, die wordt berekend uit het gemiddelde van het totale aantal telpulsen, en er wordt een signaal voor een onregelmatige boor-gat-vlag geproduceerd als de standaarddeviatie van het totale aantal gemeten telpulsen meer dan gespecificeerd van de berekende standaarddeviatie afwijkt. De correctie zelf wordt echter niet bepaald door de gemeten standaarddeviatie.The method includes providing an irregular borehole flag to determine when to make corrections for an irregular hole size. To do this, the stored number of counts is recalled, and the average of the total number of counts and the measured standard deviation of the number of counts are determined for the number of counts detected during each series of short measurements. The standard deviation of the total number of counted pulses is compared to the theoretical standard deviation, which is calculated from the average of the total number of counts, and an irregular borehole flag signal is produced as the standard deviation of the total number of counted pulses deviates more than specified from the calculated standard deviation. However, the correction itself is not determined by the measured standard deviation.

Een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding verschaft, voor het positioneren, een akoestische boorgat-aftaster in het boorgat, in lijn met de eerste gerichte stralingssensor, voor het ontvangen van akoestische signalen, die functioneel in verband staan met de afstand van de eerste gerichte stralingssensor tot de aardfor-matie in het boorgat. Er wordt een reeks van korte metingen uitgevoerd en elk van deze metingen wordt gesorteerd in ten minste twee bins. De bin-grenzen worden bepaald door de afstand die is gedetecteerd door de aftaster, ongeacht de volgorde waarin de reeks van metingen werd uitgevoerd. Gegevens in ten minste een van de veelvoud van bins wordt bewaard.Another embodiment of the present invention provides, before positioning, a downhole acoustic borehole sensor, aligned with the first directional radiation sensor, for receiving acoustic signals functionally related to the distance from the first directional radiation sensor earthing in the borehole. A series of short measurements are taken and each of these measurements is sorted into at least two bins. The bin boundaries are determined by the distance detected by the scanner, regardless of the order in which the series of measurements was performed. Data in at least one of the multiple bins is kept.

De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding omvat bij voorkeur het vormen van de collimeerinrichting voor de korte afstand, voor het doorvoeren van een gedeelte van de gammastralen naar de detector voor de korte afstand, zodat een eerste azimutale breedte van een gedeelte van de collimeerinrichting voor de korte afstand kleiner is dan ongeveer van de diameter van de behuizing voor de inrichting. De collimeerinrichting voor de lange afstand is bij voorkeur uitgevoerd met een azimutale breedte die groter is dan ten minste drie keer de eerste azimutale breedte van het gedeelte van de collimeerinrichting voor de korte afstand.The method of the present invention preferably includes forming the short-range collimator to pass a portion of the gamma rays to the short-range detector such that a first azimuthal width of a portion of the short-range collimator distance is less than about the diameter of the housing for the device. The long-range collimator is preferably constructed with an azimuthal width greater than at least three times the first azimuthal width of the portion of the short-range collimator.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde werkwijze voor het bepalen van de porositeit door het corrigeren van het aantal stralingstelpulsen dat wordt gedetecteerd door boorgat-inrichtingen.An object of the present invention is to provide an improved method of determining the porosity by correcting the number of radiation count pulses detected by borehole devices.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het vergroten van het afstandstraject waarvoor de gecorrigeerde dichtheid betrekkelijk nauwkeurig is.Another object of the present invention is to increase the distance range for which the corrected density is relatively accurate.

Een kenmerk van de onderhavige uitvinding is een werkwijze voor het sorteren van het aantal gedetecteerde telpulsen tijdens korte metingen, gebaseerd op het gemiddelde van de korte metingen tijdens een veel langere bemonsteringstijd.A feature of the present invention is a method of sorting the number of detected counts during short measurements based on the average of the short measurements over a much longer sampling time.

Een ander kenmerk van de onderhavige uitvinding is een detector-collimeerinrichting voor het verkrijgen van nauwkeuriger correctie-informatie voor de kern en ribbe voor inrichtingen voor het meten van de dichtheid van een formatie.Another feature of the present invention is a detector collimator for obtaining more accurate correction information for the core and rib for formation density measuring devices.

Een voordeel van de onderhavige uitvinding is het feit dat de werkwijze voor het corrigeren van de informatie van het aantal stra-lingstelpulsen, ongeacht de beweging van de as van de meetinrichting tijdens het boren, werkzaam is.An advantage of the present invention is the fact that the method of correcting the information of the number of radiation count pulses is effective regardless of the movement of the axis of the measuring device during drilling.

Een ander voordeel van de onderhavige uitvinding is een werkwijze voor het corrigeren vein de informatie met betrekking tot het aantal stralingstelpulsen dat werkzaam is, zelfs hoewel de respons van de formatie naar de detectoren logaritmisch verandert.Another advantage of the present invention is a method of correcting the information regarding the number of radiation count pulses operating even though the response of the formation to the detectors changes logarithmically.

Andere kenmerken en beoogde voordelen van de onderhavige uitvinding worden duidelijk met betrekking tot de volgende gedetailleerde beschrijving en begeleidende tekeningen.Other features and intended advantages of the present invention become apparent with respect to the following detailed description and accompanying drawings.

Fig. 1 is een aanzicht van een meten-tijdens-het-boren-inrichting volgens de onderhavige uitvinding in een boorgat;Fig. 1 is a view of a measuring-during-drilling device according to the present invention in a borehole;

Fig. 2 is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een collimeerinrich-ting-schema volgens de onderhavige uitvinding;Fig. 2 is a cross-sectional view of a collimator scheme according to the present invention;

Fig. 3 is een dwarsdoorsnede-aanzicht van een ander collimeer-inrichting-schema volgens de onderhavige uitvinding;Fig. 3 is a cross-sectional view of another collimating device scheme according to the present invention;

Fig. 4 is een dwarsdoorsnede langs de lijn 4-4 van fig. 3;Fig. 4 is a cross-sectional view along line 4-4 of FIG. 3;

Fig. 5 is een dwarsdoorsnede langs de lijn 5”5 van fig. 3;Fig. 5 is a cross-sectional view along line 5 "5 of FIG. 3;

Fig. 6 is een dwarsdoorsnede langs de lijn 6-6 van fig. 3;Fig. 6 is a cross-sectional view taken along line 6-6 of FIG. 3;

Fig. 7 is een dwarsdoorsnede langs de lijn 7~7 van fig. 3;Fig. 7 is a cross-sectional view taken along line 7-7 of FIG. 3;

Fig. 8 is een kern-ribbe-grafiek volgens de onderhavige uitvinding;Fig. 8 is a core rib chart of the present invention;

Fig. 9 is een andere kern-ribbe-grafiek volgens de onderhavige uitvinding;Fig. 9 is another core-rib graph according to the present invention;

Fig. 10 is een grafiek van de dichtheidscorrectie volgens de onderhavige uitvinding.Fig. 10 is a graph of density correction according to the present invention.

Hoewel de onderhavige uitvinding wordt beschreven met betrekking tot de uitvoeringsvormen die thans de voorkeur hebben, zal het duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding niet daartoe wordt beperkt. In tegenstelling daarmee wordt beoogd dat deze alle alternatieven, modificaties en equivalenten, zoals deze worden omvat door de geest van de onderhavige uitvinding en zoals gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies, omvat.While the present invention is described with respect to the presently preferred embodiments, it will be understood that the present invention is not limited thereto. In contrast, it is intended to encompass all alternatives, modifications and equivalents as encompassed by the spirit of the present invention and as defined in the appended claims.

De onderhavige uitvinding verschaft een verbeterde werkwijze en inrichting voor het bepalen van ten minste een kenmerk van een aard-formatie waarin een boorgat wordt geboord en omvat meer in het bijzonder technieken en inrichtingen die in staat zijn tot het verkrijgen van nauwkeurige stralingsmetingen, welke een indicatie zijn voor de dichtheid van de formatie. Dichtheidsmetingen, die zijn uitgevoerd door middel van meten-tijdens-het-boren-technieken (MWD), kunnen worden gecorrigeerd, teneinde de boor-operator betrouwbaarder informatie te verschaffen.The present invention provides an improved method and apparatus for determining at least one feature of an earth formation in which a borehole is drilled and more particularly includes techniques and devices capable of obtaining accurate radiation measurements, which are indicative are for the density of the formation. Density measurements, which are made by measuring-during-drilling techniques (MWD), can be corrected to provide the drill operator with more reliable information.

In de tekeningen, en meer in het bijzonder in de figuren 1-3« wordt een inrichting of apparaat 10 voor het meten van de dichtheid van een formatie getoond. Bij voorkeur zijn zowel een stralingsbron als een paar detectoren in schoep 11 van zwaarstang 13, dat gewoonlijk een buisvormig lichaam is, aangebracht. Zwaarstang 13 is gewoonlijk schroefsgewijs aan boorkolom 15 bevestigd, die kan worden geroteerd zodat kop 17 op een gebruikelijke wijze ronddraait en door een aard-formatie 19 boort, waarbij boorgat 21 met wand 23 wordt gevormd. Zwaarstang 13 omvat bij voorkeur twee of meer additionele schoepen, zoals schoep 22. Zwaarstang 13 kan op verschillende plaatsen langs de boorkolom 15 zijn aangebracht, maar bevindt zich bij voorkeur in de buurt van kop 17. zodat metingen worden verschaft die zo dicht mogelijk in de buurt van het gedeelte van het boorgat 21 onmiddellijk boven de kop worden genomen.In the drawings, and more particularly in Figures 1-3 «, a device or apparatus 10 for measuring the density of a formation is shown. Preferably, both a radiation source and a pair of detectors are provided in blade 11 of heavy rod 13, which is usually a tubular body. Heavy rod 13 is usually screwed to drill string 15, which can be rotated so that head 17 rotates in a conventional manner and drills through an earth formation 19, forming borehole 21 with wall 23. Heavy rod 13 preferably includes two or more additional blades, such as blade 22. Heavy rod 13 may be located at various locations along drill string 15, but is preferably located near head 17. to provide measurements as close as possible to the near the portion of the borehole 21 immediately above the head.

Inrichting 10 omvat een lange-afstand-(verre) detector 12, een korte-afstand (dichtbij) detector 14 en een stralingsbron 16, die elk in het algemeen in de figuren 2 en 3 worden getoond. De stralingsbron 16 is bij voorkeur een bron van het type cesium-137· Een lange-af-stand-collimeerinrichting 18, een korte-afstand-collimeerinrichting 20 en een bron-collimeerinrichting 24, zoals schematisch getoond in fig. 1, zijn radiaal naar buiten van respectievelijk de detectoren en de bron 12, 14 en 16, zoals hierna meer gedetailleerd wordt besproken, aangebracht. Onderdelen zoals schild 28, busvormige boorgat-voering 30 en buitenste voering 36 kunnen zijn gemaakt van een materiaal met grote dichtheid, zoals lood of wolfraam, om te voorkomen dat gamma- stralen op een andere dan beoogde wijze van bron 16 naar de detectoren 12 of 1*4 gaan. Schokdempend materiaal bij 33. 35 en 37. zoals getoond in fig. 3, en op andere plaatsen kan worden gebruikt voor het beschermen van de detectoren tegen een overmaat aan trilling. Het elektroni-ca-pakket 39, zoals dit in het algemeen wordt getoond in fig. 2, kan een geheugen, een spanningstoevoer, regulatoren, een overdrachts-schakeling en andere componenten voor het bedrijven van de inrichting, zoals hieronder toegelicht, omvatten.Device 10 includes a long-range (far) detector 12, a short-range (close) detector 14 and a radiation source 16, each of which is generally shown in Figures 2 and 3. The radiation source 16 is preferably a cesium-137 type source. A long-range collimator 18, a short-range collimator 20, and a source collimator 24, as shown schematically in FIG. 1, are radial to outside of the detectors and source 12, 14 and 16, respectively, as discussed in more detail below. Parts such as shield 28, sleeve bore liner 30, and outer liner 36 may be made of a high density material, such as lead or tungsten, to prevent gamma rays from source 16 to detectors 12 or other than intended. 1 * 4 go. Shock absorbing material at 33, 35 and 37 as shown in Fig. 3, and elsewhere can be used to protect the detectors from excessive vibration. The electronics package 39, as generally shown in Fig. 2, may include a memory, a voltage supply, regulators, a transfer circuit and other components for operating the device, as explained below.

De primaire dichtheidssensor in een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting 10 is een lange-afstand-detector 12. Voor de lange-af-stand-detector 12 verandert het aantal telpulsen, ontvangen uit een aardformatie 19 wanneer deze uit bron 16 met gammastralen wordt bestraald, logaritmisch met de elektronendichtheid van de aardformatie 19. Als de inrichting 10 zich echter niet tegen de wand 23 van het boorgat bevindt, is de afstand of randopening 32 gevuld met een interveniërende boorgat-vloeistof 26, die de door de detector 12 ontvangen gammastralen, en dus de dichtheidsmeting, beïnvloedt. Dit resulteert in een schijnbare dichtheid die, afhankelijk van de relatieve dicht heden van de boorgat-vloeistof en de formatie, groter of kleiner is dan de werkelijke dichtheid.The primary density sensor in a preferred embodiment of the device 10 is a long-range detector 12. For the long-range detector 12, the number of counting pulses received from an earth formation 19 when irradiated from source 16 with gamma rays changes logarithmically. with the electron density of the earth formation 19. However, if the device 10 is not against the borehole wall 23, the distance or edge opening 32 is filled with an intervening borehole fluid 26, which receives the gamma rays received by the detector 12, and thus the density measurement. This results in an apparent density which, depending on the relative densities of the borehole fluid and the formation, is greater or less than the actual density.

Voor het verschaffen van een afstandscorrectie wordt bij voorkeur een korte-afstand-detector 1*4 gebruikt. Met de kortere afstand en andere factoren, zoals hierna besproken, wordt een grotere gevoeligheid met betrekking tot de breedte van de opening 32 (ook de afstand van de inrichting genoemd) verkregen dan wanneer alleen de lange-af-stand-detector 12 wordt gebruikt. De lange-afstand-detector 12 en de korte-afstand-detector 1*4 worden bij voorkeur zodanig gecalibreerd, dat ze beide dezelfde schijnbare dichtheid geven als de afstand nul is, d.w.z. als er geen opening 32 is. Als de afstand echter toeneemt vanaf nul, resulteren de verschillende responsen van de twee detectoren op interveniërende boorgat-vloeistof in verschillende dichtheden die door de twee detectoren worden gedetecteerd.Preferably, a short range detector 1 * 4 is used to provide a distance correction. With the shorter distance and other factors discussed below, greater sensitivity to the width of the aperture 32 (also called the distance from the device) is obtained than when using only the long-range detector 12. The long range detector 12 and the short range detector 1 * 4 are preferably calibrated such that they both give the same apparent density when the distance is zero, i.e. when there is no gap 32. However, as the distance increases from zero, the different responses of the two detectors to intervening borehole fluid result in different densities detected by the two detectors.

Het gedrag van de twee detectoren bij afstand wordt vaak weergegeven als een kern-en-ribbe-grafiek, zoals getoond in de figuren 8 en 9. In deze grafiek wordt in hoofdzaak de respons van de lange-afstand-detector 12, uitgezet tegen de respons van de korte-afstand-detector 1*4 voor verschillende materialen, afstanden en dichtheden van de boorgat-vloeistof, weergegeven. Fig. 8 geeft in het algemeen de kern- en de ribbe-lijnen, gedefinieerd door de responsen van de dicht-bijzijnde (korte) en de (lange) detectoren, weer. Fig. 9 toont de respons van de inrichting voor verschillende materialen met verschillende afstanden. Hoewel fig. 9 de schijnbare dichtheid volgens de dichtbij-detector, uitgezet met betrekking tot de schijnbare dichtheid volgens de verre-detector 12, toont, kan deze grafiek ook het aantal telpulsen volgens de dichtbij-dichtheidsdetector 14 versus het aantal telpulsen volgens de verre detector 12 weergeven. De gecorrigeerde waarden van de dichtheid kunnen op een uit de stand der techniek bekende wijze worden verkregen, door een punt op een ribbe, of een geïnterpoleerde ribbe, gedefinieerd door de respons van de twee detectoren, te vinden, en de ribbe terug te volgen naar de kern, die gewoonlijk met een schaal (niet getoond) is gecalibreerd, teneinde de gecorrigeerde dichtheid weer te geven. Bij het toenemen van de afstand gaat de grafiek van de ribbe uiteindelijk terug naar de kern, waarbij de beide detectoren dezelfde dichtheid geven, hetgeen de juiste dichtheid van de boorgat-vloeistof is.The behavior of the two detectors by distance is often represented as a core and rib graph, as shown in Figures 8 and 9. This graph mainly plots the response of the long range detector 12 against the response of the short range detector 1 * 4 for different materials, distances and densities of the borehole fluid. Fig. 8 generally depicts the core and rib lines defined by the responses of the nearest (short) and (long) detectors. Fig. 9 shows the response of the device for different materials with different distances. Although Fig. 9 shows the apparent density according to the near detector plotted with respect to the apparent density according to the far detector 12, this graph can also show the number of counts according to the near-density detector 14 versus the number of counts according to the far detector. 12. The corrected density values can be obtained in a manner known in the art, by finding a point on a rib, or an interpolated rib, defined by the response of the two detectors, and tracing the rib back to the core, which is usually calibrated with a scale (not shown), to represent the corrected density. As the distance increases, the graph of the rib eventually returns to the core, with both detectors giving the same density, which is the correct density of the borehole fluid.

Figuur 10, die is afgeleid uit de kern-en-ribbe-grafieken, kan gewoonlijk worden gebruikt voor het verschaffen van een correctie, door op de vertikale as het verschil tussen de gecorrigeerde of ware dichtheid en de dichtheid volgens de lange-afstand-detector 12 (d.w.z. de afstandscorrectie) uit te zetten. Op de horizontale as wordt het verschil in dichtheden, gedetecteerd door de lange-afstand-detector 12 en de korte-afstand-detector 14, uitgezet. Voor een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het gedrag van de afstandscorrectie zodanig, dat de correctie kan worden beschreven door middel van een polynomenfunctie van één variabele (het verschil in de dichtbij- en verre schijnbare dichtheden) voor afstanden tot ongeveer 2,5 cm en voor moddergewichten tot ongeveer 2,0 kilogram/liter.Figure 10, which is derived from the core and rib charts, can usually be used to provide a correction, showing on the vertical axis the difference between the corrected or true density and the density according to the long range detector 12 (ie distance correction). On the horizontal axis, the difference in densities detected by the long-range detector 12 and the short-range detector 14 is plotted. For a preferred embodiment of the present invention, the behavior of the distance correction is such that the correction can be described by a polynomial function of one variable (the difference in the near and far apparent densities) for distances up to about 2.5 cm and for mud weights up to about 2.0 kilograms / liter.

Bij afstanden van meer dan 2,5 centimeter begint de korte-afstand-detector 14 verzadigd te raken, waarbij deze alleen modder ziet (gammastralen waarneemt die alleen een respons op modder zijn). De nauwkeurigheid van de detectie-meting bij minder dan 2,5 centimeter hangt af van verschillende factoren, zoals de collimeerinrichtingen, die de respons van de inrichting voor afstanden van minder dan 2,5 centimeter verbeterd. De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt gebruikt voor het verschaffen van een indicatie voor de situatie van uitermate grote afstanden, waar de kern-ribbe-correctietechniek verslechterd, maar waarbij toch een verbeterde werkwijze wordt verschaft voor het vergroten van het afstandstraject waarin de gecorrigeerde dichtheid betrekkelijk nauwkeurig is. Daarnaast kan een akoestische aftaster worden gebruikt voor verschillende doeleinden, zoals het controleren van de grootte van het boorgat vóór het aanbrengen van een bekisting en het bepalen van het volume van het boorgat, en dus de benodigde hoeveelheid cement, om de bekisting op zijn plaats te cementeren. Terwijl de inrichting volgens de onderhavige uitvinding dus een nauwkeuriger afstandscorrectie tussen nul en 2,5 centimeter verschaft, vergroot de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding effectief het afstandstraject waarin de waarde van de dichtheid nauwkeurig kan worden gecorrigeerd.At distances greater than 2.5 centimeters, the short-range detector 14 begins to saturate, seeing only mud (detects gamma rays that are only responses to mud). The accuracy of the detection measurement at less than 2.5 centimeters depends on various factors, such as the collimators, which improve the response of the device for distances less than 2.5 centimeters. The method of the present invention is used to provide an indication of the situation of extremely long distances, where the core-rib correction technique deteriorates, yet providing an improved method for increasing the distance range in which the corrected density is relatively is accurate. In addition, an acoustic scanner can be used for a variety of purposes, such as checking the size of the borehole before formwork and determining the volume of the borehole, and thus the amount of cement needed, to secure the formwork in place. cementing. Thus, while the device of the present invention provides a more accurate distance correction between zero and 2.5 centimeters, the method of the present invention effectively increases the distance range in which the density value can be accurately corrected.

Met behulp van de indicatie (vlag) volgens de onderhavige uitvinding is het dus mogelijk om te bepalen of de correctie-werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, zoals hierna besproken, moet worden gebruikt. Bij voorkeur worden van kern-en-ribbe afgeleide correctie-grafieken, verkregen uit meetgegevens die gedurende een lange tijd zijn verzameld, gebruikt, tenzij de meetgegevens anderzijds dienen te worden gecorrigeerd als gevolg van een vergroting van het boorgat, die in een afstand van meer dan ongeveer 2,5 centimeter resulteert. De indicatie volgens de onderhavige uitvinding verschaft een eenvoudige werkwijze om te detecteren wanneer een dergelijke correctie gewenst wordt.Thus, using the indication (flag) of the present invention, it is possible to determine whether to use the correction method of the present invention, as discussed below. Preferably, core-and-rib-derived correction graphs, obtained from measurement data collected over a long period of time, are used, unless the measurement data, on the other hand, has to be corrected due to an enlargement of the borehole, which is at a distance of more than about an inch. The indication of the present invention provides a simple method of detecting when such correction is desired.

