NL9400771A - Inrichting voor het verplaatsen van veevoeder. - Google Patents

Description

Inrichting voor het verplaatsen van veevoeder

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ten opzichte van een voerhek verplaatsen van veevoeder.

In een stal voor vee, bijv. koeien, wordt het vee doorgaans door middel van voerhekken van een voerruimte gescheiden. Door het nabij de voerhekken plaatsen van voer kan het vee gevoerd worden. Voor een hoge opbrengst is het van belang dat het vee een optimaal aanbod van het voer heeft. Een bestaande oplossing voor het mechaniseren van het naar de voerhekken verplaatsen van voer wordt gevormd door in de voerruimte geplaatste voerschuiven. Voor deze voer-schuiven dient het voer geplaatst te worden waarna vervolgens met een snelheid naar keuze en op momenten naar keuze het voer naar de hekken geschoven kan worden. Zodra het voer op is, of nagenoeg op is, worden de schuiven van de hekken teruggeschoven naar hun uitgangspositie en dient er opnieuw voer voor de schuiven geplaatst te worden. De voercyclus kan dan weer een aanvang nemen. Deze inrichting heeft als voordeel dat het naar de voerhekken schuiven van het voer weinig arbeidsintensief is en door het automatiseren van de besturing is het zelfs overbodig dat de boer aanwezig is bij het verplaatsen van het voer. De schuifinrichting is echter zeer groot, en dus ook kostbaar. Een ander nadeel is het ruimtebeslag van de schuifinrichting in de voerruimte; het in de voerruimte rijden van voer, maar ook andere werkzaamheden in de voerruimte worden erdoor belemmerd. Het is tevens moeilijk de ruimte te zuiveren.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel een relatief goedkope inrichting voor het mechanisch danwel automatisch naar een voerhek verplaatsen van veevoer te verschaffen, die slechts weinig ruimte in beslag neemt. De inrichting heeft voorts tot doel een inrichting te verschaffen waarmee het mogelijk is het veevoer in een stal te brengen.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting voor het ten opzichte van een voerhek verplaatsen van veevoeder, omvattende een ten minste voor een deel hoofdzakelijk evenwijdig aan, op enige afstand van, het voerhek aan te brengen geleiding, een in langsrichting langs de geleiding verplaatsbare slede, en een ten opzichte van de slede nagenoeg loodrecht op de geleiding verplaatsbare voerschuif. De inrichting omvat voorts bij voorkeur aandrijfmiddelen voor de slede en voerschuif. Deze inrichting maakt het mogelijk met slechts één voerschuif over een grote lengte voer te verplaatsen. De slede met voerschuif neemt slechts weinig ruimte in en het is bijvoorbeeld mogelijk de geleiding zo door te laten lopen dat de slede met voerschuif geheel uit de voerruimte verplaatsbaar is. Er resteert dan slechts een geleiding in de voerruimte die niet, of nagenoeg niet, belemmerend werkt bij het verrichten van werkzaamheden in de voerruimte. De verplaatsing van voerschuif en slede zijn bij voorkeur gemechaniseerd, maar het is ook denkbaar met name de slede handmatig langs de geleiding verplaatsbaar is. Ten aanzien van de afmetingen van slede en geleiding wordt getracht deze zo slank mogelijk uit te voeren, om zo veel mogelijk voer in de voerruimte te kunnen plaatsen.

Een voorkeursuitvoering van de inrichting wordt gekenmerkt doordat de slede aan twee zijden is voorzien van een voerschuif. Met een dergelijke inrichting waarvan ten minste een deel van de geleiding tussen twee voerhekken doorloopt kan veevoer in twee richtingen naar de voerhekken verplaatst worden. Deze uitvoering is met name interessant omdat veel stallen voorzien zijn van twee voerhekken die aan weerszijden van een voerruimte geplaatst zijn.

Een andere voorkeursuitvoering wordt gekenmerkt doordat de slede is voorzien van een voerschuif die naar beide zijden van de slede verplaatsbaar is. Ook deze voorkeursuitvoering is met name bedoeld voor stallen met aan twee zijden van een voerruimte geplaatste voerhekken. De voerschuif kan naar keuze aan één van beide sleden worden gebruikt, waardoor met behulp van een enkele voerschuif aan de beide zijden van de slede voer verplaatst kan worden.

