NL9401265A - Medisch spijkergereedschap. - Google Patents

Description

Medisch spiikerqereedschap.

In de geneeskunde, en, meer in het bijzonder, in de tandheelkunde vonden onlangs behandelingen ingang, waarbij een spijker in bot dient te worden gedreven.

Vaak is een spijkerbevestiging op een moeilijk bereikbare plaats nodig. Dit is in het bijzonder het geval in de tandheelkunde, waarbij men vaak werkt met een membraan, dat in de mondholte met tandheelkundige spijkers op het kaakbot wordt bevestigd.

Wanneer een tandarts of kaakchirurg een spijker-bevestiging in de kaak op conventionele wijze tracht aan te brengen door met een hamerachtig stuk gereedschap op de spijkerkop te slaan, komt hij ruimte en handen te kort. Er is geen ruimte om het hamergereedschap te zwaaien, en hij heeft drie handen nodig, om zowel het gereedschap, als de spijker en het te bevestigen membraan of andere voorwerp vast te houden.

De uitvinding beoogt een medisch gereedschap voor het indrijven van een spijker te verschaffen, dat de genoemde nadelen van de stand der techniek overwint.

Hiertoe is het uitgevonden gereedschap gekenmerkt door een langgerekt huis, middelen voor het vasthouden van de spijker, en middelen voor het indrijven van de spijker.

Door de langgerekte vorm van het uitgevonden gereedschap en het gebruik ervan zonder hamerzwaaien ermee te hoeven maken, worden kleine holten bereikbaar voor spijkerbevestigingen. Verder hoeft de gebruiker van het uitgevonden gereedschap de spijker niet meer zelf vast te houden doch slechts het gereedschap en eventueel een met de spijker te bevestigen voorwerp.

Behalve in de tandheelkunde kan het uitgevonden gereedschap natuurlijk ook voor alle andere medische toepassingen gebruikt worden waarbij een spijker in bot of in een ander weefsel of materiaal moet worden gedreven.

In een voordelige uitvoeringsvorm heeft het huis een middengedeelte met daaraan enerzijds een werkgedeelte met een werkzaam uiteinde, en anderzijds een koppelgedeel-te met een uiteinde voor het koppelen met middelen voor het toevoeren van energie voor het indrijven. Het energie toevoerend medium kan een gas onder druk zijn, wat doelmatig is aangezien perslucht op een tandheelkundige eenheid ("unit") een standaardvoorziening is.

Het is verder gungstig, wanneer het werkgedeelte van het huis een hoek maakt met het middengedeelte, waarbij deze hoek bij voorkeur ongeveer 110° bedraagt. Met een dergelijke uitvoering van het gereedschap zijn de meeste plaatsen in de mondholte goed voor tandheelkundige behandeling bereikbaar.

In een praktische uitvoeringsvorm is het huis voorzien van een daar in lengterichting doorheen lopende, in hoofdzaak cilindrische boring met overeenkomstig midden-, werk-, en koppelgedeelte, en omvatten de indrijf-middelen een indri jfplunjer, die zich aan het werkzame uiteinde in het werkgedeelte van de boring bevindt. De indrijfplunjer kan uit de boring uitneembaar zijn, zodat deze dan samen met het huis in een autoclaaf gesteriliseerd kan worden voor gebruik bij een volgende patiënt. Daartoe kunnen het huis en de indrijfplunjer van met de in de medische en tandheelkundige wereld gebruikelijke steri-lisatie-technieken compatibele materialen, zoals bijvoorbeeld chirurgisch staal, gemaakt zijn.

In een verdere praktische uitvoering zijn de vasthoudmiddelen aan het werkzame uiteinde van het huis aangebracht, en heeft de boring daar een werkzame opening naar buiten, die geschikt is voor het daarin plaatsen van de spijker, waarbij de spijkerkop in contact komt met de indrijfplunjer en de indrijfplunjer voor het indrijven van de spijker langs de boring beweegbaar is tussen een teruggeplaatste en een vooruitgedrukte stand. Ook de vasthoudmiddelen kunnen voor sterilisatiedoeleinden uit het huis demonteerbaar zijn en van chirurgisch staal gemaakt zijn.

Verdere uitvoeringsvormen, waarvan de voordelen bij de bespreking van de tekeningen hieronder duidelijk zullen worden, zijn gegeven in de volgconclusies 7 tot en met 18.

