NL9320012A - Anti-kantelinrichting. - Google Patents

Description

Anti-kantelinrichting

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op laden en dossierkasten, en meer in het bijzonder op een anti-kantel- of ver-grendelinrichting, die is gecombineerd met een anti-terug-springinrichting.

Het is bekend dat wanneer dossierkasten met een aantal laden met dossiers zijn gevuld, het gewicht van dergelijke kasten enorm groot is. Wanneer een lade zo ver mogelijk wordt geopend teneinde daarin liggende documenten zichtbaar te maken, wordt het zwaartepunt verplaatst, en het openen van een tweede of derde lade kan tot gevolg hebben, dat de dossierkast kantelt en ernstig letsel aan de gebruiker toebrengt.

Achtergrond van de uitvinding

Gedurende vele jaren hebben de fabrikanten van dossierkasten verschillende inrichtingen geplaatst, die bekend staan als vergrendelinrichtingen of anti-kantelinrichtingen in dossierkasten. Wanneer dan een lade van de dossierkast wordt geopend, worden de overige laden van de dossierkast vergrendeld, zodat deze niet kunnen worden geopend zolang de eerste lade niet is teruggeschoven in de gesloten stand.

Bij de meeste van deze inrichtingen, die worden gemonteerd aan één zijde van de kast wordt gebruik gemaakt van een soort uitsteeksel, dat loodrecht op de zijkant van de lade is gericht. Wanneer de lade wordt geopend, zal het uitsteeksel op de lade een rij hefbomen en nokken bedienen, die de neiging hebben op de een of andere manier de andere lademechanismen te blokkeren, zodat de bijbehorende laden niet kunnen worden geopend.

Meestal wordt een frame met een verticaal gericht U-vormig profiel gemonteerd aan de binnenzijde van de kast en een aantal verticaal gerichte vergrendelstaven bewegen naar boven of naar beneden, wanneer één van de laden wordt bediend. Een nok of hefboom is gewoonlijk gemonteerd op één van de vergrendelstaven of op de zijkant van het verticale profiel. Een dergelijke inrichting wordt beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3,900,236, van 19 augustus 1975 op naam van Goulish.

Een recentere uitvoering van een dergelijke inrichting wordt beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4,936,640 op naam van Isy S. Pratzer, gedateerd 26 juni 1990 voor "een anti-kantelmechanisme en werkwijze voor het verschaffen van een anti-kantelinrichting".

Nog een andere anti-kantelinrichting maakt gebruik van een stel gekoppelde nokken, die draaibaar zijn verbonden met aangrenzende nokken van het aangrenzende ladesysteem. Een dergelijke inrichting is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4,429,930.

Een verdere werkwijze voor het bereiken van hetzelfde doel, maakt gebruik van langwerpige staven, die verticaal zijn gemonteerd aan de zijkant van de kast met nokorganen, die vast zijn bevestigd op de staaf voor het gelijktijdig draaien ervan. Wanneer een lade wordt geopend, worden de andere laden verhinderd om te bewegen langs de bijbehorende nokken. Een van deze oudere soort inrichtingen is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3,881,793 - Anderson.

Ofschoon veel van de nieuwe anti-kantelinrichtingen buitengewoon goed werken en zeer betrouwbaar zijn, blijven nog twee problemen bestaan. Het ene is de ingewikkeldheid van de inrichtingen, namelijk het aantal bewegende delen, dat nodig is bij de werking ervan. Een ernstiger nadeel echter is de verspilde ruimte, die nodig is voor het onderbrengen van de inrichtingen in de kast. Het is duidelijk dat het aanbrengen van verticale banen, frames, schuifstangen, loodrechte uitsteeksels en andere componenten het nodig maken, dat de kast veel groter is dan nodig is om alleen de ladeschuifinrichtingen en de laden aan te brengen. Dit is een belangrijke overweging, omdat ruimte een doorslaggevende factor betekent in de meeste kantoren.

