NL9400178A

NL9400178A - Constructie met een inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter.

Info

Publication number: NL9400178A
Application number: NL9400178A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Van Der Lely
Original assignee: Maasland Nv
Priority date: 1994-02-04
Filing date: 1994-02-04
Publication date: 1995-09-01
Also published as: EP0666024A1; DE69519114T2; DE69519114D1; EP0666024B1

Description

CONSTRUCTIE MET EEN INRICHTING VOOR HET VERWERKEN VAN MELK TOT KAAS ΕΝ/OF BOTER

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een constructie met een inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter. In de praktijk levert het overgrote deel van de veehouders de door hen gewonnen melk aan zuivelfabrieken. Slechts op kleine schaal wordt met de hand kaas en/of boter vervaardigd; dit is echter zeer arbeidsintentief en zwaar. De uitvinding beoogt hiervoor een alternatief te verschaffen. Overeenkomstig de uitvinding is de constructie daartoe voorzien van procesbesturingsmiddelen, met behulp waarvan een naar keuze in te stellen hoeveelheid van de op een veehoudersbedrijf gewonnen melk automatisch wordt toegevoerd aan de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter. De inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is dan ook bij voorkeur geplaatst op het veehoudersbedrijf waar de melk wordt gewonnen. Door een automatisch op het melken aansluitende vervaardiging van kaas en/of boter heeft de veehouder de mogelijkheid om op eenvoudige wijze de melk een andere bestemming te geven, zodat niet alle melk verkocht behoeft te worden aan de zuivelfabriek; kaas en/of boter kunnen door hem ook rechtstreeks aan derden worden geleverd. Alhoewel uit circa 100 liter melk ongeveer tien a twaalf kilo kaas kan worden vervaardigd, is in het algemeen de meeropbrengst van de kaas zodanig dat het voor de veehouder ook financieel interessant kan zijn althans een gedeelte van de op zijn bedrijf gewonnen melk te gebruiken voor de vervaardiging van kaas.

Volgens een ander facet van de uitvinding wordt voor de produktie van kaas gebruik gemaakt van de kort tevoren gewonnen, nog warme melk. De uitvinding heeft dan ook voorts betrekking op een constructie met een inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter, welke constructie dan het kenmerk heeft, dat voor de produktie van kaas gebruik wordt gemaakt van de kort tevoren gewonnen, nog warme melk. De gewonnen melk die niet aan de zuivelfabriek wordt geleverd, behoeft dan niet naar een koeltank te worden ge leid, doch kan rechtstreeks aan de inrichting voor het automatisch verwerken van melk tot kaas en/of boter worden toegevoerd. Aangezien het proces voor de vervaardiging van kaas onder verhoogde temperatuur plaatsvindt, is het, zeker bij een directe verwerking van de melk, gunstig de melk niet eerst af te koelen en dan later weer op te warmen. Een zekere energiebesparing wordt derhalve mogelijk wanneer een inrichting voor het melken van dieren aanwezig is, waarbij de gewonnen melk rechtstreeks wordt toegevoerd aan de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter. Hierbij is het gunstig wanneer de inrichting voor het melken van dieren een melkmachine omvat en op afstand is gelegen van de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter, waarbij de melkmachine door één of meer leidingen met de laatstgenoemde inrichting is verbonden. Immers, om hygiënische redenen is het wenselijk om de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter gescheiden te houden van de inrichting waar de dieren worden gemolken. De uitvinding heeft daarom verder nog betrekking op een constructie met een inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter, welke constructie het kenmerk heeft, dat deze een melkmachine omvat en op afstand is gelegen van de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter, waarbij de melkmachine door één of meer leidingen met de laatstgenoemde inrichting is verbonden. Een efficiënte vervaardiging van kaas en/of boter wordt in het bijzonder verkregen wanneer de constructie een inrichting voor het automatisch melken van dieren omvat. Het is daarbij gunstig wanneer deze inrichting tevens één of meer melkrobots omvat. In een dergelijke melkinrichting worden de melkbekers automatisch aangesloten aan de uier van de dieren die de plaats waar de melkmachine staat opgesteld, betreden, terwijl daarop aansluitend ook het melken automatisch plaatsvindt. Een en ander bevordert de continue toelevering van melk aan de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter. Een dergelijke inrichting voor het automatisch melken is bij voorkeur opgesteld in een stal, bijvoorbeeld een loopstal. De ruimte waar melk tot kaas en/of boter wordt verwerkt, is dan gescheiden van de ruimte of de stal waar de dieren automatisch worden gemolken. Met name wanneer gebruik wordt gemaakt van een verplaatsbare automatische melkmachine met melkrobots, is het gunstig wanneer ook de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter verplaatsbaar is.