De uitvinding zal aan de hand van een uitvoe-ringsvoorbeeld nader worden toegelicht, met behulp van de bijgevoegde tekeningen, waarin: figuur 1 het gebruik van een uitvoeringsvorm van het medisch spijkergereedschap volgens de uitvinding toont bij het bevestigen van een membraan op kaakbot, en figuur 2 een uitvoeringsvorm van het medisch spijkergereedschap volgens de uitvinding meer in detail toont.

Figuur 1 toont een tandheelkundige toepassing van een uitvoeringsvorm van het medisch spijkergereedschap. Het gereedschap 1 wordt hier in de mondholte gebruikt voor het bevestigen van een membraan 2 op het corticale bot 3 van de kaak. Een dergelijke behandeling heeft de volgende achtergrond.

Wanneer er tussen een gebitselement, in de tekening is dit een kies 4, en de kaak een spleet is ontstaan, bijvoorbeeld door een parodontale ontsteking, dient het kaakweefsel de kans te krijgen zich te herstellen. Hierbij dient voorkomen te worden dat bind- en epi-theelweefsel van het omliggende tandvlees 5, dat sneller groeit dan het bot de spleet ingroeit en vult waardoor de beengroei verhinderd wordt. Daartoe wordt in dergelijke gevallen een membraan 2 tijdelijk over de spleet tussen gebitselement en kaakbot aangebracht en op het kaakbot bevestigd teneinde het kaakbot de ruimte te geven om te groeien. Bij deze operatie wordt, zoals in figuur 1 getoond is, het tandvlees 5 tijdelijk weggeklapt. Het membraan wordt door middel van één of meer tandheelkundige spijkers 15 op het kaakbot bevestigd. De punt van een dergelijke tandheelkundige spijker 15 is ongeveer 1 mm lang en kan door het corticale bot 3 heen in het spongieu-ze bot 7 steken.

Het in figuur 1 getoonde gereedschap bestaat uit een langgerekt huis met een lang cilindrisch middengedeelte 8 waaraan zich een werkgedeelte 9 bevindt dat een werkzaam uiteinde heeft waaraan de spijker 15 wordt vastgehouden. Het werkgedeelte 9 maakt een hoek van ongeveer 110° met het middengedeelte 8. Deze hoek is optimaal voor de meeste tandheelkundige bewerkingen en voor de meeste te bewerken plaatsen in de mond.

Aan het tegenover het werkgedeelte 9 gelegen uiteinde van het middengedeelte 8 kan zich een koppeling bevinden voor het toevoeren van energie voor het indrijven van de spijker (niet getoond in figuur 1) . Dit kan een koppeling zijn voor het verbinden van het gereedschap met een standaardaansluiting van een tandheelkundige eenheid. Op een dergelijke tandheelkundige eenheid is in het algemeen gecomprimeerde lucht onder een druk van de orde van tien atmosfeer als standaardvoorziening aanwezig. Dit drukgas wordt daarom volgens de uitvinding bij voorkeur gebruikt als energie toevoerend medium voor het indrijven van de spijker.

Het gereedschap kan in de tandheelkundige toepassing de vorm aannemen van een gestandaardiseerd hand-of hoekstuk dat op het koppelstuk van de tandheelkundige eenheid aangesloten kan worden.

Een uitvoeringsvorm van het uitgevonden gereedschap is meer in detail getoond in figuur 2. Het huis van deze uitvoering omvat weer een middengedeelte 8 en een werkgedeelte 9 en bovendien een koppelgedeelte 10 dat niet getoond is in figuur 1. Door het huis loopt in lengterichting een boring 11 met overeenkomstig midden-, werk-, en koppelgedeelte. In het werkgedeelte van de boring bevindt zich een indrijfplunjer 12 die voorzien is van een terug-stelveer 13. Deze terugstelveer 13 ligt onder voorspanning enerzijds aan tegen de indrijfplunjer 12 en anderzijds tegen een vasthoudkop 14. Het werkgedeelte van de boring 11 loopt met versmalde diameter door de vasthoudkop 14 heen door naar buiten. In de werkzame opening van de vasthoudkop 14 bevinden zich een of meer door veren naar binnen gedrukte vasthoudkogels 16 voor het vasthouden van de kop 6 van de spijker 15 die in de opening kan worden aangebracht door de spijkerkop 6 door de vasthoudbarrière van de vasthoudkogels 16 te drukken. De vasthoudkop 14 is door middel van een schroefdraadbevestiging aan het werkgedeelte van het huis gemonteerd. Natuurlijk kan ook een ander soort bevestiging toegepast worden. De vasthoudkop 14 kan een wegwerpkop zijn die, eventueel met een daarin aangebrachte spijker, gesteriliseerd wordt aangeleverd, of het kan een steriliseerbare kop zijn waaruit de vasthoudkogels 16 met de daarbij horende veren demonteerbaar zijn.