Bovendien vertoont geen van de onderhavige vergrendel-inrichtingen een anti-terugspringinrichting. Iedereen die wel eens een lade van een dossierkast snel heeft dichtge klapt kent het probleem van laden, die stuiteren tegen de achterzijde van de kast en dan weer terug bewegen in buitenwaartse richting. Wanneer de ene lade wordt gesloten, terwijl de andere tegelijkertijd wordt geopend, kan het terugspringen van de tweede lade er oorzaak van zijn, dat de vergrendeling of het anti-kantelmechanisme niet goed werkt. Het is dus een extra voordeel om binnen het vergrendel-systeem een anti-terugspringinrichting op te nemen.

Het is daarom een oogmerk van de onderhavige uitvinding om een combinatie te verschaffen van een betere vergrendelende anti-kant el inrichting en een betrouwbare vergrendelin-richting, die kan werken binnen dezelfde ruimte als nodig is voor de twee of drie U-vormige ladegeleiders, die zijn aangebracht aan de linker- of rechterzijde binnen de kast.

Samenvatting van de uitvinding

Daartoe probeert de uitvinding een vergrendel- en anti-terugspringmechanisme te verschaffen voor een meerladige dossierkast met een verticale rij laden, die elk zijn gemonteerd op een paar progressieve ladegeleiders, met ten minste twee U-vormige geleiders, die schuifbaar ten opzichte van elkaar zijn gemonteerd voor het afzonderlijk openen en sluiten van de lade, welk vergrendel- en anti-terugspring-mechanisme omvat: een veergrondplaat, die vast is gemonteerd op een eerste U-vormige schuifgeleider; welke veergrondplaat ten minste êën opening in de grondplaat vertoont en aan elk eind een verhoogd gedeelte heeft; welke eindgedeelten elk een langwerpige rechthoekige sleuf vertonen; welke sleuven in bedrijf een gebogen eindgedeelte kunnen opnemen van een verticaal in één lijn ermee liggende vergrendelstaaf; een bedieningsnok, die draaibaar is gemonteerd via een opening in de veergrondplaat op de eerste U-vormige geleider en die de vergrendelstaven kan bewegen naar buiten vanaf en naar binnen naar de veergrondplaat toe; welke bedieningsnok ten minste drie verschillende axiaal op afstand van elkaar liggende vormen vertoont met inbegrip van een bovenste L-vorm, en een paar rechthoekige uitsteeksels die zich onder een vrijwel rechte hoek uitstrekken ten opzichte van het lijf van een tweede U-vormige geleider en één geheel daarmee vormen; welke uitsteeksels het L-vormige gedeelte van de bedieningsnok kunnen doen draaien uit een stand voor open lade en vergrendeling naar een stand voor gesloten lade en ontgrendeling; waarbij in bedrijf, wanneer êên van de laden uit de kast naar buiten wordt getrokken tot in de open stand, de uitsteeksels werken op het L-vormige gedeelte van de nok, en de nok over 90° doen draaien, zodanig dat een tweede verschillend gevormd, axiaal op afstand gelegen gedeelte van de nok, een bovenste en onderste vergrendel-staaf vanaf de veergrondplaat naar buiten drukt, waardoor op de bedieningsnokken en bijbehorende vergrendelstaven van de laden in de kast druk wordt uitgeoefend, een en ander zodanig, dat verhinderd wordt, dat de overige nokken kunnen draaien en de laden kunnen worden geopend; en wanneer de lade in de kast wordt teruggeschoven, de nok wordt gedraaid in tegengestelde richting over 90° in een bij gesloten lade horende stand, waardoor de vergrendelstaven naar binnen kunnen bewegen naar de veergrondplaat toe en elk van de nokken, die horen bij de overige laden, kunnen worden gedraaid .

In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van een nok, die vier axiaal op afstand gelegen, verschillend gevormde gedeelten vertoont, namelijk een eerste buitenste L-vormig gedeelte, een tweede rond grondplaatgedeel-te, een derde langwerpig elliptisch gedeelte en een vierde binnenste of onderste vierkant gedeelte.

