NL9301779A - Elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat. - Google Patents

Elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat. Download PDF

Info

Publication number
NL9301779A
NL9301779A NL9301779A NL9301779A NL9301779A NL 9301779 A NL9301779 A NL 9301779A NL 9301779 A NL9301779 A NL 9301779A NL 9301779 A NL9301779 A NL 9301779A NL 9301779 A NL9301779 A NL 9301779A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
contact
contact element
connector
circuit board
printed circuit
Prior art date
Application number
NL9301779A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Connector Systems Tech Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Connector Systems Tech Nv filed Critical Connector Systems Tech Nv
Priority to NL9301779A priority Critical patent/NL9301779A/nl
Priority to JP7511625A priority patent/JPH09505930A/ja
Priority to EP97203119A priority patent/EP0836244B1/en
Priority to SG1996006613A priority patent/SG49139A1/en
Priority to EP95901632A priority patent/EP0723712B1/en
Priority to DE69409662T priority patent/DE69409662T2/de
Priority to DE69430707T priority patent/DE69430707T2/de
Priority to SG1998000380A priority patent/SG72792A1/en
Priority to PCT/NL1994/000253 priority patent/WO1995010865A1/en
Priority to US08/619,473 priority patent/US5788515A/en
Publication of NL9301779A publication Critical patent/NL9301779A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R12/00Structural associations of a plurality of mutually-insulated electrical connecting elements, specially adapted for printed circuits, e.g. printed circuit boards [PCB], flat or ribbon cables, or like generally planar structures, e.g. terminal strips, terminal blocks; Coupling devices specially adapted for printed circuits, flat or ribbon cables, or like generally planar structures; Terminals specially adapted for contact with, or insertion into, printed circuits, flat or ribbon cables, or like generally planar structures
    • H01R12/50Fixed connections
    • H01R12/51Fixed connections for rigid printed circuits or like structures
    • H01R12/55Fixed connections for rigid printed circuits or like structures characterised by the terminals
    • H01R12/57Fixed connections for rigid printed circuits or like structures characterised by the terminals surface mounting terminals
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R12/00Structural associations of a plurality of mutually-insulated electrical connecting elements, specially adapted for printed circuits, e.g. printed circuit boards [PCB], flat or ribbon cables, or like generally planar structures, e.g. terminal strips, terminal blocks; Coupling devices specially adapted for printed circuits, flat or ribbon cables, or like generally planar structures; Terminals specially adapted for contact with, or insertion into, printed circuits, flat or ribbon cables, or like generally planar structures
    • H01R12/70Coupling devices
    • H01R12/71Coupling devices for rigid printing circuits or like structures
    • H01R12/712Coupling devices for rigid printing circuits or like structures co-operating with the surface of the printed circuit or with a coupling device exclusively provided on the surface of the printed circuit
    • H01R12/716Coupling device provided on the PCB
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R13/00Details of coupling devices of the kinds covered by groups H01R12/70 or H01R24/00 - H01R33/00
    • H01R13/40Securing contact members in or to a base or case; Insulating of contact members
    • H01R13/42Securing in a demountable manner
    • H01R13/428Securing in a demountable manner by resilient locking means on the contact members; by locking means on resilient contact members
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R13/00Details of coupling devices of the kinds covered by groups H01R12/70 or H01R24/00 - H01R33/00
    • H01R13/40Securing contact members in or to a base or case; Insulating of contact members
    • H01R13/42Securing in a demountable manner
    • H01R13/422Securing in resilient one-piece base or case, e.g. by friction; One-piece base or case formed with resilient locking means
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R13/00Details of coupling devices of the kinds covered by groups H01R12/70 or H01R24/00 - H01R33/00
    • H01R13/40Securing contact members in or to a base or case; Insulating of contact members
    • H01R13/42Securing in a demountable manner
    • H01R13/428Securing in a demountable manner by resilient locking means on the contact members; by locking means on resilient contact members
    • H01R13/432Securing in a demountable manner by resilient locking means on the contact members; by locking means on resilient contact members by stamped-out resilient tongue snapping behind shoulder in base or case
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R13/00Details of coupling devices of the kinds covered by groups H01R12/70 or H01R24/00 - H01R33/00
    • H01R13/62Means for facilitating engagement or disengagement of coupling parts or for holding them in engagement
    • H01R13/629Additional means for facilitating engagement or disengagement of coupling parts, e.g. aligning or guiding means, levers, gas pressure electrical locking indicators, manufacturing tolerances
    • H01R13/631Additional means for facilitating engagement or disengagement of coupling parts, e.g. aligning or guiding means, levers, gas pressure electrical locking indicators, manufacturing tolerances for engagement only
    • H01R13/6315Additional means for facilitating engagement or disengagement of coupling parts, e.g. aligning or guiding means, levers, gas pressure electrical locking indicators, manufacturing tolerances for engagement only allowing relative movement between coupling parts, e.g. floating connection
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R43/00Apparatus or processes specially adapted for manufacturing, assembling, maintaining, or repairing of line connectors or current collectors or for joining electric conductors
    • H01R43/16Apparatus or processes specially adapted for manufacturing, assembling, maintaining, or repairing of line connectors or current collectors or for joining electric conductors for manufacturing contact members, e.g. by punching and by bending

Landscapes

  • Coupling Device And Connection With Printed Circuit (AREA)

Description

Elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat.
De uitvinding heeft betrekking op een elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat, omvattende een behuizing van elektrisch isolerend materiaal voorzien van een aantal kanalen voor het opnemen van contactelementen en in de kanalen opgenomen contactelementen van elektrisch geleidend materiaal voorzien van een contacteinde voor het contacteren van een verder contactelement, een buiten het onderoppervlak van de behuizing uitstekend aansluiteinde voor het aansluiten van het contactelement op een corresponderend aansluitvlak op het oppervlak van de printplaat, en een zich tussen het contacteinde en het aansluiteinde uitstrekkend basisdeel.
Uit het Amerikaanse octrooischrift 4.979*903 is een contactelement bekend, dat voorzien is van een aansluiteinde voor het aansluiten van het contactelement op een corresponderend aansluitvlak op het oppervlak van een printplaat.
Onlangs is er een toename in de behoefte aan connectoren met een groot aantal invoeren/uitvoeren, hierna Ι/0's genoemd, op een klein gebied van de printplaat. Tegelijkertijd bestaat de noodzaak om het aantal componenten op de printplaat zo groot mogelijk te maken, met andere woorden een toename in het aantal gewenste verbindingen door middel van de connector. Bovendien is er ook een noodzaak om deze verbinding elektrisch af te schermen door het aanbrengen van geschikte aardverbindingen, dus via de connector. Om aan het bovengenoemde tegemoet te komen is het gebruik van beide zijden van de printplaat door toepassing van opper-vlakte-montageconnectoren en componenten een normale eis geworden.
Om gelijke tred met de technologie te houden moeten nieuwe connec-torontwerpen rekening houden met de ideeën van het door middel van robots plaatsen van de connectoren op printplaten, terwijl een groot aantal Ι/0's nodig is om de kosten te verlagen. Dit resulteert gewoonlijk in het ontwerp van betrekkelijk lange en slanke connectoren, in het bijzonder aangezien de trend van de miniaturisering het verkleinen van de afmetingen van moderne inrichtingen is.
Teneinde een algemeen bekende elektrische connector, die voorzien is van in kanalen opgenomen contactelementen, geschikt te maken voor oppervlaktemontage op een printplaat moet het aansluiteinde van het contactelement buiten het onderoppervlak van de behuizing uitsteken, opdat het aansluiteinde contact kan maken met een corresponderend aansluitvlak op de printplaat.