In het middengedeelte 8 van het huis bevindt zich een overdrachtsplunjer 17 die via een kegelvormig uiteinde 18 in aangrijping kan zijn met een kegelvormig uiteinde 19 van de indri jfplunjer 12, en onder deze aangrijping een aandrukkracht kan overbrengen op de indrijfplunjer 12 voor het indrijven van de spijker 15. Wanneer de overdrachtsplunjer 17 in figuur 2 naar links beweegt, schuiven de kegelvormige uiteinden 18 en 19 over elkaar en wordt de indri jfplunjer 12 in de richting van de pijl A bewogen voor het indrijven van de spijker 15.

De uiteinden 18 en 19 kunnen in plaats van kegelvormig bijvoorbeeld ook convex gewelfd zijn, waardoor een ander aangrijpingsoppervlak ontstaat. De vormgeving van de uiteinden 18 en 19 wordt, afhankelijk van de slij-tage-eigenschappen van de materialen van de indrijfplunjer 12 en de overdrachtsplunjer 17 en van het verdere ontwerp van het gereedschap, zoals bijvoorbeeld de diameter van de boring en de hoek tussen het werkgedeelte en het middengedeelte van de boring, geoptimaliseerd voor een zo laag mogelijke slijtage van de aangrijpingsoppervlakken en zo klein mogelijke wrijvingsverliezen van de overbrenging. Hierbij is het belangrijk dat de beide plunjers, zowel de indrijfplunjer 12 als de overdrachtsplunjer 17, rotatie-symmetrisch worden uitgevoerd, opdat het weer in het huis zetten hiervan, nadat de plunjers voor sterilisatiedoel-einden uit het huis zijn gehaald, gemakkelijk en zonder uitrichtproblemen kan plaatsvinden.

De overdrachtsplunjer omvat verder een vergren-delingsorgaan 19, omvattende een met een veer belaste drukknop 20 een hefboom 21, en een blokkeringsspie 22 die door de veerbelasting van de hefboom 21 in het huis gedrukt wordt, waar deze kan vallen in een gleuf 23 in de overdrachtsplunjer 17 voor het blokkeren van de longitudinale beweging van de overdrachtsplunjer 17. De overdrachtsplunjer 17 steekt met zijn achterste uiteinde uit in een drukkamer 24. Via de boring 11 en het koppelge-deelte 10 kan daarin een drukgas onder een verhoogde werkdruk van de orde van 9 atmosfeer worden toegevoerd. Door de afdichting 25 is verzekerd dat het gas niet langs de overdrachtsplunjer 17 kan lekken. Het drukgas kan bijvoorbeeld perslucht zijn, die wordt aangevoerd via de slang 26 die om een korte buis 27 met afdichtflens 28 is geklemd door middel van de wartel 29. De koppeling kan ook een gestandaardiseerde koppeling zijn voor koppeling aan een standaardhandstuk van een tandheelkundige eenheid, die de perslucht levert.

De werking van het gereedschap is als volgt. In de in figuur 2 weergegeven toestand bevindt de indrijfplunjer 12 zich in zijn teruggestelde stand, en bevindt zich de spijker 15 met zijn punt achter het werkzame uiteinde van de vasthoudkop 14. De aandrijfplunjer 17 kan de indrijfplunjer 12 niet naar voren (in de richting van de pijl A) bewegen, omdat de aandrijfplunjer 17 door de blokker ingsspie 22 vergrendeld is. Door middel van een voetpedaal, dat een ventiel bedient en bij de meeste tandheelkundige eenheden standaard aanwezig is, kan de tandarts perslucht in de drukkamer 24 toelaten via de slang 26. Vanwege de vergrendeling door de blokkeringsspie 22 wordt de overdrachtsplunjer 17 hierdoor niet verplaatst. De tandarts kan nu het werkzame uiteinde van het gereedschap met de spijker 15 op de plek positioneren waar de spijker 15 moet worden ingedreven, bijvoorbeeld op een membraan 2 op het kaakbot 3 (zie figuur 1) . Nu kan de tandarts op de drukknop 20 drukken waardoor via de hefboom 21 de blokkeringsspie 22 uit de gleuf 23 van de overdrachtsplunjer getrokken wordt. De vrijgekomen overdrachtsplunjer beweegt nu onder de werking van het drukgas in de drukkamer 24 naar links in figuur 2 en drukt zo via de kegelvormige uiteinden 18 en 19 de indrijfplunjer 12 in de richting van de pijl A. De indrijfplunjer drukt dan de spijker 15 door de kogelbarrière 16 heen in het kaakbot. Doordat een aanslagrand 30 van de indrijfplunjer in zijn indrijvende beweging begrensd wordt door een bijbehorende schouder 31 van de vasthoudkop 14, kan de spijker 15 niet te ver in het bot worden geslagen.