Als de vergroting van het boorgat 21 is opgetreden tijdens het meten van de schijnbare dichtheid van de formatie 19 door het apparaat of de inrichting 10, kan in het algemeen worden verwacht dat een meting, die in een periode van 30 seconden (gewoonlijk een tijdsduur die veel rotaties van de boorkolom 15 omvat) wordt uitgevoerd, gegevens omvat van aanzienlijk variërende afstanden van de stabiliseerschoep 11, die zich op een afstand van de wand 23 van het boorgat bevindt. Deze variërende afstand introduceert een fout in de op de kern-ribbe gebaseerde compensatie-schema's of andere gebruikelijke schema s, waarin de berekende dichtheid-respons van de twee detectoren wordt vergeleken, daar deze schema's zijn gebaseerd op geïsoleerde responsen van de twee detectoren op statische situaties. Tijdens de bemonste-ringsperiode wordt het aantal telpulsen op een lineaire manier geïntegreerd of geaccumuleerd voor de verschillende afstanden 26 in het boorgat, welke men tegenkomt tijdens de meting. De respons op het aantal telpulsen van inrichting 10 voor een groot aantal statische, mogelijk willekeurige, metingen zal dus lineair worden gecombineerd. Echter is, zoals hiervoor besproken, de respons van de inrichting 10 op de afstand van de aardformatie logaritmisch. Zonder een andere correctie dan een correctie van het kern-ribbe-type zal de fout van de gecompenseerde respons van inrichting 10 dus progressief toenemen bij een toename van de grootte van het boorgat 21 ten opzichte van de uitwendige effectieve diameter van de inrichting 10. Hoewel het mogelijk is dat de inrichting enige mate van de extra grootte van het boorgat nauwkeurig corrigeert, kan het gat een zodanige diameter krijgen, dat de kern-sibbe-correctie van de gemiddelde waarden niet meer voldoet.If the augmentation of the borehole 21 has occurred while measuring the apparent density of the formation 19 by the device or device 10, it can generally be expected that a measurement taken over a period of 30 seconds (usually a period of time that many rotations of the drill string 15) is performed, includes data of significantly varying distances from the stabilizing blade 11, which is spaced from the wall 23 of the borehole. This varying distance introduces an error in the core-rib based compensation schemes or other conventional schemes comparing the calculated density response of the two detectors as these schemes are based on isolated responses of the two detectors to static situations. During the sampling period, the number of counting pulses is linearly integrated or accumulated for the different distances 26 in the borehole encountered during the measurement. Thus, the response to the number of counts of device 10 for a large number of static, possibly random, measurements will be linearly combined. However, as discussed above, the response of the device 10 to the distance from the earth formation is logarithmic. Thus, without a correction other than a core-rib type correction, the error of the compensated response of device 10 will progressively increase as the size of the borehole 21 increases with respect to the external effective diameter of the device 10. Although it is possible that the device accurately corrects some degree of the extra size of the borehole, the hole can be so sized that the core sibbe correction of the mean values is no longer sufficient.

Bij de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt derhalve snel bemonsteren toegepast, om de bemonsteringsperiode te verkorten tot het punt waar het snelle bemonsteren veel korter is dan de enkelvoudige rotatie-periode van de inrichting 10 of de boorkolom 15. De kortere bemonsteringsperiode omvat dan gegevens van een veel groter traject van afstanden (d.w.z. gegevens van slechts een gedeelte van de rotatie van de inrichting 10) en zal dientengevolge veel nauwkeuriger een correcte ribbe op een kern-en-ribbe-grafiek volgen. Vanwege de korte bemonsteringsperioden zal de statistische ruis in de gegevens echter significant toenemen, en dus zal de nauwkeurigheid van de correctie op basis van de kern-en-ribbe-grafiek statistische ruis bevatten. Zelfs met de statistische ruis voor bemonsteringsintervallen zo kort als 50 of 100 milliseconden is de variatie in het aantal telpulsen tussen afstand nul en grote afstanden (b.v. afstanden van meer dan ongeveer 2,5 centimeter, waarvoor de kern-ribbe-correctie niet meer geldt) groot genoeg, zodat onderscheid kan worden gemaakt tussen deze situaties. Omdat de dichtheid van de formatie tijdens een enkele rotatie van de inrichting 10 niet significant verandert, kan elke statistisch significante verandering in het aantal telpulsen (dat wil zeggen een verandering die groter is dan de gebruikelijke variatie, welke het gevolg is van de willekeurige aard van nucleaire gebeurtenissen) worden toegeschreven aan de variatie van de afstand tussen de inrichting 10 en de formatie 19·Thus, the method of the present invention uses rapid sampling to shorten the sampling period to the point where the rapid sampling is much shorter than the single rotation period of the device 10 or the drill string 15. The shorter sampling period includes data from a much wider range of distances (ie data from only a portion of the rotation of the device 10) and will consequently follow a correct rib on a core and rib plot much more accurately. However, due to the short sampling periods, the statistical noise in the data will increase significantly, and so the accuracy of the correction based on the core and rib chart will contain statistical noise. Even with the statistical noise for sampling intervals as short as 50 or 100 milliseconds, the variation in the number of counts between distance is zero and long distances (eg distances greater than about 2.5 centimeters, for which the core-rib correction no longer applies) large enough so that a distinction can be made between these situations. Since the density of the formation does not change significantly during a single rotation of the device 10, any statistically significant change in the number of counting pulses (i.e., a change greater than the usual variation may be due to the random nature of nuclear events) are attributed to the variation of the distance between the device 10 and the formation 19

Voor een standaardgrootte van het gat zal de inrichting altijd in contact staan met de wand van het boorgat. In dit geval zal de enige variatie in de telpulsen tijdens een bepaalde meetperiode het gevolg zijn van herkende variaties in het aantal nucleaire telpulsen, die voldoen aan Poisson-statistieken. Voor gaten met een grotere afmeting corresponderen verschillende korte bemonsteringen met verschillende waarden van de afstand en heeft de variatie van het aantal telpulsen derhalve een extra component, die kan worden toegekend aan de veranderende afstand. De verdeling van het aantal telpulsen voor een reeks van bemonsteringen, die zich uitstrekken over verscheidene rotaties van de inrichting 10, kan dus worden vergeleken met de Poisson-ver-deling die wordt verwacht voor een standaard boorgat. Elk statistisch significant verschil in de twee verdelingen impliceert een vergroot boorgat. Het is dan mogelijk de meetgegevens van afzonderlijke korte perioden te onderzoeken en die meetperioden, die een te groot aantal telpulsen (in het kenmerkende geval dat modder minder dicht is dan de formatie) of een laag aantal telpulsen (in het geval van betrekkelijk zware modder) geven, een lagere weging te geven of deze buiten beschouwing te laten (in welk geval de weging nul is). Bemonsterings-perioden met een uitermate laag of uitermate groot aantal telpulsen zijn die perioden, die meetgegevens produceren die naast de juiste ribbe liggen. Dientengevolge ligt het gemiddelde van de resterende snelle bemonsteringen dichter in de buurt van de juiste ribbe of de grafiek.For a standard hole size, the device will always be in contact with the borehole wall. In this case, the only variation in the counting pulses during a given measurement period will be due to recognized variations in the number of nuclear counting pulses, which conform to Poisson statistics. For larger sized holes, different short samples correspond to different distance values, and therefore the variation in the number of counts has an additional component, which can be assigned to the changing distance. Thus, the distribution of the number of counts for a series of samples extending over several rotations of the device 10 can be compared to the Poisson distribution expected for a standard borehole. Any statistically significant difference in the two distributions implies an enlarged borehole. It is then possible to examine the measurement data of individual short periods and those measurement periods, which are too many counts (typically mud less dense than formation) or low counts (relatively heavy mud) give a lower weight or disregard it (in which case the weight is zero). Sampling periods with an extremely low or very large number of counting pulses are those periods that produce measurement data adjacent to the correct rib. As a result, the average of the remaining rapid samples is closer to the correct rib or graph.

Er wordt een totale bemonsteringsperiode gekozen, die gewoonlijk een duur in de orde van grootte van ongeveer 20 of 30 seconden heeft en derhalve een periode omvat, die gewoonlijk veel langer is dan twee keer een enkele rotatie van de inrichting 10. De totale bemonsteringsperiode van 30 seconden kan dus worden verdeeld in een reeks van snelle bemonsteringen of korte metingen van 50 milliseconden. Deze korte bemonsteringsperioden zijn bij voorkeur opeenvolgend, waarbij elke periode een fractie van een seconde duurt. De totale bemonsteringsperiode wordt gewoonlijk dus gevormd door een integraal aantal korte, opeenvolgende bemonsteringsperioden. In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding kan het aantal bemonsteringen in een bepaalde korte bemonsteringsperiode-bin, zoals hierna besproken, dus worden opgeteld, om te bepalen of de totale bemonsteringsperiode voldoende is voor het in voldoende mate verwijderen van de statistische variaties.A total sampling period is chosen, which usually has a duration of the order of about 20 or 30 seconds, and therefore includes a period which is usually much longer than twice a single rotation of the device 10. The total sampling period of 30 seconds can thus be divided into a series of quick samples or short measurements of 50 milliseconds. These short sampling periods are preferably consecutive, each period lasting a fraction of a second. Thus, the total sampling period is usually made up of an integral number of short, consecutive sampling periods. Thus, in one embodiment of the present invention, the number of samples in a given short sampling period bin, as discussed below, can be added to determine whether the total sampling period is sufficient to sufficiently remove the statistical variations.

De duur voor een snelle bemonstering of korte meting moet kort genoeg zijn om bemonsteringen te verkrijgen, die zich in hoofdzaak aan de uiteinden van het traject van de afstandsveranderingen bevinden, alsook afstandswaarden tussen deze uitersten. Hoe korter de duur van de bemonstering, des te eenvoudiger aan dit criterium wordt voldaan. Hoe korter de duur van de bemonstering is, des te groter zal echter de statistische ruis zijn. Vijftig milliseconden is een redelijk korte periode, die voor de meeste omstandigheden kan worden toegepast, hoewel een kortere periode kan worden toegepast. Het minimale aantal snelle bemonsteringen voor een rotatie moet dus ongeveer vier of vijf bedragen, zodat een grote waarschijnlijkheid wordt verschaft dat ten minste een bemonstering tijdens elke rotatie van de inrichting zeer dicht in de buurt van of tegen de wand van het boorgat plaatsvindt. Bemonsteringen van 50 ms verschaffen 6,7 bemonsteringen per rotatie van de inrichting bij 200 opm. De korte meting is, volgens deze uitvinding, korter dan de helft van de enkelvoudige rotatietijd van de inrichting.The duration for a quick sampling or short measurement must be short enough to obtain samples, which are located essentially at the ends of the range of distance changes, as well as distance values between these extremes. The shorter the sampling duration, the easier this criterion is met. However, the shorter the sampling duration, the greater the statistical noise will be. Fifty milliseconds is a fairly short period of time, which can be used for most conditions, although a shorter period can be used. Thus, the minimum number of rapid samples for a rotation should be about four or five, so that a high probability is provided that at least one sampling takes place very close to or against the borehole wall during each rotation of the device. 50 ms samples provide 6.7 samples per rotation of the device at 200 rpm. The short measurement, according to this invention, is less than half of the single rotation time of the device.

Bij voorkeur worden de gegevens of variabelen op een uit stand der techniek bekende wijze in verschillende energievensters voor elke detector verzameld. Deze kunnen onder andere een Pe-(fotoelektrische energie)-venster voor de dichtbij-(korte afstand)-detector 14, aangeduid als PeN, een ver (lange afstand) Pe-venster, aangeduid als PeF, een dichtbij-dichtheidsvenster pN en een ver-dichtheidsvenster pF omvatten. PeN en PeF houden verband met gammastralen die worden ontvangen met fotoelektrische energieniveaus voor gammastralen. pN en pF houden verband met gammastralen die worden gedetecteerd met energieniveaus van de gammastralen in het gebied van de Compton-verstrooiing. Het totale aantal telpulsen (TC) wordt gedefinieerd als de som van het aantal telpulsen van de korte-afstand- en lange-afstand-detectoren in het energie-interval van 50 KeV tot 450 KeV. Dit energie-traject omvat de vier hierboven besproken vensters volledig of voor het grootste gedeelte.Preferably, the data or variables are collected in different energy windows for each detector in a manner known in the art. These may include a Pe (photoelectric energy) window for the near (short range) detector 14, denoted as PeN, a far (long range) Pe window, denoted as PeF, a near density window pN, and a density window pF. PeN and PeF are related to gamma rays received with gamma ray photoelectric energy levels. pN and pF are related to gamma rays detected with energy levels of the gamma rays in the Compton scattering region. The total number of counts (TC) is defined as the sum of the number of counts of the short-range and long-range detectors in the energy interval from 50 KeV to 450 KeV. This energy trajectory includes all or most of the four windows discussed above.

In een uitvoeringsvorm worden met een snelle meetmethode korte bemonsteringen voor elk van deze vensters en voor de TC verzameld. Als de totale meettijd (T) 30 seconden is, met de duur van de snelle of korte bemonsteringen (N) 50 milliseconden (t), dan is T = N x t, waarbij, in dit geval, N = 600 korte bemonsteringen. De korte bemonsteringen worden opgeslagen in een geheugen, dat zich bij voorkeur in het gat bevindt, maar dat zich aan het oppervlak kan bevinden als de overdrachtssnelheden van de inrichting naar het oppervlak hiervoor voldoende zijn. In een andere uitvoeringsvorm worden volledige spectra voor elk van de bemonsteringen van 50 ms verzameld, en wordt de venster- en statistische analyse voltooid na het voltooien van N bemonsteringen.In one embodiment, short samples are collected for each of these windows and for the TC using a rapid measurement method. If the total measurement time (T) is 30 seconds, with the duration of fast or short sampling (N) 50 milliseconds (t), then T = N x t, where, in this case, N = 600 short sampling. The short samples are stored in a memory, which is preferably located in the hole, but which may be surface if the transfer rates from the device to the surface are sufficient for this. In another embodiment, complete spectra for each of the 50 ms samples are collected, and the window and statistical analysis is completed after completing N samples.

Na 30 seconden zijn er vijf vectoren of reeksen van metingen, d.w.z. PeN, PeF, pN, pF en TC, die elk 600 snelle of korte metingen omvatten. Het gemiddelde van het aantal telpulsen voor elke korte bemonstering van de TC-vector kan worden berekend aan de hand van vergelijking 1:After 30 seconds, there are five vectors or series of measurements, i.e., PeN, PeF, pN, pF, and TC, each comprising 600 quick or short measurements. The average of the number of counting pulses for each short sampling of the TC vector can be calculated using Equation 1:

Figure NL9420041AD00191

(1)(1)

De theoretische standaarddeviatie van TCGem wordt als volgt berekend:The theoretical standard deviation of TCGem is calculated as follows:

Figure NL9420041AD00192

(2)(2)

Vervolgens kan de werkelijk gemeten standaarddeviatie voor de TC-vec-tor worden berekend:The actual measured standard deviation for the TC vector can then be calculated:

Figure NL9420041AD00193

(3)(3)

Om de hierboven besproken indicatie voor vergrote boorgaten te bepalen, wordt de verhouding van oWerkelijk tot oTheorie beschouwd. Deze verhouding geeft een indicator voor de grootte van het gat, welke indicator in een HSI-indicatie resulteert als deze een bepaalde waarde bereikt, welke waarde afhangt van het gewicht van de modder.To determine the indication for enlarged boreholes discussed above, the ratio of oActual to oTheory is considered. This ratio gives an indicator of the size of the hole, which indicator results in an HSI indication when it reaches a certain value, which value depends on the weight of the mud.

Figure NL9420041AD00194

(*0(* 0

Hoewel de bovenstaande vergelijkingen voorkeursvergelijkingen zijn, kunnen ook overeenkomstige of verwante vergelijkingen worden toegepast. De HSI wordt bij voorkeur opgeslagen voor elke lange bemonstering van 30 seconden, en kan worden opgeslagen als een getal van 8 bits, dat waarden van 0 tot 12,75 in stappen van 0,05 voorstelt.While the above comparisons are preferred comparisons, similar or related comparisons can also be used. The HSI is preferably stored for each 30 second long sample, and can be stored as an 8 bit number, representing values from 0 to 12.75 in 0.05 steps.

De TC-vector wordt bij voorkeur gebruikt voor het sorteren van elk van de andere vectoren PeN, PeF, pN en pF in ten minste drie respectievelijke bins. Andere, uit bins bestaande getallen kunnen worden gebruikt, maar drie bins hebben thans de voorkeur. Een bin is gewoon een classificatie van gegevens en is gewoonlijk een geheugengebied of geheugen-indicator voor opslag. Daar bins gewoonlijk opslaggebieden zijn kunnen, als bekend is dat een groep met gegevens ongeldig is, de gegevens uit die bin in een verwijderingsbin worden geplaatst en worden verwijderd in plaats van opgeslagen.The TC vector is preferably used to sort each of the other vectors PeN, PeF, pN and pF into at least three respective bins. Other bins numbers can be used, but three bins are currently preferred. A bin is simply a classification of data and is usually a memory area or memory indicator for storage. Since bins are usually storage areas, if a group of data is known to be invalid, the data from that bin can be placed in a delete bin and deleted instead of stored.

Hiervoor worden drie bins voor PeN aangeduid als PeNl, PeN2 en PeN3· Op overeenkomstige wijze worden drie bins aangeduid voor elk van de andere vectoren, d.w.z. PeFl, PeF2 en PeF3. Bin 1 omvat dan alle korte bemonsteringen waarvoor de waarde van de TC-vector voor die bemonstering kleiner is dan TCGem min een getal, zoals een theoretische of gemeten standaarddeviatie of een ander getal op basis van een soort standaarddeviatie. Het getal voor bin 1 dat thans de voorkeur heeft is TCGem - (^Werkelijk)/2.33- Bin 2 wordt op overeenkomstige wijze bepaald, waarbij het traject van waarden dat thans de voorkeur heeft die waarden omvat, waarvoor de waarde van de TC-vector tussen TCGem (°werkeiijk)/2.33 en TCGem + (oWerkelijk)/2,33 ligt. Bin 3 omvat alle waarden van TC die groter zijn dan TCGem + (oWerkelijk )/2,33- Er wordt opgemerkt dat het getal 2,33 een normale of Gauss-verdeling in drie gelijke delen verdeelt. Een dergelijke overweging kan worden gebruikt bij het selecteren van andere getallen, waarbij een verdeling in vijf delen kan worden verdeeld. Bijvoorbeeld kan de theoretische standaarddeviatie worden gebruikt om de gegevens in vijf bins te verdelen.For this, three bins for PeN are designated as PeN1, PeN2 and PeN3 · Similarly, three bins are designated for each of the other vectors, i.e., PeF1, PeF2 and PeF3. Bin 1 then includes all short samples for which the value of the TC vector for that sample is less than TCGem minus a number, such as a theoretical or measured standard deviation or another number based on a type of standard deviation. The currently preferred number for bin 1 is TCGem - (^ Actual) /2.33- Bin 2 is determined similarly, the range of currently preferred values including those for which the value of the TC vector is between TCGem (° actual) /2.33 and TCGem + (actual) / 2.33. Bin 3 includes all values of TC that are greater than TCGem + (oReal) / 2.33- It is noted that the number 2.33 divides a normal or Gaussian distribution into three equal parts. Such a consideration can be used when selecting other numbers, where a division can be divided into five parts. For example, the theoretical standard deviation can be used to divide the data into five bins.

De letter i kan worden gebruikt voor het aanduiden van korte bemonsteringen voor elke vector. In de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm heeft elke vector 600 elementen of waarden, die worden aangeduid met een waarde van i van 1 tot 600. De volgende sortering kan worden uitgevoerd op basis van de waarde van i voor een bepaalde korte bemonstering. Als TCi in Bin 1 zit, dan wordt PeNj geaccumuleerd in PeNl, wordt PeFj geaccumuleerd in PeFl, enzovoort voor elke vector. Als TCi in Bin 2 of Bin 3 ligt, wordt de waarde van de korte duur of meting voor die waarde van i geaccumuleerd in PeN2 of PeN3, PeF2 of PeF3, enz.The letter i can be used to designate short samples for any vector. In the above-described embodiment, each vector has 600 elements or values, denoted with a value of i from 1 to 600. The following sorting can be performed based on the value of i for a given short sampling. If TCi is in Bin 1, PeNj is accumulated in PeNl, PeFj is accumulated in PeFl, and so on for each vector. If TCi is in Bin 2 or Bin 3, the value of the short duration or measurement for that value of i is accumulated in PeN2 or PeN3, PeF2 or PeF3, etc.

Omdat het aantal telpulsen voor elk van deze bins moet worden berekend, is het tevens noodzakelijk het aantal korte bemonsteringen en de duur van elke bemonstering, die is geaccumuleerd in elke bin, op te tellen of op te slaan. Noem deze NI, N2 en N3· Dus voor elke zodanige TCj dat 0 < TCi < TCGem - oWerk./2,33 wordt NI met 1 verhoogd. Als TCGem - oWerk /2,33 < TCi < TCGe„, + oWerk /2,33 wordt N2 met 1 verhoogd. In de geheugenopslag in het gat kunnen voorheen opgeslagen telpulsen in elk van de vier vensters in elk van de drie bins worden geplaatst. Om het aantal telpulsen voor elk van de bins te verkrijgen wordt tevens het aantal bemonsteringen, die uiteindelijk zijn geaccumuleerd in elke bin, vereist. Als het totale aantal bemonsteringen N constant of anderzijds bekend is, is het slechts noodzakelijk om informatie in twee van de drie bins op te slaan, omdat het in de derde bin opgeslagen aantal telpulsen het totale aantal telpulsen min het in de andere twee bins opgeslagen aantal telpulsen is. Met andere woorden wil dit zeggen dat altijd geldt dat NI + N2 + N3 = N. Dergelijke extra informatie kan desgewenst voor controle-doeleinden worden opgeslagen.Since the number of counts for each of these bins must be calculated, it is also necessary to add or store the number of short samples and the duration of each sample accumulated in each bin. Name these NI, N2 and N3 · So for every TCj such that 0 <TCi <TCGem - oWerk./2,33, NI is increased by 1. If TCGem - oWerk / 2.33 <TCi <TCGe „, + oWerk / 2.33, N2 is increased by 1. In the hole memory storage, previously stored count pulses can be placed in any of the four windows in any of the three bins. To obtain the number of counts for each of the bins, the number of samples ultimately accumulated in each bin is also required. If the total number of samples N is constant or otherwise, it is only necessary to store information in two of the three bins, because the number of counts stored in the third bin is the total number of counts minus the number stored in the other two bins counting pulses. In other words, this means that NI + N2 + N3 = N always applies. Such additional information can be stored for control purposes if desired.

Onder de aanname dat de dichtheid van de formatie groter is dan de dichtheid van de modder, kan de dichtheid van de formatie, in de uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding die thans de voorkeur heeft, worden berekend door het middelen van het aantal telpulsen voor de respectievelijke vensters of vectoren die overeenkomen met Bin 1 of Bin 2. Vervolgens wordt de dichtheid gecorrigeerd met behulp van een correctie van het type van een kern-ribbe-grafiek. Ook is het mogelijk om de dichtheid te bepalen op basis van het aantal telpulsen in een enkele bin, zoals Bin 1, daar de metingen van bin 1 waarschijnlijk op de kortste afstand zijn genomen. Tevens kan een wegingssysteem voor de bins worden gebruikt, misschien gebaseerd op het verschil in dichtheden die voor elke bin zijn bepaald in plaats van het weglaten van een gehele bin met informatie (of hieraan een weging van nul toekennen). Als de dichtheid van de formatie kleiner is dan de dichtheid van de modder, moet Bin 3 worden vervangen door Bin 3 in de bovenstaande bespreking.Assuming that the density of the formation is greater than the density of the mud, the density of the formation, in the presently preferred embodiment of the present invention, can be calculated by averaging the number of counts for the respective windows or vectors corresponding to Bin 1 or Bin 2. Next, the density is corrected using a core-rib chart type correction. It is also possible to determine the density based on the number of counting pulses in a single bin, such as Bin 1, since the measurements of bin 1 were probably taken at the shortest distance. Also, a weighting system for the bins can be used, perhaps based on the difference in densities determined for each bin instead of omitting an entire bin of information (or zeroing it). If the density of the formation is less than the density of the mud, Bin 3 should be replaced with Bin 3 in the discussion above.