%
Bij de montage van dergelijke elektrische connectoren op print-platen worden in de praktijk problemen ondervonden, doordat de printplaat niet volledig vlak is en een zekere kromming of boog vertoont. Door de kromming van de printplaat varieert de afstand tussen de aansluiteinden van de diverse contactelementen en de daarbij behorende aansluitvlakken op het oppervlak van de printplaat. Na het soldeerproces ontstaan dikwijls slechte overgangsweerstanden tussen de aansluiteinden van de contactelementen en het bijbehorende aansluitvlak op het oppervlak van de printplaat, in het bijzonder waar de afstand daartussen te groot is en zelfs contacteringsbreuken kunnen daarbij ontstaan.
De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een elektrische connector van de in de aanhef genoemde soort, waarbij het bovengenoemde probleem wordt ondervangen.
Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat het aansluiteinde van het contactelement is voorzien van een van het onder-oppervlak van de behuizing afgekeerd aansluitvlak, dat vanaf een voorafbepaalde montage-uitgangspositie ten opzichte van het genoemde onder-oppervlak in de richting van dit oppervlak verplaatsbaar is over een afstand die overeenkomt met het verschil tussen de grootste en kleinste afstanden tussen het onderoppervlak van de connector en de printplaat met maximaal toelaatbare kromming.
Door plaatsing van de elektrische connector op een printplaat met een nog toelaatbare kromming wordt het van de behuizing daarvan afgekeerde aansluitvlak van het contactelement verplaatst, zodat een automatische compensatie van de variërende afstand tussen de aansluiteinden van de contactelementen en de daarbij behorende aansluitvlakken op de printplaat wordt bereikt.
Bij een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat het aansluiteinde van het connectorelement uit een L-vormig aansluitelement van elektrisch geleidend materiaal, dat tenminste ten dele veerkrachtig is en verbonden is met het basisdeel van het element en zich in lengterichting van het contactelement uitstrekt, terwijl het andere vrije been het van het onderoppervlak van de connectorbehuizing afgekeerde aansluitvlak vormt.
De buigplaats tussen de twee benen van het L-vormige aansluitelement ligt gewoonlijk zeer dicht bij de onderzijde (soldeerzijde) van de connector. Deze buiging kan worden bereikt hetzij door het plaatsen van een metalen gereedschap bij de buigplaats of door het toepassen van een discrete opening aan de zijde van het kunststofhuis met een afgerond oppervlak om daarin het vrije been te kunnen buigen. Gewoonlijk worden de afzonderlijke connectorelementen vanaf de onderzijde van het huis ingestoken.
Vanwege de materiaalhistorie van het vrije been, de fabricagetole-ranties (ponsen, samenstellen, buigen enz.) en de kromming of boog van het kunststofhuis van de connector, ontstaat hierdoor een plaatsafwijking tussen alle vrije benen van de connector ten opzichte van een imaginair aanligvlak. Dit definieert de term coplanariteit, die laag moet zijn, bijvoorbeeld 0,2 mm, voor de meeste toepassingen van oppervlaktemontage van connectoren, De imaginaire lijn die de soldeerbenen verbindt, kan bovendien convex of concaaf zijn als gevolg van de boog van het kunststof.
Indien de connector op de voetbedrukking op de printplaat wordt geplaatst, die weer een convexe of concave kromming of boog (maximaal 1%) kan hebben, kan de uiteindelijke spleet tussen de onderzijde van de vrije benen van het aansluitelement en het daarbij behorende aansluitvlak op de printplaat afhankelijk van de plaats groter of kleiner zijn. Aldus is het van belang om bij het ontwerpen van de connector de conflicterende eisen van de coplanariteit van de vrije benen en de printplaatboog in gedachten te houden. Het probleem neemt in ernst toe wanneer de connectorlengte toeneemt (niet noodzakelijkerwijs afhankelijk van de steek).
Een wijze om aan dit probleem tegemoet te komen is het buigen van het L-vormige aansluitelement over een hoek die niet gelijk is aan 90°, waarbij de door de benen van het aansluitelement ingesloten hoek groter of kleiner is dan 90°.
Hierbij wordt de genoemde aanpassing aan de variërende afstand bereikt, doordat het vrije been van het L-vormige aansluitelement onder druk van de printplaat in de richting van het connector ondervlak kan veren en daardoor met het aansluitvlak daarvan in aanraking blijft met het daarbij behorende aansluitvlak op de printplaat, in het bijzonder wanneer de genoemde holte groter is dan 90°. Het tweede voordelige effect treedt op bij de montage, wanneer de connector tijdens het vloeien van de tussen het vrije been van het aansluitelement en het aansluitvlak aangebrachte soldeerpasta op de printplaat wordt aangedrukt. De vloeiende pasta zorgt dan voor de compensatie van de genoemde plaatsafwijking.
Bij de montage moet de connector dus met zijn onderzijde op de printplaat worden aangebracht en in benedenwaartse richting tegen de printplaat worden aangetrokken gedurende het vloeiproces bij het solderen en gedurende de gehele levensduur, zodat weerstand kan worden geboden aan de grote krachten die anders zouden optreden. Dergelijke aantrekinrich-tingen moeten dan in het kunststofhuis van de connector worden geïntegreerd. Bovendien verhogen dergelijke aantrekinrichtingen de fabricage-kosten van de connector en bemoeilijken de robotmatige plaatsing van de connector op de printplaat. De urgentie van het plaatsen van aantrekinrichtingen neemt toe met: a) Het aantal contacten (grote connector) en wanneer de vereiste been-afbuiging van het L-vormig aansluitelement betrekkelijk groot is.
b) De grootte van de kracht die het gevolg is van het niet co-planair zijn van de soldeerstaarten van de connectoren en kromming van de printplaat.
Om aan de bovengenoemde problemen tegemoet te komen is het contact-element in zijn lengterichting verschuifbaar in het bijbehorende kanaal opgenomen en zweeft als het ware daarin. Bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding is een de verschuiving afremmend middel aanwezig om de verschuiving vanaf de montage-uitgangspositie af te remmen. Het de verschuiving afremmende middel wordt bij een verdere uitwerking van de uitvinding gevormd door de wrijving tussen het contactelement en het dit opnemende kanaal. Bij voorkeur is de remkracht van het de verschuiving afremmend middel groter dan de veerkracht van het vrije been van het L-vormige aansluitelement.
Bij een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat het de verschuiving afremmend middel uit een lip met een verend met het basisdeel verbonden uiteinde en een ten opzichte van het basisdeel verheven gelegen vrij uiteinde, dat onder voorspanning aangrijpt aan het aangrenzende wanddeel van het bijbehorende kanaal. Bij voorkeur is de lip uit het materiaal van het basisdeel gevormd.
Verdere uitwerkingen van de contactelementen volgens de uitvinding zijn omschreven in een aantal volgconclusies.
De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. In de tekeningen tonen:
Figuur 1 een connector volgens de uitvinding in relatie tot een van boven af gezien, holle printplaat;
Figuur 2 een connector volgens de uitvinding in relatie tot een van boven af gezien, bolle printplaat;
Figuur 3 een doorsnede door de connector volgens de uitvinding ter plaatse van een kanaal, waarin het connectorelement zich in zijn montage-uitgangspositie bevindt;
Figuur k een doorsnede van een connector volgens de uitvinding ter plaatse van een kanaal, waarin het connectorelement uit zijn montage-uitgangspositie is verschoven;
Figuren 5 en 6 een doorsnede door een connector volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 7 een doorsnede van een deel van een connector volgens de uitvinding op nog grotere schaal;
Figuur 8 een rechthoekig gebogen aansluitelement van de connectoren volgens de figuren 3*7;
Figuren 9a-d niet rechthoekig gebogen aansluitelementen;
Figuur 10 een diagram van de beenafbuiging als funktie van de con-nectorlengte;
Figuur 11 een soortgelijk diagram als in figuur 10;
Figuur 12 een doorsnede door een connector volgens de uitvinding op een kromgetrokken printplaat;
Figuur 13 schematisch, perspectivisch, gedeeltelijk met uiteengenomen delen, een deel van een connector en een contactelement volgens de uitvinding;
Figuur 14 schematisch een doorsnede-aanzicht van een contactelement opgenomen in de behuizing van de connector volgens figuur 13;
Figuur 15 schematisch een doorsnede-aanzicht van een geassembleerd contactelement in een behuizing volgens figuur 13;
Figuur l6a-e schematisch, perspectivisch verschillende uitvoeringsvormen van contacteinden van contactelementen volgens de uitvinding;
Figuur 17 een doorsnede van een deel van een praktische voordelige connector volgens de uitvinding;
Figuur 18 een op een van boven af gezien, holle printplaat gemonteerde connector volgens fig. 17;
Figuur 19 een op een van boven af gezien, bolle printplaat gemonteerde connector volgens fig, 17.
