NL9302279A - Verstelmechanisme voor wandelement. - Google Patents

Description

VERSTELMECHANISME VOOR WANDELEMENT

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het instellen van de hoogte van een element, bijvoorbeeld een werkblad, een aanrecht, een kast, een wanddeel of dergelijke.

Een in hoogte instelbaar werkblad is voor uiteenlopende groepen van gebruikers van belang. In het bijzonder door bejaarden en gehandicapten wordt behoefte gevoeld aan een in een keuken te plaatsen aanrecht- of gootsteenblad, waarvan de hoogte op eenvoudige wijze aan de specifieke verlangens van de gebruiker kan worden aangepast.

Doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting.

Een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting die voldoet aan hoge betrouwbaarheidseisen, die goedkoop in aanschaf is en die eenvoudig te monteren en te bedienen is. Een dergelijke inrichting moet kunnen werken met één aandrijving, zonder dat het risico bestaat dat bij asymmetrische belasting en aandrijving schranking optreedt.

Ter realisatie van deze en andere doeleinden verschaft de uitvinding een verstelinrichting welke omvat ten minste twee met horizontale onderlinge afstand opgestelde verticale geleiders; een eerste en een tweede, elk langs een geleider beweegbare, met het element te verbinden drager; een derde langs een verticale geleider beweegbare, met het element te verbinden drager, die een verticale afstand bezit ten opzichte van ten minste één van de eerste en tweede drager; en met bedieningsmiddelen verbonden aandrijfmiddelen voor het instellen van de hoogte van het element.

Het heeft de voorkeur, de aandrijving zodanig te laten plaatsvinden, dat het op en neer beweegbare element in balans is.

In een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding zijn de respectieve dragers dan ook met het element verbonden op plaatsen die hoofdzaak volgens de hoekpunten van een gelijkbenige driehoek met een horizontale basis op de structuur zijn gelegen.

Een inrichting met een op dergelijke wijze verbonden dragers kan worden uitgevoerd met lichte en goedkope materialen, waarbij kan worden volstaan met een aandrijving met een gering vermogen, zonder afbreuk te doen aan de betrouwbaarheid en de duurzaamheid van de inrichting.

In een voorkeursuitvoering is de inrichting gekenmerkt door twee langs de eerste en twee langs de tweede geleider beweegbare dragers die met het element zijn verbonden op plaatsen die in hoofdzaak volgens de hoekpunten van een rechthoek op dat element zijn gelegen.

Een op vier punten met de geleiders verbonden element kan zeer licht langs die geleiders worden voortbewogen. In het bijzonder wanneer de hoekpunten van de door de vier plaatsen gevormde rechthoek ver uit elkaar liggen, waarbij de maximale afmetingen worden bepaald door de afmetingen van de verstelbare structuur, wordt voorkomen dat het element tijdens het verstellen een schrankende beweging uitvoert.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een instelbare inrichting omvat een geleider een staaf langs welke een drager beweegbaar is aangebracht.

De drager is bij wijze van voorbeeld blokvormig en is voorzien van een boring door welke de staaf zich uitstrekt.

In een alternatieve uitvoeringsvorm omvat een drager een staaf, welke beweegbaar langs de geleider is aangebracht.

In een uitvoeringsvoorbeeld omvat een geleider twee verticaal ten opzichte van elkaar beweegbare profielen, waarvan een eerste profiel vast is opgesteld en het tweede profiel met de drager is gekoppeld.

Een dergelijke geleider heeft het voordeel dat de koppeling van het in hoogte instelbare element met bijvoorbeeld een muur op eenvoudige, snelle en dus goedkope wijze tot stand kan worden gebracht.

Het koppelen van een dergelijke geleider met bijvoorbeeld een muur wordt nog verder vereenvoudigd wanneer het eerste profiel bijvoorbeeld op de vloer van de ruimte afsteunt met een aan dat profiel gekoppelde instelschroef.

Bij een dergelijke geleider wordt eerst de hoogte van het vast met de muur te koppelen eerste profiel met behulp van de instelschroef nauwkeurig ingesteld, waarna het profiel aan de muur bevestigd kan worden.

In voordelige uitvoeringsvormen van de geleider in een inrichting overeenkomstig de uitvinding is ten minste één profiel een hoekprofiel of een U-profiel.

Zowel een hoekprofiel als een U-profiel kunnen met één zijde worden bevestigd aan naar keuze een vaste muur of een beweegbare wand, terwijl aan een andere zijde van het hoek-of U-profiel elementen worden bevestigd voor koppeling met een tweede, ten opzichte van het eerste beweegbare profiel.

