NL9401200A - Hulpstukdrager bestemd om te worden bevestigd aan het uiteinde van een door een voertuig gedragen werkarm. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Hulpstukdrager bestemd om te worden bevestigd aan het uiteinde van een door een voertuig gedragen werkarm.

De uitvinding heeft betrekking op een hulpstukdrager bestemd om te worden bevestigd aan het uiteinde van een door een voertuig gedragen werkarm en voorzien van koppelingselementen die kunnen samenwerken met koppelingselementen van een aan de hulpstukdrager te koppelen hulpstuk.

Een dergelijke hulpstukdrager is in vele uitvoeringsvormen bekend.

De te koppelen hulpstukken zijn bijvoorbeeld graaf- en laadhulpstukken, zoals laadschopbakken, dieplepels, en andere grondverzethulpstukken, maar ook grondboren, laadvorken, zware pneumatische hamers, en dergelijke. Om een efficiënt gebruik te kunnen maken van het voertuig dat de werkarm draagt, dienen verschillende hulpstukken aan de werktuigarm te kunnen worden gekoppeld.

De bekende hulpstukdragers hebben verschillende nadelen. Bij bepaalde uitvoeringsvormen is het koppelingsmechanisme betrekkelijk ingewikkeld en daardoor vrij duur. Andere uitvoeringsvormen zijn zwaar uitgevoerd, hetgeen ten koste gaat van de nuttige last die door de arm kan worden opgenomen. Ook ontstaat na verloop van tijd vaak speling tussen de koppelingselementen van de hulpstukdrager en het hulpstuk.

De uitvinding beoogt een hulpstukdrager te verschaffen waarbij de nadelen van de bekende hulpstukdragers zijn ondervangen.

Dit doel wordt bereikt met een hulpstukdrager van het in de aanhef genoemde type, die gekenmerkt wordt doordat deze is voorzien van tenminste twee in hoofdzaak V-vormige uitsparingen, waarvan de open zijden van elkaar af zijn gericht en waarin de koppelingselementen van het aan te koppelen hulpstuk klemmend kunnen worden opgenomen, waarbij één van de zijwanden van één van de V-vormige uitsparingen wordt gevormd door een ten opzichte van de rest van de hulpstukdrager beweegbaar element, dat beweegbaar is tussen een vergrendelstand waarin het de zijwand van de V-vormige uitsparing vormt en een ontgrendelstand waarin het de zijkant van de V-vormige uitsparing vrijgeeft.

De constructie van de hulpstukdrager volgens de uitvinding is eenvoudig en zeer betrouwbaar. Het gewicht van de hulpstukdrager is relatief laag. De hulpstukken kunnen snel en eenvoudig worden gewisseld en bovendien in twee verschillende standen met de hulpstukdrager worden gekoppeld. Door de V-vorm van de uitsparingen worden de hulpstukken altijd spelingsvrij vastgeklemd en eventuele slijtage van de koppelingselementen wordt automatisch gecompenseerd.

Voorkeursuitvoeringsvormen van de hulpstukdrager volgens de uitvinding zijn vastgelegd in de onderconclusies.

De uitvinding zal in het hiernavolgende uitvoeringsvoor-beeld nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 schematisch een uiteinde van een door een voertuig gedragen werkarm weergeeft met daaraan bevestigd een hulpstukdrager volgens de uitvinding,

Fig. 2 schematisch het met de hulpstukdrager van fig. 1 samenwerkende gedeelte van een hulpstuk weergeeft, en

Fig. 3 schematisch het koppelingsmechanisme van de hulpstukdrager volgens de uitvinding weergeeft.

In fig. 1 is het uiteinde van een door een voertuig gedragen werkarm 1 weergegeven. Aan het uiteinde van de werkarm is een als geheel met 2 aangegeven hulpstukdrager bevestigd die scharnierbaar is om een as 3. De hulpstukdrager 2 is om een as 4 scharnierbaar gekoppeld met een van de uiteinden van een tussenstang 5 die aan het andere einde om een as 6 scharnierbaar is verbonden met een van de uiteinden van een gebogen hefboom 7. Het andere uiteinde van de hefboom 7 is om een as 8 scharnierbaar is verbonden met de werkarm 1. Bovengenoemd mechanisme is ter plaatse van de scharnieras 6 scharnierbaar verbonden met het uiteinde van de zuigerstang 9 van een hydraulische cilinder 10. Met behulp van deze hydraulische cilinder 10 kan de hulpstukdrager 2 om de scharnieras 3 worden gedraaid.