In figuur 1 is een elektrische connector volgens de uitvinding getoond, die bestaat uit een behuizing 2 uit elektrisch isolerend materiaal, bijvoorbeeld kunststof, welke behuizing 2 is voorzien van kanalen 3 voor het opnemen van contactelementen, zoals deze bijvoorbeeld in figuren 3 ~ 7 vergroot zijn getoond. Duidelijkheidshalve, zijn in de kanalen 3 in figuur 1 deze contactelementen niet getekend. Wel is in figuur 1 voor het niet doorgesneden gedeelte van de connector het aansluiteinde van het contactelement getoond, welk aansluiteinde is voorzien van een van het onderoppervlak van de behuizing 2 afgekeerd aansluitvlak.
Ook is in figuur 1 een enigszins kromgetrokken printplaat k getoond, waarbij de variërende afstand van de als lijn getekende bovenzijde van de printplaat tot de onderzijde van de connector in lengterichting van de connector onder elkaar is geïllustreerd voor connectoren met het respektievelijke aantal pennen of posities 75 " 10. Het is duidelijk dat de maximale afstand afhankelijk is van de lengte van de connector bij een printplaat met een bepaalde kromming en nagenoeg in het midden van de connector optreedt. In figuur 2 is een overeenkomstige situatie getoond, waarbij de bovenzijde van de printplaat 4 bol is. De maximale afstand treedt hierbij dan ook aan de uiteinden van de connector op.
In figuur 3 is een bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond, waarbij in de behuizing 2 uit elektrisch isolerend materiaal kanalen 3 zijn aangebracht voor het opnemen van contact-elementen 5· Het contactelement 5 bestaat uit een contacteinde 6 voor het contacteren van een verder contactelement, een basisdeel 7 en een aan-sluiteinde 8. Bij deze uitvoeringsvorm is het contacteinde 6 uitgevoerd als een opneem contact voor het opnemen van een verder insteekcontact-element. Het aansluiteinde 8 van het contactelement steekt met zijn delen 11 en 12 buiten de behuizing 2 van de connector uit om het contactelement te kunnen aansluiten op een aansluitvlak op het oppervlak van een printplaat. Het aansluiteinde 8 van het contactelement 5 is voorzien van een aansluitvlak 9 dat van het onderoppervlak van de behuizing 2 is afgekeerd en buiten de connectorbehuizing ligt.
In de praktijk is een printplaat nimmer volledig vlak, maar vertoont een bepaalde toelaatbare kromming. Wanneer de connector op de printplaat wordt geplaatst om de aansluitvlakken 9 van de contact-elementen 5 met daarbij behorende aansluitvlakken op de printplaat te contacteren, kan het door de kromming van de printplaat voorkomen, dat een of meer aansluitvlakken niet in aanraking komen met de aansluitvlakken op de printplaat. Na het soldeerproces voor het contacteren van de bij elkaar behorende aansluitvlakken wordt het probleem ondervonden dat er geen contactering plaatsvindt of de overgangsweerstand bij het genoemde aantal contactelementen te groot is.
De oplossing voor het genoemde probleem is, dat het contactelement zodanig is ingericht, dat het aansluitvlak 9 van het contactelement 5 vanaf een voorafbepaalde montage-uitgangspositie ten opzichte van het genoemde onderoppervlak verplaatsbaar is. De verplaatsingsafstand komt overeen met het verschil tussen de grootste en kleinste afstanden tussen het onderoppervlak van de connector en de printplaat met maximaal toelaatbare kromming.
Bij de uitvoeringsvorm van figuur 3 wordt de verplaatsing van het aansluitvlak 9 van het contactelement 5 bereikt, doordat het basisdeel 7 van het contactelement in zijn lengterichting verschuifbaar in het kanaal 3 is opgenomen. Het contactelement 5 heeft dus twee uiterste posities, waarbij de onderste positie de montage-uitgangspositie is, dat wil zeggen dat voorafgaand aan de montage, in het bijzonder aan de plaatsing van de connector op de printplaat, het contactelement 5 zich in de zogenaamde montage-uitgangspositie moet bevinden, bijvoorbeeld als gevolg van de zwaartekracht. De andere uiterste positie is de bovenste positie, waarin het vrije uiteinde van het contacteinde aanligt tegen de topkraag van het kanaal 3·
Wanneer de connector op de printplaat wordt geplaatst, wordt het contactelement 5 door licht aandrukken van de connector op de printplaat in bovenwaartse richting verschoven over een afstand die afhankelijk is van de kromming van de printplaat. De montage-uitgangspositie van het contactelement is beter gedefinieerd, wanneer is voorzien in een de verschuiving afremmend middel om de verschuiving vanaf de montage-uitgangspositie af te remmen. Het de verschuiving van het contactelement 5 afrem-mend middel kan als eenvoudig alternatief worden gevormd door de wrijving tussen het contactelement 5 zelf en de daartegen aanliggende wand van het kanaal 3·
In figuur 3 is het contactelement 5 in de montage-uitgangspositie getoond, terwijl in figuur 4 het genoemde contactelement 5 nagenoeg in de andere uiterste positie is weergegeven. Afhankelijk van de kromming van de printplaat bevinden de contactelementen 5 zich na het aandrukken van de connector op de printplaat zich tussen de twee genoemde uiterste posities, waarbij deze contactelementen 5 in de juiste positie worden vastgehouden door middel van het de verschuiving afremmend middel.
In de figuren 5. 6 en 7 is een uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond, waarbij onderdelen die overeenkomen met de in de figuren 3 en 5 getoonde, van dezelfde referentienummers zijn voorzien. Een omschrijving van deze onderdelen is dus niet meer nodig.
Bij de uitvoeringsvorm volgens de figuren 5, 6 en 7 wordt voor de compensatie van de kromming van de printplaat, de verplaatsingsmogelijk-heid van het aansluitvlak 9 van het contactelement 5 bereikt, doordat het aansluiteinde 8 van het contactelement 5 is voorzien van een L-vormig aansluitelement 10 uit elektrisch geleidend materiaal. Eén been 11 van het aansluitelement 10 is verbonden met het basisdeel 7 van het contactelement 5 en strekt zich uit in lengterichting van het contactelement, terwijl het andere vrije been 12 van het genoemde aansluitelement 10 het van het onderoppervlak van de connectorbehuizing 2 afgekeerde aansluit-vlak 9 vormt. De door de benen 11 en 12 van het aansluitelement 10 ingesloten hoek is groter dan of kleiner dan 90*. Doordat het L-vormige aansluitelement 10 uit veerkrachtig materiaal is vervaardigd is het aan-sluitvlak 9 als het ware verplaatsbaar in de richting van het onderoppervlak van de connectorbehuizing 2. Wanneer de ingesloten hoek tussen de benen 11 en 12 groter is dan 90* wordt bij voorkeur het vrije uiteinde van het been 12 naar boven afgerond met bijvoorbeeld een straal van 0,25 mm bij een uitvoeringsvorm van een contectelement van bijvoorbeeld ongeveer 5 mm en een vrije beenlengte van bijvoorbeeld ongeveer 1,5 mm.