Bij de onderhavige uitvinding wordt een typische ladenkast gebruikt met een aantal verticaal gestapelde laden. De laden worden horizontaal gemonteerd op drie U-vormige lade-geleiders voor het naar buiten schuiven uit en het naar binnen schuiven in de kast. De drie U-vormige schuifge-leiders bestaan uit een klein binnenste U-vormig gedeelte, dat is bevestigd op de zijkant van de lade, een buitenste bredere U-vormige geleider, die rechtstreeks is bevestigd op de wand van de kast en een tussengelegen U-vormige geleider, die schuifbaar is gemonteerd tussen de binnenste geleider en de buitenste geleider met kogellegers in vasthoudkooien.

Teneinde de anti-kantel- en anti-terugspringinrichting te kunnen opnemen, eindigen de bovenste en onderste zij -flenzen van de brede U-vormige geleider nabij het achterste gedeelte van de geleider. Op dit achterste gedeelte van de buitenste U-vormige geleider is een veergrondplaat gemonteerd. Deze is op de geleider gemonteerd met behulp van klinknagels. De bovenste en onderste einden van de veergrondplaat zijn omsloten door een verticaal gerichte sleuf of opening in elk eind. Elke opening kan een verbindings-stomp opnemen van een vergrendelstaaf. De vergrendelstaven zijn onder rechte hoeken gemonteerd op de horizontaal gemonteerde ladegeleiders.

Elke lade en ladegeleider vertoont een bovenste en een onderste vergrendelstaaf. Het bovenste gedeelte van de bovenste vergrendel staaf is verbonden met een verbindingsge-deelte, dat past in de sleuf van de veergrondplaat van een bovenste aangrenzende ladegeleider en op overeenkomstige wijze is het onderste gedeelte van de onderste vergrendel-staaf bevestigd aan een verbindingsgedeelte, dat past in de bovenste sleuf van de veergrondplaat van een lagere aangrenzende ladegeleider. Op overeenkomstige wijze sluiten vergrendelstaven aan op veergrondplaten van aangrenzende laden, totdat de bovenzijde en onderzijde van de kast is bereikt. De vergrendelstaven vereisen geen geleiding in verticaal gemonteerde U-profielen. Ze passen eenvoudig in de respectievelijke bovenste en onderste openingen van aangrenzende veergrondplaten. Wanneer alle laden in de gesloten stand staan, bestaat er een kleine mate van speling tussen deze verticaal in één lijn liggende staven, waardoor het mogelijk wordt dat één van de laden kan worden geopend.

Het achterste gedeelte van de binnenste geleider vertoont een paar uitstekende rechthoekige wangen of flenzen, die over 90° ten opzichte van het lijf zijn gebogen.

Op de veergrondplaat is door middel van een klinknagel, die door de veergrondplaat steekt naar de brede geleider toe, een nok gemonteerd, die is gevormd met vier verschil- lende, axiaal op afstand gelegen gedeelten. Het bovenste gedeelte is L-vormig en kan samenwerken met de twee uitstekende flenzen van de kleine U-vormige geleider.

Nabij het L-vormige gedeelte van de nok ligt een vrijwel rond basisgedeelte. Onder het basisgedeelte van de nok ligt een langwerpig elliptisch uitstekend gedeelte, dat kan samenwerken met de gebogen einden van de verbindingsstukken van de vergrendel staven.

Wanneer een lade in de gesloten stand staat, ligt het langwerpige, elliptische uitsteeksel vrijwel horizontaal, zodat de verbindingsstukken naar binnen kunnen worden getrokken via de openingen in de veergrondplaat. Wanneer dezelfde lade echter wordt geopend, wordt de nok over 90° gedraaid en het langwerpige, elliptische uitsteeksel wordt verticaal verplaatst, waardoor de bovenste en onderste verbindingsstukken naar buiten bewegen vanaf de veergrond-plaaf. Hierdoor zullen aangrenzende vergréndelstaafverbin-dingsgedeelten druk uitoefenen op de elliptische langwerpige uitsteeksels van aangrenzende nokken en zo verhinderen, dat deze aangrenzende nokken kunnen draaien. Als gevolg hiervan wordt verhinderd, dat aangrenzende laden kunnen worden geopend.