De hulpstukdrager 2 omvat in de weergegeven uitvoeringsvorm twee in hoofdzaak V-vormige uitsparingen 11 en 12 waarvan de open zijden van elkaar af zijn gericht. Eén van de zijwanden van de uitsparing 12 wordt gevormd door een ten opzichte van de rest van de hulpstukdrager 2 beweegbaar element 13. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het beweegbare element een in de hoofdrichting van de V-vorm beweegbare schuif 13. De schuif 13 is beweegbaar tussen een vergrendelstand, die in fig. 1 met getrokken lijnen is weergegeven en waarin de schuif 13 de betreffende zijwand van de V-vormige uitsparing 12 vormt, en een ontgrendelstand, die in fig. 1 met onderbroken lijnen is aangegeven en waarin de schuif 13 de zijkant van de V-vormige uitsparing 12 vrijgeeft.

In de V-vormige uitsparingen 11 en 12 kunnen de koppe-lingselementen 14 en 15 van een met de hulpstukdrager 2 te koppelen hulpstuk klemmend worden opgenomen. Deze koppelings-elementen 14 en 15, die in fig. 1 in onderbroken lijnen zijn getekend, zijn bijvoorbeeld ronde staven. Zij kunnen echter ook een andere vorm hebben, mits ze in gekoppelde toestand op de schuine wanden van de V-vormige uitsparingen 11, 12 rusten. Door de V-vorm van de uitsparingen 11 en 12 en de beweegbaarheid van de schuif 13, kunnen de koppelingselementen 14 en 15 van het aan te koppelen hulpstuk altijd spelingsvrij in de uitsparingen 11 en 12 worden opgenomen.

In fig. 2 is schematisch het met de hulpstukdrager 2 van fig. 1 samenwerkende gedeelte van een hulpstuk 16, bijvoorbeeld een laadschopbak, met koppelingselementen 14 en 15 in de vorm van ronde stangen weergegeven. De stangen 14 en 15, die bij voorkeur dezelfde diameter hebben, zijn aangebracht tussen twee evenwijdige platen 17 die aan het hulpstuk 16 zijn gelast.

In de fig. 3 weergegeven langsdoor snede van de hulpstukdrager 2 volgens de uitvinding is het koppelingsmechanis-me nader weergegeven.

De hulpstukdrager 2 bestaat in hoofdzaak uit twee evenwijdige platen 18 die met elkaar verbonden zijn door dwarsbalken 19 en 20 die aan de platen 18 zijn gelast. In de platen 18 zijn gaten 21 en 22 aangebracht voor het opnemen van de scharnierassen 3 en 4. De schuif 13 die een beweegbare zijwand vormt van de uitsparing 12, is verschuifbaar opgenomen in een opening 22 in de balk 19. De schuif 13 wordt in de in fig. 3 weergegeven vergrendelstand gedrukt door een druk veer 23, die is aangebracht tussen de schuif 13 en de dwarsbalk 20. Een aan de schuif 13 bevestigde aanslag 24 zorgt ervoor dat de schuif 13 niet te ver naar buiten kan worden gedrukt. De drukveer 23 is gedeeltelijk opgenomen in een aan de dwarsbalk 20 bevestigde koker 25, teneinde te voorkomen dat de drukveer 23 zijwaarts uitbuigt.

In de weergegeven uitvoeringsvorm is tussen de dwarsbalk 20 en de schuif 13 verder een bij voorkeur enkelwerkende hydraulische cilinder 26 opgenomen, waarmee de schuif 13, tegen de veerkracht van de drukveer 23 in, vanuit de in fig. 3 weergegeven vergrendelstand in de ontgrendelstand (zie ook fig. 1) kan worden gebracht. In plaats van een hydraulische cilinder kan echter ook een ander bekend bedieningsorgaan, bijvoorbeeld een handmatig te bedienen hefboommechanisme, worden gebruikt om de schuif 13 vanuit de vergrendelstand in de ontgrendelstand te brengen. Het voordeel van een hydraulische cilinder is echter dat daarmee het koppelingsmechanisme op afstand kan worden bediend. Bovendien is op de meeste machines waar het hier om gaat, hydrauliek aanwezig.