Figuur 8 toont een verbinding tussen het over 90* gebogen aansluitelement en de printplaat in het ideale geval. Duidelijkheidshalve is het resterende gedeelte van de connector weggelaten. Bij het plaatsen van de connector op de printplaat bevindt zich tussen het vrije been 12 van het aansluitelement 10 en de printplaat 13 een soldeerpasta met een dikte T. In figuur 8 is de toestand getoond na het vloeien van de soldeerpasta. Na het vloeien ontstaat dus een strook, hierna soldeerfillet genoemd, die belangrijk is voor de elektrische en mechanische integriteit van de verbinding. Alle optredende spanningen gedurende de levensduur van de verbinding moet door deze soldeerfillet worden geabsorbeerd. Uit figuur 8 blijkt duidelijk dat de soldeerpasta tegen de zogenaamde hiel van het aansluitelement omhoog vloeit. Testen hebben aangetoond dat wanneer de soldeerverbinding wordt onderworpen aan een vertikale trekkracht de initiële scheur of breuk begint in het gebied A onder de hiel. Deze trekkracht kan 80 tot 90% van de totale trekkracht zijn. In elk geval zal indien een scheur begint, de elektrische integriteit van de verbinding reeds nadelig worden beïnvloed. Daarom is de kracht om bij de hiel een breuk tot stand te brengen een veilige en realistische waarde om de kwaliteit van de oppervlakteverbinding te definiëren. Een praktische waarde van de kwaliteit van de soldeerverbinding wordt gedefinieerd door de strookhoogte H.
Figuur 9a en 9c tonen de uitvoeringsvorm van het aansluitelement, hierna staart met hiel naar beneden genoemd in de toestand voor respectievelijk na het vloeien van het soldeer. Deze uitvoeringsvorm is geschikt voor connectoren met een korte lengte.
In de figuren 9b en 9d is het overeenkomstige getoond voor een uitvoeringsvorm van het aansluitelement dat hierna staart met hiel omhoog wordt genoemd, welke uitvoeringsvorm geschikt is voor langere connecto- ren.
In beide gevallen, hiel naar beneden en hiel naar boven, wordt de coplanariteit van de staart gemeten ten opzichte van de onderzijde van de hiel. Zoals hierboven is vermeld is de hoogte van de soldeerfillet in beide gevallen een goede maat voor de verbindingsintegriteit. Opgemerkt wordt echter, dat bij de situatie "hiel omhoog" (zie fig. 9b en 9<3) een externe kracht (bijvoorbeeld een aandrukkracht of een extra massa) moet worden toegepast voorafgaand aan en tijdens het vloeien van de soldeer-pasta bij het plaatsen van de onderzijde van de connector op de print-plaat. Voor de staart met de hiel naar beneden die toepasbaar is voor connectoren met een kortere lengte (bijvoorbeeld tot aan 50 mm), is de relatieve massa of aandrukkracht laag. Gedurende het vloeien rusten de hielen van alle contacten eerst op de bovenzijde van de pasta en dalen gradueel in de richting van de printplaat als gevolg van het zogenaamde zwemproces in gesmolten soldeer en worden daarna uitgelijnd door de oppervlaktespanning van de smelt.
Het kan echter voorkomen dat vanwege een te grote boog van de connector of printplaat of de slechte coplanariteit van de staarten er een spleet blijft bestaan tussen de onderzijde van het aansluitelement en de printplaat.
De twee gebogen constructies zijn dus de connector en de printplaat. In de praktijk is de maximaal toelaatbare boog voor een printplaat 1% van zijn diagonaal. Voor oppervlakte-montagetoepassingen kan deze waarde kleiner worden gehouden. Aangezien de printplaatafmeting en toepassingen in het begin niet volledig bekend zijn bij het ontwerp van de connector, kan de effectieve printplaatboog realistisch worden aangenomen op 1% van de connectorlengte. De coplanariteit van het aansluitelement kan bijvoorbeeld op 0,2 mm (ten opzichte van de hiel) worden aangenomen. De onderlinge krommingen van de connector en de printplaat kunnen convex of concaaf zijn. De figuren 1 en 2 tonen de twee slechtste condities die in de praktijk kunnen worden verwacht voor een connector met een steek van 1,27 mm. De relatieve spleet voor elke contactplaat kan worden geschat en daarna worden gemiddeld over het aantal contacten om een gemiddelde deflectie te verkrijgen of om de maximale waarde en plaats in lengterichting van de connector.
Het is duidelijk dat bij meer dan 40 posities (bijvoorbeeld 50 mm) de spleet 1 mm kan worden, hetgeen belangrijk doch nadelig is. Dit betekent dat een belangrijke vertikale kracht vereist is (vermenigvuldigd met het aantal contactposities) om gedurende het vloeien van de soldeer- pasta de connector op juiste wijze op het gebogen printplaatoppervlak te * drukken.
In het ideale geval worden de contactelementen volledig in hun uiterste positie in alle kanalen van de connector gestoken en is de co-planariteit nul en is de printplaat vlak. Zoals eerder vermeld is dit nooit het geval.
Het is dus duidelijk dat het veerkrachtige gebogen aansluitelement 10 slechts een zekere afstandsvariatie tussen de onderkant van de connec-torbehuizing en de printplaat als gevolg van de kromming daarvan kan compenseren. Wanneer echter een grotere toelaatbare kromming van de printplaat wordt aangehouden, kan het nog steeds voorkomen, dat een of meer contactelementen een ontoelaatbare overgangsweerstand naar het aan-sluitvlak op de printplaat hebben of een soldeerbreuk optreedt.
De grotere toelaatbare kromming kan echter worden opgevangen, doordat het basisdeel 7 van het contactelement 5 in zijn lengterichting verschuifbaar in het kanaal 3 is opgenomen. Het contactelement 5 heeft dus twee uiterste posities, waarbij de onderste positie de montage-uitgangs-positie is, dat wil zeggen dat voorafgaand aan de montage, in het bijzonder aan de plaatsing van de connector op de printplaat, het contactelement 5 zich in de zogenaamde montage-uitgangspositie moet bevinden. De andere uiterste positie is de bovenste positie, waarin het vrije uiteinde van het contacteinde aanligt tegen de topkraag van het kanaal 3·
Wanneer de connector op de printplaat wordt geplaatst, wordt het contactelement 5 door aandrukken van de connector op de printplaat in bovenwaartse richting verschoven, waarbij voorzien is in een de verschuiving afremmend middel om de verschuiving vanaf de montage-uitgangspositie af te remmen. Bij voorkeur is de remkracht van het de verschuiving afrem-mend middel groter dan de veerkracht van het vrije been van het L-vormige aansluitelement 10. Voor de compensatie van de afstandsvariatie tussen de onderzijde van de connector en de printplaat wordt eerst dus gebruik gemaakt van de buiging L-vormige aansluitelement 10, waarna de verschuiving van het contactelement 5 in het kanaal 3 kan plaatsvinden, welke verschuiving dan door het afremmend middel wordt afgeremd. Het de verschuiving van het contactelement 5 afremmend middel kan worden gevormd door de wrijving tussen het contactelement 5 zelf en de daartegen aanliggende wand van het kanaal 3·
In figuur 3* 5 is het contactelement 5 in de montage-uitgangspositie getoond, terwijl in figuur 4, 6 het genoemde contactelement 5 nagenoeg in de andere uiterste positie is weergegeven. Afhankelijk van de kromming van de printplaat bevinden de contactelementen 5 zich na het aandrukken van de connector op de printplaat zich tussen de twee genoemde uiterste posities, waarbij deze contactelementen 5 in de juiste positie worden vastgehouden door middel van het de verschuiving afremmend middel.
Figuur 7 toont op vergrote schaal de uitvoering van de L-vormige aansluitelementen 10 van het contactelement 5 van de connector 1. Bij deze uitvoeringsvorm bestaat de connector uit twee rijen kanalen 3. waarin contactelementen 5 zijn opgenomen, waarbij slechts één van de contactelementen van één rij zichtbaar is, doordat de doorsnede door het daarbij behorende kanaal 3 is aangebracht.