De veergrondplaat vertoont een vrijwel vierkante centrale opening in het lijf ervan. De opening wordt begrensd door een paar langwerpige rechthoekige openingen, die zijn geplaatst aan elk eind ervan. Hierdoor wordt het mogelijk dat de centrale opening een begrensde mate van elasticiteit vertoont. De opening kan het onderste gedeelte opnemen van de nok, dat vrijwel vierkant van vorm is. Dit ondergedeelte van de nok werkt in combinatie met de elastische, vrijwel vierkante opening in de veergrondplaat als een anti-terug-springmechanisme.

In de stand voor open lade of de stand voor volledig gesloten lade ligt het vierkante gedeelte van de nok in register met de vrijwel vierkante opening in de veergrondplaat. Een beweging van de nok vanuit de gesloten naar de open, of vanuit de open naar de gesloten stand van de lade veroorzaakt een vergrote wrijving tussen de opening in de veergrondplaat en het vierkante gedeelte van de nok. Deze wrijving biedt weerstand aan het sluiten of openen van de lade.

Het gehele mechanisme volgens de onderhavige uitvinding met inbegrip van de verbindende vergrendelstaven, de veergrondplaat, de nok en de uitstekende wangen of uitsteeksels op de kleine U-vormige geleider zijn ondergebracht binnen de omtrek van de ruimte, die wordt begrensd door het buitenoppervlak van de binnenste ladegeleider en buitenoppervlak van de buitenste grote ladegeleider.

Ofschoon dit niet nadrukkelijk in de tekeningen wordt getoond, is de uitvinding eveneens geschikt om te gebruiken bij een uitwendig vergrendelmechanisme en een verbindende wigvormige bedieningsstaaf, die zich vrijwel evenwijdig aan de ladegeleider s en loodrecht op de vergrendel staven uit-strekt. Door het draaien van een sleutel of een ander dergelijk “orgaan, kan de wigvormige staaf druk uitoefenen op de gehele verbindingsstukken bovenaan, onderaan of in een ander geschikt bereik, zodat geen van de laden kan worden geopend in de vergrendelde stand.

Korte beschrijving· van de tekeningen

De uitvinding zal meer in detail worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin: fig. 1 een perspectivisch aanzicht is van een ladenkast met een gedeelte van de zijwand verwijderd,- fig. 2A een zijaanzicht is van een ladegeleider, die horizontaal is gemonteerd in de kast met een paar gedeeltelijk zichtbare vergrendelstaven in een ladegeleider in de gesloten stand; waarbij de lade terwille van de duidelijkheid uit de kast is verwijderd; fig. 2B overeenkomt met fig. 2a met het verschil, dat de ladegeleider is afgebeeld in een open stand; fig. 3A een perspectivisch aanzicht is van de nok volgens de onderhavige uitvinding; fig. 3B een perspectivisch aanzicht is van het onderste gedeelte van de nok samen met een paar verbindingsstukken van de vergrendelstaaf; fig. 4 een perspectivisch aanzicht is van de samenstellende delen van de onderhavige uitvinding op elkaar van elkaar getekend; fig. 5A, 5B en 5C respectievelijk een onderaanzicht, een zijaanzicht en een bovenaanzicht laten zien van de bedieningsnok volgens de onderhavige uitvinding; fig. 6 een bovenaanzicht van de veergrondplaat; fig. 7 een dwarsdoorsnede is door de ladegeleider in het bereik van de nok; fig. 8A en 8B zijaanzichten zijn volgens de onderhavige uitvinding, gezien vanaf het inwendige van de kast, respectievelijk in een stand voor gesloten lade en een stand voor open lade,* fig. 9A en 9B aanzichten zijn van de onderhavige uitvinding, gezien vanaf de wand van de kast, respectievelijk in de stand voor gesloten lade en de stand voor open lade. "Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding Fig. 1 toont een ladenkast 1 met zijkanten 2, een bovenzijde 3 en een bodem 4. Een aantal laden 5A, 5D, 5C en 5D zijn verticaal in één lijn liggend gemonteerd in de kast, op horizontaal geplaatste ladegeleiders. In fig. 1 is lade 5A afgebeeld in een open stand, waarbij een drievoudige U-vormige ladegeleider in de gestrekte stand staat. Op de zijkant van de lade 6 is een kleine binnenste U-vormige geleider 7 gemonteerd, die schuifbaar is gelegen binnen een tussenliggende U-vormige geleider 8, die weer schuifbaar is gemonteerd binnen een grote buitenste U-vormige geleider 9, die vast is bevestigd op de wand 2 van de kast. Onder een rechte hoek ten opzichte van de horizontaal gemonteerde ladegeleiders zijn een stel vergrendelstaven aanwezig, die in verticale richting in eikaars verlengde liggen en zijn aangeduid met 10A, 10B en IOC.