De voerschuif is bij voorkeur voorzien van een nagenoeg loodrecht op de geleiding uitkragend deel. Dit uitkragend deel is bij voorkeur zwenkbaar verbonden met de voerschuif. Door middel van het uitkragend deel is het mogelijk veevoer zodanig aan te grijpen dat het in langs-richting ten opzichte van de geleiding verplaatst kan worden. Hierdoor is het mogelijk voer evenwijdig aan de voer-hekken te verplaatsen, of zelfs wanneer de geleiding tot buiten de stal doorloopt, veevoer van buiten de stal naar binnen te schuiven. In het bijzonder voor geperste blokken kuilvoer, gezaagde blokken kuilvoer, balen stro etc. is het bijzonder eenvoudig dit voer in een stal te brengen, zeker wanneer de geleiding doorloopt tot een voorraadpunt van het veevoer. Indien het uitkragend deel zwenkbaar aan de voerschuif is bevestigd is het mogelijk op een gewenst moment het uitkragend deel in een werkzame positie - nagenoeg loodrecht op de geleiding - te plaatsen, terwijl op het moment dat een uitkragend deel hinderlijk is, bijv. voor het naar voerhekken schuiven van veevoer, dit uitkragend deel weggezwenkt kan worden. Het is natuurlijk mogelijk het uitkragend deel door middel van een aandrijving te laten zwenken, waardoor ook deze beweging geautomatiseerd kan worden.

Een voorkeursuitvoering wordt gekenmerkt doordat de aandrijfmiddelen voor het langs de geleiding verplaatsen van de slede bestaan uit een met de geleiding verbonden motor. Een voordeel van deze voorkeursuitvoering is het feit dat de motor niet samen met de slede verplaatst hoeft te worden nadat deze in een stationaire opstelling gehandhaafd kan worden. De overbrenging van het vermogen van de motor naar de slede kan bijv. door middel van een eindloze ketting gebeuren die aangrijpt aan de slede.

Een andere uitvoeringsvoering wordt gevormd doordat de aandrijfmiddelen voor het langs de geleiding verplaatsen van de slede bestaan uit een met de slede verbonden motor. Door middel van bijv. een tandwiel of wrijvingswiel is het mogelijk de slede langs de geleiding te verplaatsen, zonder dat er bijzondere voorzieningen getroffen dienen te worden om het vermogen van de motor over te brengen naar de slede.

Weer een andere voorkeursuitvoering wordt gekenmerkt doordat de aandrijfmiddelen voor de slede door middel van koppelmiddelen ook de voerschuif aandrijven. Doordat door middel van een koppeling het vermogen van de aandrijf-middelen voor de slede ook aangewend kan worden voor het verplaatsen van de voerschuif is slechts één motor benodigd.

Weer een andere voorkeursuitvoering wordt gekenmerkt doordat de aandrijfmiddelen voor de voerschuif bestaan uit een met de slede verbonden motor. In deze relatief eenvoudige constructie is de slede voorzien van een aparte motor voor het verplaatsen van de voerschuif.

De inrichting omvat bij voorkeur een centraal bedieningspaneel. De inrichting omvat bij voorkeur tevens een centrale gegevensverwerkende eenheid. Met behulp van een centraal bedieningspaneel kan de inrichting op afstand worden bediend, terwijl een centrale gegevensverwerkende eenheid de mogelijkheid verschaft het verplaatsen van veevoer te automatiseren.

De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in de navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: fig. 1 een gedeeltelijk opengewerkt perspektivisch aanzicht op een inrichting overeenkomstig de uitvinding voorzien van twee voerschuiven, en fig. 2 een gedeeltelijk opengewerkt perspektivisch aanzicht op een inrichting overeenkomstig de uitvinding voorzien van een enkele voerschuif die naar beide zijden van de sleden verplaatsbaar is.