Volgens een ander facet van de uitvinding is de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter voorzien van ten minste één melktank die is aangesloten op een tot de constructie behorende melkmachine. De inrichting is voorts voorzien van ten minste één kaasbak met een zuursel-doseerapparaat en een stremsel-doseerapparaat, waarbij procesbesturingsmiddelen aanwezig zijn voor het inlaten van melk vanuit een melktank in de kaasbak, het toevoegen van zuursel, het eventueel aanpassen van de temperatuur van het in de kaasbak aanwezige mengsel aan de gewenste stremmings-temperatuur en het toevoegen van stremsel. De inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is voorts voorzien van ten minste één onder besturing van daartoe aanwezige procesbesturingsmiddelen staande kaaspers waarin, na afscheiden van de wei, de wrongel wordt gebracht. De kaaspersen kunnen zijn aangebracht op een onder de uitlaatopening van een kaasbak beweegbare carrousel. Ten slotte is het gunstig wanneer de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is voorzien van een robot voor het verplaatsen en keren van de vervaardigde kaas. Een dergelijke robot kan daartoe bijvoorbeeld verplaatsbaar zijn over rails langs in de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter aangebrachte stellingen of schappen.

De inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter kan, naast de bovengenoemde middelen voor de vervaardiging van kaas, zijn voorzien van ten minste één onder besturing van procesbesturingsmiddelen staande melk-centrifuge, waarin de melk wordt afgeroomd en waarbij de room onder besturing van de procesbesturingsmiddelen wordt gebruikt voor de produktie van boter. Ten behoeve van de pro-duktie van boter omvat de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter één of meer onder besturing van de procesbesturingsmiddelen staande karncilinders, waarin de room vanuit een melkcentrifuge wordt toegevoerd, welke room in de karncilinders conglueert tot boterkorrels, onder afscheiding van karnemelk. Daarnaast kunnen middelen voor het kneden, afwegen en verpakken van de boten, alsmede een transportband voor de vervaardigde boter aanwezig zijn.

De procesbesturingsmiddelen ten behoeve van de vervaardiging van kaas en/of boter kunnen zijn voorzien van sensoren voor de procesbewaking, alsmede van een computer en regelkleppen voor de procesbesturing. Deze procesbesturingsmiddelen kunnen gedeeltelijk worden gecombineerd met de procesbesturingsmiddelen die nodig zijn voor het functioneren van de melkrobots en het automatisch melken van de dieren. Zo kan een centrale computer die wordt gebruikt zowel voor het besturen van het proces ter vervaardiging van kaas en/of boter, als voor het automatisch aansluiten van een melkstel en het automatisch melken van dieren zijn opgesteld in een afzonderlijke, in de stal naast de melkplaats aangebrachte ruimte, terwijl andere delen van de procesbesturingsmiddelen, bijvoorbeeld de sensoren en regelkleppen, rechtstreeks zijn aangebracht op de diverse voor de vervaardiging van kaas of boter gebruikte apparatuur.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren, waarvan:

Figuur 1 een schematisch beeld geeft van de constructie overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 2 een uitvoeringsvorm toont van een inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 3 een zijaanzicht toont van een deel van de in figuur 2 weergegeven inrichting.