In fig. 2A is een ladegeleider, die is gelegen aan de rechterzijde van de kast, afgebeeld als gezien vanaf de linkerzijde. De lade is terwille van de duidelijkheid niet afgebeeld. De ladegeleider staat in de gesloten stand. De binnenste U-vormige geleider 7 is bevestigd aan de lade door middel van flenzen 11. De binnenste U-vormige geleider 7 vertoont aan het achtereind een paar uitsteeksels of wangen, die aangeduid zijn met 12, en zijn gebogen onder rechte hoeken ten opzichte van het lijf. Deze wangen of uitsteeksels 12 kunnen samenwerken met een L-vormig gedeelte 15 van een nok 14, die is gemonteerd op een veergrondplaat 13.

De vergrendelstaven 10A en 10B zijn verbonden met de verbindingsgedeelten 20A respectievelijk 20B, die kunnen worden gemonteerd via de eindopeningen (niet afgebeeld in fig. 2A) van de veergrondplaat 13. De nok 14 is draaibaar gemonteerd met behulp van een klinknagel 16, die steekt door de veergrondplaat 13 naar de grote U-vormige geleider 9. Wanneer een lade wordt gesloten, bewegen de verbindingsgedeelten 20A en 20B van de vergrendelstaven 10A respectievelijk 10B naar binnen toe, waardoor een spleet ontstaat over de afstand, die is aangeduid met Y.

Fig. 2B laat een soortgelijke afbeelding zien als fig.~2A, waarin een drievoudige U-vormige geleider en de bijbehorende lade uit de kast naar buiten zijn bewogen, tijdens het openen van de lade is het L-vormige gedeelte 15 van de nok 14 gedraaid over 90°. De figuur laat eveneens zien, dat de eerdere afstand Y van de vergrendelstaven 10A en 10B is toegenomen tot een afstand X.

Wanneer één van de laden wordt geopend, staan zo de geopende lade, de ladegeleiders en de vergrendelcomponenten in een stand als afgebeeld in fig. 2B, terwijl de overige laden, de respectievelijke ladegeleiders en de vergrendelge-deelten staan in een stand als afgebeeld in fig. 2A.

In fig. 3A is het bovengedeelte van de nok meer in detail afgebeeld. Het L-vormige bovenste gedeelte vertoont twee einden 15A en 15B. In het midden 16A is een opening aanwezig voor het opnemen van een klinknagel 16. Het L-vormige gedeelte 15 vormt één geheel met een rond basisgedeelte 17.

Fig. 3B laat het onderste gedeelte van de nok zien. De nok is afgebeeld in de stand, die behoort bij de open lade. Het langwerpige, elliptische gedeelte 18 ligt verticaal nabij de verbindingsgedeelten 20A en 20B van de vergrendelstaven, die naar buiten worden gedrukt ten opzichte van de veergrondplaat, en een spleet over de afstand X vrijblijft. Het elliptische langwerpige gedeelte 18 van de nok 14 is voortdurend in wrijvende aanraking met de binnenste einden van de verbindingsgedeelten 20A en 20B.