Het op het basisdeel 7 volgende aansluituiteinde 8 is voorzien van het L-vormige aansluitelement 10 met de beide benen 11 en 12. Van een van de contactelementen van de rechter rij zijn ook deze aansluitelementen 10 met de benen 11 en 12 zichtbaar. Voorts is de printplaat 13 schematisch aangegeven. De benen 11 en 12 van het linker aansluitelement 10 sluiten een hoek in die groter is dan 90°, terwijl het rechter aansluitelement gebogen is tot een hoek van minder dan 90° tussen de benen 11 en 12 van het genoemde aansluitelement 10.
Een methode om de gewenste aansluitelement- of soldeerstaartafwijking te verminderen is het niet volledig insteken van het contactelement in het kanaal daarvan tot aan zijn uiterste positie. Vervolgens wordt het aansluitelement onder toepassing van hulpgereedschap gebogen. Bij een uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de verschuifbaarheid of zweving van het contactelement 0,5 mm worden gekozen. De configuratie van het aansluitelement kan hiel naar beneden of hiel naar boven zijn afhankelijk van de lengte van de connector en bij een acceptabele coplanariteit. Indien thans deze connector met zwevend contactelement op het gebogen oppervlak van de printplaat wordt geplaatst, wordt door middel van de zwevende positie of flexibele bevestiging van elk contactelement aan het daarbij behorende kanaal, elke contactplaats vertikaal ingesteld, zodat de onderzijde van de hiel van elk aansluitelement op de soldeerpasta komt te rusten voorafgaand aan het vloeien daarvan. Dit vereist echter een aanvankelijke vertikale kracht om de wrijvingskracht van alle contactelementen in de daarbij behorende kanalen te overwinnen. Op deze wijze worden de afzonderlijke contactelementposities in de daarbij behorende kanalen plaatselijk ingesteld om de relatieve kromming van de printplaat plaatselijk te compenseren.
In een specifiek geval wordt aangenomen dat de gemiddelde afwijking voor een connectorlengte gelijk is aan 0,75 mm. Bij een aansluitelement- zweving van 0,5 mm is de actuele gewenste beenafwijking voor compensatie 0,75 0,5 = 0,25 mm. Dit impliceert direct een kleinere vertikale kracht (1/3) om de connector op de printplaat aan te drukken voorafgaand aan het vloeien van de soldeerpasta en een lagere restspanning in vertikale richting na het vloeien.
In figuur 12 is de uiteindelijke toestand na het monteren van de connector op de printplaat getoond. Het blijkt dus dat in lengterichting van de connector gezien, elk contactelement in een van de uiterste ingestoken positie afwijkende plaats in het daarbij behorende kanaal bevindt.
Bij de hierboven toegelichte uitvoeringsvorm wordt de verschuiving van het contactelement afgeremd door middel van wrijving. Het afremmend middel kan echter ook op andere wijze worden geïmplementeerd.
Bij de in de figuur 5 ~ 7 getoonde uitvoeringsvorm van de connector volgens de uitvinding wordt het de verschuiving van het contactelement 5 afremmend middel gevormd door een lip 14, waarvan één uiteinde met het basisdeel 7 van het connectorelement 5 is verbonden, terwijl het vrije uiteinde van de lip 14 buiten de omtrek van het basisdeel uitsteekt. Door de veerkracht van de lip grijpt deze onder voorspanning aan aan het aangrenzende wanddeel van het bijbehorende kanaal 3·
Bij voorkeur is de lip uit het materiaal van het basisdeel gevormd, bijvoorbeeld door uitsnijden en buigen.
Uitvoeringsvormen van deze lip worden hierna aan de hand van de figuren 13 t/m 16 beschreven.
In figuur 10 is langs de ij-as de connectorlengte uitgezet, uitgedrukt in het aantal connectorposities of contactelementen. Langs de x-as is de beenafbuiging van het L-vormige aansluitelement 10 van het connectorelement 5 in millimeter uitgezet. De grafiek A geldt voor de topafbui-ging bij een kromgetrokken holle printplaat en de grafiek B voor de gemiddelde afbuiging bij dezelfde omstandigheden. Deze grafieken gelden voor een printplaatboog van 1% en een coplanairiteit van 0,2 mm.
Voor een connector met twee rijen van 50 posities geldt dus bij de genoemde omstandigheden een beenafbuiging van 0,671 mm nabij het midden van de connector.
Figuur 11 geldt voor een bolle kromgetrokken printplaat onder dezelfde omstandigheden van figuur 6. De figuren 6 en 7 hebben dus betrekking op de figuren 1 respektievelijk 2.
Hierna volgt een beschrijving van een aantal bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvormen van het contactelement met een de verschuiving daarvan afremmend lipvormig vasthoudorgaan of vasthoudorganen 16.
Figuur 13 toont gedeeltelijk een behuizing 2 van elektrisch isolerend materiaal, bijvoorbeeld kunststof, voorzien van meerdere, vierkante langwerpige kanalen 3 voor het opnemen van een contactelement, zoals bijvoorbeeld het in figuur 7 getoonde contactelement 5 van elektrisch geleidend materiaal.
Dit contactelement 5 is opgebouwd uit een contacteinde 6, uitgevoerd als opneemcontact, en een aansluiteinde 8 voorzien van een aan-sluitelement 10 dat L-vormig is en uit elektrisch geleidend materiaal bestaat. Het vrije been 12 heeft een aansluitvlak 9 dat dient voor sol-deermontage op een printplaat met een daarbijbehorend aansluitvlak (niet getoond). Tussen het contacteinde 6 en het aansluiteinde 8 strekt zich een basisdeel 7 uit, in de vorm van een langwerpige vlakke plaat 15, aan de uiteinden waarvan respectievelijk het contacteinde 6 en het aansluiteinde 8 en het aansluitelement 10 zijn verbonden, en met een zich vanaf het vlak van het basisdeel uitstrekkend lipvormig vasthoudorgaan 16 overeenkomstig de uitvinding.
In de getoonde uitvoeringsvorm is het lipvormige vasthoudorgaan 16 door uitsnijden en buigen uit de plaat 15 van het basisdeel 7 gevormd.
Het lipvormige vasthoudorgaan 16 is hierbij met zijn uiteinde 17 aangrenzend aan het contacteinde 6 vast, verend met het basisdeel 7 verbonden, terwijl het vrije uiteinde 18 van het vasthoudorgaan 16 verheven ten opzichte van de plaat 15 van het basisdeel 7 aangrenzend aan het aansluiteinde 8 is gelegen.
Figuur 14 toont een doorsnede-aanzicht langs de lijn II-II door een kanaal 3 van de connector volgens figuur 13, met het daarin gemonteerde contactelement 5·
Duidelijk is te zien dat het lipvormige vasthoudorgaan 16 volgens de uitvinding zich over de gehele doorsnede over een hoek ten opzichte van de langsrichting van het kanaal 3 hierin uitstrekt. De vlakke plaat 15 van het basisdeel 7 ligt daarbij tegen de begrenzingswand 19 van het kanaal 3. terwijl het vrije uiteinde 18 van het lipvormige vasthoudorgaan 16 op de, tegenover de begrenzingswand 19 gelegen begrenzingswand 20 van het kanaal 3 aangrijpt.
Bij het plaatsen van de connector op de printplaat en het contacteren van het contacteinde 8, in het bijzonder het L-vormige aansluitelement 10 van het contactelement 5 zal het vasthoudorgaan 16 een grotere hoek ten opzichte van de plaat 15 van het basisdeel 7 willen innemen, waardoor de plaat 15, met meer kracht tegen de wand 19 van het kanaal 3 wordt gedrukt, teneinde de benodigde vasthoudkracht in opsteekrichting van het contactelement 5 te verschaffen. De kracht waarmee het contact-element 5 middels het lipvormige vasthoudorgaan 16 in het kanaal 3 van de behuizing wordt vastgehouden, kan relatief gering zijn, echter voldoende om te verhinderen dat het contactelement 5 door schokken of stoten uit het kanaal kan geraken.