In de figuren zijn overeenkomstige delen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

De in figuur 1 schematisch afgebeelde constructie toont een stal 1, uitgevoerd als loopstal, met een inrichting 2 voor het melken van dieren, en een inrichting 3 voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter. In de loopstal 1 is in de lengterichting een voerruimte 4 aangebracht. Aan beide zijden van deze voerruimte 4 zijn aan de zijde van de buiten muur ligboxen 5 aanwezig. De in de loopstal 1 aanwezige inrichting voor het melken van dieren 2 is uitgevoerd als een automatisch werkzame inrichting. De tot de inrichting 2 behorende melkmachine 6 omvat daarbij een tweetal melkrobots 7, met behulp waarvan melkbekers automatisch kunnen worden aangesloten op de spenen van de dieren die zich bevinden in de ruimte waar de melkmachine is opgesteld. De melkmachine 6 is niet alleen automatisch uitgevoerd in de zin dat de melkbekers automatisch op de spenen van de dieren worden aangesloten, maar ook dat het daarop volgende melkproces geheel automatisch verloopt. De benodigde procesbesturingsmiddelen omvatten daartoe een in een speciale ruimte 8, nabij de inrichting voor het automatisch melken, opgestelde computer. In deze ruimte 8 zijn voorts al die procesbes turingsmiddelen aangebracht, die niet noodzakelijkerwijs in de inrichting 2 voor het automatisch melken van de dieren zelf moeten zijn aangebracht. Buiten de inrichting 2 voor het automatisch melken van dieren kunnen de dieren zich vrij bewegen in de loopstal 1, daarbij gebruik maken van de ligboxen 5 of voer tot zich nemen, dat in troggen of goten langs de voerruimte 4 is gedeponeerd. De loopstal 1 bevat uiteraard een aantal deuren om de diverse ruimten te betreden en om van buitenaf voer in de voerruimte 4 te brengen. De in de loopstal 1 aanwezige dieren kunnen zich vrij bewegen naar de inrichting 2 om daar te worden gemolken; wanneer onvoldoende tijd sinds de vorige melkbeurt is verstreken, dan zullen de dieren hetzij direct uit de melkinrichting worden weggestuurd naar de vrije ruimte in de loopstal 1, hetzij niet eens in de melkinrichting worden toegelaten. Aangezien de wijze waarop dit alles kan worden gerealiseerd buiten de omvang van de onderhavige aanvrage valt, is hier verder niet op ingegaan.

Via één of meer leidingen 10 wordt melk vanaf de inrichting 2 voor het automatisch melken toegevoerd aan de inrichting 3 voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter. Laatstgenoemde inrichting is van de loopstal 1 gescheiden opgesteld en kan desgewenst verplaatsbaar zijn uitgevoerd, hetgeen met name van belang kan zijn wanneer ook de inrichting 2 voor het automatisch melken verplaatsbaar is muur ligboxen 5 aanwezig. De in de loopstal 1 aanwezige inrichting voor het melken van dieren 2 is uitgevoerd als een automatisch werkzame inrichting. De tot de inrichting 2 behorende melkmachine 6 omvat daarbij een tweetal melkrobots 7, met behulp waarvan melkbekers automatisch kunnen worden aangesloten op de spenen van de dieren die zich bevinden in de ruimte waar de melkmachine is opgesteld. De melkmachine 6 is niet alleen automatisch uitgevoerd in de zin dat de melkbekers automatisch op de spenen van de dieren worden aangesloten, maar ook dat het daarop volgende melkproces geheel automatisch verloopt. De benodigde procesbesturingsmiddelen omvatten daartoe een in een speciale ruimte 8, nabij de inrichting voor het automatisch melken, opgestelde computer. In deze ruimte 8 zijn voorts al die procesbes turingsmiddelen aangebracht, die niet noodzakelijkerwijs in de inrichting 2 voor het automatisch melken van de dieren zelf moeten zijn aangebracht. Buiten de inrichting 2 voor het automatisch melken van dieren kunnen de dieren zich vrij bewegen in de loopstal 1, daarbij gebruik maken van de ligboxen 5 of voer tot zich nemen, dat in troggen of goten langs de voerruimte 4 is gedeponeerd. De loopstal 1 bevat uiteraard een aantal deuren om de diverse ruimten te betreden en om van buitenaf voer in de voerruimte 4 te brengen. De in de loopstal 1 aanwezige dieren kunnen zich vrij bewegen naar de inrichting 2 om daar te worden gemolken; wanneer onvoldoende tijd sinds de vorige melkbeurt is verstreken, dan zullen de dieren hetzij direct uit de melkinrichting worden weggestuurd naar de vrije ruimte in de loopstal 1, hetzij niet eens in de melkinrichting worden toegelaten. Aangezien de wijze waarop dit alles kan worden gerealiseerd buiten de omvang van de onderhavige aanvrage valt, is hier verder niet op ingegaan.