Het aankoppelen van een hulpstuk vindt als volgt plaats.

De schuif 13 wordt in de ontgrendelstand gebracht door middel van de hydraulische cilinder 26 (of een ander mechanisme) en één van de stangen 14, 15 van het aan te koppelen hulpstuk 16 (hier slang 14) wordt in de V-vormige uitsparing 11 gebracht, terwijl de andere stang van het hulpstuk 16 (hier stang 15) in de aan één zijde vrijgegeven uitsparing 12 wordt gebracht. Vervolgens wordt de druk van de hydraulische cilinder 26 afgelaten, waardoor de schuif 13 onder invloed van de drukkracht van de veer 2 3 naar de vergrendelstand beweegt. Daarbij worden de stangen 14 en 15 in de V-vormige uitsparingen 11 en 12 geklemd. Het hulpstuk 16 is daardoor spelingsvrij met de hulpstukdrager 2 gekoppeld. Het loskoppelen van een hulpstuk 16 vindt in omgekeerde volgorde plaats.

Met de hulpstukdrager 2 volgens de uitvinding kan zeer snel een hulpstuk 16 worden aan- en losgekoppeld. Dit betekent dat ook zeer snel een hulpstuk 16 kan worden gewisseld. Bovendien kan een hulpstuk 16 in twee verschillende standen met de hulpstukdrager 2 worden gekoppeld, waarbij het hulpstuk 16 in de ene stand 180° is gedraaid ten opzichte van de andere stand. Hierdoor is het mogelijk dat eenzelfde hulpstuk twee verschillende functies heeft. Zo kan een laadbakschop gebruikt worden in de laadstand, maar ook in de trekstand. Een dieplepelbak kan ook gemonteerd worden als hooglepel.

De constructie van de hulpstukdrager volgens de uitvinding is eenvoudig en zeer betrouwbaar. Bovendien is de hulpstukdrager betrekkelijk licht. Verder is de fabricage ervan zeer eenvoudig, aangezien geen nauwkeurige passende onderdelen hoeven te worden vervaardigd. De hulpstukken worden spelingsvrij vastgeklemd en eventuele slijtage van de koppelingselementen wordt automatisch gecompenseerd.

Binnen het kader van de uitvinding zijn andere dan de hierboven beschreven uitvoeringsvormen mogelijk. De hulpstukdrager kan een andere vorm hebben. Er kunnen aan één zijde meerdere naast elkaar liggende V-vormige uitsparingen zijn aangebracht. Ook kunnen er meerdere naast elkaar liggende schuiven of andere beweegbare elementen zijn aangebracht.

Claims (6)

1. Hulpstukdrager bestemd om te worden bevestigd aan het uiteinde van een door een voertuig gedragen werkarm en voorzien van koppelingselementen die kunnen samenwerken met koppelingsele-menten van een aan de hulpstukdrager te koppelen hulpstuk, met het kenmerk, dat de hulpstukdrager (2) is voorzien van tenminste twee in hoofdzaak V-vormige uitsparingen (11, 12), waarvan de open zijden van elkaar af zijn gericht en waarin de koppelings-elementen (14, 15) van het aan te koppelen hulpstuk klemmend kunnen worden opgenomen, waarbij één van de zijwanden van één van de V-vormige uitsparingen (12) wordt gevormd door een ten opzichte van de rest van de hulpstukdrager (2) beweegbaar element (13) , dat beweegbaar is tussen een vergrendelstand waarin het een zijwand van de V-vormige uitsparing (12) vormt en een ontgrendel stand waarin het de zijkant van de V-vormige uitsparing (12) vrijgeeft.

2. Hulpstukdrager volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het beweegbare element (13) een in de hoofdrichting van de V-vorm beweegbare schuif is.

3. Hulpstukdrager volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het beweegbare element (13) is gekoppeld met een veer (23) die het element in de vergrendelstand drukt.

4. Hulpstukdrager volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het beweegbare element (13) is gekoppeld met een bedieningsorgaan (26) waarmee het element (13) tegen de veerkracht van de veer (23) in in de ontgrendelstand kan worden gebracht.

5. Hulpstukdrager volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan (26) een hydraulische cilinder is.

6. Hulpstukdrager volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan een handmatig te bedienen hefboommecha-nisme is.