De kracht waarmee het contactelement 5 in een kanaal 3 wordt vastgehouden, is in het bijzonder van voordeel bij contactelementen met het te solderen aansluitelement 10. Door deze krachtwerking is het thermisch contact tussen het basisdeel 7 en de begrenzingswand 19 van het kanaal 3. alsmede het thermische contact tussen het vrije uiteinde 18 van het vasthoudorgaan 16 en de begrenzingswand 20 van het kanaal relatief slecht, waardoor er slechts weinig warmte aan de begrenzingswanden 19, 20 wordt overgedragen. Door afwezigheid van (hoge) mechanische druk op de wanden 19, 20 zijn deze ook minder snel geneigd tot thermische vervorming. Dit is in het bijzonder van voordeel bij connectoren van geringe afmetingen, bijvoorbeeld met in rijen gerangschikte kanalen 3 met een steekafstand van bijvoorbeeld 1 mm tussen de kanalen in een rij en een steekafstand van 1,27 mm tussen rijen onderling, omdat de wanden 19, 20 hierbij relatief dun zijn en bijgevolg door een relatief geringe hoeveelheid warmte kunnen worden beschadigd. Ten opzichte van retentiehaken of andere, op de kanaalwanden druk uitoefenende vasthoudorganen, heeft het lipvormige vasthoudorgaan 16 volgens de uitvinding het voordeel dat bij een eventuele thermische vervorming van de begrenzingswanden 19, 20 de retentie-kracht, als gevolg van de inherente veerwerking van het vasthoudorgaan 16, niet of nauwelijks wordt beïnvloed.
Bij kromgetrokken printplaten wordt na de vering van het aansluitelement 10 het contactelement in het kanaal in de richting van het aan-sluiteinde 6 verschoven, welke verschuiving door het vasthoudorgaan 16 wordt afgeremd. Het contactelement blijft dan in de juiste stand.
Uit figuur 14 is verder duidelijk te zien dat het lipvormige vasthoudorgaan 16 volgens de uitvinding de beschikbare doorsnede van het kanaal 3 zo volledig mogelijk benut, waardoor ook bij de bijvoorbeeld genoemde geringe afmetingen van een connector, c.q. contactelement, een lipvormig orgaan van voldoende sterkte kan worden verschaft. Het is uiteraard ook mogelijk om twee of meer lipvormige vasthoudorganen 16 toe te passen, welke bijvoorbeeld alle op de begrenzingswanden 19, 20 van een kanaal 3 aangrijpen, of ook op de begrenzingswanden 21, 22 van een kanaal 3, in combinatie met een bijvoorbeeld L- of U-vormig basisdeel 7, zie figuur 8. Uiteraard kunnen deze vasthoudorganen 16 zich ook onder ver schillende hoeken ten opzichte van de langsrichting van een kanaal 3 hierin uitstrekken.
Figuur 15 toont een doorsnede-aanzicht van een contactelement volgens de uitvinding, in een kanaal 3 van de behuizing 2 overeenkomstig figuur 13. aan een einde voorzien van een opneemcontact 6 en aan het andere einde uitgerust met het aansluitelement 10 en twee lipvormige vasthoudorganen 16, waarvan de vrije einden 18 tegenover elkaar liggen.
De lipvormige vasthoudorganen 16 volgens de uitvinding hebben verder het voordeel dat door het toepassen van een doorn of dergelijke, de contactelementen gemakkelijk uit een kanaal van de behuizing kunnen worden verwijderd, eenvoudigweg door het lipvormige vasthoudorgaan 16 in de richting van het bijbehorende basisdeel 7 te duwen. Een dergelijke doorn kan met voordeel ook worden toegepast voor het met een minimale kracht assembleren van een contactelement in een kanaal 3. hetgeen in het bijzonder van voordeel is bij contactelementen van gereduceerde afmetingen, bijvoorbeeld contactelementen welke relatief lang en dun zijn, die op deze wijze zonder risico van vervorming in de behuizing kunnen worden ingébracht. Voor het assembleren van een connector met contactelementen zoals getoond in figuur 15 is toepassing van een op de vasthoudorganen 16 aangrijpende doorn eveneens noodzakelijk.
Figuur l6a-e toont verschillende uitvoeringsvormen van contacteenden van contactelementen voorzien van een basisdeel 7 volgens de uitvinding.
Figuur l6a toont een contactelement 30 met een als stekercontact 31 uitgevoerd contacteinde, opgebouwd uit twee zich vanaf het basisdeel 7 uitstrekkende, met een uiteinde vast hiermee verbonden, tegenover elkaar liggende langwerpige vlakke plaatdelen 32, 33· De plaatdelen 32, 33 zijn met hun respectieve vrije uiteinden 3^, 35 naar elkaar toelopend uitgevoerd. Voor het verhogen van de stijfheid van het stekercontact 31 kunnen in de plaatdelen uitstulpingen 36 worden aangebracht, getoond met onderbroken lijnen, welke uitstulpingen 36 zich in de door de plaatdelen 32, 33 begrensde doorsnede 37 uitstrekken.
Figuur 16b toont een verdere uitvoeringsvorm van een contactelement 40, met een als stekercontact 4l uitgevoerd contacteinde. In tegenstelling tot de uitvoeringsvorm van figuur 11a, is het stekercontact opgebouwd uit gekromde plaatdelen 42, 43, zoals in doorsnede vergroot is weergegeven. Aan hun vrije uiteinden 44, 45 zijn de beide plaatdelen 42, 43 kegelvormig toelopend uitgevoerd. In plaats van de getoonde elliptische doorsnede 46, kunnen de beide plaatdelen 42, 43 elke andere door- snede begrenzen, bijvoorbeeld een cirkelvormige doorsnede.
De door de respectieve plaatdelen 32, 33 en 42, 43 begrensde ruimte werkt in het bijzonder bij contactelementen voorzien van een soldeeraan-sluiteinde als reservoir voor het opvangen van soldeerflux. Hiermee wordt voorkomen dat de (relatief kleine) contactvlakken op de naar buiten gekeerde oppervlakken van de plaatdelen 32, 33 en 42, 43 door soldeerflux ongewenst vervuild raken, hetgeen een verhoging van de overgangsweerstand bij contactering van een verdere connector tot gevolg heeft. Ook het vasthoudorgaan 16 volgens de uitvinding werkt als barrière tegen een ongewenste stroming van soldeerflux vanaf het aansluiteinde naar het contacteinde van een contactelement.
Figuur 16c toont een contactelement 50* voorzien van een als opneemcontact 51 uitgevoerd contacteinde, overeenkomstig het opneemcon-tact 6 zoals getoond in figuur 8. Het opneemcontact 51 wordt gevormd door twee zich vanaf het basisdeel 7 uitstrekkende, met een uiteinde vast verend hiermee verbonden, tegenover elkaar liggende langwerpige vlakke of gekromde plaatdelen 52, 53· Van deze plaatdelen 52, 53 vormen de naar elkaar toegekeerde vlakken 56, 57 aan de respectieve vrije uiteinden 54, 55 een contactplaats voor het contacteren van een verder contactelement, bijvoorbeeld het contactelement volgens figuur 11a, of b. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de contactplaatsen in de plaatdelen 52, 53 nabij de vrije uiteinden 54, 55 aangebrachte uitstulpingen 58. waarbij de betreffende vrije uiteinden tevens gekromd zijn, zodanig dat de uitstulpingen 58 vanaf het gekromde oppervlak uitsteken. Toepassing van uitstulpingen 58, is niet per se noodzakelijk, evenals het gekromd uitvoeren van de vrije uiteinden 54, 55 van de plaatdelen 52, 53· De uitstulpingen 58, 59 hebben het voordeel dat het opneemcontact 51 minder gevoelig is voor tolerantieverschillen in hiermee te contacteren stekercontacten, waarbij de genoemde kromming van de vrije uiteinden 54, 55 het opnemen van een stekercontact vergemakkelijken.
Figuur l6d toont een contactelement 60 volgens de uitvinding, echter voorzien van een, een contactvinger 61 vormend enkel langwerpig plaatdeel 62. Het plaatdeel 62 vormt aan zijn vrije uiteinde 63 een contactplaats 64 met een uitstulping 65. overeenkomstig het contactelement 50.