De inrichting volgens de uitvinding kan hydraulische, pneumatische of mechanische aandrijfmiddelen omvatten.

In een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting met mechanische aandrijfmiddelen overeenkomstig de uitvinding omvat de derde geleider een met de respectieve drager gekoppelde en ten opzichte daarvan gefixeerde schroefspindel, welke samenwerkt met een in hoogterichting gefixeerde, roteerbare moer.

In een alternatief uitvoeringsvoorbeeld omvat de derde geleider een met de respectieve drager gekoppelde, roteerbare moer, welke samenwerkt met een in hoogterichting gefixeerde, niet roteerbare schroefspindel.

In een ander alternatief uitvoeringsvoorbeeld omvat de derde geleider een met de respectieve drager gekoppelde, ten opzichte daarvan in langsrichting gefixeerde, roteerbare schroefspindel, welke samenwerkt met een in hoogterichting gefixeerde, niet roteerbare moer.

In weer een volgende alternatief uitvoeringsvoorbeeld omvat de derde geleider een met de respectieve drager gekoppelde en ten opzichte daarvan gefixeerde moer, welke samenwerkt met een roteerbare, in hoogterichting gefixeerde schroefspindel.

Overeenkomstig de uitvinding is een electromotor verschaft voor rotatie van de moer dan wel van de schroefspindel.

Een voorkeursuitvoering van een instelbare inrichting volgens de uitvinding draagt het kenmerk, dat deze ten minste één flexibele transportleiding voor water, gas of elektriciteit omvat.

Een flexibele transportleiding biedt de mogelijkheid dat aan de verstelbare structuur apparaten of hulpmiddelen worden bevestigd, die voor hun functioneren afhankelijk zijn van de toevoer van gas of electriciteit, dan wel de aan- of afvoer van water.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden onder verwijzing naar de tekening.

In de tekening tonen: figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een in hoogte instelbare keuken volgens de uitvinding, figuur 2 de keuken uit figuur 1 in een achteraanzicht, figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een detail van de aandrijving uit figuur 2, figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een detail van de middengeleider uit figuur 2, en figuur 5 een perspectivisch aanzicht van een detail van de linker zijgeleider uit figuur 2.

Figuur 1 toont een verstelinrichting 1 met een in hoogte verstelbare achterwand 2, waaraan een keukenaanrecht 3 en wandkasten 4 zijn bevestigd. De achterwand 2 is gekoppeld met en beweegbaar langs een eerste geleider 5, een tweede geleider 6, en een derde geleider 7, die elk weer met de vaste muur 9 zijn verbonden. De beide zijgeleiders 5, 6 bevatten elk een aan de muur 9 bevestigd hoekprofiel 10 en een door middel van bouten 12 met de in hoogte instelbare achterwand 2 verbonden hoekprofiel 11, dat in langsrichting beweegbaar is ten opzichte van het vaste hoekprofiel 10. De middengeleider 7 bevat een aan de muur 9 bevestigd U-profiel 13 en een door middel van bouten 15 met de achterwand 2 verbonden U-profiel 14, dat in langsrichting beweegbaar is ten opzichte van het vaste U-profiel 13.

Het beweegbare U-profiel 14 en de daarmee verbonden achterwand 2 worden aangedreven door een electromotor 8, waarbij een met het beweegbare U-profiel 14 verbonden vinger 19 een eindschakelaar 20 bedient. Bij het bevestigen van de vaste hoekprofielen 10 en het vaste U-profiel 13 aan de muur 9 is gebruik gemaakt van met die profielen verbonden instelschroeven 16, 17,

Figuur 2 toont de keuken volgens figuur 1 in een achteraanzicht, waarbij de bij figuur 1 toegelichte verwijzingsgetallen dezelfde betekenis hebben. Figuur 2 toont voorts nog een in de bovenzijde van elk van de zijgeleiders 5, 6 opgenomen, met het respectieve vaste hoekprofiel 10 gekoppelde bovenste blokvormig geleiderelement 21, waarin een met het respectieve beweegbare hoekprofiel 11 verbonden staaf 22 beweegbaar is opgenomen. In de onderzijde van elk van de zijgeleiders 5, 6 is opgenomen een met het respectieve vaste hoekprofiel 10 verbonden onderste blokvormig geleiderelement 23, waarin weer een met het beweegbare hoekprofiel 11 verbonden staaf 42 beweegbaar is opgenomen. In de middelste geleider 7 zijn twee door een pijl 4 aangeduide combinaties van een geleiderelement met een daarin opgenomen staaf opgenomen.