Hoewel bij de uitvoeringsvorm die thans de voorkeur heeft het gemiddelde van het aantal telpulsen wordt gebruikt voor het definiëren van de bins, kunnen andere delen van de verdeling van de telpuls worden gebruikt. In principe worden de bins gedefinieerd in termen van de verdeling van het aantal telpulsen. De gemiddelden en enige vorm van standaarddeviatie van de verdeling van het aantal telpulsen is de werkwijze die thans de voorkeur heeft voor het definiëren van de bins. Andere segmenten of delen van de verdeling van het aantal telpulsen kunnen worden toegepast. Bijvoorbeeld kunnen alleen die metingen in een gedeelte van de verdeling van het aantal telpulsen met een aantal telpulsen, die een indicatie zijn dat ze in de buurt van de formatie zijn genomen, worden gebruikt. Dat kan een percentage zijn van de verdeling, die verschilt van de verdeling die thans de voorkeur heeft, welke in hoofdzaak is gebaseerd op het gemiddelde van het aantal tel-pulsen, zoals hiervoor is besproken.Although in the presently preferred embodiment, the average of the number of counting pulses is used to define the bins, other parts of the division of the counting pulse may be used. Basically, the bins are defined in terms of the distribution of the number of counts. The means and some form of standard deviation of the distribution of the number of counts is currently the preferred method for defining the bins. Other segments or parts of the distribution of the number of counting pulses can be used. For example, only those measurements in a portion of the count-pulse distribution with a number of counts, indicating that they were taken near the formation, can be used. This may be a percentage of the distribution that differs from the presently preferred distribution, which is based mainly on the average of the number of count pulses discussed above.

Om computergeheugen te sparen kan men ervoor kiezen de gegevens voor het corrigeren van Pe niet te accumuleren, of kan de Pe met behulp van slechts een detector, bij voorkeur de verre detector, worden berekend. Het is mogelijk dat de programmatuur in het gat bepaalt wanneer de reeks van korte metingen op basis van de HSI-indicatie, hierboven besproken, wordt verwerkt. Met een voldoende kleine waarde van de HSI kan het sorteerproces worden vermeden, waarbij de computer-tijd wordt verkort en geheugen wordt bespaard.To conserve computer memory, one can choose not to accumulate Pe correction data, or the Pe can be calculated using only one detector, preferably the remote detector. It is possible that the software in the hole determines when the series of short measurements based on the HSI indication discussed above is processed. With a sufficiently small value of the HSI, the sorting process can be avoided, reducing computer time and saving memory.

Een andere sorteerwerkwijze omvat het gebruik van een akoestische aftaster. Onderdelen 62, 64, 66, 68 in fig. 2 vertegenwoordigen in diagramvorm een akoestische snelheidsinrichting, waarbij transmitter 62, ontvangers 64 en 66 en elektronica-pakket 68 geschikt zijn voor het verschaffen van informatie van de akoestische aftaster. In dit geval kan het gewenst zijn om, zoals hiervoor beschreven, de vectoren in bins te sorteren. De accumulatie in deze bins kan in dit geval echter worden uitgevoerd terwijl de gegevens van de korte bemonsteringen worden genomen, in plaats van na het opvragen van de gegevens uit het geheugen. De plaatsing in de bins is niet beperkt tot de volgorde waarop de gegevens tijdens de korte bemonstering worden verkregen.Another sorting method involves the use of an acoustic scanner. Items 62, 64, 66, 68 in Figure 2 diagrammatically represent an acoustic velocity device, with transmitter 62, receivers 64 and 66, and electronics package 68 being capable of providing information from the acoustic scanner. In this case, it may be desirable to sort the vectors in bins, as described above. However, the accumulation in these bins in this case can be performed while taking the data from the short samples, rather than after retrieving the data from the memory. Placement in the bins is not limited to the order in which the data is obtained during the short sampling.

In de eenvoudigste uitvoeringsvorm van een akoestische afstands-meting is het uit de akoestische inrichting verkregen signaal een indicatie van de heen-en-terugvoortplantingstijd van een akoestische puls tussen de inrichting 10 en de wand 23 van het boorgat. Andere relevante gegevens, zoals de akoestische snelheid in modder, de resolutie van de akoestische inrichting, de diameter van het boorgat en de momentane positie van de inrichting in het gat, kunnen worden berekend uit simultane signalen van meerdere akoestische sensoren. De gegevens van de heen-en-terugvoortplantingstijd van een enkele akoestische inrichting kunnen worden verdeeld in geschikte intervallen, die overeenkomen met de relevante afstandstrajecten. Vervolgens kan het binproces worden uitgevoerd, gebaseerd op de gemeten heen-en-terugvoortplantingsti jd. In water bedraagt de heen-en-terugvoortplantingstijd voor een afstand van bijvoorbeeld 0,508 centimeter (0,2 inch) 7 x 10‘6 seconden (7 microseconden). De eerste bin kan dus alle gegevens omvatten waarvoor de akoestische tijd zeven microseconden of minder was, hetgeen overeenkomt met een afstand van nul tot 0,2 inch; de tweede bin kan alle gegevens omvatten voor een akoestische tijd tussen zeven en veertien microseconden, hetgeen overeenkomt met een afstand van 0,2 tot 0,4 inch, enz. Het binproces van een vooraf bepaald aantal bemonsteringen kan als hiervoor gebeuren, of, omdat het sorteren tijdens het meten gebeurt, het aantal bemonsteringen in de bins kan worden gecontroleerd om te bepalen of een geschikt aantal snelle bemonsteringen aanwezig is voor het verkrijgen van een waarde die geldt voor een vooraf bepaalde statistische nauwkeurigheid, en de lange meetperiode kan desbetreffend worden verkort of verlengd. De gegevens van de akoestische sensor kunnen ook een indicatie verschaffen, op overeenkomstige wijze als de HSI-indicatie, voor het bepalen wanneer een correctie van de gegevens noodzakelijk is.In the simplest embodiment of an acoustic distance measurement, the signal obtained from the acoustic device is an indication of the back and forth propagation time of an acoustic pulse between the device 10 and the wall 23 of the borehole. Other relevant data, such as the acoustic velocity in mud, the resolution of the acoustic device, the diameter of the borehole and the instantaneous position of the device in the hole, can be calculated from simultaneous signals from multiple acoustic sensors. The round trip propagation time data from a single acoustic device can be divided into appropriate intervals corresponding to the relevant distance ranges. Then, the binding process can be performed based on the measured back and forth propagation time. In water, the round-trip propagation time for a distance of, for example, 0.508 centimeters (0.2 inch) is 7 x 10 6 seconds (7 microseconds). Thus, the first bin can include any data for which the acoustic time was seven microseconds or less, which corresponds to a distance of zero to 0.2 inches; the second bin can contain all data for an acoustic time between seven and fourteen microseconds, which corresponds to a distance of 0.2 to 0.4 inches, etc. The bin process of a predetermined number of samples can be done as before, or because sorting is done during measurement, the number of samples in the bins can be checked to determine if an appropriate number of fast samples is present to obtain a value that is valid for a predetermined statistical accuracy, and the long measurement period can be shortened accordingly or extended. The acoustic sensor data may also provide an indication, similarly to the HSI indication, for determining when a correction of the data is necessary.

Een andere voorkeurswerkwijze voor het gebruiken van de gegevens in de geselecteerde bins, of alle gegevens als de grootte van het gat te klein is voor het instellen van de HSI-indicatie, zoals besproken, vereist effectief het lineariseren van het aantal telpulsen versus de afstand voor zowel de dichtbij- als de ver-detectoren. Zoals is besproken, is de respons van inrichting 10 logaritmisch met betrekking tot de afstand. Meer in het bijzonder varieert het aantal telpulsen van de ver-detector 12 exponentieel of logaritmisch (niet-lineair) met de afstand. De respons van het aantal telpulsen van de korte-afstand-detector 14, zoals bij voorkeur gecollimeerd op een wijze die wordt besproken, varieert ongeveer lineair tot een afstand van ongeveer 2,5 mm tot ongeveer 3*8 mm (ongeveer een inch tot ongeveer anderhalf inch). Wanneer beide aantallen telpulsen worden gelineariseerd, ligt het gemiddelde aantal dichtbij-telpulsen op dezelfde gemiddelde afstand op een kromme van het aantal dichtbij-telpulsen versus de gemiddelde afstand als voor de ver-detector. Bij het in bedrijf zijn kan de som van de logaritmen van elke meting van het aantal telpulsen op lange afstand worden gemiddeld. Vervolgens wordt dit gemiddelde, met het gemiddelde aantal telpulsen voor de korte afstand, dat lineair is, gebruikt voor het produceren van de gecorrigeerde dichtheid.Another preferred method of using the data in the selected bins, or all data if the hole size is too small to set the HSI indication, as discussed, effectively requires linearizing the number of counts versus the distance for both the near and far detectors. As discussed, the response of device 10 is logarithmic with respect to the distance. More specifically, the number of counting pulses from the far detector 12 varies exponentially or logarithmically (non-linearly) with distance. The response of the number of counts of the short range detector 14, as preferably collimated in a manner discussed, varies about linearly from a distance of about 2.5 mm to about 3 * 8 mm (about an inch to about one and a half inches). When both numbers of counting pulses are linearized, the mean number of close counting pulses is the same mean distance on a curve of the number of near counting pulses versus the mean distance as for the far detector. During operation, the sum of the logarithms of each measurement of the number of counting pulses at a long distance can be averaged. Then, this average, with the average number of short-distance counts, which is linear, is used to produce the corrected density.

Het signaal van de akoestische aftaster, indien gecalibreerd voor het bepalen van de afstanden, kan ook direkt, in plaats van indirekt, worden gebruikt voor correctie-doeleinden, waarbij de afstand wordt gebruikt als een onderdeel van de correctie-gegevens. Ook kunnen an- dere werkwijzen en inrichtingen worden gebruikt voor het effectief genereren van de momentane waarde van de afstand van het boorgat.The acoustic scanner signal, if calibrated to determine the distances, can also be used directly, rather than indirectly, for correction purposes, using the distance as part of the correction data. Also other methods and devices can be used to effectively generate the instantaneous value of the borehole spacing.

Terwijl een correctie-werkwijze is besproken die het traject van de nauwkeurigheid van de inrichting vergroot als de afstand betrekkelijk groot wordt, wordt het ook gewenst om de nauwkeurigheid vein correcties voor kleinere afsteinden, d.w.z. voor afstanden van minder dan ongeveer 2,5 centimeter, te vergroten. De werkwijze en inrichting volgens de onderhavige uitvinding verschaft dus niet alleen een verbeterde correctie voor grote afstanden, maar ook voor kleine afstanden. Hiervoor zijn de lange-afstand-detector 12, de korte-afstand-detector 14 en de bron 16 bij voorkeur op lijn en langs een lijn, die evenwijdig loopt aan de as van de inrichting, geplaatst in de inrichting 10, welke as gewoonlijk in hoofdzaak evenwijdig loopt aan de lengte-as van het boorgat 21. De gammastralen verlaten bron 16, verstrooien door de formatie 19 en enkele gammastralen verstrooien in terugwaartse richting naar de inrichting 10 en worden gedetecteerd door de detectoren 12 en 14. De intensiteit van de straling daalt met een toenemende afstand van de bron. De flux die beschikbaar is bij de lange-afstand-detector 12 is dus kleiner dan de flux die beschikbaar is bij de korte-afstand-detector 14. Vanwege de grotere afstand van bron 16 hebben de gammastralen, die worden gedetecteerd bij de lange-afstand-detector 12, echter een grotere waarschijnlijkheid dat ze dieper in de formatie zijn verstrooid. Het is dus minder waarschijnlijk dat de gammastralen, die worden gedetecteerd met de korte-afstand-detector 14, ver van inrichting 10 verwijderd zijn geweest en deze zijn gevoeliger voor de omgeving in de buurt van inrichting 10, daar deze gammastralen gemiddeld minder vaak worden verstrooid dan de gammastralen die worden gedetecteerd door de lange-afstand-detector. Derhalve wordt de lange-afstand-detector 12 volgens de onderhavige uitvinding bij voorkeur als de primaire dichtheidsmeter beschouwd, waarbij een storingscorrectie voor de omgeving van het boorgat door de korte-afstand-detector 14 wordt geleverd. De kern-en-ribbe-grafieken, zoals getoond in fig. 8 en fig. 9. karakteriseren dus de respons van de inrichting 10 bij aanwezigheid van storend materiaal, zoals boor-gat-vloeistof.While a correction method has been discussed which increases the range of accuracy of the device as the distance becomes relatively great, it is also desirable to make accuracy adjustments for smaller spacings, ie for distances less than about 2.5 centimeters. enlarge. Thus, the method and apparatus of the present invention provides improved correction not only for long distances, but also for short distances. For this purpose, the long-range detector 12, the short-range detector 14 and the source 16 are preferably aligned and aligned along a line parallel to the axis of the device in the device 10, which axis is usually in substantially parallel to the longitudinal axis of the borehole 21. The gamma rays leave source 16, scatter through formation 19, and some gamma rays scatter backward to device 10 and are detected by detectors 12 and 14. The intensity of the radiation decreases with an increasing distance from the source. Thus, the flux available at the long-range detector 12 is less than the flux available at the short-range detector 14. Due to the greater distance from source 16, the gamma rays detected at the long-range detector 12, however, are more likely to be scattered deeper into the formation. Thus, the gamma rays detected with the short-range detector 14 are less likely to have been far from device 10 and are more sensitive to the environment near device 10 as these gamma rays are scattered less on average than the gamma rays detected by the long range detector. Therefore, the long range detector 12 of the present invention is preferably considered the primary density meter, with a borehole disturbance correction being provided by the short range detector 14. Thus, the core and rib charts, as shown in Fig. 8 and Fig. 9, characterize the response of the device 10 in the presence of interfering material, such as borehole fluid.

Hoewel de diameter van de gevoelige delen van de MWD-dichtheids-inrichting 10 kan overeenkomen met de "standaard"-diameter van de boorkop, en hoewel het registreren met de inrichting 10 vlak na het boren van boorgat 21 kan plaatsvinden, zal op het moment van het registreren vrijwel altijd enige vergroting van het gat hebben plaatsgevonden. Deze variantie kan het gevolg zijn van het "slingeren" van de kop in het gat, vanwege een roterend boren na een "bocht" of vanwege het uitspoelen van het gat na de kop met de stroom van boorvloei-stof. Bij de werkwijze en de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt de correctie, die wordt afgeleid voor de kern-en-ribbe-gra-fiek, geoptimaliseerd door het vergroten van de gevoeligheid van de lange-afstand-detector 12 voor de formatie, terwijl tegelijkertijd de gevoeligheid van de korte-afstand-detector 1*4 voor de omgeving in de buurt van de inrichting 10, d.w.z. het boorgat, wordt vergroot. Hiervoor wordt de lange-afstand-detector 12 zo ver mogelijk van de bron geplaatst, zonder dat de winst, die is verkregen door het gevoeliger maken van de lange-afstand-detector 12, teniet wordt gedaan door een toegenomen statistische meetfout als gevolg van een verminderd aantal telpulsen. Het werkelijke punt waarop dit plaatsvindt is een functie van onder andere de bronsterkte en de tijd die beschikbaar is voor het verkrijgen van een meetwaarde.Although the diameter of the sensitive parts of the MWD density device 10 may correspond to the "standard" diameter of the drill bit, and although the recording with the device 10 may take place just after drilling borehole 21, at the moment of the registration almost always some enlargement of the hole has taken place. This variance may be due to the "swing" of the head into the hole, due to rotary drilling after a "bend" or due to the flushing of the hole after the head with the flow of drilling fluid. In the method and apparatus of the present invention, the correction derived for the core and rib plot is optimized by increasing the sensitivity of the long range detector 12 to the formation while simultaneously the sensitivity of the short-range detector 1 * 4 to the environment in the vicinity of the device 10, ie the borehole, is increased. To this end, the long-range detector 12 is placed as far as possible from the source, without the gain obtained by sensitizing the long-range detector 12 being offset by an increased statistical measurement error due to a reduced number of counts. The actual point at which this occurs is a function of, among other things, the source strength and the time available to obtain a reading.

De gammastralen passeren voor zowel de ver- als de dichtbij-detectoren 12 en 1*4 door collimeerinrichtingen 18 en 20 in de stabili-seerschoep 11 van de inrichting 10. In het ideale geval zijn deze collimeerinrichting ten minste in hoofdzaak met een materiaal met lage dichtheid gevuld, dat een laag atoomgetal heeft en effectief transparant is voor gammastralen, vergeleken met het materiaal van de inrichting rond de collimeerinrichtingen, zoals scherm 28, boorscherm 30 rond boor 38 en uitwendige oppervlaktehuls 36. Voor het maximalxseren van het aantal telpulsen bij de detectoren heeft de collimeerinrichting 18 voor de lange-afstand-detector 12 bij voorkeur een dwarsdoorsnede die de dwarsdoorsnede van de detector 12 benadert, zoals wordt getoond in fig. 3, en heeft bij voorkeur een lengte-as die in hoofdzaak evenwijdig is aan de as 3^ van de inrichting. Gammastralen die de lange-afstand-detector 12 binnengaan doen dit dientengevolge onder een hoek die vrijwel loodrecht op de as 3** staat, in plaats van evenwijdig hieraan. Zoals voorheen is opgemerkt zijn gammastralen, die worden gedetecteerd door de lange-afstand-detector 12, gewoonlijk een aantal keren in de formatie verstrooid. Vanwege de oriëntatie van de collimeerinrichting 18 en de axiale afstand tussen de lange-afstand-detector 12 en de bron 16, heeft elk van de in de ver-detector gedetecteer- de gammastralen een betrekkelijk grote waarschijnlijkheid dat ze voor het grootste gedeelte in de formatie 19 zijn verstrooid.The gamma rays for both the near and the near detectors 12 and 1 * 4 pass through collimators 18 and 20 into the stabilizing blade 11 of the device 10. Ideally, these collimators should be at least substantially of low material density filled, which has a low atomic number and is effectively transparent to gamma rays, compared to the material of the device around the collimation devices, such as screen 28, drill screen 30 around drill 38 and outer surface sleeve 36. To maximize the number of counts at the detectors the collimator 18 for the long-range detector 12 preferably has a cross-section approximating the cross-section of the detector 12, as shown in Fig. 3, and preferably has a longitudinal axis substantially parallel to the axis 3 ^ of the establishment. Gamma rays entering the long range detector 12 do so at an angle almost perpendicular to axis 3 **, rather than parallel to it. As previously noted, gamma rays detected by the long range detector 12 are usually scattered a number of times in the formation. Because of the orientation of the collimator 18 and the axial distance between the long range detector 12 and the source 16, each of the gamma rays detected in the far detector has a relatively high probability of being largely in the formation 19 have been scattered.

De gevoeligheid van de korte-afstand-detector 1*4 voor de omgeving van het boorgat wordt vergroot door het verkleinen van de axiale afstand tussen deze detector en de bron 16. De mechanische sterkte en de afschermingseisen zorgen echter voor een praktische grens aan de afstand tussen de korte-afstand-detector 1*4 en de bron 16. Een radiaal naar buiten gerichte collimeerinrichting voor de korte-afstand-detector 1*4 geeft een bruikbare ribbe van waaruit correcties kunnen worden uitgevoerd, zoals in fig. 8 aan de hand van de radiale vensterribbe 12 wordt getoond. Een gevoeliger detectie-schema, zoals verschaft door de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, zoals hierna wordt besproken, bevat een ribbe zoals dit in fig. 8 als wigvenster 70 wordt aangeduid. Hoe groter het verschil in respons-verschil tussen de korte-afstand-detector lk en de lange-afstand-detector 12, des te groter de nauwkeurigheid van de correctie, ten minste voor betrekkelijk korte afstanden. Met andere woorden wordt, volgens de werkwijze en de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, de mate waarop de detectoren verschillend reageren als een functie van de afstand vergroot. De correctie-waarde is dus een functie van het verschil tussen deze twee waarden en voor een voldoende klein verschil worden de meetfouten in de detectoren kritieker voor het bepalen van een nauwkeurige correc-tiewaarde. Derhalve verschaft de onderhavige uitvinding een betrekkelijk groot respons-verschil, om ten minste voor betrekkelijk kleine afstanden een nauwkeuriger correctie te verschaffen. Vergelijk fig. 8 en fig. 10. Met de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, zoals hiervoor besproken, wordt deze nauwkeurigheid effectief uitgebreid van kleinere afstanden tot grotere afstanden.The sensitivity of the short range detector 1 * 4 to the environment of the borehole is increased by decreasing the axial distance between this detector and the source 16. However, the mechanical strength and shielding requirements provide a practical limit on the distance between the short-range detector 1 * 4 and the source 16. A radially outwardly directed collimator for the short-range detector 1 * 4 provides a useful rib from which corrections can be made, as shown in FIG. of the radial window rib 12 is shown. A more sensitive detection scheme, as provided by the device of the present invention, as discussed below, includes a rib as referred to as wedge window 70 in Fig. 8. The greater the difference in response difference between the short-range detector 1k and the long-range detector 12, the greater the accuracy of the correction, at least for relatively short distances. In other words, according to the method and apparatus of the present invention, the degree to which the detectors respond differently as a function of the distance is increased. Thus, the correction value is a function of the difference between these two values, and for a sufficiently small difference, the measurement errors in the detectors become more critical to determine an accurate correction value. Therefore, the present invention provides a relatively large response difference to provide a more accurate correction at least for relatively short distances. Compare Fig. 8 and Fig. 10. With the method of the present invention, as discussed above, this accuracy is effectively extended from smaller distances to longer distances.

Het verstrooien van gammastralen in de formatie en het boorgat vindt op willekeurige wijze plaats. Van de gedetecteerde gammastralen verstrooien enkele slechts een keer in de omgeving, andere twee keer, andere drie keer enzovoort. De waarschijnlijkheid van het detecteren van een gammastraal die slechts een of twee keer is verstrooid neemt af met een toenemende afstand van de bron. De lange-afstand-detector 12 bevindt zich op een zodanige afstand, dat de meeste daardoor gedetecteerde gammastralen verscheidene keren zijn verstrooid.Gamma rays in the formation and the borehole are scattered randomly. Some of the detected gamma rays scatter in the environment only once, others twice, others three times and so on. The probability of detecting a gamma ray scattered only once or twice decreases with increasing distance from the source. The long range detector 12 is spaced such that most of the gamma rays detected thereby are scattered several times.