Figuur 16e toont een overeenkomstig figuur 11c opgebouwd contactelement volgens de uitvinding, voorzien van een opneemcontact 71 voor het contacteren van contactvlakken aan de rand van een substraat, bijvoorbeeld een plaat met gedrukte bedrading, een creditcard of een kaart voor toegangscontrole voorzien van aan een rand aangebrachte contactvlakken. Het opneemcontact is ook nu weer gevormd uit vlakke plaatdelen 72, 73, met vrije uiteinden 7*1. 75 welke contactplaatsen 76, 77. voorzien van uitstulpingen 78. vormen, overeenkomstig de uitvoeringsvorm volgens figuur 11c.
Zoals geïllustreerd in figuur 13, kunnen de kanalen 3 van nok- of ribvormige elementen 13 worden voorzien, voor het in samenwerking met één of meer nabij de vrije uiteinden van een opneemcontact 6, 51. 6l, 71 aangebrachte, zich in langsrichting van de betreffende plaatdelen uitstrekkende oorvormige organen 24 voor het positioneren van de plaatdelen 52, 53*. 62; 72, 73 in een kanaal 2. In de getoonde uitvoeringsvorm worden de betreffende plaatdelen 52, 53; 62; 72, 73 door het ribvormige element 23 middels de oorvormige organen 24 over en afstand ten opzichte van elkaar voorgepositioneerd, waardoor de opsteekkracht voor het contacteren van een verdere connector wordt verminderd.
Zoals duidelijk uit figuur 13 is te zien, is voor het centreren van het contactelement 5 in een kanaal 3 het ribvormige orgaan 23 aan zijn vanaf de contactzijde 25 van de behuizing 2 afgekeerde einde 26 schuin toelopend uitgevoerd, zodanig dat in geassembleerde toestand dit uiteinde 26 aangrijpt op een V-vormige uitsparing 27 van het contactelement 5·
De contactelementen volgens de uitvinding kunnen met voordeel als geheel door bijvoorbeeld stansen en aansluitend vouwen uit een plano van elektrisch geleidend materiaal worden gevormd. In tegenstelling tot bijvoorbeeld massieve stekercontacten, kunnen de uit de plaatdelen opgebouwde stekercontacten volgens de uitvinding nauwkeuriger en met een gladder contactoppervlak worden vervaardigd.
Het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding niet beperkt is tot een lipvormig vasthoudorgaan zoals getoond, of een twee-zijdige connector zoals getoond, maar dat voor een vakman voor de hand liggende afwijkingen en aanvullingen mogelijk zijn, bijvoorbeeld een lipvormig vasthoudorgaan met een afgerond vrij uiteinde.
In de figuren 17, 18 en 19 is een bijzonder praktische en voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond. Op eenvoudige en voordelige wijze is hierbij tegemoet gekomen aan de problemen die ondervonden worden door het niet co-planair zijn van de connector en de boog van de printplaat. Bij deze uitvoeringsvorm is het principe volgens de uitvinding van het zwevende contactelement toegepast, waardoor het voordeel wordt bereikt, dat zowel tijdens als na het solderen van de connector op de printplaat mechanische spanningen op het soldeer tot een mini mum worden beperkt. Het resultaat is dan ook een op een printplaat gemonteerde connector met betrouwbare soldeerpunten. Fig. 17 toont een gedeelte van een connector 1 met het kunststofhuis 2. In dit kunststof-huis 2 zijn kanalen 3 aangebracht, waarin de contactelementen 5 verschuifbaar zijn opgenomen en als het ware daarin zweven. Contactele-ment 5 begrenst een opening voor het van bovenaf opnemen van een verder (niet getoond) contactelement dat via het contactelement 5 met een aan-sluitvlak op de printplaat electrisch moet worden verbonden. Hiertoe is het contactelement 5 voorzien van een aansluitelement 11, bijvoorbeeld in de vorm van een L-vormig gebogen staart. Het linker contactelement 5 is in de uiterste onderste positie getoond, d.w.z. de montageuitgangsposi-tie. Het rechter contactelement 5 is echter in de andere uiterste positie getoond, waarbij dit aanligt tegen de bovenwand van het kanaal 3·
Het contactelement 5 is voorts voorzien van veerkrachtige of veerkrachtig met het contactelement 5 verbonden verhogingen 79· Doordat deze verhogingen 79 veerkrachtig en met een voorafbepaalde voorspanning aanliggen tegen de wand van het kanaal 3. moet een bepaalde kracht in axiale richting van het contactelement 5 worden uitgeoefend om dit contactelement in het kanaal 3 te verschuiven.
Voorts is het contactelement 5 voorzien van een lip 80, die bij voorkeur door ponsen en buigen uit het zijwandmateriaal van het contactelement 5 is vervaardigd. Het vrije uiteinde van de lip 80 steekt tot in een uitsparing 8l in de wand van het kanaal 3· Om vervaardigingstechnische redenen is deze uitsparing gevormd door een doorlopende doorgang dwars op de lengterichting van de connector 1. Door de vorm van de uitsparing 81, in het bijzonder de kraag 82 is de onderste uiterste positie, de montageuitgangspositie goed gedefiniëerd en kan het contactelement 5 bij het transport van de connector niet uit het kanaal 3 vallen.
In figuur 18 is een op een printplaat 13 gemonteerde connector 1 getoond. Bij dit voorbeeld is de printplaat 13 van bovenaf gezien vol. Duidelijk blijkt uit figuur 18 dat de staarten 11 van de contactelementen meer of minder buiten het kunststofhuis 2 uitsteken afhankelijk van de plaats van het contactelement in de connector 1 en de grootte van de kromming van de printplaat 13- Voorafgaand aan de montage worden alle contactelementen in de uiterste onderste stand in het kunststofhuis vastgehouden en gedefiniëerd door de verhoging 79 respectievelijk de lip 80. Door het op de printplaat 13 plaatsen van de connector 1 wordt automatisch een compensatie bereikt van de afwijking van de co-planairiteit van de connector en de onvermijdelijke boog van de printplaat 13· Zowel tij- dens als na het soldeerproces treden er geen krachten op de soldeerpasta op. De connector 1 is bijvoorbeeld door middel van een klinknagel 83 op de printplaat bevestigd.
In figuur 19 is een connector 1 op een van bovenaf gezien bolle printplaat 13 gemonteerd. Ook hier blijkt duidelijk dat tegemoet is gekomen aan de problemen van het niet co-planair zijn van de connector en de boog van de printplaat 13·

Claims (25)

1. Elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat, omvattende een behuizing van elektrisch isolerend materiaal voorzien van een aantal kanalen voor het opnemen van contactelementen en in de kanalen opgenomen contactelementen van elektrisch geleidend materiaal voorzien van een contacteinde voor het contacteren van een verder contactelement, een buiten het onderoppervlak van de behuizing uitstekend aansluiteinde voor het aansluiten van het contactelement op een corresponderend aansluitvlak op het oppervlak van de printplaat, en een zich tussen het contacteinde en het aansluiteinde uitstrekkend basisdeel, met het kenmerk, dat het aansluiteinde van het contactelement is voorzien van een van het onderoppervlak van de behuizing afgekeerd aansluitvlak, dat vanaf een voorafbepaalde montage-uitgangspositie ten opzichte van het genoemde onderoppervlak in de richting van dit oppervlak verplaatsbaar is over een afstand die overeenkomt met het verschil tussen de grootste en kleinste afstanden tussen het onderoppervlak van de connector en de printplaat met maximaal toelaatbare kromming.
2. Connector volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aansluiteinde van het contactelement bestaat uit een L-vormig aansluit-element van elektrisch geleidend materiaal, dat tenminste ten dele veerkrachtig is en waarvan een been verbonden is met het basisdeel van het element en zich in lengterichting van het contactelement uitstrekt, terwijl het andere vrije been het van het onderoppervlak van de connector-behuizing afgekeerde aansluitvlak vormt, en dat de door de benen van het aansluitelement ingesloten hoek groter of kleiner is dan 90°.