Na het indrijven van de spijker 15 kan de tandarts eventueel een volgende spijker door de kogelbarrière 16 heen in de vasthoudkop 14 drukken vanuit een daarvoor geschikte houder. Een andere mogelijkheid is het verschaffen van een in de vasthoudkop 14 ingebouwd magazijn met spijkertjes, waardoor de tandarts zonder het gereedschap uit de mond van de patiënt te hoeven nemen kan doorwerken en meerdere spijkers na elkaar kan aanbrengen.

De slagkracht en de op de spijker 15 overgebrachte impuls voor het indrijven van de spijker 15 kunnen bijvoorbeeld, afhankelijk van de hardheid van het bot waarin de spijker moet worden aangebracht, worden ingesteld door het op een geschikte waarde afregelen van de werkdruk van het drukgas in de drukkamer 24, bijvoorbeeld door middel van een reduceerventiel in de persluchttoevoer op de tandheelkundige eenheid.

Het gereedschap is eenvoudig te demonteren door de indrijfplunjer en de overdrachtsmiddelen uit de boring te nemen. Hiertoe moeten de wartelkoppeling 29 en de vasthoudkop 14 van het huis worden losgeschroefd, waarna de indrijfplunjer 12 en de overdrachtsplunjer 17 (na ontgrendeling van de blokkeringsspie 22) uit de boring genomen kunnen worden. De losse onderdelen kunnen dan samen met het huis in een autoclaaf gesteriliseerd worden voor gebruik bij een volgende patiënt. Daartoe dienen alle onderdelen van met de in de medische en tandheelkundige wereld gebruikelijke sterilisatie-technieken compatibele materialen, zoals bijvoorbeeld chirurgisch roestvrij staal of titanium, gemaakt te zijn. Dergelijke materialen zijn goed bestand tegen stoom met een temperatuur tot 135°C of hoger, zoals normaliter toegepast in een sterilisatieauto-claaf voor tandheelkundige toepassingen.

Ter vergroting van het gebruiksgemak kan het gereedschap nog voorzien zijn van een of meer glasvezels die aan de buitenzijde langs het huis lopen of daarme geïntegreerd zijn, en waarmee het te bewerken oppervlak, waarin de spijker moet worden ingedreven, kan worden verlicht.

Claims (21)

1. Medisch gereedschap voor het indrijven van een spijker, gekenmerkt door een langerekt huis (1), middelen (14, 16) voor het vasthouden van de spijker (15), en middelen (12, 17, 18, 19, 24) voor het indrijven van de spijker (15).

2. Gereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het huis (1) een middengedeelte (8) heeft met daaraan enerzijds een werkgedeelte (9) met een werkzaam uiteinde, en anderzijds een koppelgedeelte (10) met een uiteinde voor het koppelen met middelen voor het toevoeren van energie voor het indrijven.

3. Gereedschap volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het werkgedeelte (9) van het huis (1) een hoek maakt met het middengedeelte (8).

4. Gereedschap volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hoek ongeveer 110° bedraagt.

5. Gereedschap volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat het huis (1) voorzien is van een daar in lengterichting doorheen lopende, in hoofdzaak cilindrische boring (11) met overeenkomstig midden-, werk-, en koppelgedeelte, en dat de indrijfmiddelen een indrijfplunjer (12) omvatten, die zich aan het werkzame uiteinde in het werkgedeelte (9) van de boring (11) bevindt.

6. Gereedschap volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen (14, 16) aan het werkzame uiteinde van het huis (1) zijn aangebracht, en de boring (11) daar een werkzame opening naar buiten heeft, die geschikt is voor het daarin plaatsen van de spijker (15), waarbij de spijkerkop in contact komt met de in-drijfplunjer (12) en de indrijfplunjer (12) voor het indrijven van de spijker (15) langs de boring (11) beweegbaar is tussen een teruggeplaatste en een vooruitgedrukte stand.