Een nauw collimerende bron 16 van gammastralen en een korte-afstand-detector 1*4 wordt geïllustreerd door de collimeerinrichtingen 20a en 24a, zoals getoond in fig. 2. Voor het illustreren van het principe kunnen zelfs deze betrekkelijk nauwe collimeerinrichtingen als nog nauwer worden voorgesteld. Verder zijn bron-collimeerinrich-ting 24a en korte-afstand-detector 20a onder hoeken georiënteerd, die kleiner zijn dan loodrecht, d.w.z. onder een scherpe hoek ten opzichte van as 34 van de inrichting. Een dergelijke oriëntatie maakt, onder de aanname dat het omgevende materiaal 38 van de inrichting perfect opaak is voor het passeren van gammastralen, het in hoofdzaak mogelijk dat alleen gammastralen worden gedetecteerd die in de opening 40 van het boorgat gaan en teruggaan naar de korte-afstand-detector 14. Meervoudig verstrooien is mogelijk, maar de waarschijnlijkheid van het verlaten van bron-collimeerinrichting 24a en het binnengaan van korte-afstand-collimeerinrichting 20a in de richting die een passeren naar de detector 14 mogelijk maakt, na meerdere verstrooiingen, is verwaarloosbaar klein, vergeleken met de waarschijnlijkheid hiervan na een verstrooiing. De nauwe collimeerinrichtingen maken het dus mogelijk dat alleen enkelvoudig verstrooide gammastralen worden gedetecteerd en, hetgeen mogelijk belangrijker is, definiëren de plaats van de verstrooiingsgebeurtenis.A narrow collimating source 16 of gamma rays and a short range detector 1 * 4 is illustrated by the collimators 20a and 24a, as shown in Fig. 2. For illustrating the principle, even these relatively narrow collimators can be more closely presented. . Furthermore, source collimator 24a and short range detector 20a are oriented at angles smaller than perpendicular, i.e., at an acute angle to axis 34 of the device. Such an orientation, assuming that the surrounding material 38 of the device is perfectly opaque for gamma ray passage, substantially allows only gamma rays to be detected entering the bore hole 40 and returning to the short range detector 14. Multiple scattering is possible, but the probability of exiting source collimator 24a and entering short-range collimator 20a in the direction that allows passage to detector 14 after multiple scatterings is negligibly small compared to the probability of this after a scattering. Thus, the narrow collimators allow only single scattered gamma rays to be detected and, which may be more important, define the location of the scattering event.

De verstrooiingsplaats van de gedetecteerde gammastraal kan dichter bij de inrichting 10 worden gebracht door de hoek van de nauwe collimeerinrichtingen te verkleinen en kan verder worden verwijderd door de hoe te vergroten. In feite is de plaats van een enkele ver strooiing voor een radiaal georiënteerde collimeerinrichting uitermate ver verwijderd van de inrichting. Voor een voldoende nauwe radiale collimatie kan de plaats van het enkelvoudig verstrooien zo ver weg zijn, dat de waarschijnlijkheid van het detecteren van een enkelvoudig verstrooide gammastraal vrijwel verwaarloosbaar is. Voor praktische doeleinden worden waarschijnlijker die gammastralen gedetecteerd, die vaker dein een keer zijn verstrooid en die erin zijn geslaagd de detector via een meer törtueuze maar kortere weg te bereiken.The scattering site of the detected gamma ray can be brought closer to the device 10 by decreasing the angle of the narrow collimators and can be further removed by increasing the how. In fact, the location of a single scattering for a radially oriented collimator is extremely far from the device. For sufficiently narrow radial collimation, the single scattering site may be so far away that the probability of detecting a single scattered gamma ray is virtually negligible. For practical purposes, it is more likely to detect those gamma rays, which are more often scattered at one time and which have succeeded in reaching the detector via a more dramatic but shortcut.

Het onderzoeksgebied in het algemene gebied van de opening 40 kan worden vergroot door het verbreden van de collimatie in een vlak, zoals getoond in fig. 3, gedefinieerd door de centrale as 3^ van de inrichting en gaande door bron 16 en detectoren 12 en 14, zodat het profiel van de korte-afstand-collimeerinrichting 20 en/of de bron-collimeerinrichting 24 wigvormig is. Zoals getoond neemt de longitudinale lengte van de collimeerinrichting 20 toe met de toenemende ra diale afstand. Aldus wordt het gebied waaruit de gammastralen een keer kunnen verstrooien en vervolgens kunnen worden gedetecteerd verbreed. Om het principe van de enkelvoudige verstrooiing te generaliseren wordt de gevoeligheidsdiepte van de detector vergroot als de opening van de collimeerinrichting meer in een richting loodrecht op de as 34 van de inrichting wordt uitgebreid. Om het gebied meer in de richting van de inrichting 10 uit te strekken, moet de collimeerinrichting onder vlakkere hoeken worden georiënteerd. Een scherpe hoek van wand 44 van collimeerinrichting 20 ten opzichte van de lengte-as 34 van de inrichting voorkomt dat zich radiaal verplaatsende gammastralen de korte-afstand-detector 14 bereiken. Door de scherpere hoek van wand 42 van collimeerinrichting 20 wordt het aantal telpulsen, geëmitteerd door bron 16 en gedetecteerd door de korte-afstand-detector 14, vergroot.The survey area in the general area of the opening 40 can be enlarged by broadening the collimation in a plane, as shown in Fig. 3, defined by the central axis 3 ^ of the device and passing through source 16 and detectors 12 and 14 so that the profile of the short-range collimator 20 and / or the source collimator 24 is wedge-shaped. As shown, the longitudinal length of the collimator 20 increases with the increasing radial distance. Thus, the area from which the gamma rays can scatter once and then be detected is broadened. To generalize the principle of the single scattering, the detector's depth of sensitivity is increased as the opening of the collimator is extended more in a direction perpendicular to the axis 34 of the device. In order to extend the area more towards the device 10, the collimator must be oriented at flatter angles. An acute angle of wall 44 of collimator 20 relative to the longitudinal axis 34 of the device prevents radially displacing gamma rays from reaching the short-range detector 14. The sharper angle of wall 42 of collimator 20 increases the number of count pulses emitted from source 16 and detected by the short-range detector 14.

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt het gewenst dat de colli-matie van bron 16 wordt verminderd tot deze een wigvormige dwarsdoorsnede heeft, zoals getoond in fig. 3· Een nauwe opening van de collimeerinrichting voor bron 16 beperkt de reeks van gammastralen voor enkelvoudige verstrooiingsgebeurtenissen op onnodige wijze. Onafhankelijk van de belangen voor de korte-afstand-detector 14 wordt het in het algemeen gewenst de bron-collimeerinrichting 24 niet onnodig te beperken, teneinde het aantal telpulsen voor de verder verwijderde ver-detector 12 te maximaliseren.In a preferred embodiment, it is desired that the collimation of source 16 be reduced until it has a wedge-shaped cross-section, as shown in Fig. 3. A narrow opening of the collimator for source 16 unnecessarily limits the array of gamma rays for single scattering events. . Regardless of the interests of the short-range detector 14, it is generally desired not to unnecessarily limit the source collimator 24 in order to maximize the number of counts for the further removed detector 12.

De fysica van de gammastraal-verstrooiing uit elektronen is echter ingewikkelder, doordat verstrooiing in bepaalde richtingen de voorkeur heeft. Het verstrooien in voorwaartse richtingen, of onder hoeken die kleine afwijkingen van de oorspronkelijke baan van de gammastralen vertegenwoordigen, zijn waarschijnlijker dan het verstrooien onder de meeste grotere hoeken, die grotere afwijkingen van de oorspronkelijke baan van de gammastralen vertegenwoordigen. Meer in het bijzonder hebben die gammastralen, die onder een kleine hoek worden verstrooid, dat wil zeggen een zodanige hoek, dat de weg van de gammastralen meer evenwijdig aan de as 34 van de inrichting loopt, de neiging de korte-afstand-collimeerinrichting 20 binnen te komen via dat gedeelte van de collimeerinrichting 20, die de grootste hoek maakt ten opzichte van de radiale richting, d.w.z. in de opening van wand 42. Die gammastralen, die onder een grotere hoek worden verstrooid, hebben de neiging de collimeerinrichting 20 binnen te gaan via dat gedeelte van de collimeerinrichting, dat de kleinste hoek maakt ten opzichte van de radiale richting, d.w.z. in de opening van wand 44. Dienovereenkomstig neemt, daar de collimeerinrichting wordt geopend naar progressief toegenomen hoeken ten opzichte van de loodrechte richting, het aantal gedetecteerde gebeurtenissen van wegen met een kleine hoek disproportioneel toe. Anderzijds wordt, door het vergroten van de "wig"-vorm van collimeerinrichting 20 in het vlak, dat wordt getoond in fig. 3, naar kleine hoeken ten opzichte van de loodrechte richting, het aantal gebeurtenissen niet proportioneel vergroot, daar de waarschijnlijkheid van verstrooiing over dergelijke grotere hoeken afneemt.However, the physics of the gamma-ray scattering from electrons are more complicated, because scattering in certain directions is preferred. Scattering in forward directions, or at angles representing small deviations from the original gamma ray trajectory, are more likely than scattering at most larger angles, representing larger deviations from the original gamma ray trajectory. More specifically, those gamma rays which are scattered at a small angle, i.e., such an angle that the path of the gamma rays is more parallel to the axis 34 of the device, tend to enter the short-range collimator 20 to enter through that portion of collimator 20, which is at the greatest angle to the radial direction, ie into the opening of wall 42. Those gamma rays, which are scattered at a greater angle, tend to enter collimator 20 via that portion of the collimator, which makes the smallest angle to the radial direction, ie in the opening of wall 44. Accordingly, since the collimator is opened to progressively increased angles from the perpendicular direction, the number of events detected of roads with a small angle disproportionately. On the other hand, by increasing the "wedge" shape of collimator 20 in the plane shown in Fig. 3, to small angles to the perpendicular direction, the number of events is not increased proportionally, since the probability of scattering decreases over such larger angles.

Onder bepaalde omstandigheden kan het gewenst zijn om deze gevoeligheid te veranderen, door het relatieve aantal gammastralen die zijn verstrooid onder een kleine hoek te veranderen naar die, welke zijn verstrooid onder grotere hoeken. Dit kan op verschillende manieren gebeuren. Bijvoorbeeld kan de hoek van wand 42 ten opzichte van een radiale richting worden verkleind, waarbij die gammastralen worden uitgesloten, die onder de kleinste hoeken worden verstrooid. Door deze werkwijze wordt de gevoeligheid echter tot kleine afstanden geredu ceerd.Under certain circumstances, it may be desirable to change this sensitivity by changing the relative number of gamma rays scattered at a small angle to those scattered at larger angles. This can be done in several ways. For example, the angle of wall 42 relative to a radial direction can be decreased, excluding those gamma rays that are scattered at the smallest angles. However, this method reduces the sensitivity to small distances.

Een voorkeurswerkwi j ze omvat het verwijden van de collimeerinrichting 20 in de azimutale richting, d.w.z. in een richting in een dwarsdoorsnede-vlak dat orthogonaal op de as 34 van de inrichting staat, als men zich verder van de bron verwijderd. Hierdoor is de acceptatie van meer gammastralen die over een grotere hoek zijn verstrooid mogelijk. In fig. 1 wordt de algemene configuratie van de korte-afstand-collimeerinrichting 20 geïllustreerd en in fig. 4 wordt de dwarsdoorsnede-configuratie van de korte-afstand-collimeerinrich ting 20 duidelijker weergegeven. De wigvorm van de korte-afstand-col-limeerinrichting 20 moet zich in het ideale geval vernauwen als de wig de detector 14 nadert. In een vlak door de collimeerinrichting 20 en orthogonaal op de as 34 van de inrichting, is kant 44 van de colli-meerinrichting breder dan kant 42, zoals wordt getoond in fig. 1. Een dergelijke vorm compenseert, ten minste voor een deel, het verlies aan intensiteit van de flux van de gammastralen bij grotere verstrooiings-hoeken, daar deze configuratie van de collimeerinrichting een grotere flux van gammastralen, die dieper zijn verstrooid, accepteert.A preferred method includes widening the collimator 20 in the azimuthal direction, i.e., in a cross-sectional plane orthogonal to axis 34 of the device, as one moves farther from the source. This allows the acceptance of more gamma rays that are scattered over a larger angle. In Fig. 1 the general configuration of the short-range collimator 20 is illustrated and in Fig. 4 the cross-sectional configuration of the short-range collimator 20 is more clearly shown. The wedge shape of the short range collimator 20 should ideally narrow as the wedge approaches detector 14. In a plane through the collimator 20 and orthogonal to the axis 34 of the device, side 44 of the collimator is wider than side 42, as shown in Fig. 1. Such a shape compensates, at least in part, for loss of intensity of the gamma ray flux at larger scattering angles, since this collimator configuration accepts a greater flux of gamma rays scattered deeper.

Deze modificatie maakt collimatie-acceptatie en -detectie van gammastralen, die onder grotere hoeken zijn verstrooid, mogelijk, maar houdt het aantal onder kleine hoeken verstrooide gammastralen in hoofdzaak constant. Hierdoor neemt de relatieve fractie van dieper verstrooide gammastralen toe. De diep-gevoeligheid wordt uiteindelijk weerspiegeld in de vorm van de ribbe, zoals ribbe 70. Een dergelijke modificatie verschaft, net als de algemene wigvorm van collimeer-inrichting 14, zoals hiervoor is besproken, een grotere controle over het volume van de ruimte buiten de inrichting 10 waarvoor de inrichting 10 gevoelig is.This modification allows collimation acceptance and detection of gamma rays scattered at larger angles, but keeps the number of gamma rays scattered at small angles substantially constant. This increases the relative fraction of deeper scattered gamma rays. The deep sensitivity is ultimately reflected in the shape of the rib, such as rib 70. Such a modification, like the general wedge shape of collimator 14, as discussed above, provides greater control over the volume of the space outside the device 10 to which device 10 is sensitive.

Hiervoor kunnen verschillende vormen van de collimeerinrichting 20 worden gebruikt, waarbij de azimutale breedte van de collimeerinrichting wordt vergroot met de afstand van de bron. Collimeerinrichting 20 kan bijvoorbeeld voor het grootste gedeelte, beginnende bij het uiteinde 42 het dichtst bij bron 16, zeer nauw zijn en tenslotte aan de andere kant plotseling en aanzienlijk breder worden.For this, various shapes of the collimator 20 can be used, the azimuthal width of the collimator being increased with the distance from the source. For example, collimator 20, for the most part, starting at the end 42 closest to source 16, may be very narrow and, on the other hand, become suddenly and considerably wider.

Een andere verwante overweging is de azimutale acceptatiehoek van de collimeerinrichtingen. De afleiding van correctie-gegevens voor de afstand van de inrichting is gewoonlijk gebaseerd op de karakterisering van de respons van de inrichting in een gecontroleerde situatie. Een verschil tussen de calibratie van de inrichting voor verschillende afstanden in een laboratorium-boorgat van tien inch kan dus een andere respons teweegbrengen in een boorgat dat, als gevolg van het verschil in kromming van het boorgat, tot elf inches is vergroot. De respons kan ook worden beïnvloed door de oriëntatie van de inrichting in het boorgat.Another related consideration is the azimuthal acceptance angle of the collimators. The derivation of correction data for the distance from the device is usually based on the characterization of the response of the device in a controlled situation. Thus, a difference between the calibration of the device for different distances in a ten-inch laboratory borehole may produce a different response in a borehole which, due to the difference in borehole curvature, is increased to eleven inches. The response can also be affected by the orientation of the device in the borehole.

Om dit effect op de korte-afstand-detector 14 te minimaliseren, moet de collimatie van de dichtbij-detector in de azimutale richting bij voorkeur nauw zijn, waardoor dit effect in de azimutale richting van elk gemeten rond materiaal wordt geminimaliseerd. Er zijn echter ten minste twee manieren om de collimatie "te vernauwen" of een "straal" gedetecteerde gammastralen te beperken. Een werkwijze, zoals besproken, is het verkleinen van de azimutale breedte van de collimeerinrichting. Een andere werkwijze voor het effectief vernauwen van de collimeerinrichting is het verlengen van de weglengte van de gammastralen door de collimeerinrichting. In de thans de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de inrichting met een diameter van ongeveer 24 cm (8,5 inches), wordt de korte-afstand-=collimeerinrichting 20 bijvoorbeeld onder een hoek van ongeveer 45° ten opzichte van de lengte-as 34 van de inrichting geneigd. Door deze neiging wordt de weglengte van de collimeerinrichting van ongeveer 2,5 cm of een inch (als de middellijn van de collimeerinrichting loodrecht of 90° op de lengte-as 34 van de inrichting had gestaan) naar ongeveer 3,75 of anderhalf inch verlengd. Dienovereenkomstig wordt de collimeerinrichting ongeveer 50% verlengd. Bij voorkeur bedraagt de azimutale breedte van de collimeerinrichting voor deze lengte ongeveer 0,6 cm (kwart inch) voor een groot gedeelte van de collimeerinrichting, zodat de azimutale breedte gemiddeld deze waarde haalt. Een voorkeursverhouding van de lengte tot de gemiddelde breedte kan dus in het traject van ongeveer 6:1 of groter liggen. Het vergroten van deze verhouding kan in een verdere verbetering van de respons resulteren, zoals hierna meer gedetailleerd wordt besproken. Afhankelijk van de afmeting van de inrichting, de afmeting van het gat, de breedte van de collimeerinrichting en andere factoren kan een andere minimale verhouding worden ontwikkeld.To minimize this effect on the short range detector 14, the collimation of the near detector in the azimuthal direction should preferably be narrow, thereby minimizing this effect in the azimuthal direction of any measured round material. However, there are at least two ways to "narrow" collimation or limit a "beam" of detected gamma rays. One method, as discussed, is to decrease the azimuthal width of the collimator. Another method of effectively narrowing the collimator is to extend the path length of the gamma rays through the collimator. For example, in the presently preferred embodiment of the device having a diameter of about 24 cm (8.5 inches), the short-range collimator 20 is inclined at an angle of about 45 ° to the longitudinal axis 34 of the decor inclined. This tendency extends the path of the collimator from about 2.5 cm or an inch (if the collimator centerline was perpendicular or 90 ° to the longitudinal axis 34 of the device) to about 3.75 or one and a half inches . Accordingly, the collimator is extended about 50%. Preferably, the azimuthal width of the collimator for this length is about 0.6 cm (quarter inch) for much of the collimator, so that the azimuthal width averages this value. Thus, a preferred length to average width ratio can be in the range of about 6: 1 or greater. Increasing this ratio may result in a further improvement in the response, as discussed in more detail below. Depending on the size of the device, the size of the hole, the width of the collimator and other factors, a different minimum ratio can be developed.

Bij voorkeur is, in een inrichting 10 met een diameter van ongeveer 24 cm (8,5 inch), de verhouding van de diameter van de inrichting tot de azimutale breedte, of tot de gemiddelde azimutale breedte, kleiner dan ongeveer k%. In een voorkeursuitvoeringsvorm bedraagt het grootste gedeelte van de azimutale breedte van de collimeerinrichting voor een inrichting met deze diameter bij voorkeur ongeveer 0,6 cm (0,25 inch), zodat de verhouding ongeveer 2,3% is. Als inrichting 10 niet perfect rond is, dan is de diameter waarnaar wordt verwezen de diameter van een cirkel die wordt omschreven door de buitenste randen van de inrichting 10.Preferably, in a device 10 having a diameter of about 24 cm (8.5 inches), the ratio of the diameter of the device to the azimuthal width, or to the average azimuthal width, is less than about k%. In a preferred embodiment, most of the azimuthal width of the collimator for a device of this diameter is preferably about 0.6 cm (0.25 inch), so that the ratio is about 2.3%. If device 10 is not perfectly round, then the diameter referred to is the diameter of a circle defined by the outer edges of device 10.

Dit vernauwen van de collimeerinrichting 20 is enige mate in strijdt met het concept van het verbreden van de wig van de collimeerinrichting 20, zoals is besproken, teneinde een groter aantal gamma-stralen, die onder grotere hoeken zijn verstrooid, te accepteren, maar aan dit concept wordt in hoofdzaak tegemoet gekomen door de beperking van de gemiddelde azimutale breedte in de korte-afstand-collimeer inrichting 20 en de voorkeursneiging van de korte-afstand-collimeer inrichting in de richting van de detector 14, zoals wordt getoond in de figuren 1 en 3, en is zeker van toepassing op een significant gedeelte van de korte-afstand-collimeerinrichting 20.This narrowing of the collimator 20 is to some extent contrary to the concept of widening the wedge of the collimator 20, as discussed, to accept a greater number of gamma rays scattered at greater angles, but this concept is mainly addressed by the limitation of the mean azimuthal width in the short-range collimator 20 and the preferred inclination of the short-range collimator towards the detector 14, as shown in Figures 1 and 3, and certainly applies to a significant portion of the short-range collimator 20.

De azimutale acceptatiehoek en de lengte van de collimeerinrichting worden significante correctiefactoren voor meetfouten die worden veroorzaakt door de rotatie van de inrichting, vergeleken met een draad-inrichting die niet roteert. De meetfouten die worden veroorzaakt door rotatie kunnen worden gedemonstreerd bij de uitvoering van een gebruikelijke calibratie van de inrichting.The azimuthal acceptance angle and the length of the collimator become significant correction factors for measurement errors caused by the rotation of the device, compared to a wire device that does not rotate. The measurement errors caused by rotation can be demonstrated in carrying out a conventional calibration of the device.

Een "statische" ribbe, zoals we de ribbe voor de gebruikelijke calibratie van een inrichting aanduiden, kan worden bepaald door de respons van de inrichting 10, als de inrichting in een zodanige richting van de wand van het boorgat wordt weggevoerd, dat het vlak met de as van de inrichting, de bron en de detector loodrecht op de wand van het boorgat staat, d.w.z. als de inrichting in de richting van de diameter van het gat wordt bewogen. In deze situatie is de afstand, zoals opening 32, die wordt waargenomen door de korte-afstand-colli-meerinrichting, effectief symmetrisch rond een vlak dat wordt gedefinieerd door de as 34 van de inrichting en de middelpunten van de bron en de detectoren.A "static" rib, as we refer to the rib for the usual calibration of a device, can be determined by the response of the device 10, if the device is moved away from the borehole wall in such a way that the plane with the axis of the device, the source and the detector is perpendicular to the borehole wall, ie if the device is moved towards the diameter of the hole. In this situation, the distance, such as aperture 32, perceived by the short-range collier device is effectively symmetrical about a plane defined by the axis 34 of the device and the centers of the source and detectors.

In tegenstelling daarmee is de afstand of opening 32, die tijdens het roteren in een te groot gat door de korte-afstand-collimeerinrïch-ting wordt waargenomen, gewoonlijk niet symmetrisch rond een vlak dat wordt gedefinieerd door de as 34 van de inrichting en de middelpunten van de bron en de detectoren. Dit is omdat de vorm van de afstand of opening 32 (annulus), die wordt gevormd tussen de inrichting 10 en de wand 23 van het boorgat, verschilt van het statische geval. De annulus zal, in het bijzonder, aan een kant van het vlak altijd dikker zijn da aan de andere kant, behalve in de twee gevallen van symmetrie tijdens het roteren, die optreden als de inrichting zich op de minimale en maximale afstand bevindt. We kunnen een ribbe, bepaald door het gewoon excentrisch roteren van een inrichting in een te groot gat, als "rota-tie-ribbe" aanduiden.In contrast, the distance or aperture 32 observed during rotation in too large a hole through the short-distance collimation device is usually not symmetrical about a plane defined by the axis 34 of the device and the centers from the source and detectors. This is because the shape of the distance or opening 32 (annulus) formed between the device 10 and the borehole wall 23 is different from the static case. In particular, the annulus will always be thicker on one side of the plane than on the other side, except in the two cases of symmetry during rotation, which occur when the device is at the minimum and maximum distances. We can designate a rib, determined by simply rotating an eccentrically rotating device in a hole that is too large, as "rotation rib".