Fig. 1 toont een stal 1 waarin aan weerszijden van voerruimte 2 voerhekken 3 geplaatst zijn. Het vee bevindt zich in de loopruimten 4 achter de voerhekken 3. Ongeveer in het midden van de voerruimte 2, evenwijdig aan de voerhekken 3 is een geleiding 5 aangebracht. De geleiding 5 loopt door naar buiten tot een voorraadpunt 6 van veevoer. Langs de geleiding 5 is een slede 7 verplaatsbaar door een motor 8 die onder tussenkomst van een tandwiel 9 aangrijpt op een in de geleiding 5 aangebrachte vertanding 10. Indien de slede 7 een positie bereikt nabij een naar het voerhek 3 te verplaatsen blok veevoer 11 wordt door middel van een koppeling 12 het vermogen van de motor 8 in plaats van naar het tandwiel 9 naar een met een voerschuif 3 verbonden schaarmecha-nisme 14 (een zogeheten Neurenberger schaar) overgebracht, zodat de voerschuif 13 overeenkomstig de pijl P, van de geleiding 5 af beweegt, waardoor tevens het blok veevoer van de geleiding 5 af beweegt. Zodra het blok veevoer 11 zich in de gewenste positie bevindt, wordt de voerschuif 13 overeenkomstig pijl P2 naar de geleiding 5 toe bewogen. De tweede voerschuif 17 kan eventueel gelijktijdig of daarna worden gebruikt voor het verplaatsen van een aan de andere zijde van de geleiding 5 gelegen hoeveelheid veevoer. De slede 7 kan vervolgens worden verplaatst naar een andere positie voor het aldaar verplaatsen van een hoeveelheid veevoer. Het is tevens mogelijk de slede 7 volledig uit de stal 1 te verplaatsen tot bijv. het voorraadpunt 6 voor veevoer waar met behulp van een zwenkbaar uitkragend orgaan 15 een blok veevoer kan worden aangegrepen om het vervolgens in de stal 1 te schuiven. Hierdoor wordt het overbodig veevoer met behulp van bijv. een trekker in de stal 1 te rijden. Een andere mogelijkheid van het uit de stal 1 verplaatsen van de slede 7 is het creëren van een volledig vrije ruimte tussen de voerhekken 3 voor het verrichten van bepaalde werkzaamheden zoals bijv. het zuiveren van de voerruimte 2. Het moge duidelijk zijn dat de geleiding 5 verschillende uitvoeringsvormen kan vertonen. Dit geldt overigens ook voor andere constructieve kenmerken van de hier weergegeven inrichting. Zo kan bijv. de schaarconstructie 14 worden vervangen door een cilinderconstructie. In de figuur is tevens een centrale gegevensverwerkende eenheid 16 weergegeven waarmee het bijv. mogelijk is het naar de voerhekken 3 verschuiven van veevoer te automatiseren. De benodigde energie voor het verplaatsen van de slede 7 en de voerschuiven 13, 17 kan bijv. worden onttrokken aan een in de slede 7 aangebrachte accu of onder tussenkomst van tastorganen aan onder laagspanning staande stroomstroken onttrokken worden.

Fig. 2 toont een slede 18 die langs een in de voerruimte 2 verzonken geleiding 19 verplaatsbaar is. De slede 18 wordt door middel van een vast met de voerruimte 2 verbonden motor 20 onder tussenkomst van een eindloze ketting 21 verplaatst. Een voerschuif 22 is overeenkomstig de pijl P3 naar beide zijden van de slede 18 verplaatsbaar. De voerschuif 22 is aan twee zijden voorzien van rolorganen 23 voor het met een beperkte weerstand langs de bodem bewegen van de voerschuif 22. Het is voorts denkbaar de slede 18 te voorzien van een, hier niet weergegeven, extra eenheid voor het bijvoeren van bepaalde produkten zoals bijv. mineralen. Daarbij dient gedacht te worden aan een voorraadhouder voorzien van bijv. een vijzel voor het aan het in de voerruimte gelegen voer toevoegen van kleine hoeveelheden mineralen. Het is tevens mogelijk de inrichting te voorzien van een camera waardoor het mogelijk is op afstand de inrichting te controleren of te besturen.

Claims (12)

1. Inrichting voor het ten opzichte van een voer-hek verplaatsen van veevoeder, omvattende een ten minste voor een deel hoofdzakelijk evenwijdig aan, op enige afstand van, het voerhek aan te brengen geleiding, een in langsrich-ting langs de geleiding verplaatsbare slede, en een ten opzichte van de slede nagenoeg loodrecht op de geleiding verplaatsbare voerschuif.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting aandrijfmiddelen voor de slede en voerschuif omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de slede aan twee zijden is voorzien van een voerschuif.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de slede is voorzien van een voerschuif die naar beide zijden van de slede verplaatsbaar is.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voerschuif is voorzien van een nagenoeg loodrecht op de geleiding uitkragend deel.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het ken-dat het uitkragend deel zwenkbaar is verbonden met de voerschuif.

7. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen voor het langs de geleiding verplaatsen van de slede bestaan uit een met de geleiding verbonden motor.

8. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen voor het langs de geleiding verplaatsen van de slede bestaan uit een met de slede verbonden motor.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen voor de slede door middel van koppelmiddelen ook de voerschuif aandrijven.

10. Inrichting volgens één conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen voor de voerschuif bestaan uit een met de slede verbonden motor.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een centraal bedieningspaneel omvat.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een centrale gegevensverwerkende eenheid omvat.