In fig. 3B is het onderste gedeelte van de nok, namelijk het gedeelte, dat het dichtst bij de wand van de kast ligt, aangeduid met 19. Dit gedeelte is vrijwel vierkant van vorm en kan samenwerken met de veergrondplaat 13 op een wijze, die in het volgende nog nader zal worden beschreven.

In fig. 4 zijn de voornaamste componenten volgens de uitvinding op afstand van elkaar afgeheeld. De veergrondplaat 13 is gemonteerd op het achterste gedeelte van de grote U-vormige geleider 9 door middel van klinknagels, die steken door openingen 24 in de veergrondplaat 13 en openin-gen 23 en 23B in de grote U-vormige geleider 9. De flenzen 21 van de geleider 9 zijn verwijderd van het achterste gedeëlte van de U-vormige geleider 9 voor het kunnen aanbrengen van de veergrondplaat op het lijfgedeelte 22 van de geleider 9. De nok 14 is door middel van een klinknagel 16 bevestigd via een opening 25 in de veergrondplaat 13 op de grote geleider 9 via een centrale opening 23A.

De centrale opening 25 van de veergrondplaat 13 vertoont elastische zijden, die worden verkregen dankzij een paar langwerpige openingen 26 ter weerszijden ervan. Deze opening kan samenwerken met het anti-terugspringgedeelte 19 van de nok 14. Wanneer de nok 14 wordt geroteerd, kunnen zo de zijwanden van de opening 25 naar buiten bewegen en dan elastisch terugveren, wanneer de laden in hun open of geheel gesloten stand staan. Elk eind 27 van de veergrondplaat 13 is gevormd als een omsloten gedeelte, waardoor verticaal in één lijn liggende openingen 28 worden gevormd. De openingen 28 kunnen de gebogen einden 29 van de verbindingsgedeelten 20A en 20B opnemen van de verbindingsstaven 10A respectievelijk 10B.

De figuren 5A, 5B en 5C laten de nok respectievelijk zien vanaf de onderzijde, de zijkant en de bovenzijde.

Fig. 6 is een gedetailleerd bovenaanzicht van de veer-grondplaat, waarbij de elastisch naar binnen gedrukte zijden 25A en 25B van de opening 25 zijn te zien.

Fig. 7 is een dwarsdoorsnede van de ladegeleider door het midden van de noknagel 16. De veergrondplaat 13 is bevestigd op de grote U-vormige geleider 9 met behulp van klinknagels 30. In fig. 7 is een lade afgebeeld in de gesloten stand, waarbij de verbindingsstukken 20A en 20B met wrijving in aanraking zijn met het langwerpige elliptisch gevormde gedeelte 18 van de nok 14. De langsas van het langwerpig elliptische gedeelte 18 is horizontaal geplaatst,

De figuren 8A, 8B, 9A en 9B laten de werking zien van de onderhavige uitvinding. In fig. 8A is het vergrendel-mechanisme te zien vanaf het inwendige van de kast in de richting van de linker kastwand. In fig. 8A is de lade volledig gesloten. Het gedeelte 15B van de nok 13 is gericht naar”de achterzijde van de kast en het gedeelte 15A is verticaal naar boven gericht. De verbindingsgedeelten 20A en 20B staan in de binnenste standen, waarbij een spleet op Y vrijblijft.

In fig. 8B staat de lade open. Een van de wangen 12 werkt samen met het gedeelte 15A van de nok 14 en doet de nok draaien over 90°, zodat het gedeelte 15A van de nok 14 is gekeerd naar de voorzijde van de kast. De draaiing van de nok heeft de verbindingsgedeelten 2 0A en 20B naar buiten gedrukt over een afstand X (niet afgebeeld in fig. 8B).

Er kan hier worden opgemerkt, dat het verschil tussen de som van de afstanden X en Y gelijk is aan de mate van speling tussen de staven en nokken in het vergrendelsysteem. Wanneer een lade open staat, zoals het is afgebeeld in fig. 8B, staan zo de overige vergrendelmechanismen van de aangrenzende overige laden in de stand aangeduid als in 8A, zodat een draaiing van de nok 14 wordt verhinderd.