De "statische" en "rotatie" ribben zijn niet identiek, d.w.z. dat de respons van de korte-afstand-detector op een afstand van de wand 23 van het boorgat tijdens excentrisch roteren in een te groot boorgat verschilt van de respons van de korte-afstand-detector op de afstand in een te groot boorgat, waar de detector niet roteert. Er wordt aangenomen dat dit het gevolg is van de asymmetrie van het annulaire materiaal dat wordt waargenomen door de korte-afstand-detector 14 en van de niet-lineariteit van de interactie tussen de gammastralen en het betrokken materiaal. Door dit laatste wordt elke overweging van gammastraal-interacties, waarbij meer dan een materiaal betrokken is.The "static" and "rotation" ribs are not identical, ie the response of the short-range detector at a distance from the borehole wall 23 during eccentric rotation in too large a borehole differs from the response of the short- distance detector at a distance in too large a borehole, where the detector does not rotate. This is believed to be due to the asymmetry of the annular material observed by the short-range detector 14 and the non-linearity of the interaction between the gamma rays and the material involved. The latter makes any consideration of gamma ray interactions involving more than one material.

gecompliceerd.complicated.

De wijze waarop deze nadelige situatie bij voorkeur wordt opgeheven, onder toepassing vein de werkwijze en inrichting van de onderhavige uitvinding, is door het "vernauwen" van de korte-afstand-colli-meerinrichting 14. Zoals besproken omvat een dergelijk "vernauwen" bij voorkeur het beperken van de azimutale breedte van de collimeerinrich-ting en/of het vergroten van de weglengte van de gammastralen in de collimeerinrichting. Door deze kenmerken wordt de breedte van de "straal" van gammastralen die de detector binnengaat effectief beperkt. Daar de effecten van de asymmetrie worden waargenomen over de breedte die wordt doorsneden door de straal van gedetecteerde gammastralen, geldt dat hoe nauwer de straal, des te kleiner de effecten van de asymmetrie.Preferably, the manner in which this adverse situation is remedied, using the method and apparatus of the present invention, is by "narrowing" the short-range collation apparatus 14. As discussed, such "narrowing" preferably includes limiting the azimuthal width of the collimator and / or increasing the path length of the gamma rays in the collimator. These features effectively limit the width of the "beam" of gamma rays entering the detector. Since the effects of the asymmetry are observed across the width intersected by the radius of detected gamma rays, the narrower the radius, the smaller the effects of the asymmetry.

Met andere woorden, als de breedte van de straal progressief wordt verkleind, benaderen de geometrie van de inrichting en de formatie beter de statische, symmetrische situatie, waarin de kern-en-rib-be-karakterisering gewoonlijk wordt uitgevoerd. De respons van de korte-afstand-detector op de afstand van de wand van het boorgat tijdens excentrisch roteren wordt dus ongeveer gelijk aan de respons van de korte-afstand-detector op de afstand van de wand van het boorgat tijdens het niet roteren van de detector, als het vlak, dat de bron, de detectoren en de as van de inrichting bevat, loodrecht op de wand van het boorgat staat. Dit komt ook overeen met de situatie tijdens het roteren, als de afstand ofwel maximaal ofwel minimaal is.In other words, as the beam width is progressively reduced, the geometry of the device and the formation better approximates the static, symmetrical situation in which the core and rib characterization is usually performed. Thus, the response of the short-range detector to the distance from the borehole wall during eccentric rotation becomes approximately equal to the response of the short-range detector to the distance from the borehole wall during non-rotation of the detector, if the plane containing the source, detectors and axis of the device is perpendicular to the borehole wall. This also corresponds to the situation when rotating, if the distance is either maximum or minimum.

Voor de lange-afstand-detector 12 heeft het de voorkeur dat de radiaal georiënteerde wanden 46 en 48 van collimeerinrichting l8 elk bij voorkeur loodrecht op de lengte-as 34 van de inrichting worden gehouden, teneinde de ontvangst van gammastralen uit de formatie 18 uit een radiale richting ten opzichte van de inrichting 10 te bevorderen, hoewel deze ook enigszins wigvormig kunnen zijn, teneinde de ontvangst van de flux van gammastralen uit de formatie te vergroten. Collimeerinrichting 18 heeft bij voorkeur geen hoek met betrekking tot de radiale richting, zodat de flux van gammastralen uit de formatie maximaal wordt. Kanten 50 en 52 van de collimeerinrichting, zoals getoond in fig. 6, kunnen een loodrechte richting hebben of kunnen, net als de wanden van de korte-afstand-collimeerinrichting 20, wigvormig zijn. Vanwege de toegenomen afstand tussen de detector 12 en de bron 16 is het effect van het afgenomen aantal telpulsen van gamma- stralen die onder een grote hoek zijn verstrooid minder duidelijk en wordt er bij voorkeur geen correctie uitgevoerd. Om de gamma-flux, die wordt ontvangen door de lange-afstand-detector 12, echter te vergroten is het noodzakelijk, daar de gamma-flux, zoals hiervoor is besproken, is afgenomen, dat de gemiddelde azimutale breedte van de lange-af-stand-collimeerinrichting, gedefinieerd door de kanten 50 en 52, ten minste drie keer de azimutale breedte voor de korte afstand bedraagt.For the long-range detector 12, it is preferable that the radially oriented walls 46 and 48 of collimator 18 are each preferably held perpendicular to the longitudinal axis 34 of the device, in order to receive gamma rays from formation 18 from a promote radial direction with respect to the device 10, although they may also be slightly wedge-shaped, in order to increase the reception of gamma ray flux from the formation. Preferably, collimator 18 has no angle with respect to the radial direction, so that the flux of gamma rays from the formation is maximized. Edges 50 and 52 of the collimator, as shown in Fig. 6, may be perpendicular or, like the walls of the short-range collimator 20, may be wedge-shaped. Due to the increased distance between the detector 12 and the source 16, the effect of the decreased number of counts of gamma rays scattered at a wide angle is less obvious and preferably no correction is made. However, in order to increase the gamma flux received by the long range detector 12, since the gamma flux, as discussed above, has decreased, the mean azimuthal width of the long range has decreased. stand collimator, defined by edges 50 and 52, is at least three times the azimuthal width for the short range.

De boorgat-voering 30 is bij voorkeur een cylindrische huls en omgeeft boring 38, welke door inrichting 10 wordt gevoerd voor het doorgeven van boorvloeistof. Boorgat-voering 30 voorkomt dat straling van bron 16 zich, door de boorvloeistof 26, naar boring 38 en naar respectievelijk ofwel de lange-afstand-detector 12 ofwel de korte-afstand-detector 14 voortplant, of blokkeert deze straling. De boorgat-voering 30 strekt zich dus bij voorkeur langs de longitudinale lengte van ten minste een gedeelte van de inrichting 10, welke de bron en de detectoren omvat, uit.Borehole liner 30 is preferably a cylindrical sleeve and surrounds bore 38, which is passed through drilling fluid transfer device 10. Borehole liner 30 prevents radiation from source 16 from propagating through the drilling fluid 26 to bore 38 and to either the long-range detector 12 or the short-range detector 14, respectively, or blocks this radiation. Thus, borehole liner 30 preferably extends along the longitudinal length of at least a portion of the device 10 including the source and detectors.

Hoewel de beschreven collimeerinrichtingen in hoofdzaak vlakke wanden hebben, kunnen de wanden ook rond, ovaal, elliptisch enzovoort zijn en kunnen ze nog steeds in hoofdzaak dezelfde of equivalente afmetingen, volgens de besproken principes, hebben. De voorgaande beschrijving van de onderhavige uitvinding is een illustratie en toelichting daarvan en het zal duidelijk zijn voor deskundigen dat verschillende veranderingen qua afmeting, vorm en materialen, alsook qua details van de geïllustreerde constructie of combinaties van kenmerken van de verschillende elementen kunnen worden uitgevoerd zonder af te wijken van de geest van de uitvinding.Although the described collimators have substantially flat walls, the walls may also be round, oval, elliptical, etc., and may still have substantially the same or equivalent dimensions, according to the principles discussed. The foregoing description of the present invention is illustrative and illustrative thereof, and it will be apparent to those skilled in the art that various changes in size, shape and materials, as well as in details of the illustrated construction or combinations of features of the different elements may be made without to depart from the spirit of the invention.

Claims (91)