Figuur 2 toont voorts nog een door de electromotor 8 aangedreven roteerbare schroefspindel 25, die in een vast met het vaste U-profiel verbonden spindelmoer 24 is opgenomen.

De koppeling van de beweegbare wand 2 met de eerste 5 en de tweede geleider 6 en de aandrijfmiddelen 8 wordt in figuur 2 tot stand gebracht met behulp van de bovenste geleiderblokken 21 en de spindelmoer 24, waarbij de geleiderelementen en de spindelmoer 24 in hoofdzaak volgens de hoekpunten van een gelijkbenige driehoek met een horizontale basis op de achterwand 2 zijn gelegen. De afmetingen van deze driehoek worden bepaald door de afmetingen van de achterwand 2, en zijn in het voorbeeld van figuur 2 maximaal, wat een maximale stabiliteit van de langs de geleiders 5, 6, 7 geleidbare wand 2 waarborgt. In hetzelfde uitvoeringsvoorbeeld zijn de bovenste blokvormige geleiderelementen 21 en de onderste blokvormige geleiderelementen 23 in hoofdzaak volgens de hoekpunten van een rechthoek op de achterwand 2 gelegen, waarbij de afmetingen van de rechthoek weer worden bepaald door de afmetingen van die achterwand 2 en in het voorbeeld van figuur 2 maximaal zijn, wat weer een uiterst stabiele configuratie van verstelbare wand 2 en geleiders 5, 6, 7 oplevert.

Figuur 3 toont een uitvergroot perspectivisch aanzicht van het met pijl III aangeduide detail uit figuur 2. In de figuur hebben eerder genoemde verwijzingsgetallen betrekking op de hierboven genoemde onderdelen. De figuur laat zien hoe het vaste U-profiel 13 met bouten 26 aan de muur 9 is bevestigd. Een onderste 29 en een bovenste blokvormig lagerhuis 30 zijn met bouten 31 respectievelijk 32 met het vaste U-profiel 13 verbonden. In de lagerhuizen 29, 30 zijn lagers 27, 28 opgenomen, waarin een schroefspindelas 25 roteerbaar is opgenomen. De schroefspindel 25 werkt samen met een moer 24, die weer vast verbonden is met het beweegbare U-profiel 14. De schroefspindel 25 wordt in rotatie gebracht door de motor 8, die via tandwielen 35, 33 en een ketting 34 met de schroefspindel is gekoppeld. De motor 8 is met behulp van een ophanging 36 bevestigd aan het vaste U-profiel 13. De figuur toont voorts nog een aan het verticale beweegbare U-profiel 14 bevestigt horizontaal hoekprofiel 46, waarop de beweegbare wand 42 afsteunt.

Figuur 4 toont het met de pijlen IV in figuur 2 aangeduide detail van de middengeleider 7. Getoond wordt hoe een geleiderblok 37 met behulp van bouten 38 met het vaste U-profiel 13 is verbonden, dat op zijn beurt weer met bouten 41 aan de muur 9 verankerd is. In het geleiderblok 37 is een staaf 39 beweegbaar opgenomen, welke staaf 39 is ingeklemd door opsluitblokken 40 die weer zijn verbonden met het beweegbare U-profiel 14, waaraan weer de beweegbare wand 2 is bevestigd.

Figuur 5 toont een met pijl V aangeduid detail van de linker zijgeleider uit figuur 2. Aan de muur 9 is het vaste hoekprofiel 10 bevestigd, nadat de hoogte daarvan werd ingesteld met behulp van instelschroef 16, die samenwerkt met de vast met het hoekprofiel 10 verbonden moer 43. Eveneens vast aan het hoekprofiel 10 met bouten 44 verbonden blok 23 neemt een staaf 42 beweegbaar op, welke staaf 42 is ingeklemd tussen opsluitblokken 40 die weer met behulp van bouten zijn verbonden met het beweegbare hoekprofiel 14, waaraan weer de beweegbare wand 2 is bevestigd.