Via één of meer leidingen 10 wordt melk vanaf de inrichting 2 voor het automatisch melken toegevoerd aan de inrichting 3 voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter. Laatstgenoemde inrichting is van de loopstal 1 gescheiden opgesteld en kan desgewenst verplaatsbaar zijn uitgevoerd, hetgeen met name van belang kan zijn wanneer ook de inrichting 2 voor het automatisch melken verplaatsbaar is van de container 9 aangebrachte stellingen of schappen 19 worden opgeslagen, waarbij de kazen regelmatig moeten worden gekeerd. Hiertoe is een speciale robot 20 aanwezig, die over rails 21 in de langsrichting door de container 9 langs de stellingen of schappen 19 beweegbaar is. Met behulp van deze robot 20 kan de vervaardigde kaas automatisch van de carrousel 15 worden afgenomen en op de stellingen of schappen 19 worden gedeponeerd, terwijl deze robot tevens zorgt voor het automatisch keren van de kaas en het later afvoeren van de kaas naar bijvoorbeeld een vrachtwagen die tot nabij het uiteinde van de container 9 is gereden. Via de melkmachine verkregen melk kan met behulp van een pomp, behalve aan de melktanks 11 en 12, ook worden toegevoerd aan een centrifuge 22, waarin de volle melk wordt afgeroomd. De afgeroomde melk kan worden teruggeleid naar één van de melktanks 11 of 12 ten behoeve van een kaasbereiding uitgaande van afgeroomde melk. De room kan worden toegevoerd aan karncilinders 23 voor de produktie van boter. In een eerste karncilinder ontstaat door een intensieve bewerking van de melk met een sneldraaiend slagwerk een massa van botervlokken. Deze massa komt daarna in een tweede karncilinder met een langzaam ronddraaiend slagwerk. De in de tweede karncilinder gevormde boterkorrels en karnemelk gaan via een zeer fijne zeef, waardoor de karnemelk grotendeels wegloopt, naar een kneedorgaan 24. Hierin worden de boterkorrels tot een gelijkmatige massa gekneed, waarna de boter automatisch wordt afgewogen en verpakt. In de container 9 is een op het kneedorgaan 24 aangesloten transportband 25 aanwezig om de verpakte boter af te voeren naar het uiteinde var. de container, waar de boter van de band kan worden afgenomen ten behoeve van transport.

De inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is volautomatisch uitgevoerd. De hiervoor benodigde procesbesturingsmiddelen kunnen zowel volledig in de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter worden ondergebracht, als deels in deze inrichting en deels in de computerruimte 8 in de stal 1. Met name kan de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter zijn voorzien van een eigen computersysteem 26, dan wel kan een gemeenschappelijke computer in de computerruimte 8 zijn opgesteld, die zowel kan worden gebruikt voor het bedienen van de melkrobots en het automatisch melken van de dieren, als voor de verwerking van melk tot kaas en/of boter. Uiteraard zullen de tot de procesbesturingsmiddelen behorende sensoren en regelkleppen rechtstreeks zijn aangebracht op de in de container 9 ondergebrachte apparatuur die nodig is om kaas en/of boter te vervaardigen, uitgaande van de over de melkleiding 10 toegevoerde melk.