1. Werkwijze voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, waarbij het boorgat een lengte-as heeft, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een eerste gerichte stralingssensor in het boorgat naast de aardformatie, voor het detecteren van de telpulsen die een indicatie zijn voor de straling uit de aardformatie; het roteren van de eerste gerichte stralingssensor met een in hoofdzaak vaste rotatiesnelheid, met een enkele rotatieperiode; het opslaan van de telpulsen die tijdens een totale bemonste-ringsperiode door de eerste gerichte stralingssensor zijn gedetecteerd, waarbij de totale bemonsteringsperiode langer is dan twee keer de enkele rotatieperiode, waarbij de stap van het opslaan van de gedetecteerde telpulsen het opslaan van de telpulsen tijdens een veelvoud van korte perioden binnen de totale bemonsteringsperiode omvat, waarbij elk van de korte perioden korter is dan de helft van de enkelvoudige rotatieperiode; het definiëren van een veelvoud van bins als een functie van ten minste een gedeelte van een verdeling van het aantal telpulsen, die tijdens elke korte periode zijn gedetecteerd; en het sorteren van de telpulsen, die tijdens elke korte periode zijn gedetecteerd, in een van de veelvoud van bins, voor het verschaffen van een indicatie die representatief is voor ten minste een karak teristiek van de aardformatie.A method for determining at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein, the borehole having a longitudinal axis, the method comprising the steps of: placing a first directional radiation sensor in the borehole next to the earthing formation, for detecting the counting pulses indicative of the radiation from the earth formation; rotating the first directional radiation sensor at a substantially fixed rotation speed, with a single rotation period; storing the counting pulses detected by the first directional radiation sensor during a total sampling period, the total sampling period being longer than twice the single rotation period, the step of storing the detected counting pulses storing the counting pulses during a a plurality of short periods within the total sampling period, each of the short periods being less than half of the single rotation period; defining a plurality of bins as a function of at least a portion of a distribution of the number of counts pulses detected during each short period; and sorting the count pulses detected during each short period into one of the plurality of bins to provide an indication representative of at least one characterization of the earth formation. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de stap van het definiëren van een veelvoud van bins verder bestaat uit: het bepalen van het gemiddelde van het aantal telpulsen, welke tijdens elke korte periode zijn gedetecteerd; en het definiëren van de veelvoud van bins als een functie van het bepaalde gemiddelde van het aantal telpulsen.The method of claim 1, wherein the step of defining a plurality of bins further comprises: averaging the number of count pulses detected during each short period; and defining the plurality of bins as a function of the determined average of the number of counts. 3. Werkwijze volgens conclusie 2, verder omvattende: het plaatsen van een tweede gerichte stralingssensor in het boorgat, op een axiale afstand van de eerste gerichte sensor; en het plaatsen van een stralingsbron in het boorgat, op een axiale afstand van de eerste en de tweede gerichte stralingssensor. l\. Werkwijze volgens conclusie 3. waarbij de stap van het opslaan van de telpulsen verder bestaat uit: het opslaan van de telpulsen, die door de tweede gerichte stra-lingssensor tijdens een veelvoud van korte perioden zijn gedetecteerd; en het optellen van de door de eerste en tweede gerichte sensoren tijdens de veelvoud van korte perioden gedetecteerde telpulsen.The method of claim 2, further comprising: placing a second directional radiation sensor in the borehole at an axial distance from the first directional sensor; and placing a radiation source in the borehole at an axial distance from the first and second directional radiation sensors. l \. The method of claim 3. wherein the step of storing the counting pulses further comprises: storing the counting pulses detected by the second directed radiation sensor during a plurality of short periods; and adding up the counting pulses detected by the first and second directed sensors during the plurality of short periods. 5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de stap voor het bepalen van het gemiddelde aantal telpulsen verder bestaat uit: het middelen van de telpulsen uit de eerste en tweede gerichte stralingssensoren.The method of claim 4, wherein the step of determining the average number of counting pulses further comprises: averaging the counting pulses from the first and second directed radiation sensors. 6. Werkwijze volgens conclusie waarbij de stap van het sorteren van de telpulsen verder bestaat uit: het sorteren van de telpulsen, die tijdens de korte perioden door de eerste en tweede stralingssensoren zijn gedetecteerd, in een van twee of meer bins, die elk zijn gedefinieerd als een functie van het bepaalde gemiddelde van het aantal telpulsen.The method of claim wherein the step of sorting the counting pulses further comprises: sorting the counting pulses detected during the short periods by the first and second radiation sensors into one or two bins, each defined as a function of the determined average of the number of counts. 7. Werkwijze volgens conclusie 6, verder omvattende: het wegen van de telpulsen die zijn opgeslagen in een van ten minste drie bins, voor het verschaffen van de indicatie die representatief is voor ten minste een karakteristiek van de aardformatie.The method of claim 6, further comprising: weighting the counting pulses stored in one of at least three bins, to provide the indication representative of at least one characteristic of the earth formation. 8. Werkwijze volgens conclusie 3. waarbij de stap van het opslaan van de telpulsen verder bestaat uit: het doorvoeren van de telpulsen voor detectie door de eerste en tweede gerichte stralingssensor tijdens elk van de korte perioden, die in hoofdzaak in verband staan met de energieniveaus die zijn geassocieerd met de Compton-verstrooiing van gammastralen; en het doorvoeren van de telpulsen voor detectie door ten minste een van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren tijdens elk van de korte perioden, die in hoofdzaak in verband staan met de energieniveaus die zijn geassocieerd met de fotoelektrische absorptie van gammastralen.The method of claim 3. wherein the step of storing the counting pulses further comprises: passing the counting pulses for detection by the first and second directed radiation sensors during each of the short periods, which are primarily related to the energy levels that are associated with the Compton gamma ray scattering; and passing the counting pulses for detection by at least one of the first and second directional radiation sensors during each of the short periods, which are substantially related to the energy levels associated with the photoelectric absorption of gamma rays. 9. Werkwijze volgens conclusie 3. verder omvattende: de tweede gerichte stralingssensor op een grotere axiale afstand van de stralingsbron plaatsen dan de eerste gerichte stralingssensor; en het blokkeren van straling die door de eerste gerichte stralingssensor wordt opgevangen uit de formatie in een richting die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengte-as van het boorgat.The method of claim 3. further comprising: placing the second directional radiation sensor at a greater axial distance from the radiation source than the first directional radiation sensor; and blocking radiation received by the first directional radiation sensor from the formation in a direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the borehole. 10. Werkwijze volgens conclusie 3. verder omvattende; het doorvoeren van straling, die wordt ontvangen door de tweede gerichte stralingssensor, uit de formatie, in een richting die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengte-as van het boorgat.The method of claim 3. further comprising; transmitting radiation received by the second directional radiation sensor from the formation in a direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the borehole. 11. Werkwijze volgens conclusie 3. verder omvattende: het op een gekozen afstand plaatsen van de eerste stralingssensor van de bron, voor het ontvangen van vrijwel alleen enkelvoudig verstrooide gammastralen uit de stralingsbron.The method of claim 3. further comprising: placing the first radiation sensor from the source at a selected distance to receive substantially only singly scattered gamma rays from the radiation source. 12. Werkwijze volgens conclusie 2, verder omvattende: het bepalen van de theoretische standaarddeviatie van het gemiddelde aantal telpulsen en de gemeten standaarddeviatie van het gemiddelde aantal telpulsen; en het vergelijken van de theoretische standaarddeviatie en de gemeten standaarddeviatie, voor het produceren van een indicatie-signaal voor de grootte van het boorgat.The method of claim 2, further comprising: determining the theoretical standard deviation of the average number of counts and the measured standard deviation of the average number of counts; and comparing the theoretical standard deviation and the measured standard deviation, to produce a bore size indication signal. 13. Werkwijze volgens conclusie 12, verder omvattende: het corrigeren van de opgeslagen telpulsen in respons op het indicator-signaal van de grootte van het boorgat.The method of claim 12, further comprising: correcting the stored count pulses in response to the borehole size indicator signal. 14. Inrichting voor het onderzoeken van de eigenschappen van aardformaties rond een boorgat, die een stralingsbron, een korte-af-stand-detector en een lange-afstand-detector omvat, elk aangebracht in een lichaam met een lengte-as, waarbij de inrichting verder bestaat uit: > een korte-afstand-detector-collimeerinrichting, in het lichaam op een eerste plaats op afstand van de stralingsbron aangebracht, waarbij de korte-afstand-detector-collimeerinrichting een volume definieert dat materiaal omvat, dat in hoofdzaak transparant is voor straling, waarbij de korte-afstand-detector-collimeerinrichting een korte-af-stand-dwarsdoorsnede heeft die wordt gedefinieerd door een vlak dat evenwijdig is aan de lengte-as en deze omvat, waarbij de verre kant van de korte-afstand-dwarsdoorsnede, die zich op afstand van de stra-lingsbron bevindt, een eerste scherpe hoek met betrekking tot de lengte-as vormt, voor het in hoofdzaak blokkeren van straling, die wordt opgevangen door de korte-afstand-detector, uit een richting die loodrecht staat op de lengte-as van de inrichting; en een lange-afstand-detector-collimeerinrichting, die op een tweede plaats, op afstand van de stralingsbron, in het lichaam is aangebracht, waarbij de lange-afstand-detector-collimeerinrichting een volume definieert dat een materiaal bevat, dat in hoofdzaak transparant is voor straling, waarbij de lange-afstand-detector-collimeer-inrichting een wand heeft die zich naar buiten uitstrekt vanaf de lange-afstand-detector, om straling in een richting, die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengte-as van de inrichting, naar de lange-afstand-detector te voeren.A device for examining the properties of earth formations around a borehole, comprising a radiation source, a short-range detector and a long-range detector, each mounted in a body with a longitudinal axis, the device further comprising:> a short-range detector collimator disposed in the body in a prime location away from the radiation source, the short-range detector collimator defining a volume comprising material which is substantially transparent to radiation, the short-range detector collimator having a short-distance cross-section defined by a plane parallel to the longitudinal axis and comprising it, the far side of the short-distance cross-section, spaced from the radiation source, forms a first acute angle to the longitudinal axis for substantially blocking radiation received by the short-range detector or, from a direction perpendicular to the longitudinal axis of the device; and a long-range detector collimator disposed in the body in a second location away from the radiation source, the long-range detector collimator defining a volume containing a material which is substantially transparent for radiation, wherein the long-range detector collimating device has a wall extending outward from the long-range detector to radiate in a direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the device, to the long-range detector. 15. Inrichting volgens conclusie 14, waarin: de korte-afstand-dwarsdoorsnede een longitudinale lengte heeft in een richting die in hoofdzaak evenwijdig is aan de lengte-as, waarbij de longitudinale lengte toeneemt met de toegenomen afstand vanaf de lengte-as in een radiale buitenwaartse richting.The device of claim 14, wherein: the short-distance cross-section has a longitudinal length in a direction substantially parallel to the longitudinal axis, the longitudinal length increasing with the increased distance from the longitudinal axis in a radial outward direction. 16. Inrichting volgens conclusie 14, verder omvattende: een dichtbij-kant van de korte-afstand-dwarsdoorsnede, die zich tussen de stralingsbron en de verre kant bevindt en die een tweede scherpe hoek vormt met betrekking tot de lengte-as, die scherper is dan de eerste scherpe hoek.The device of claim 14, further comprising: a close-up side of the short-distance cross-section, which is located between the radiation source and the far side and which forms a second acute angle with respect to the longitudinal axis, which is sharper than the first sharp angle. 17· Inrichting volgens conclusie 1^, verder omvattende: de korte-afstand-detector-collimeerinrichting met een andere dwarsdoorsnede, die wordt gedefinieerd door een ander vlak, dat evenwijdig is aan de lengte-as en zich op een afstand daarvan bevindt, waarbij de andere dwarsdoorsnede een breedte heeft in een richting loodrecht op de lengte-as, die afneemt met een toenemende afstand van de stralingsbron; en de lange-afstand-detector-collimeerinrichting met een in hoofd zaak rechthoekige dwarsdoorsnede-configuratie in het andere vlak.The device of claim 11 further comprising: the short-range detector collimator of another cross section defined by another plane parallel to the longitudinal axis and spaced therefrom, the other cross section has a width in a direction perpendicular to the longitudinal axis, which decreases with increasing distance from the radiation source; and the long-range detector collimator with a substantially rectangular cross-sectional configuration in the other plane. 18. Inrichting volgens conclusie 14, verder omvattende: het lichaam dat in hoofdzaak buisvormig is en een zich radiaal naar buiten uitstrekkende schoep omvat, waarbij de korte-afstand-de-tector-collimeerinrichting en de lange-afstand-detector-collimeer-inrichting zich elk door een gedeelte van de zich radiaal naar buiten uitstrekkende schoep uitstrekken.The device of claim 14, further comprising: the body which is substantially tubular and includes a radially outwardly extending blade, the short-range detector collimator and the long-range detector collimator located each extending through a portion of the radially outwardly extending blade. 19. Inrichting volgens conclusie lk, verder omvattende: de lange-afstand-detector-collimeerinrichting in het andere vlak, met een in hoofdzaak constante breedte bij een variërende, zich radiaal van de lengte-as uitstrekkende afstand; en de korte-afstand-collimeerinrichting met een geselecteerde axiale afstand van de bron van gammastralen, voor het opnemen van vrijwel alleen enkelvoudig verstrooide gammastralen uit de stralingsbron.The apparatus of claim 1, further comprising: the long range detector collimator in the other face, having a substantially constant width at a varying distance extending radially from the longitudinal axis; and the short-range collimator with a selected axial distance from the gamma ray source, for receiving substantially only singly scattered gamma rays from the radiation source. 20. Inrichting volgens conclusie 14, verder omvattende: een bron-collimeerinrichting, gemaakt van een materiaal met een lage dichtheid en aangebracht in het lichaam, waarbij de bron-colli meerinrichting een dwarsdoorsnede heeft die wordt gedefinieerd door een vlak dat evenwijdig is aan de lengte-as van de inrichting en deze omvat, waarbij de dwarsdoorsnede een oppervlak heeft, dat radiaal naar buiten vanaf de lengte-as van de inrichting toeneemt.The device of claim 14, further comprising: a source collimating device made of a low density material and disposed in the body, the source collimating device having a cross section defined by a plane parallel to its length axis of the device and includes it, the cross section having a surface which increases radially outward from the longitudinal axis of the device. 21. Inrichting volgens conclusie 14, verder omvattende: het lichaam met een centrale boring daardoor voor het doorvoeren van boorvloeistof; en een huls die bestaat uit een materiaal met hoge dichtheid en die ) radiaal is aangebracht tussen de bron en het centrale boorgat, om te voorkomen dat straling uit de bron in contact komt met de boorvloeistof in de centrale boring.The device of claim 14, further comprising: the body having a central bore therethrough for passage of drilling fluid; and a sleeve made of a high-density material that is radially disposed between the well and the central borehole to prevent radiation from the well from contacting the drilling fluid in the central bore. 22. Inrichting volgens conclusie 21, verder omvattende: 3 de huls die zich in de lengterichting uitstrekt van de stralings bron naar de lange-afstand-detector.The device of claim 21, further comprising: 3 the sleeve extending longitudinally from the radiation source to the long range detector. 23. Werkwijze voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, waarbij het boorgat een lengte-as heeft, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een stralingsbron in het boorgat; het plaatsen van een eerste gerichte stralingssensor in het boorgat, op enige afstand van de stralingsbron; het plaatsen van een tweede gerichte stralingssensor in het boorgat, ten opzichte van de eerste gerichte stralingssensor tegenover de s t ralingsbron; en het blokkeren van de straling, die door de eerste gerichte stralingssensor uit de aardformatie wordt opgevangen in een richting die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengte-as van het boorgat.A method of determining at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein, the borehole having a longitudinal axis, the method comprising the steps of: placing a radiation source in the borehole; placing a first directional radiation sensor in the borehole at some distance from the radiation source; placing a second directional radiation sensor in the borehole, relative to the first directional radiation sensor opposite the radiation source; and blocking the radiation received by the first directional radiation sensor from the earth formation in a direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the borehole. 24. Werkwijze volgens conclusie 23, verder omvattende: het doorvoeren van straling, die door de tweede gerichte stralingssensor uit de formatie wordt opgevangen, in een richting die in hoofdzaak loodrecht op de lengte-as van het boorgat staat.The method of claim 23, further comprising: transmitting radiation received by the second directional radiation sensor from the formation in a direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the borehole. 25. Werkwijze volgens conclusie 24, verder omvattende: het op een gekozen afstand van de stralingsbron plaatsen van de eerste gerichte stralingssensor, voor het opvangen van in hoofdzaak slechts enkelvoudig verstrooide gammastralen uit de stralingsbron.The method of claim 24, further comprising: locating the first directional radiation sensor at a selected distance from the radiation source to receive substantially only singly scattered gamma rays from the radiation source. 26. Werkwijze volgens conclusie 25. verder omvattende: het vormen van een collimeerinrichting, die zodanig is uitgevoerd voor het selectief doorvoeren van straling, die wordt opgevangen door de eerste gerichte stralingssensor, uit de stralingsbron, dat de eerste gerichte stralingssensor ongeveer hetzelfde aantal enkelvoudig verstrooide gammastralen opvangt, die onder een eerste hoek worden verstrooid, vergeleken met enkelvoudig verstrooide gammastralen die onder een tweede hoek, groter dan de eerste hoek, worden verstrooid.The method of claim 25. further comprising: forming a collimator configured to selectively transmit radiation received by the first directional radiation sensor from the radiation source such that the first directional radiation sensor scatters approximately the same number of times captures gamma rays that are scattered at a first angle compared to single-scattered gamma rays that are scattered at a second angle greater than the first angle. 27. Werkwijze volgens conclusie 23, verder omvattende: het roteren van de eerste en twee gerichte stralingssensoren en de stralingsbron met een rotatiesnelheid met een enkele rotatieperio-de; het detecteren van telpulsen met de eerste en tweede gerichte stralingssensoren tijdens een meetperiode die een veelvoud van korte perioden omvat; en het sorteren van de telpulsen, die zijn gedetecteerd tijdens elk van de veelvoud van korte perioden, in een van een veelvoud van bins, voor het verschaffen van een indicatie die representatief is voor ten minste een karakteristiek van de aardformatie.The method of claim 23, further comprising: rotating the first and two directional radiation sensors and the radiation source at a rotational speed with a single rotational period; detecting counts with the first and second directional radiation sensors during a measurement period comprising a plurality of short periods; and sorting the counting pulses detected during each of the plurality of short periods into one of a plurality of bins to provide an indication representative of at least one characteristic of the earth formation. 28. Werkwijze volgens conclusie 27, verder omvattende: het combineren van de telpulsen die tijdens de veelvoud van korte perioden door de eerste gerichte stralingssensor en de tweede gerichte stralingssensor zijn gedetecteerd.The method of claim 27, further comprising: combining the counting pulses detected by the first directed radiation sensor and the second directed radiation sensor during the plurality of short periods. 29. Werkwijze volgens conclusie 28, verder omvattende; het middelen van de telpulsen uit de eerste en de tweede gerichte stralingssensoren.The method of claim 28, further comprising; averaging the counting pulses from the first and second directional radiation sensors. 30. Werkwijze volgens conclusie 27, waarbij de stap van het sorteren van de telpulsen verder omvat: het bepalen van het gemiddelde van het aantal telpulsen voor de telpulsen die zijn gedetecteerd tijdens de meetperiode; en het definiëren van elk van een veelvoud van bins als een functie van het bepaalde gemiddelde van het aantal telpulsen.The method of claim 27, wherein the step of sorting the counting pulses further comprises: determining the average of the number of counting pulses for the counting pulses detected during the measurement period; and defining each of a plurality of bins as a function of the determined average of the number of counts. 31. Werkwijze volgens conclusie 27, verder omvattende: het wegen van de telpulsen die zijn opgeslagen in een veelvoud van bins, voor het verschaffen van de indicatie die representatief is voor ten minste een karakteristiek van de aardformatie.The method of claim 27, further comprising: weighting the counting pulses stored in a plurality of bins to provide the indication representative of at least one characteristic of the earth formation. 32. Werkwijze volgens conclusie 27, waarbij de stap van het sorteren van de telpulsen verder omvat: het doorvoeren van de telpulsen voor opslag, gedetecteerd door elk van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren tijdens elk van de korte perioden, die in hoofdzaak in verband staan met de energie niveaus die zijn geassocieerd met de Compton-verstrooiing van gamma-stralen; en het doorvoeren van de telpulsen voor opslag, gedetecteerd door ten minste een van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren tijdens elk van de korte perioden, die in hoofdzaak in verband staan met de energieniveaus die zijn geassocieerd met de fotoelektrische absorptie van gammastralen.The method of claim 27, wherein the step of sorting the counting pulses further comprises: passing the counting pulses for storage detected by each of the first and second directed radiation sensors during each of the short periods which are substantially related with the energy levels associated with the Compton scattering of gamma rays; and passing the storage counts detected by at least one of the first and second directional radiation sensors during each of the short periods, which are substantially related to the energy levels associated with the photoelectric absorption of gamma rays. 33· Werkwijze volgens conclusie 23. verder omvattende: het plaatsen van en akoestische ontvanger in het boorgat, naast de eerste en tweede gerichte stralingssensoren, voor het opwekken van een akoestisch signaal dat een indicatie is voor de aftast-afstand; het correleren van het akoestische signaal met de telpulsen van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren, gedetecteerd tijdens een veelvoud van korte perioden, onder roteren van de akoestische ontvanger en de eerste en tweede gerichte stralingssensoren; en het sorteren van de telpulsen, gedetecteerd door de eerste en tweede gerichte sensoren tijdens elk van een veelvoud van korte perioden, in een veelvoud van bins, die elk functioneel in verband staan met het akoestische signaal.A method according to claim 23. further comprising: placing an acoustic receiver in the borehole, next to the first and second directional radiation sensors, for generating an acoustic signal indicative of the scanning distance; correlating the acoustic signal with the counting pulses of the first and second directional radiation sensors, detected during a plurality of short periods, while rotating the acoustic receiver and the first and second directional radiation sensors; and sorting the counting pulses detected by the first and second directional sensors during each of a plurality of short periods, into a plurality of bins, each of which is functionally related to the acoustic signal. 34. Werkwijze volgens conclusie 23. verder omvattende: het plaatsen van een akoestische zender-ontvanger in het boorgat, naast de eerste en tweede gerichte stralingssensoren, voor het opwekken van een akoestisch signaal dat een indicatie is van de aftast-afstand; het correleren van het akoestische signaal met de telpulsen van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren, gedetecteerd tijdens een veelvoud van korte perioden, onder roteren van de akoestische ontvanger en de eerste en tweede gerichte stralingssensoren; en het bepalen van de dichtheid van een formatie in respons op de telpulsen van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren en het akoestische signaal.The method of claim 23. further comprising: placing an acoustic transceiver in the borehole, next to the first and second directional radiation sensors, to generate an acoustic signal indicative of the scan distance; correlating the acoustic signal with the counting pulses of the first and second directional radiation sensors, detected during a plurality of short periods, while rotating the acoustic receiver and the first and second directional radiation sensors; and determining the density of a formation in response to the counts of the first and second directional radiation sensors and the acoustic signal. 35· Werkwijze volgens conclusie 26, waarbij de stap van het sorteren van de telpulsen omvat het plaatsen van een akoestische aftaster in het boorgat voor het bepalen van de afstand; en de lengte van de meetperiode wordt bepaald tijdens de stap van het sorteren van de telpulsen.A method according to claim 26, wherein the step of sorting the counting pulses comprises placing an acoustic sensor in the borehole to determine the distance; and the length of the measurement period is determined during the step of sorting the counting pulses. 36. Werkwijze voor het corrigeren van metingen voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een eerste gerichte stralingssensor in het boorgat naast de aardformatie, voor het detecteren van telpulsen die een indicatie zijn van de straling uit de aardformatie; het roteren van de eerste gerichte stralingssensor net een in hoofdzaak vaste rotatiesnelheid met een enkele rotatieperiode; het detecteren van telpulsen met de eerste gerichte stralingssensor tijdens een totale meetperiode, waarbij de totale meetperiode langer is dan twee keer de enkelvoudige rotatieperiode, waarbij de stap van het detecteren van telpulsen het detecteren van telpulsen met de eerste gerichte stralingssensor tijdens een veelvoud korte perioden, elk binnen de totale meetperiode, omvat, waarbij elke korte periode korter is dan de helft van de enkelvoudige rotatieperiode; het bepalen van de gemeten standaarddeviatie van het aantal telpulsen uit de verdeling van het aantal telpulsen; het vergelijken van de gemeten standaarddeviatie van het aantal telpulsen met de berekende standaarddeviatie van het aantal telpulsen; en het produceren van een onregelmatig boorgat-inidicatiesignaal als de gemeten standaarddeviatie van het aantal telpulsen met een maximale hoeveelheid verschilt van de berekende standaarddeviatie van het aantal telpulsen.36. A method of correcting measurements to determine at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein, said method comprising the steps of: placing a first directional radiation sensor in the borehole next to the earthing formation to detect count pulses which are an indication of the radiation from the earth formation; rotating the first directional radiation sensor with a substantially fixed rotation speed with a single rotation period; detecting counts with the first directional radiation sensor during a total measuring period, the total measuring period being longer than twice the single rotation period, the step of detecting counts detecting counts with the first directional radiation sensor during a plurality of short periods, each within the total measurement period, each short period being less than half of the single rotation period; determining the measured standard deviation of the number of counting pulses from the distribution of the number of counting pulses; comparing the measured standard deviation of the number of counting pulses with the calculated standard deviation of the number of counting pulses; and producing an irregular borehole indication signal if the measured standard deviation of the number of counts by a maximum amount differs from the calculated standard deviation of the number of counts. 37. Werkwijze volgens conclusie 36, verder omvattende: het verschaffen van een correctie op de gedetecteerde telpulsen in respons op het onregelmatige indicatiesignaal.The method of claim 36, further comprising: providing a correction to the detected counting pulses in response to the irregular indication signal. 38. Werkwijze volgens conclusie 37. waarbij het verschaffen van een correctie-respons op het onregelmatige indicatiesignaal verder omvat: het sorteren van de telpulsen tijdens elk van de korte perioden in een van een veelvoud van bins, elk gedefinieerd als een functie van de verdeling van het aantal telpulsen, voor het verschaffen van een indicatie die representatief is voor ten minste een karakteristiek van de aardformatie.The method of claim 37, wherein providing a correction response to the irregular indication signal further comprises: sorting the count pulses during each of the short periods into one of a plurality of bins, each defined as a function of the distribution of the number of counts, to provide an indication representative of at least one characteristic of the earth formation. 39. Werkwijze volgens conclusie 36, verder omvattende: het bepalen van de afmeting van het boorgat in respons op de stap van het vergelijken.The method of claim 36, further comprising: determining the size of the borehole in response to the comparing step. 40. Werkwijze volgens conclusie 39. verder omvattende: het integreren over een lengte van het boorgat voor het bepalen van het volume van het boorgat.The method of claim 39, further comprising: integrating a length of the borehole to determine the volume of the borehole. 41. Werkwijze voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, waarbij het boorgat boor-vloeistof bevat, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een stralingsbron in het boorgat naast de aardformatie ; het plaatsen van een eerste gerichte stralingssensor in het boorgat naast de aardformatie, voor het detecteren van telpulsen die een indicatie zijn voor de straling uit de aardformatie; het plaatsen van een akoestische boorgat-aftaster in het boorgat, die rondom op lijn ligt met de eerste gerichte stralingssensor, voor het ontvangen van een veelvoud van akoestische signalen, die elk een indicatie zijn voor de afstand van de eerste gerichte stralingssensor van de aardformatie in het boorgat; het roteren van de bron, de eerste gerichte stralingssensor en de akoestische boorgat-aftaster met een rotatiesnelheid met een enkele rotatieperiode; het detecteren van telpulsen met de eerste gerichte sensor tijdens een totale meetperiode die een veelvoud van korte perioden omvat; het correleren van elk van de veelvoud van akoestische signalen met de telpulsen die zijn gedetecteerd tijdens respectievelijk een van de veelvoud van korte perioden; het definiëren van een veelvoud van bins als een functie van de veelvoud van akoestische signalen; en het sorteren van de telpulsen, gedetecteerd door de eerste gerichte sensor tijdens elk van de veelvoud van korte perioden, in elk van de desbetreffende bins.41. A method of determining at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein, said borehole containing drilling fluid, said method comprising the steps of: placing a radiation source in the borehole adjacent to the earth formation; placing a first directional radiation sensor in the borehole adjacent to the earth formation, for detecting counts indicative of radiation from the earth formation; placing a borehole acoustic sensor in alignment with the first directional radiation sensor all around to receive a plurality of acoustic signals, each indicative of the distance of the first directional radiation sensor from the earth formation in the borehole; rotating the source, the first directional radiation sensor and the borehole acoustic sensor at a rotation speed with a single rotation period; detecting counts with the first directional sensor during a total measurement period comprising a plurality of short periods; correlating each of the plurality of acoustic signals with the counting pulses detected during one of the plurality of short periods, respectively; defining a plurality of bins as a function of the plurality of acoustic signals; and sorting the counting pulses detected by the first directional sensor during each of the plurality of short periods in each of the respective bins. 42. Werkwijze volgens conclusie 4l, die verder de stap omvat van: het plaatsen van een tweede gerichte stralingssensor in het boorgat, naast de aardformatie en op lijn met de eerste gerichte stralingssensor, voor het detecteren van telpulsen die een indicatie zij voor de straling uit de aardformatie.The method of claim 41, further comprising the step of: placing a second directional radiation sensor in the borehole, adjacent to the earth formation and aligned with the first directional radiation sensor, to detect count pulses indicative of the radiation from the earth formation. 43. Werkwijze volgens conclusie 42, verder omvattende: het bepalen van de afstand met behulp van de akoestische boorgat- aftaster; en het corrigeren van de gedetecteerde telpulsen van de eerste en de tweede gerichte stralingssensoren als een functie van de bepaalde afstand, voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van het boorgat. Werkwijze volgens conclusie 4l, die verder de stappen omvat van: het bepalen van de lengte van de totale meetperiode tijdens de stap van het sorteren van de telpulsen.The method of claim 42, further comprising: determining the distance using the acoustic borehole scanner; and correcting the detected counts of the first and second directional radiation sensors as a function of the determined distance, to determine at least one characteristic of the borehole. A method according to claim 41, further comprising the steps of: determining the length of the total measurement period during the step of sorting the counting pulses. 45. Werkwijze volgens conclusie 4l, waarbij de stap van het sorteren verder omvat: het definiëren van elk van een veelvoud van bins als een functie van de reistijd van het akoestische signaal tussen de akoestische boorgat-aftaster en de wand van het boorgat.The method of claim 41, wherein the sorting step further comprises: defining each of a plurality of bins as a function of the travel time of the acoustic signal between the acoustic borehole sensor and the borehole wall. 46. Werkwijze voor het corrigeren van metingen voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, gedefinieerd door een wand, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een bron in het boorgat om het boorgat en de aardformatie met gammastralen te bestralen; het plaatsen van een eerste, op afstand aangebrachte stralings-sensor in het boorgat, naast de aardformatie, voor het detecteren van telpulsen die een indicatie zijn voor de straling uit de aardformatie; het plaatsen van een tweede, op afstand aangebrachte stralings-sensor in het boorgat, op een afstand van de bron die groter is dan de afstand tot de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor; het plaatsen van een behuizing voor de inrichting in het boorgat, voor het verschaffen van een ondersteuning voor de bron, de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor en de tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de behuizing voor de inrichting een diameter heeft, die verwant is aan de cirkel rond de behuizing; het vormen van een eerste collimeerinrichting, die is uitgevoerd voor het doorvoeren van een gedeelte van de gammastralen naar de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de azimutale breedte van een gedeelte van de collimeerinrichting kleiner is dan ongeveer k% van de diameter van de behuizing van de inrichting; het roteren van de bron en de eerste en tweede, op afstand aangebrachte stralingssensoren; en het detecteren van gammastralen met de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor rond ten minste een aanzienlijk gedeelte van de omtrek van het boorgat tijdens de stap van het roteren.46. A method of correcting measurements to determine at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein defined by a wall, said method comprising the steps of: placing a well in the borehole about the borehole and the earthing formation irradiate with gamma rays; placing a first remote radiation sensor in the borehole, next to the earth formation, to detect count pulses indicative of the radiation from the earth formation; placing a second remote radiation sensor in the borehole at a distance from the source greater than the distance from the first remote radiation sensor; placing a housing for the device in the borehole, to provide a support for the well, the first remote radiation sensor and the second remote radiation sensor, the housing for the device having a diameter which is related is on the circle around the case; forming a first collimator configured to pass a portion of the gamma rays to the first remote radiation sensor, the azimuthal width of a portion of the collimator being less than about k% of the diameter of the housing of the establishment; rotating the source and the first and second remote radiation sensors; and detecting gamma rays with the first remote radiation sensor around at least a substantial portion of the borehole circumference during the rotation step. 47. Werkwijze volgens conclusie 46, die verder de stap omvat van: het vormen van een tweede collimeerinrichting voor de tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor, met een azimutale breedte die groter is dan de azimutale breedte van het gedeelte van de eerste collimeerinrichting.The method of claim 46, further comprising the step of: forming a second collimator for the second remote radiation sensor having an azimuthal width greater than the azimuthal width of the portion of the first collimator. 48. Werkwijze volgens conclusie 46, waarbij: de eerste collimeerinrichting een azimutale breedte heeft die varieert langs de lengterichting daarvan en een gemiddelde azimutale breedte geeft, waarbij de gemiddelde azimutale breedte van de eerste collimeerinrichting kleiner is dan de azimutale breedte van de tweede collimeerinrichting.The method of claim 46, wherein: the first collimator has an azimuthal width that varies along its length and provides an average azimuthal width, the average azimuthal width of the first collimator being less than the azimuthal width of the second collimator. 49. Werkwijze volgens conclusie 46, die verder de stap omvat van: het instellen van de azimutale breedte van het gedeelte van de collimeerinrichting, tot de rotatie- en niet-rotatie-respons van de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor op de afstand tot de wand van het boorgat vrijwel gelijk zijn.The method of claim 46, further comprising the step of: adjusting the azimuthal width of the portion of the collimator to the rotational and non-rotational response of the first remote radiation sensor to the distance from the collimator. wall of the borehole are almost the same. 50. Werkwijze voor het corrigeren van metingen voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, gedefinieerd voor een wand, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een bron in het boorgat om het boorgat en de aardformatie met gammastralen te bestralen; het plaatsen van een eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor in het boorgat, naast de aardformatie, voor het detecteren van telpulsen die een indicatie zijn voor de straling uit de aardformatie; het plaatsen van een tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor in het boorgat, op een grotere afstand van de bron dan de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor; het vormen van een eerste collimeerinrichting, die is uitgevoerd voor het doorvoeren van een gedeelte van de gammastralen naar de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de eerste collimeerinrichting een gedeelte heeft met een eerste azimutale breedte; en het vormen van een tweede collimeerinrichting, die is uitgevoerd voor het doorvoeren van een gedeelte van de gammastralen naar de tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de tweede collimeerinrichting een gedeelte heeft met een tweede azimutale breedte, die groter is dan ten minste drie keer de eerste azimutale breedte.50. A method of correcting measurements to determine at least one characteristic of an earth formation containing a borehole defined for a wall, said method comprising the steps of: placing a well in the borehole about the borehole and the earth formation irradiate with gamma rays; placing a first remote radiation sensor in the borehole, next to the earth formation, to detect count pulses indicative of the radiation from the earth formation; placing a second remote radiation sensor in the borehole at a greater distance from the source than the first remote radiation sensor; forming a first collimator configured to transmit a portion of the gamma rays to the first remote radiation sensor, the first collimator having a portion having a first azimuthal width; and forming a second collimator configured to transmit a portion of the gamma rays to the second remote radiation sensor, the second collimator having a portion having a second azimuthal width greater than at least three times the first azimuthal width. 