Fig. 9A laat de onderzijde van het vergrendelmechanisme in 8A zien in de stand voor gesloten lade. De vergrendel-staven 20A en 20B zijn met elkaar in aanraking daar de langsas van het langwerpige elliptische gedeelte 18 van de nok 14 horizontaal staat.

In fig. 9B is de lade open. De nok 14 is gedraaid en het langwerpige elliptische gedeelte 18 staat met de langsas in verticale richting. Er is een spleet ontstaan, als aangegeven met de afstand X.

Wanneer één lade is geopend, als afgebeeld in fig. 9B, zullen bij de overige laden de verbindingsgedeelten 20A en 20B van de vergrendelstaven 10A en 10B staan in de stand, als afgebeeld in fig. 9A. De kracht die wordt uitgeoefend op de nok 14 door de verbindingsgedeelten 20A en 20B zal verhinderen, dat de nok wordt gedraaid, waardoor de lade wordt vergrendeld en wordt verhinderd, dat deze uit de kast naar buiten wordt getrokken.

Ofschoon een bijzondere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is beschreven, zal het duidelijk zijn, dat variaties in het gebruik van een nok en vergrendel inrichting, die rechtstreeks zijn gemonteerd op de ladegeleiders en die werken binnen de begrenzing van de ruimte tussen de binnenste en buitenste geleiders valt onder de uitvinding.

Claims (9)

1. Vergrendel- en anti-terugspringmechanisme voor een meerladige dossierkast met een verticale rij laden, die elk zijn gemonteerd op een paar progressieve ladeschuifgeleiders, met ten minste twee U-vormige schuif geleiders, die schuifbaar op elkaar zijn gemonteerd voor het afzonderlijk openen en sluiten van de laden, welk vergrendel- en anti-terugspringmechanisme omvat: een veergrondplaat, die vast is gemonteerd op een eerste U-vormige schuif geleider,* welke veergrondplaat ten minste één opening in de grondplaat vertoont en aan elk eind een verhoogd gedeelte heeft; welke eindgedeelten elk een langwerpige, rechthoekige sleuf vertonen; -welke sleuven in bedrijf een gebogen eindgedeelte kunnen opnemen van een verticaal in ëên lijn ermee liggende vergrendelstaaf,* een bedieningsnok, die draaibaar is gemonteerd via een opening in de veergrondplaat op de eerste U-vormige geleider en die de vergrendelstaven kan bewegen naar buiten vanaf en naar binnen naar de veergrondplaat, welke bedieningsnok ten minste drie verschillende, axiaal op afstand van elkaar liggende vormgedeelten vertoont met inbegrip van een bovenste L-vormig gedeelte,* een paar rechthoekige uitsteeksels, die zich onder een vrijwel rechte hoek uitstrekken ten opzichte van het lijf van een tweede U-vormige geleider, en één geheel daarmee vormen; welke uitsteeksels het L-vormige gedeelte van de bedieningsnok kunnen doen draaien uit een stand voor open lade en vergrendeling naar een stand voor gesloten lade en ontgrendel ing ,· waarbij in bedrijf, wanneer één van de laden uit de kast naar buiten wordt getrokken tot in de open stand, de uitsteeksels werken op het L-vormige gedeelte van de nok en die de nok over 90° doen draaien, zodanig dat een tweede, verschillend gevormde, axiaal op afstand gelegen gedeelte van de nok een bovenste en onderste vergrendel staaf vanaf de veergrondplaat naar buiten drukt, waardoor op de bedienings-nokken en bijbehorende vergrendelstaven van de laden in de kast een druk wordt uitgeoefend, een en ander zodanig, dat verhinderd wordt dat de overige nokken kunnen draaien en de laden kunnen worden geopend; en wanneer de lade in de kast wordt teruggeschoven, de nok wordt gedraaid in tegengestelde richting over 90° in een bij gesloten lade horende stand, waardoor de vergrendel-staven naar binnen kunnen bewegen naar de veergrondplaat toe en elk van de nokken die horen bij de overige laden kunnen worden gedraaid.