De uitvinding is niet beperkt tot het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld, doch heeft tevens betrekking op allerlei modificaties, uiteraard voor zover deze vallen binnen de omvang van de hierna volgende conclusies.

Claims

1. Constructie met een inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter, met het kenmerk, dat de constructie is voorzien van procesbesturingsmiddelen, met behulp waarvan een naar keuze in te stellen hoeveelheid van de op een veehoudersbedrijf gewonnen melk automatisch wordt toegevoerd aan de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter.

2. Constructie volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is geplaatst op het veehoudersbedrijf waar de melk wordt gewonnen.

3. Constructie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat voor de produktie van kaas gebruik wordt gemaakt van de kort tevoren gewonnen, nog warme melk.

4. Constructie met een inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter, met het kenmerk, dat voor de produktie van kaas gebruik wordt gemaakt van de kort tevoren gewonnen, nog warme melk.

5. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een inrichting voor het melken van dieren aanwezig is, waarbij gewonnen melk rechtstreeks wordt toegevoerd aan de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter.

6. Constructie volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de inrichting voor het melken van dieren een melkmachine omvat en op afstand is gelegen van de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter, waarbij de melkmachine door één of meer leidingen met de laatstgenoemde inrichting is verbonden.

7. Constructie met een inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter, met het kenmerk, dat de constructie een melkmachine omvat en op afstand is gelegen van de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter, waarbij de melkmachine door één of meer leidingen met de laatstgenoemde inrichting is verbonden.

8. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze een inrichting voor het automatisch melken van dieren omvat.

9. Constructie volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de inrichting voor het automatisch melken van dieren één of meer melkrobots omvat.

10. Constructie volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een stal, bijvoorbeeld een loopstal, waarin de inrichting voor het automatisch melken is opgesteld.

11. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ruimte waar melk tot kaas en/of boter wordt verwerkt, is gescheiden van de ruimte of stal waar de dieren automatisch worden gemolken.

12. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter verplaatsbaar is.

13. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is voorzien van ten minste één melktank die is aangesloten op een tot de constructie behorende melkmachine.

14. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is voorzien van ten minste één kaasbak met een zuursel-doseerapparaat en een stremsel-doseerapparaat, waarbij procesbesturingsmiddelen aanwezig zijn voor het inlaten van melk in de kaasbak, het toevoegen van zuursel, het eventueel aanpassen van de temperatuur van het in de kaasbak aanwezige mengsel aan de gewenste strem-mingstemperatuur en het toevoegen van stremsel.

15. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is voorzien van ten minste één, onder besturing van daartoe aanwezige procesbesturingsmidde-len staande kaaspers waarin, na afscheiden van de wei, de wrongel wordt gebracht.

16. Constructie volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de kaaspersen zijn aangebracht op een onder de uitlaat- opening van een kaasbak beweegbare carrousel.

17. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is voorzien van een robot voor het verplaatsen en keren van de vervaardigde kaas.

18. Constructie volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de robot langs daartoe in de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter aangebrachte stellingen of schappen over rails verplaatsbaar is.

19. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is voorzien van ten minste één onder besturing van procesbesturingsmiddelen staande melk-centrifuge, waarin de melk wordt afgeroomd en waarbij de room onder besturing van de procesbesturingsmiddelen wordt gebruikt voor de produktie van boter.

20. Constructie volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de inrichting voor het verwerken van melk tot kaas en/of boter is voorzien van één of meer onder besturing van de procesbesturingsmiddelen staande karncilinders, waarin de room vanuit een melkcentrifuge wordt toegevoerd, welke room in de karncilinders conglueert tot boterkorrels, onder afscheiding van karnemelk.

21. Constructie volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat een transportband voor de vervaardigde boter aanwezig is.

22. Constructie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de procesbesturingsmiddelen ten behoeve van de vervaardiging van kaas en/of boter zijn voorzien van sensoren voor de procesbewaking, alsmede van een computer en regelkleppen voor de procesbesturing.

23. Constructie volgens één of meer der voorgaande conclusies en/of zoals weergegeven in de beschrijving met tekeningen.