51. Werkwijze volgens conclusie 50, verder omvattende: het plaatsen van een behuizing voor de inrichting in het boorgat, voor het verschaffen van een ondersteuning voor de bron, de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor en de tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de behuizing voor de inrichting een diameter heeft, die verwant is aan de cirkel rond de behuizing; het zodanig vormen van een eerste collimeerinrichting, dat de azimutale breedte van een gedeelte van de collimeerinrichting kleiner is dan ongeveer 4% van de diameter van de behuizing van de inrichting; het roteren van de bron en de eerste en tweede, op afstand aangebrachte stralingssensoren; en het detecteren van gammastralen met de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor rond ten minste een aanzienlijk gedeelte van de omtrek van het boorgat tijdens de stap van het roteren.The method of claim 50, further comprising: placing a housing for the device in the wellbore, to provide a support for the well, the first remote radiation sensor and the second remote radiation sensor, wherein the housing for the device has a diameter related to the circle around the housing; forming a first collimator such that the azimuthal width of a portion of the collimator is less than about 4% of the diameter of the housing of the device; rotating the source and the first and second remote radiation sensors; and detecting gamma rays with the first remote radiation sensor around at least a substantial portion of the borehole circumference during the rotation step. 52. Werkwijze volgens conclusie 50, verder omvattende: het uitstrekken van een lengte door de eerste collimeerinrichting door de eerste collimeerinrichting met een afstand van de radiale richting, ten opzichte van de eerste, op afstand aangebrachte detector, te neigen; en het verschaffen van een zodanige eerste azimutale breedte, dat de verhouding van de lengte tot de eerste azimutale breedte groter is dan ongeveer zes. Gewijzigde conclusies [op 30 mei 1995 (30.05.95) door het Internationale Bureau ontvangen; oorspronkelijk conclusies 15. 21-35 en 41-45 vervallen; oorspronkelijke conclusies 1. 7. 14, 17, 19. 36. 38, 46, 48, 49 en 52 gewijzigd; nieuwe conclusies 53_64 toegevoegd (12 bladzijden)]The method of claim 50, further comprising: extending a length through the first collimator by tilting the first collimator at a distance from the radial direction relative to the first remote detector; and providing a first azimuthal width such that the ratio of the length to the first azimuthal width is greater than about six. Modified conclusions [received on May 30, 1995 (May 30, 1995) by the International Bureau; originally claims 15. 21-35 and 41-45 lapsed; original claims 1. 7. 14, 17, 19. 36, 38, 46, 48, 49 and 52 modified; new conclusions 53_64 added (12 pages)] 1. Werkwijze voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, waarbij het boorgat een lengte-as heeft, waarbij de werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een eerste gerichte stralingssensor in het boorgat naast de aardformatie, voor gedetecteerde telpulsen die een indicatie zijn voor de straling uit de aardformatie; het roteren van de eerste gerichte stralingssensor met een in hoofdzaak vaste rotatiesnelheid, met een enkele rotatieperiode; het opslaan van de telpulsen die tijdens een totale meetperiode door de eerste gerichte stralingssensor zijn gedetecteerd, waarbij de totale meetperiode langer is dan twee keer de enkele rotatieperiode, waarbij de stap van het opslaan van de gedetecteerde telpulsen het opslaan van de telpulsen tijdens een veelvoud van korte perioden binnen de totale meetperiode omvat, waarbij elk van de korte perioden korter is dan de helft van de enkelvoudige rotatieperiode; het definiëren van een veelvoud van bins als een functie van ten minste een gedeelte van een verdeling van het aantal telpulsen, die tijdens elke korte periode zijn gedetecteerd; en het sorteren van de telpulsen, die tijdens elke korte periode zijn gedetecteerd, in een van de veelvoud van bins, voor het verschaffen van een indicatie die representatief is voor ten minste een karakteristiek van de aardformatie.A method for determining at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein, the borehole having a longitudinal axis, the method comprising the steps of: placing a first directional radiation sensor in the borehole next to the earthing formation, for detected counts that are indicative of radiation from the earth formation; rotating the first directional radiation sensor at a substantially fixed rotation speed, with a single rotation period; storing the counting pulses detected by the first directional radiation sensor during a total measuring period, the total measuring period being longer than twice the single rotation period, the step of storing the detected counting pulses storing the counting pulses during a plurality of includes short periods within the total measurement period, each of the short periods being less than half of the single rotation period; defining a plurality of bins as a function of at least a portion of a distribution of the number of counts pulses detected during each short period; and sorting the counting pulses detected during each short period into one of the plurality of bins to provide an indication representative of at least one characteristic of the earth formation. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de stap van het definiëren van een veelvoud van bins verder bestaat uit: het bepalen van het gemiddelde van het aantal telpulsen, welke tijdens elke korte periode zijn gedetecteerd; en het definiëren van de veelvoud van bins als een functie van het bepaalde gemiddelde van het aantal telpulsen.The method of claim 1, wherein the step of defining a plurality of bins further comprises: averaging the number of count pulses detected during each short period; and defining the plurality of bins as a function of the determined average of the number of counts. 3. Werkwijze volgens conclusie 2, verder omvattende: het plaatsen van een tweede gerichte stralingssensor in het boor gat, op een axiale afstand van de eerste gerichte sensor; en het plaatsen van een stralingsbron in het boorgat, op een axiale afstand van de eerste en de tweede gerichte stralingssensor.The method of claim 2, further comprising: placing a second directional radiation sensor in the borehole at an axial distance from the first directional sensor; and placing a radiation source in the borehole at an axial distance from the first and second directional radiation sensors. 4. Werkwijze volgens conclusie 3. waarbij de stap van het opslaan van de telpulsen verder bestaat uit: het opslaan van de telpulsen, die door de tweede gerichte stralingssensor tijdens een veelvoud van korte perioden zijn gedetecteerd; en het optellen van de door de eerste en tweede gerichte sensoren tijdens de veelvoud van korte perioden gedetecteerde telpulsen.The method of claim 3. wherein the step of storing the counting pulses further comprises: storing the counting pulses detected by the second directed radiation sensor during a plurality of short periods; and adding up the counting pulses detected by the first and second directed sensors during the plurality of short periods. 5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de stap voor het bepalen van het gemiddelde aantal telpulsen verder bestaat uit: het middelen van de telpulsen uit de eerste en tweede gerichte stralingssensoren.The method of claim 4, wherein the step of determining the average number of counting pulses further comprises: averaging the counting pulses from the first and second directed radiation sensors. 6. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de stap van het sorteren van de telpulsen verder bestaat uit: het sorteren van de telpulsen, die tijdens de korte perioden door de eerste en tweede stralingssensoren zijn gedetecteerd, in een van twee of meer bins, die elk zijn gedefinieerd als een functie van het bepaalde gemiddelde van het aantal telpulsen.The method of claim 4, wherein the step of sorting the counting pulses further comprises: sorting the counting pulses detected by the first and second radiation sensors during the short periods into one or two bins, each of which are defined as a function of the determined average of the number of counts. 7. Werkwijze volgens conclusie 6, verder omvattende: het wegen van de telpulsen die zijn opgeslagen in een van ten minste twee of meer bins, voor het verschaffen van de indicatie die representatief is voor ten minste een karakteristiek van de aardforma tie. >The method of claim 6, further comprising: weighting the counting pulses stored in one of at least two or more bins, to provide the indication representative of at least one characteristic of the earth formation. > 8. Werkwijze volgens conclusie 3. waarbij de stap van het opslaan van de telpulsen verder bestaat uit: het doorvoeren van de telpulsen voor detectie door de eerste en tweede gerichte stralingssensor tijdens elk van de korte perioden, die > in hoofdzaak in verband staan met de energieniveaus die zijn geassocieerd met de Compton-verstrooiing van gammastralen; en het doorvoeren van de telpulsen voor detectie door ten minste een van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren tijdens elk van de korte perioden, die in hoofdzaak in verband staan met de energie-niveaus die zijn geassocieerd met de fotoelektrische absorptie van gammastralen.The method of claim 3. wherein the step of storing the counting pulses further comprises: passing the counting pulses for detection by the first and second directed radiation sensors during each of the short periods, which are substantially related to the energy levels associated with Compton gamma ray scattering; and passing the counting pulses for detection by at least one of the first and second directional radiation sensors during each of the short periods, which are primarily related to the energy levels associated with the photoelectric absorption of gamma rays. 9. Werkwijze volgens conclusie 3» verder omvattende: de tweede gerichte stralingssensor op een grotere axiale afstand van de stralingsbron plaatsen dan de eerste gerichte stralingssensor; en het blokkeren van straling uit de formatie, uit een richting die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengte-as van het boorgat, die door de eerste gerichte stralingssensor wordt opgevangen.The method of claim 3, further comprising: placing the second directional radiation sensor at a greater axial distance from the radiation source than the first directional radiation sensor; and blocking radiation from the formation, from a direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the borehole received by the first directional radiation sensor. 10. Werkwijze volgens conclusie 3. verder omvattende; het doorvoeren van straling, die wordt ontvangen door de tweede gerichte stralingssensor, uit de formatie, in een richting die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengte-as van het boorgat.The method of claim 3. further comprising; transmitting radiation received by the second directional radiation sensor from the formation in a direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the borehole. 11. Werkwijze volgens conclusie 3. verder omvattende: het op een gekozen afstand plaatsen van de eerste stralingssensor van de bron, voor het ontvangen van vrijwel alleen enkelvoudig verstrooide gammastralen uit de stralingsbron.The method of claim 3. further comprising: placing the first radiation sensor from the source at a selected distance to receive substantially only singly scattered gamma rays from the radiation source. 12. Werkwijze volgens conclusie 2, verder omvattende: het bepalen van de theoretische standaarddeviatie van het gemiddelde aantal telpulsen en de gemeten standaarddeviatie van het gemiddelde aantal telpulsen; en het vergelijken van de theoretische standaarddeviatie en de gemeten standaarddeviatie, voor het produceren van een indicatie-signaal voor de grootte van het boorgat.The method of claim 2, further comprising: determining the theoretical standard deviation of the average number of counts and the measured standard deviation of the average number of counts; and comparing the theoretical standard deviation and the measured standard deviation, to produce a bore size indication signal. 13. Werkwijze volgens conclusie 12, verder omvattende: het corrigeren van de opgeslagen telpulsen in respons op het indicator-signaal van de grootte van het boorgat.The method of claim 12, further comprising: correcting the stored count pulses in response to the borehole size indicator signal. 14. Inrichting voor het onderzoeken van de eigenschappen van aardformaties rond een boorgat, die een stralingsbron, een korte-af-stand-detector en een lange-afstand-detector omvat, elk aangebracht in een lichaam met een lengte-as, waarbij de inrichting verder bestaat uit: een korte-afstand-detector-collimeerinrichting, in het lichaam op een eerste plaats op afstand van de stralingsbron aangebracht, waarbij de korte-afstand-detector-collimeerinrichting een volume definieert dat materiaal omvat, dat in hoofdzaak transparant is voor straling, waarbij de korte-afstand-detector-collimeerinrichting een korte-af-stand-dwarsdoorsnede heeft die wordt gedefinieerd door een vlak dat evenwijdig is aan de lengte-as en deze omvat, waarbij de verre kant van de korte-afstand-dwarsdoorsnede, die zich op afstand van de stralingsbron bevindt, een eerste scherpe hoek met betrekking tot de lengte-as vormt, voor het in hoofdzaak blokkeren van straling, die wordt opgevangen door de korte-afstand-detector, uit een richting die lood recht staat op de lengte-as van de inrichting, waarbij de korte-afstand-dwarsdoorsnede een longitudinale lengte heeft in en richting die in hoofdzaak evenwijdig is een de lengte-as, waarbij de longitudinale lengte toeneemt met een toenemende afstand van de lengte-as, in een radiaal buitenwaartse richting; en een lange-afstand-detector-collimeerinrichting, die op een tweede plaats, op afstand van de stralingsbron, in het lichaam is aangebracht, waarbij de lange—afstand—detector-collimeerinrichting een volume definieert dat een materiaal bevat, dat in hoofdzaak transparant is voor straling, waarbij de lange-afstand-detector-collimeer inrichting een wand heeft die zich naar buiten uitstrekt vanaf de lange-afstand-detector, om straling in een richting, die in hoofdzaak loodrecht staat op de lengte-as van de inrichting, naar de lange-af stand-detector te voeren. 15. (Vervallen)A device for examining the properties of earth formations around a borehole, comprising a radiation source, a short-range detector and a long-range detector, each mounted in a body with a longitudinal axis, the device further comprising: a short-range detector collimator disposed in the body in a primary location remote from the radiation source, the short-range detector collimator defining a volume comprising material that is substantially transparent to radiation the short-range detector collimator having a short-distance cross-section defined by a plane parallel to the longitudinal axis and comprising it, the far side of the short-distance cross-section being is spaced from the radiation source, forms a first acute angle with respect to the longitudinal axis, to substantially block radiation received by the short-range detector, u it is a direction perpendicular to the longitudinal axis of the device, the short-distance cross-section having a longitudinal length in a direction substantially parallel to the longitudinal axis, the longitudinal length increasing with increasing distance of the longitudinal axis, in a radially outward direction; and a long-range detector collimator disposed in the body in a second location, away from the radiation source, the long-range detector collimator defining a volume containing a material that is substantially transparent for radiation, wherein the long-range detector collimating device has a wall extending outward from the long-range detector to direct radiation in a direction substantially perpendicular to the longitudinal axis of the device, to the long-range detector. 15. (Expired) 16. Inrichting volgens conclusie 1*1, verder omvattende: een dichtbij-kant van de korte-afstand-dwarsdoorsnede, die zich tussen de stralingsbron en de verre kant bevindt en die een tweede scherpe hoek vormt met betrekking tot de lengte-as, die scherper is dan de eerste scherpe hoek.The device of claim 1 * 1, further comprising: a close-up side of the short-distance cross-section, which is located between the radiation source and the far side and which forms a second acute angle with respect to the longitudinal axis, which sharper than the first sharp angle. 17. Inrichting volgens conclusie 1*1, verder omvattende: de korte-afstand-detector-collimeerinrichting met een andere dwarsdoorsnede, die wordt gedefinieerd door een ander vlak, dat even wijdig is aan de lengte-as en zich op een afstand daarvan bevindt, waarbij de andere dwarsdoorsnede een breedte heeft in een richting loodrecht op de lengte-as, die toeneemt met een toenemende afstand van de stralingsbron; en de lange-afstand-detector-collimeerinrichting met een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede-configuratie in het andere vlak.The apparatus of claim 1 * 1, further comprising: the short range detector collimator of another cross section defined by another plane that is parallel to the longitudinal axis and spaced therefrom, the other cross-section having a width in a direction perpendicular to the longitudinal axis, which increases with an increasing distance from the radiation source; and the long-range detector collimator with a substantially rectangular cross-sectional configuration in the other plane. 18. Inrichting volgens conclusie 14, verder omvattende: het lichaam dat in hoofdzaak buisvormig is en een zich radiaal naar buiten uitstrekkende schoep omvat, waarbij de korte-afstand-de-tector-collimeerinrichting en de lange-afstand-detector-collimeer-inrichting zich elk door een gedeelte van de zich radiaal naar buiten uitstrekkende schoep uitstrekken.The device of claim 14, further comprising: the body which is substantially tubular and includes a radially outwardly extending blade, the short-range detector collimator and the long-range detector collimator located each extending through a portion of the radially outwardly extending blade. 19. Inrichting volgens conclusie 14, verder omvattende: de lange-afstand-detector-collimeerinrichting met een in hoofdzaak constante breedte met een variërende, zich radiaal van de lengteas uitstrekkende afstand; en de korte-afstand-collimeerinrichting met een geselecteerde axiale afstand van de stralingsbron, voor het opnemen van vrijwel alleen enkelvoudig verstrooide gammastralen uit de stralingsbron.The device of claim 14, further comprising: the substantially constant width long range detector collimator having a varying distance extending radially from the longitudinal axis; and the short-range collimator with a selected axial distance from the radiation source, for receiving substantially only singly scattered gamma rays from the radiation source. 20. Inrichting volgens conclusie 1-4, verder omvattende: een bron-collimeerinrichting, gemaakt van een materiaal met een lage dichtheid en aangebracht in het lichaam, waarbij de bron-collimeerinrichting een dwarsdoorsnede heeft die wordt gedefinieerd door een vlak dat evenwijdig is aan de lengte-as van de inrichting en deze omvat, waarbij de dwarsdoorsnede een oppervlak heeft, dat radiaal naar buiten vanaf de lengte-as van de inrichting toeneemt. 21. -35· (Vervallen)The device of claims 1-4, further comprising: a source collimator made of a low density material and disposed in the body, the source collimator having a cross section defined by a plane parallel to the longitudinal axis of the device and includes the cross-section having a surface which increases radially outward from the longitudinal axis of the device. 21. -35 · (Expired) 36. Werkwijze voor het corrigeren van metingen voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een eerste gerichte stralingssensor in het boorgat naast de aardformatie, voor het detecteren van telpulsen die een indicatie zijn van de straling uit de aardformatie; het roteren van de eerste gerichte stralingssensor met een in hoofdzaak vaste rotatiesnelheid met een enkele rotatieperiode; het detecteren van telpulsen met de eerste gerichte stralingssensor tijdens een totale meetperiode, waarbij de totale meetperiode langer is dan twee keer de enkelvoudige rotatieperiode, waarbij de stap van het detecteren van telpulsen het detecteren van telpulsen met de eerste gerichte stralingssensor tijdens een veelvoud korte perioden, elk binnen de totale meetperiode, omvat, waarbij elke korte periode korter is dan de helft van de enkelvoudige rotatieperiode; het bepalen van de gemeten standaarddeviatie van het aantal telpulsen uit de verdeling van het aantal telpulsen, die zijn gedetecteerd tijdens de veelvoud van korte perioden; het vergelijken van de gemeten standaarddeviatie van het aantal telpulsen met de berekende standaarddeviatie van het aantal telpulsen; en het produceren vein een onregelmatig boorgat-inidicatiesignaal als de gemeten standaarddeviatie vein het aantal telpulsen met een maximale hoeveelheid verschilt van de berekende standaarddeviatie van het aantal telpulsen.36. A method of correcting measurements to determine at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein, said method comprising the steps of: placing a first directional radiation sensor in the borehole next to the earthing formation to detect count pulses which are an indication of the radiation from the earth formation; rotating the first directional radiation sensor at a substantially fixed rotation speed with a single rotation period; detecting counts with the first directional radiation sensor during a total measuring period, the total measuring period being longer than twice the single rotation period, the step of detecting counts detecting counts with the first directional radiation sensor during a plurality of short periods, each within the total measurement period, each short period being less than half of the single rotation period; determining the measured standard deviation of the number of counting pulses from the distribution of the number of counting pulses detected during the plurality of short periods; comparing the measured standard deviation of the number of counting pulses with the calculated standard deviation of the number of counting pulses; and producing an irregular borehole indication signal if the measured standard deviation of the number of counts by a maximum amount differs from the calculated standard deviation of the number of counts. 37. Werkwijze volgens conclusie 36, verder omvattende: het verschaffen van een correctie op de gedetecteerde telpulsen in respons op het onregelmatige indicatiesignaal.The method of claim 36, further comprising: providing a correction to the detected counting pulses in response to the irregular indication signal. 38. Werkwijze volgens conclusie 37. waarbij de stap van het verschaffen van een correctie-respons op het onregelmatige indicatiesignaal verder omvat: het sorteren van de telpulsen tijdens elk van de korte perioden in een van een veelvoud van bins, elk gedefinieerd als een functie van de verdeling van het aantal telpulsen, voor het verschaffen van een indicatie die representatief is voor ten minste een karakteristiek van de aardformatie.The method of claim 37, wherein the step of providing a correction response to the irregular indication signal further comprises: sorting the count pulses during each of the short periods into one of a plurality of bins, each defined as a function of the distribution of the number of counts, to provide an indication representative of at least one characteristic of the earth formation. 39. Werkwijze volgens conclusie 36, verder omvattende: het bepalen van de afmeting van het boorgat in respons op de stap van het vergelijken. *40. Werkwijze volgens conclusie 39. verder omvattende: het integreren over een afstand van het boorgat voor het bepalen van het volume van het boorgat. 41.-45- (Vervallen)The method of claim 36, further comprising: determining the size of the borehole in response to the comparing step. * 40. The method of claim 39, further comprising: integrating a distance from the borehole to determine the volume of the borehole. 41.-45- (Repealed) 46. Werkwijze voor het corrigeren van metingen voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, gedefinieerd door een wand, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een bron in het boorgat om het boorgat en de aardformatie met gammastralen te bestralen; het plaatsen van een eerste, op afstand aangebrachte stralings-sensor in het boorgat, naast de aardformatie, voor het detecteren van telpulsen die een indicatie zijn voor de straling uit de aardformatie; het plaatsen van een tweede, op afstand aangebrachte stralings-sensor in het boorgat, op een afstand van de bron die groter is dan de afstand tot de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor; het plaatsen van een behuizing voor de inrichting in het boorgat, voor het verschaffen van een ondersteuning voor de bron, de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor en de tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de behuizing voor de inrichting een diameter heeft, die verwant is aan de cirkel rond de behuizing; het vormen van een eerste collimeerinrichting, die is uitgevoerd voor het doorvoeren van een gedeelte van de gammastralen naar de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de azimutale breedte van een gedeelte van de collimeerinrichting kleiner is dan ongeveer 4% van de diameter van de behuizing van de inrichting; het roteren van de bron en de eerste en tweede, op afstand aangebrachte stralingssensoren; en het detecteren van gammastralen met de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor rond ten minste een aanzienlijk gedeelte van de omtrek van het boorgat tijdens de stap van het roteren.46. A method of correcting measurements to determine at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein defined by a wall, said method comprising the steps of: placing a well in the borehole about the borehole and the earthing formation irradiate with gamma rays; placing a first remote radiation sensor in the borehole, next to the earth formation, to detect count pulses indicative of the radiation from the earth formation; placing a second remote radiation sensor in the borehole at a distance from the source greater than the distance from the first remote radiation sensor; placing a housing for the device in the borehole, to provide a support for the well, the first remote radiation sensor and the second remote radiation sensor, the housing for the device having a diameter which is related is on the circle around the case; forming a first collimator configured to pass a portion of the gamma rays to the first remote radiation sensor, the azimuthal width of a portion of the collimator being less than about 4% of the diameter of the housing of the establishment; rotating the source and the first and second remote radiation sensors; and detecting gamma rays with the first remote radiation sensor around at least a substantial portion of the borehole circumference during the rotation step. 47· Werkwijze volgens conclusie 46, die verder de stap omvat van: het vormen van een tweede collimeerinrichting voor de tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor, met een azimutale breedte die groter is dan de azimutale breedte van het gedeelte van de eerste collimeerinrichting.The method of claim 46, further comprising the step of: forming a second collimator for the second remote radiation sensor having an azimuthal width greater than the azimuthal width of the portion of the first collimator. 48. Werkwijze volgens conclusie 47. waarbij: de eerste collimeerinrichting een azimutale breedte heeft die varieert langs de lengterichting daarvan en een gemiddelde azimutale breedte geeft, waarbij de gemiddelde azimutale breedte van de eerste collimeerinrichting kleiner is dan de azimutale breedte van de tweede collimeerinrichting.The method of claim 47. wherein: the first collimator has an azimuthal width that varies along its length and gives an average azimuthal width, the average azimuthal width of the first collimator being less than the azimuthal width of the second collimator. 49. Werkwijze volgens conclusie 46, die verder de stap omvat van: het instellen van de azimutale breedte van het gedeelte van de collimeerinrichting, tot de rotatie- en niet-rotatie-respons van de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor op de afstand tot de wand van het boorgat vrijwel gelijk zijn.The method of claim 46, further comprising the step of: adjusting the azimuthal width of the portion of the collimator to the rotational and non-rotational response of the first remote radiation sensor to the distance from the collimator. wall of the borehole are almost the same. 50. Werkwijze voor het corrigeren van metingen voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, gedefinieerd voor een wand, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een bron in het boorgat om het boorgat en de aardformatie met gammastralen te bestralen; het plaatsen van een eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor in het boorgat, naast de aardformatie, voor het detecteren van telpulsen die een indicatie zijn voor de straling uit de aardformatie, het plaatsen van een tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor in het boorgat, op een grotere afstand van de bron dan de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor; het vormen van een eerste collimeerinrichting, die is uitgevoerd voor het doorvoeren van een gedeelte van de gammastralen naar de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de eerste collimeerinrichting een gedeelte heeft met een eerste azimutale breedte, en het vormen van een tweede collimeerinrichting, die is uitgevoerd voor het doorvoeren van een gedeelte van de gammastralen naar de tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de tweede collimeerinrichting een gedeelte heeft met een tweede azimutale breedte, die groter is dan ten minste drie keer de eerste azimutale breedte.50. A method of correcting measurements to determine at least one characteristic of an earth formation containing a borehole defined for a wall, said method comprising the steps of: placing a well in the borehole about the borehole and the earth formation irradiate with gamma rays; placing a first remote radiation sensor in the borehole, next to the earth formation, for detecting counts indicative of radiation from the earth formation, placing a second, remote radiation sensor in the borehole, greater distance from the source than the first remote radiation sensor; forming a first collimator configured to pass a portion of the gamma rays to the first remote radiation sensor, the first collimator having a portion having a first azimuthal width, and forming a second collimator is configured to transmit a portion of the gamma rays to the second remote radiation sensor, the second collimator having a portion having a second azimuthal width greater than at least three times the first azimuthal width. 51. Werkwijze volgens conclusie 50, verder omvattende: het plaatsen van een behuizing voor de inrichting in het boorgat, voor het verschaffen van een ondersteuning voor de bron, de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor en de tweede, op afstand aangebrachte stralingssensor, waarbij de behuizing voor de inrichting een diameter heeft, die verwant is aan de cirkel rond de behuizing; het zodanig vormen van een eerste collimeerinrichting, dat de azimutale breedte van een gedeelte van de collimeerinrichting kleiner is dan ongeveer van de diameter van de behuizing van de inrichting; het roteren van de bron en de eerste en tweede, op afstand aangebrachte stralingssensoren; en het detecteren van gammastralen met de eerste, op afstand aangebrachte stralingssensor rond ten minste een aanzienlijk gedeelte van de omtrek van het boorgat tijdens de stap van het roteren.The method of claim 50, further comprising: placing a housing for the device in the wellbore, to provide a support for the well, the first remote radiation sensor and the second remote radiation sensor, wherein the housing for the device has a diameter related to the circle around the housing; forming a first collimator such that the azimuthal width of a portion of the collimator is less than about the diameter of the housing of the device; rotating the source and the first and second remote radiation sensors; and detecting gamma rays with the first remote radiation sensor around at least a substantial portion of the borehole circumference during the rotation step. 52. Werkwijze volgens conclusie 50, verder omvattende: het neigen van de eerste collimeerinrichting met betrekking tot een radiale lijn die loodrecht staat op de lengte-as van de behuizing van de inrichting voor het vergroten van de axiale lengte door de eerste collimeerinrichting; en het verschaffen van een zodanige eerste azimutale breedte, dat de verhouding van de axiale lengte tot de eerste azimutale breedte groter is dan ongeveer zes.The method of claim 50, further comprising: tilting the first collimator with respect to a radial line perpendicular to the longitudinal axis of the housing of the apparatus for increasing the axial length through the first collimator; and providing a first azimuthal width such that the ratio of the axial length to the first azimuthal width is greater than about six. 53· Inrichting voor het onderzoeken van de eigenschappen van aardformaties rond een boorgat, die een stralingsbron, een korte-af-stand-detector en een lange-afstand-detector omvat, die elk zijn aangebracht in een lichaam met een lengte-as, welke inrichting verder bestaat uit: het lichaam met een centrale boring daardoor voor het doorvoeren van boorvloeistof; een huls die bestaat uit materiaal met een grote dichtheid, die radiaal is aangebracht tussen de bron en de centrale boring, om te voorkomen dat straling uit de bron in contact komt met de boorvloeistof in de centrale boring; een korte-afstand-detector-collimeerinrichting, die op een eerste plaats, op afstand van de stralingsbron, in het lichaam is aangebracht, waarbij de dichtbij-detector-collimeerinrichting een volume definieert dat materiaal bevat dat in hoofdzaak transparant is voor straling, waarbij de korte-afstand-detector-collimeerinrichting een korte-afstand-dwarsdoorsnede heeft die wordt gedefinieerd door een vlak dat evenwijdig is aan de lengte-as en deze omvat; en een lange-afstand-detector-collimeerinrichting, die op een tweede plaats, op afstand van de stralingsbron, in het lichaam is aan-gebracht, waarbij de lange—afstand—detector—collimeerinrichting een volume definieert, dat een materiaal bevat dat in hoofdzaak transparant is voor straling.53. Apparatus for examining the properties of earth formations around a borehole, comprising a radiation source, a short-range detector and a long-range detector, each mounted in a body with a longitudinal axis, which device further comprises: the body with a central bore therethrough for the passage of drilling fluid; a sleeve of high density material radially disposed between the well and the center bore to prevent radiation from the source from contacting the drilling fluid in the center bore; a short-range detector collimator, which is disposed in the body at a distance from the radiation source, the close-detector collimator defining a volume containing material that is substantially transparent to radiation, the short range detector collimator has a short distance cross section defined by and includes a plane parallel to the longitudinal axis; and a long-range detector collimator disposed in the body in a second location, away from the radiation source, the long-range detector collimator defining a volume containing a material containing substantially is transparent to radiation. 54. Inrichting volgens conclusie 53. waarbij de huls zich in de lengterichting uitstrekt van de stralingsbron naar de lange-afstand-detector.The device of claim 53, wherein the sleeve extends longitudinally from the radiation source to the long-range detector. 55. Inrichting volgens conclusie 53. verder omvattende: een bron-collimeerinrichting, gemaakt van een materiaal met lage dichtheid en aangebracht in het lichaam, waarbij de bron-collimeer-inrichting een dwarsdoorsnede heeft die wordt gedefinieerd door een vlak, dat evenwijdig loopt aan de lengte-as van de inrichting en deze omvat, waarbij de dwarsdoorsnede een oppervlak heeft, dat radiaal naar buiten vanaf de lengte-as toeneemt.The device of claim 53, further comprising: a source collimator made of a low density material and disposed in the body, the source collimator having a cross section defined by a plane parallel to the longitudinal axis of the device and comprising the cross-section having a surface which increases radially outward from the longitudinal axis. 56. Werkwijze voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, waarbij het boorgat een lengte-as heeft, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een stralingsbron in het boorgat; het plaatsen van een eerste gerichte stralingssensor in het boorgat, op een plaats op afstand van de stralingsbron; het plaatsen van een tweede gerichte stralingssensor in het boorgat, met betrekking tot de eerste gerichte stralingssensor tegenover de stralingsbron; het roteren van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren en de stralingsbron met een rotatiesnelheid met een enkele rotatieperio de; het detecteren van telpulsen met de eerste en de tweede gerichte stralingssensoren tijdens een meetperiode, die een veelvoud van korte perioden omvat; en het sorteren van telpulsen, die zijn gedetecteerd tijdens elk van de veelvoud van korte perioden, in een van een veelvoud van bins, voor het verschaffen van een indicatie die representatief is voor ten minste een karakteristiek van de aardformatie.56. A method of determining at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein, said borehole having a longitudinal axis, said method comprising the steps of: placing a radiation source in the borehole; placing a first directional radiation sensor in the borehole at a location remote from the radiation source; placing a second directional radiation sensor in the borehole with respect to the first directional radiation sensor opposite the radiation source; rotating the first and second directional radiation sensors and the radiation source at a rotation speed with a single rotation period; detecting counts with the first and second directional radiation sensors during a measurement period comprising a plurality of short periods; and sorting counts detected during each of the plurality of short periods into one of a plurality of bins to provide an indication representative of at least one characteristic of the earth formation. 57· Werkwijze volgens conclusie 56, verder omvattende: het combineren van de telpulsen die door de eerste gerichte stra-lingssensor en door de tweede gerichte stralingssensor tijdens die veelvoud van korte perioden zijn gedetecteerd.The method of claim 56, further comprising: combining the counting pulses detected by the first directed radiation sensor and by the second directed radiation sensor during that plurality of short periods. 58. Werkwijze volgens conclusie 57. verder omvattende: het middelen van de telpulsen van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren.The method of claim 57, further comprising: averaging the count pulses of the first and second directed radiation sensors. 59· Werkwijze volgens conclusie 56, waarbij de stap van het sorteren van de telpulsen verder omvat: het bepalen van het gemiddelde van het aantal telpulsen, die zijn gedetecteerd tijdens de meetperiode; en het definiëren van elk van een veelvoud van bins als een functie van het bepaalde gemiddelde aantal telpulsen.The method of claim 56, wherein the step of sorting the counting pulses further comprises: averaging the number of counting pulses detected during the measurement period; and defining each of a plurality of bins as a function of the determined average number of counts. 60. Werkwijze volgens conclusie 56. verder omvattende: het wegen van telpulsen die zijn opgeslagen in een van een veelvoud van bins voor het verschaffen van de indicatie, die representatief is voor ten minste een karakteristiek van de aardformatie.The method of claim 56, further comprising: weighting counting pulses stored in one of a plurality of bins to provide the indication representative of at least one characteristic of the earth formation. 61. Werkwijze volgens conclusie 56, waarbij de stap van het sorteren van de telpulsen verder omvat: het doorvoeren van telpulsen voor opslag, gedetecteerd door de eerste en de tweede gerichte stralingssensoren tijdens elk van de korte perioden, die in aanzienlijke mate verwant zijn aan energie-niveaus die zijn geassocieerd met de Compton-verstrooiing van gamma-stralen; en het doorvoeren van telpulsen voor opslag, gedetecteerd door ten minste de eerste of de tweede gerichte stralingssensoren tijdens elk van de korte perioden, die in aanzienlijke mate verwant zijn aan ener-gieniveaus die zijn geassocieerd met de fotoelektrische absorptie van gammastralen.The method of claim 56, wherein the step of sorting the counting pulses further comprises: passing counting pulses for storage detected by the first and second directional radiation sensors during each of the short periods, which are significantly related to energy levels associated with Compton gamma ray scattering; and passing storage counts detected by at least the first or second directional radiation sensors during each of the short periods, which are significantly related to energy levels associated with the photoelectric absorption of gamma rays. 62. Werkwijze volgens conclusie 56, verder omvattende: de stap van het sorteren van gedetecteerde telpulsen omvat het plaatsen van een akoestische aftaster in het boorgat om de afstand te bepalen; en het bepalen van de lengte van de meetperiode tijdens de stap van het sorteren van de gedetecteerde telpulsen.The method of claim 56, further comprising: the step of sorting detected counting pulses comprises placing an acoustic sensor in the borehole to determine the distance; and determining the length of the measurement period during the step of sorting the detected counting pulses. 63. Werkwijze voor het bepalen van ten minste een karakteristiek van een aardformatie met daarin een boorgat, waarbij het boorgat een lengte-as heeft, welke werkwijze de stappen omvat van: het plaatsen van een stralingsbron in het boorgat; het plaatsen van een eerste gerichte stralingssensor in het boorgat, op een plaats op afstand van de stralingsbron; het plaatsen van een tweede gerichte stralingssensor in het boorgat, ten opzichte van de eerste gerichte stralingssensor tegenover de stralingsbron; het plaatsen van een ontvanger in het boorgat, naast de eerste en tweede gerichte stralingssensoren, voor het opwekken van een signaal dat een indicatie is voor de afstand; het correleren van het signaal met de telpulsen uit de eerste en tweede gerichte stralingssensoren, die zijn gedetecteerd tijdens een veelvoud van korte perioden, terwijl de ontvanger en de eerste en tweede gerichte stralingssensoren worden geroteerd; en het sorteren van de telpulsen, die tijdens elk van de veelvoud van korte perioden door de eerste en tweede gerichte sensor zijn gedetecteerd, in een veelvoud van bins, die elk functioneel gerelateerd zijn aan het signaal. 6^. Werkwijze volgens conclusie 63. verder omvattende: de stap van het plaatsen van de ontvanger omvat het plaatsen van een akoestische zender-ontvanger in het boorgat, naast de eerste en de tweede gerichte stralingssensoren, voor het opwekken van een akoestisch signaal, dat een indicatie is voor de afstand; het correleren van het akoestische signaal met de telpulsen van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren, die tijdens een veelvoud van korte perioden zijn gedetecteerd, terwijl de akoestische ontvanger en de eerste en tweede gerichte stralingssensoren worden geroteerd; en het bepalen van de dichtheid van een formatie in respons op de telpulsen van de eerste en tweede gerichte stralingssensoren en het akoestische signaal.63. A method of determining at least one characteristic of an earth formation having a borehole therein, said borehole having a longitudinal axis, said method comprising the steps of: placing a radiation source in the borehole; placing a first directional radiation sensor in the borehole at a location remote from the radiation source; placing a second directional radiation sensor in the borehole, relative to the first directional radiation sensor opposite the radiation source; placing a receiver in the borehole, next to the first and second directional radiation sensors, to generate a signal indicative of the distance; correlating the signal with the counting pulses from the first and second directional radiation sensors detected during a plurality of short periods while the receiver and the first and second directional radiation sensors are rotated; and sorting the counting pulses detected during each of the plurality of short periods by the first and second directional sensors into a plurality of bins, each of which is functionally related to the signal. 6 ^. A method according to claim 63, further comprising: the step of placing the receiver comprises placing an acoustic transmitter-receiver in the borehole, next to the first and second directional radiation sensors, to generate an acoustic signal indicative for the distance; correlating the acoustic signal with the counting pulses of the first and second directional radiation sensors detected during a plurality of short periods while the acoustic receiver and the first and second directional radiation sensors are rotated; and determining the density of a formation in response to the counts of the first and second directional radiation sensors and the acoustic signal.
NL9420041A 1993-12-15 1994-12-07 Device and method for measuring the density of a formation. NL194350C (en)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US16767293 1993-12-15
US08/167,672 US5451779A (en) 1993-12-15 1993-12-15 Formation density measurement apparatus and method
PCT/US1994/014276 WO1995016930A1 (en) 1993-12-15 1994-12-07 Formation density measurement apparatus and method
US9414276 1994-12-07