7. Gereedschap volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de indrijfmiddelen verder drukmiddelen (24) omvatten en middelen (17) voor het onder de werking van de drukmiddelen (24) overdragen van een aandrukkracht op de indrijfplunjer (12).

8. Gereedschap volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het koppelgedeelte (10) van het huis (1) geschikt is voor het daaraan koppelen van een drukgas-leiding (26), voor het toevoeren van energie voor het indrijven, dat de drukmiddelen een drukkamer (24) in het huis (1) omvatten voor het drukgas onder een verhoogde werkdruk, welke drukkamer (24) bij het koppelgedeelte (10) in verbinding staat met het middengedeelte (8) van de boring (11) en de drukgaskoppeling, en dat de overdrachtsmiddelen (17) geschikt zijn voor het overdragen van de aandrukkracht op de indri jfplunjer (12) vanuit de drukkamer (24), wanneer daarin de werkdruk heerst.

9. Gereedschap volgens conclusie 8, gekenmerkt door middelen voor het door de drukgasleiding doen toestromen van het drukgas in de drukkamer (24) totdat daarin de werkdruk heerst, en door middelen voor het weer laten wegstromen van het gas uit de drukkamer (24) totdat daarin omgevingsdruk heerst.

10. Gereedschap volgens conclusie 8 of 9, gekenmerkt door middelen voor het regelen van de werkdruk van het gas.

11. Gereedschap volgens één der conclusies 8 tot en met 10, gekenmerkt door vergrendelingsmiddelen (19) voor het blokkeren van de overdrachtsmiddelen (17) zodat de aandrukkracht niet werkt op de indrijfplunjer (12) , en voor het op een gewenst moment vrijgeven van de overdrachtsmiddelen (17) voor het overdragen van de aandrukkracht op de indrijfplunjer (12) voor het indrijven van de spijker (15).

12. Gereedschap volgens één der conclusies 8 tot en met 11, gekenmerkt door veermiddelen (13) voor het in de teruggeplaatste stand terugstellen van de indrijfplun-jer (12) wanneer daarop geen aandrukkracht werkt.

13. Gereedschap volgens één der conclusies 8 tot en met 12, met het kenmerk, dat de overdrachtsmiddelen een in het middengedeelte (8) van de boring (11) geplaatste overdrachtsplunjer (17) omvatten die geschikt is voor het aandrukken van de indrijfplunjer (12) vanuit de teruggeplaatste stand naar de vooruitgedrukte stand voor het indrijven van de spijker (15), en die afdichtend op de wand van de boring (11) aansluit voor het afsluiten van het werkgedeelte (9) van de boring (11) voor het gas onder druk in de drukkamer (24).

14. Gereedschap volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de overdrachtsplunjer (17) geschikt is voor het onder aangrijping van de indrijfplunjer (12) aandrukken van de indrijfplunjer (12), en dat beide plunjers in hoofdzaak rotatiesymmetrisch zijn.

15. Gereedschap volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de werkgedeelten (9) van het huis (1) en de boring (11) een hoek met de middengedeelten (8) daarvan maken, en dat beide plunjers aan hun aangrijpingsuiteinden (18, 19) zodanig kegelvormig zijn, dat de aangrijping over een langgerekt, nagenoeg lijnvormig contactoppervlak plaatsvindt.

16. Gereedschap volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de werkgedeelten (9) van het huis (1) en de boring (11) een hoek met de middengedeelten (8) daarvan maken, en dat beide plunjers aan hun aangrijpingsuiteinden (18, 19) zodanig convex zijn, dat de aangrijping over een nagenoeg rond, stipvormig contactoppervlak plaatsvindt.

17. Gereedschap volgens conclusie 14, 15 of 16, met het kenmerk, dat de overdrachtsplunjer (17) geschikt is om vóór aangrijping op de indrijfplunjer (12) over een zeker traject te worden versneld door de drukkracht van het gas onder de werkdruk, teneinde op het moment van aangrijping een hoeveelheid gecumuleerde kinetische energie impulsgewijs op de indrijfplunjer (12) en de spijker (15) over te dragen.

18. Gereedschap volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door één of meer langs het gereedschap lopende glasvezels voor het verlichten van het te bewerken oppervlak.

19. Huis (1), kennelijk geschikt voor een gereedschap volgens één der voorgaande conclusies.

20. Indrijfplunjer, kennelijk geschikt voor een gereedschap volgens één der conclusies 5 tot en met 17.

21. Overdrachtsplunjer, kennelijk geschikt voor een gereedschap volgens één der conclusies 13 tot en met 17.