2. Vergrendel- en anti-terugspringinrichting volgens conclusie 1, waarbij het tweede verschillend gevormde, axiaal op afstand liggende gedeelte van de nok omvat: een paar” diametraal tegenover elkaar gelegen uitsteeksels, die samen een langwerpig elliptisch gedeelte vormen; waarbij in bedrij f de langsas van het tweede verschillend gevormde gedeelte horizontaal staat in de ontgrendelde gesloten stand van de lade en verticaal is geplaatst in de vergrendelde open stand van de lade, welke uitsteeksels passend kunnen samenwerken met gebogen eindgedeelten van de vergrendels taven.

3. Vergrendel- en anti-terugspringmechanisme volgens conclusie 1, waarbij de veergrondplaat in het basisgedeelte vijf openingen vertoont; waarvan drie openingen elastisch zijn, zodat, wanneer in bedrijf de nok wordt geroteerd, een derde verschillend gevormd, axiaal op afstand gelegen gedeelte van de nok de drie openingen vervormt, welke openingen terugkeren in de oorspronkelijke vorm wanneer de nok staat in de stand die hoort bij een gesloten of geopende lade.

4. Vergrendel- en anti-terugspringmechanisme volgens conclusie 3, waarbij het derde verschillend gevormde, axiaal op afstand gelegen gedeelte van de nok vrijwel vierkant is; waarbij in bedrijf, tijdens de rotatie van de nok, het vierkante gedeelte de zijwanden van centrale opening in de veergrondplaat naar buiten toe belast; en wanneer de nok in de gesloten of open stand staat de zijwanden van de centrale openingen elastisch terugkeren in de oorspronkelijke vorm, zodat het vierkante gedeelte van de nok en de centrale opening weerstand bieden aan een rotatie van de nok in beide richtingen, waardoor een -anti-spring -mechanisme voor de lade wordt verschaft.

5. Bedieningsnok als beschreven in conclusie 1, omvattende vier axiaal op afstand gelegen, verschillend gevormde gedeelten, welke gedeelten bestaan uit een eerste buitenste L-vormig gedeelte, een tweede rond grondplaatgedeelte, een derde langwerpig elliptisch gevormd gedeelte en een vierde binnenste vierkant gedeelte.

6. Vergrendel- en anti-terugspringmechanisme volgens conclusie 1, waarbij in bedrijf alle componenten van het mechanisme werken binnen een ruimte, die wordt bepaald door de buitenoppervlakken van de buitenste en binnenste U-vormige profielen van een progressieve ladegeleider; welke oppervlakken vast zijn bevestigd aan een wand van de kast respectievelijk aan een lade.

7. Vergrendel- en anti-terugspringmechanisme volgens conclusie 1, waarbij de ladegeleiders twee of drie U-vormige profielen vertonen met kogellegers en kogelvasthouders daartussen.

8. Vergrendel- en anti-terugspringmechanisme volgens conclusie 3, waarbij twee openingen in de veergrondplaat rond zijn en klinknagels kunnen opnemen voor het bevestigen van de veergrondplaat aan het U-profiel/ de overige openingen de vorm hebben van een vervormde rechthoek; elk van de openingen in de vorm van een vervormde rechthoek ten minste één elastische zijde vertonen en één van deze openingen centraal is gelegen en vrijwel vierkant is.

9. Vergrendel- en anti-terugspringmechanisme volgens conclusie 1, omvattende een uitwendige vergrendelinrichting, die rechtstreeks is verbonden met een wigvormige bedienings-staaf, welke staaf in bedrijf een druk kan uitoefenen op ten minste één van de verticaal gerichte vergrendelstaven, waardoor wordt verhinderd, dat elk van de laden uit de kast naar buiten kan worden getrokken wanneer de uitwendige vergren-delinrichting in een eerste stand staat en de druk wordt opgeheven, waardoor één lade naar buiten kan worden getrokken, wanneer de uitwendige vergrendelinrichting in een tweede stand staat.