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9420041A true NL9420041A (en) 1996-11-01
NL194350B NL194350B (en) 2001-09-03
NL194350C NL194350C (en) 2002-01-04

Family

ID=22608309

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9420041A NL194350C (en) 1993-12-15 1994-12-07 Device and method for measuring the density of a formation.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US5451779A (en)
AU (1) AU1400595A (en)
CA (1) CA2178318C (en)
GB (2) GB2299667B (en)
NL (1) NL194350C (en)
NO (1) NO319256B1 (en)
WO (1) WO1995016930A1 (en)

Families Citing this family (41)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2338730B (en) 1998-06-26 2002-12-24 Wireline Technologies Ltd Well logging apparatus
US6044326A (en) * 1999-01-15 2000-03-28 Dresser Industries, Inc. Measuring borehole size
DE10012339A1 (en) * 2000-03-14 2001-10-18 Karsten Baumann Gamma detection method for use in determining the radioactive properties of rock in boreholes, wells, etc. has a shielding arrangement that allows the azimuthal determination of radiation direction within a horizontal plane
US7285772B2 (en) * 2000-04-07 2007-10-23 Schlumberger Technology Corporation Logging tool with a parasitic radiation shield and method of logging with such a tool
US6700115B2 (en) * 2000-05-26 2004-03-02 Precision Drilling Technology Services Group Inc. Standoff compensation for nuclear measurements
US6590202B2 (en) * 2000-05-26 2003-07-08 Precision Drilling Technology Services Group Inc. Standoff compensation for nuclear measurements
DE10034810B4 (en) * 2000-07-18 2012-05-24 Bohrlochmessung-Storkow Gmbh Measuring probe for borehole geophysical measurement of the density according to the gamma-gamma backscatter principle
EP1373938A4 (en) * 2001-04-06 2005-01-12 Halliburton Energy Serv Inc Method and apparatus for determining the high side of a drill string during gamma mwd operations and correlating gamma events therewith
US6618322B1 (en) * 2001-08-08 2003-09-09 Baker Hughes Incorporated Method and apparatus for measuring acoustic mud velocity and acoustic caliper
US6619395B2 (en) * 2001-10-02 2003-09-16 Halliburton Energy Services, Inc. Methods for determining characteristics of earth formations
US6666285B2 (en) * 2002-02-15 2003-12-23 Precision Drilling Technology Services Group Inc. Logging-while-drilling apparatus and methods for measuring density
US7129477B2 (en) * 2002-04-03 2006-10-31 Baker Hughes Incorporated Method of processing data from a dual detector LWD density logging instrument coupled with an acoustic standoff measurement
US7284605B2 (en) * 2004-09-28 2007-10-23 Schlumberger Technology Corporation Apparatus and methods for reducing stand-off effects of a downhole tool
US7151254B2 (en) * 2004-11-16 2006-12-19 Precision Drilling Technology Services Group, Inc. Logging tool with response invariant to changes in borehole pressure
DE602005014931D1 (en) * 2005-01-31 2009-07-30 Jocmec Kawasaki Method for a borehole invariant porosity measurement
BRPI0719573B1 (en) * 2007-04-10 2017-12-12 Halliburton Energy Services, Inc SYSTEM AND METHOD FOR MEASURING A WELL, AND, MELT-LEGABLE ENVIRONMENT
US9158031B2 (en) 2007-04-10 2015-10-13 Halliburton Energy Services, Inc. Interchangeable measurement housings
WO2008123853A1 (en) * 2007-04-10 2008-10-16 Halliburton Energy Services, Inc. Combining lwd measurements from different azimuths
US9354050B2 (en) * 2007-04-12 2016-05-31 Halliburton Energy Services, Inc. Borehole characterization
WO2009064899A2 (en) * 2007-11-13 2009-05-22 Halliburton Energy Services, Inc. Downhole x-ray source fluid identification system and method
MX2010013639A (en) * 2008-06-11 2011-02-22 Schlumberger Technology Bv Well flaw detection system (embodiments).
BRPI0915717A2 (en) * 2008-07-02 2015-10-27 Wood Group Logging Services Inc gravel assessment tool and methods of use
GB2474381B (en) * 2008-07-02 2012-01-11 Wood Group Logging Services Inc Gravel pack assessment tool and methods of use
US8754362B2 (en) 2009-07-01 2014-06-17 Ge Oil & Gas Logging Services, Inc. Method for detecting fractures and perforations in a subterranean formation
US8481920B2 (en) 2011-07-19 2013-07-09 Baker Hughes Incorporated Apparatus and method for determining formation density from nuclear density measurements made using sensors at more than one location
US9243488B2 (en) * 2011-10-26 2016-01-26 Precision Energy Services, Inc. Sensor mounting assembly for drill collar stabilizer
US20140034822A1 (en) * 2011-12-30 2014-02-06 Schlumberger Technology Corporation Well-logging apparatus including axially-spaced, noble gas-based detectors
US9052404B2 (en) * 2011-12-30 2015-06-09 Schlumberger Technology Corporation Well-logging apparatus including azimuthally-spaced, noble gas-based detectors
US8960380B2 (en) 2012-01-12 2015-02-24 Oil States Industries, Inc. Liquid-cooled brake assembly with removable heat transfer insert
US9562428B2 (en) 2012-02-16 2017-02-07 Baker Hughes Incorporated System and method to estimate a property in a borehole
WO2014074263A1 (en) * 2012-11-12 2014-05-15 Halliburton Energy Services, Inc. Interchangeable measurement housings
US8975574B2 (en) * 2013-05-23 2015-03-10 Schlumberger Technology Corporation Well-logging tool with azimuthal and spectral radiation detectors and related methods
US10087746B2 (en) * 2014-02-28 2018-10-02 Halliburton Energy Services, Inc. Well treatment design based on three-dimensional wellbore shape
BR112017013667A2 (en) * 2015-03-26 2018-03-13 Halliburton Energy Services Inc apparatus, system and method for determining distance.
US10400574B2 (en) * 2017-08-28 2019-09-03 General Electric Company Apparatus and method for inspecting integrity of a multi-barrier wellbore
CN109444972B (en) * 2018-09-19 2020-07-03 中国石油大学(华东) Logging device and method for measuring formation density by dual-energy X-ray
CN111119871B (en) * 2018-10-31 2023-12-26 中国石油化工集团有限公司 Measuring device and measuring method for measuring stratum density value
CN110145301B (en) * 2019-04-28 2023-02-10 中国石油天然气集团有限公司 Method for correcting environment of logging tool by density imaging while drilling
US11493662B2 (en) * 2020-05-28 2022-11-08 Halliburton Energy Services, Inc. Determining density of multiple layers using gamma spectroscopy
US11320563B2 (en) * 2020-05-28 2022-05-03 Halliburton Energy Services, Inc. Layer density measurement using a narrow energy attenuation track
WO2023230105A1 (en) * 2022-05-26 2023-11-30 Baker Hughes Oilfield Operations Llc Enhanced spine-and-rib process for evaluation of formation density

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3321627A (en) * 1966-10-07 1967-05-23 Schlumberger Ltd Gamma-gamma well logging comprising a collimated source and detector
FR2298680A1 (en) * 1975-01-24 1976-08-20 Schlumberger Prospection METHOD AND DEVICE FOR MEASURING THE DENSITY OF FORMATIONS CROSSED BY A BOREHOLE
US4661700A (en) * 1985-05-28 1987-04-28 Schlumberger Technology Corporation Well logging sonde with shielded collimated window
US4864129A (en) * 1986-06-11 1989-09-05 Baroid Technology, Inc. Logging apparatus and method
US4814609A (en) * 1987-03-13 1989-03-21 Schlumberger Technology Corporation Methods and apparatus for safely measuring downhole conditions and formation characteristics while drilling a borehole
US5017778A (en) * 1989-09-06 1991-05-21 Schlumberger Technology Corporation Methods and apparatus for evaluating formation characteristics while drilling a borehole through earth formations
US5130950A (en) * 1990-05-16 1992-07-14 Schlumberger Technology Corporation Ultrasonic measurement apparatus
GB2252623B (en) * 1991-01-15 1994-10-19 Teleco Oilfield Services Inc A method for analyzing formation data from a formation evaluation measurement while drilling logging tool
US5091644A (en) * 1991-01-15 1992-02-25 Teleco Oilfield Services Inc. Method for analyzing formation data from a formation evaluation MWD logging tool
US5120963A (en) * 1991-01-15 1992-06-09 Teleco Oilfield Services Inc. Radiation detector assembly for formation logging apparatus
US5250806A (en) * 1991-03-18 1993-10-05 Schlumberger Technology Corporation Stand-off compensated formation measurements apparatus and method

Also Published As

Publication number Publication date
GB2320567A (en) 1998-06-24
GB9612109D0 (en) 1996-08-14
CA2178318A1 (en) 1995-06-22
NL194350C (en) 2002-01-04
US5451779A (en) 1995-09-19
NL194350B (en) 2001-09-03
AU1400595A (en) 1995-07-03
GB2299667B (en) 1998-08-05
GB2320567B (en) 1998-08-05
NO962443D0 (en) 1996-06-10
WO1995016930A1 (en) 1995-06-22
NO319256B1 (en) 2005-07-04
CA2178318C (en) 2003-03-11
GB2299667A (en) 1996-10-09
GB9803511D0 (en) 1998-04-15
NO962443L (en) 1996-08-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL9420041A (en) Apparatus and method for measuring the density of a formation.
EP0379813B1 (en) Apparatus for fine spatial resolution measurements of earth formations
US6590202B2 (en) Standoff compensation for nuclear measurements
NL1015081C2 (en) Compensation of geometric effects in density measurements during recording-during-drilling.
US6619395B2 (en) Methods for determining characteristics of earth formations
US6584837B2 (en) Method and apparatus for determining oriented density measurements including stand-off corrections
EP0864884B1 (en) Method for determining formation density and formation photo-electric factor with a multi-detector-gamma-ray tool
US5525797A (en) Formation density tool for use in cased and open holes
US6566649B1 (en) Standoff compensation for nuclear measurements
NL8601237A (en) SYSTEM FOR SIMULTANEOUS RECORDING OF THE RANGE OF DENSITY DURING DRILLING.
US6700115B2 (en) Standoff compensation for nuclear measurements
CN1192535A (en) Multi-detector gamma-gamma for measuring formation density
US6696684B2 (en) Formation evaluation through azimuthal tool-path identification
US6044326A (en) Measuring borehole size
US5847384A (en) Method for determining irregularities in a wellbore wall using a gamma-gamma well logging instrument
US6903330B2 (en) Multi-point subsurface measurement calibration
Minette et al. Utilizing acoustic standoff measurements to improve the accuracy of density and neutron measurements
AU2002331993B2 (en) Methods for determining characteristics of earth formations
Coope Formation density logging while drilling
AU2002331993A1 (en) Methods for determining characteristics of earth formations

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20141207