De hoogte waarover de wand kan worden gevarieerd wordt in het uitvoeringsvoorbeeld van de figuren 1 t/m 5 bepaald door de eindschakelaar 20 in figuur 1, maar is uiteraard kleiner dan de lengte van de schroefdraad op de schroefspindel 25 in figuur 3 en de afstand van de opsluitblokken 40 in de figuren 4 en 5. In een praktische situatie is de hoogte-variatie bijvoorbeeld 150 mm. De schroefspindel wordt bijvoorbeeld aangedreven bij een toerental van 15 omwentelingen per minuut door een eenvoudige electromotor met een laag vermogen, bijvoorbeeld 50 Watt.

Opgemerkt wordt dat de hier beschreven uitvoeringsvoorbeelden zijn gegeven ter verduidelijking van de uitvinding, maar dat deze het kader van de uitvinding geenszins beperken. In plaats van een door een electromotor aangedreven combinatie van schroefspindel en spindelmoer kunnen de aandrijfmiddelen voor de hoogteverstelling van de wand 2 bijvoorbeeld ook een op waterdruk werkende inrichting omvatten, bijvoorbeeld wanneer de verstelbare wand een aanrechtblad draagt, waarbij al is voorzien van een wateraanvoerleiding. De aandrijfmiddelen kunnen in principe op elke horizontale gewenste positie aangrijpen.

In de getoonde uitvoeringsvoorbeelden omvatten de twee met horizontale onderlinge afstand opgestelde verticale geleiders telkens twee dragers. Opgemerkt wordt dat per geleider met één drager kan worden volstaan, wanneer deze drager een voldoende uitgestrektheid in verticale richting heeft.

Claims (21)

1. Inrichting voor het instellen van de hoogte van een element, bijvoorbeeld een werkblad, een aanrecht, een kast, een wanddeel of dergelijke, welke inrichting omvat: ten minste twee met horizontale onderlinge afstand opgestelde verticale geleiders; een eerste en een tweede, elk langs een geleider beweegbare, met het element te verbinden drager; een derde langs een verticale geleider beweegbare, met het element te verbinden drager, die een verticale afstand bezit ten opzichte van ten minste één van de eerste en tweede drager; en met bedieningsmiddelen verbonden aandrijfmiddelen voor het instellen van de hoogte van het element.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de respectieve dragers met het element zijn verbonden op plaatsen die in hoofdzaak volgens de hoekpunten van een gelijkbenige driehoek met een horizontale basis op dat element zijn gelegen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door twee langs de eerste en twee langs de tweede geleider beweegbare dragers die met het element zijn verbonden op plaatsen die in hoofdzaak volgens de hoekpunten van een rechthoek op dat element zijn gelegen.

4. Inrichting volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat een geleider een staaf omvat langs welke een drager beweegbaar is aangebracht.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat een drager een staat omvat, welke beweegbaar langs de geleider is aangebracht.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de drager blokvormig is en voorzien is van een boring door welke de staaf zich uitstrekt.

7. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat een geleider twee verticaal ten opzichte van elkaar beweegbare profielen omvat, waarvan een eerste profiel vast is opgesteld en het tweede profiel met de drager is gekoppeld.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het eerste profiel aan zijn onderzijde met een aan dat profiel gekoppelde instelschroef afsteunbaar is.

9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat ten minste één profiel een hoekprofiel is.

10. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat ten minste één profiel U-profiel is.

11. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door hydraulische aandrijfmiddelen.

12. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door pneumatische aandrijfmiddelen.

13. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door mechanische aandrijfmiddelen.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de derde geleider een met de respectieve drager gekoppelde en ten opzichte daarvan gefixeerde schroefspindel omvat, welke samenwerkt met een in hoogterichting gefixeerde, roteerbare moer.

15. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de derde geleider een met de respectieve drager gekoppelde, roteerbare moer omvat, welke samenwerkt met een in hoogterichting gefixeerde, niet roteerbare schroefspindel.

16. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de derde geleider een met de respectieve drager gekoppelde, ten opzichte daarvan in langsrichting gefixeerde, roteerbare schroefspindel omvat, welke samenwerkt met een in hoogterichting gefixeerde, niet roteerbare moer.

17. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de derde geleider een met de respectieve drager gekoppelde en ten opzichte daarvan gefixeerde moer omvat, welke samenwerkt met een roteerbare, in hoogterichting gefixeerde schroefspindel.

18. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, gekenmerkt door een elektromotor voor rotatie van de moer.

19. Inrichting volgens conclusie 16 of 17, gekenmerkt door een elektromotor voor rotatie van de schroefspindel.

20. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze ten minste één flexibele transportleiding voor water, gas of elektriciteit omvat.

21. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één van de dragers zich in verticale richting uitstrekt over een substantieel deel van het element.