3- Connector volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het contactelement in zijn lengterichting verschuifbaar in het kanaal is opgenomen.
4. Connector volgens conclusie 3. met het kenmerk, dat het contactelement is voorzien van een de verschuiving afremmend middel om de verschuiving vanaf de montage-uitgangspositie af te remmen.
5· Connector volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het de verschuiving afremmend middel wordt gevormd door wrijving tussen het contactelement en het daarbij behorende kanaal.
6. Connector volgens een van de conclusies 2-5. met het kenmerk. dat de remkracht van het de verschuiving afremmend middel groter is dan de veerkracht van het vrije been van het L-vormige aansluitelement.
7· Connector volgens conclusie 4 of 6, met het kenmerk, dat het de verschuiving afremmend middel bestaat uit een lip met een verend met het basisdeel verbonden uiteinde en een ten opzichte van het basisdeel verheven gelegen vrij uiteinde, dat onder voorspanning aangrijpt aan het aangrenzende wanddeel van het bijbehorende kanaal.
8. Connector volgens conclusie 7. met het kenmerk, dat de lip uit het materiaal van het basisdeel is gevormd.
9· Connector volgens conclusie 8, waarin de kanalen geheel of gedeeltelijk een in hoofdzaak rechthoekige of vierkante doorsnede hebben, en het basisdeel een vlak plaatdeel omvat waaruit het lipvormige orgaan is gevormd, welk vlak plaatdeel aangrijpt op een vlak wanddeel van het bijbehorende kanaal, en waarbij het vrije uiteinde van het lipvormige orgaan op een tegenover het genoemde wanddeel liggend verder vlak wanddeel van het kanaal aangrijpt.
10. Connector volgens conclusie 7. 8 of 9, waarin het basisdeel is voorzien van meerdere lipvormige organen.
11. Connector volgens conclusie 10, waarin de lipvormige organen onder verschillende hoeken ten opzichte van het basisdeel uitsteken.
12. Connector volgens conclusie 7. 8, 9. 10 of 11, waarbij in de kanalen één of meer nok- of ribvormige organen voor het positioneren van het contacteinde van een bijbehorend contactelement zijn aangebracht.
13. Contactelement voorzien van een contacteinde, een aansluiteinde en een basisdeel overeenkomstig één of meer van de conclusies 7 t/m 11, met het kenmerk, dat het contacteinde als stekercontact is uitgevoerd, opgebouwd uit twee zich vanaf het basisdeel uitstrekkende, met een uiteinde vast hiermee verbonden, tegenover elkaar liggende langwerpige plaatdelen, welke plaatdelen ten minste aan hun vrije uiteinde naar elkaar toelopend zijn gevormd.
14. Contactelement volgens conclusie 13. waarin de beide plaatdelen vlak zijn en een rechthoekige doorsnede begrenzen.
15. Contactelement volgens conclusie 13, waarin de beide plaatdelen gekromd zijn en een cilindrische doorsnede begrenzen.
16. Contactelement volgens conclusie 13, 14 of 15, waarin de vrije uiteinden van de plaatdelen kegel- of piramidevormig toelopend zijn gevormd.
17· Contactelement volgens conclusie 13, 14, 15 of 16, waarbij in een tussen het vaste en vrije uiteinde gelegen gedeelte van de beide plaatdelen naar elkaar toegekeerde uitstulpingen zijn aangebracht.
18. Contactelement voorzien van een contacteinde, een aansluiteinde en een basisdeel overeenkomstig één of meer van de conclusies 7 t/m 11, eet het kenmerk, dat het contacteinde als opneemcontact is uitgevoerd, opgebouwd uit twee zich vanaf het basisdeel uitstrekkende, met een uiteinde vast verend hiermee verbonden, tegenover elkaar liggende langwerpige plaatdelen, van welke plaatdelen de naar elkaar toegekeerde vlakken aan hun vrije uiteinde van een contactplaats zijn voorzien voor het hier tussen opnemen van een verder contactelement.
19. Contactelement voorzien van een contacteinde, een aansluiteinde en een basisdeel overeenkomstig één of meer van de conclusies 7 t/m 11, met het kenmerk, dat het contacteinde is opgebouwd uit een zich vanaf het basisdeel uitstrekkend, met een uiteinde vast verend hiermee verbonden langwerpig plaatdeel, van welk plaatdeel een vlak aan zijn vrije uiteinde van een contactplaats is voorzien voor het contacteren van een verder contactelement.
20. Contactelement volgens conclusie 18 of 19, waarin de contact-plaatsen in de plaatdelen aangebrachte uitstulpingen zijn.
21. Contactelement volgens conclusie 18, 19 of 20, waarin de langwerpige plaatdelen aan hun vrije uiteinde van althans één zich in langs-richting uitstrekkend oorvormig orgaan zijn voorzien, voor het in geassembleerde toestand positioneren van de betreffende plaatdelen, voor gebruik in een behuizing volgens conclusie 10.
22. Contactelement volgens conclusie 18, 19, 20 of 21, waarbij de langwerpige plaatdelen aan hun vrije uiteinde gekromd zijn, en waarbij de contactplaatsen op de bolle zijde van het gekromde vlak van de plaatdelen liggen.
23. Contactelement volgens één of meer van de conclusies 13 t/m 22, als geheel vervaardigd uit een plano van elektrisch geleidend materiaal. 2k. Electrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat, omvattende een behuizing van electrisch isolerend materiaal voorzien van een aantal kanalen voor het opnemen van contactelementen en in de kanalen opgenomen contactelementen van electrisch geleidend materiaal voorzien van een contacteinde voor het contacteren van een verder contactelement, een buiten het onderoppervlak van de behuizing uitstekend aansluiteinde voor het aansluiten van het contactelement op een corresponderend aansluitvlak op het oppervlak van de printplaat, en een zich tussen het contacteinde en het aansluiteinde uitstrekkend basisdeel, met het kenmerk, dat het aansluiteinde van het contactelement is voorzien van een van het onderoppervlak van de behuizing afgekeerd aansluitvlak, dat het contactelement vanaf een voorafbepaalde montage-uitgangspositie in het kanaal in lengterichting verschuifbaar is over een afstand die overeenkomt met het verschil tussen de grootste en kleinste afstanden tussen het onderoppervlak van de connector en de printplaat met maximaal toelaatbare kromming, dat het contactelement aan tegenover elkaar liggende zijwanden en nabij het aansluiteinde is voorzien van verhogingen, die buiten de bijbehorende zijwanden uitsteken, loodrecht daarop verend zijn uitgevoerd en met een voorafbepaalde voorspanning aanliggen tegen de aanliggende kanaalzijwand en dat het contactelement aan tenminste één zijwand een lip heeft, waarvan het vrije uiteinde buiten deze zijwanden uitsteekt en ligt in een uitsparing van de kanaalwand, waarbij in de montage-uitgangspositie het vrije uiteinde van de lip aanligt tegen een kraag aan de onderzijde van de uitsparing.
25. Connector volgens conclusie 24, net het kenmerk, dat de uitsparingen in de kanaalwanden van de connectorbehuizing worden gevormd door loodrecht op de lengterichting van de connector en de lengterichting van de kanalen verlopende boringen in de connectorbehuizing.
26. Contactelement te gebruiken bij de connector volgens één van de conclusies 24 en 25·
NL9301779A 1993-10-14 1993-10-14 Elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat. NL9301779A (nl)

Priority Applications (10)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9301779A NL9301779A (nl) 1993-10-14 1993-10-14 Elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat.
JP7511625A JPH09505930A (ja) 1993-10-14 1994-10-14 プリント回路板の表面に装着するための電気コネクタ
EP97203119A EP0836244B1 (en) 1993-10-14 1994-10-14 Electrical connector for mounting on the surface of a printed circuit board
SG1996006613A SG49139A1 (en) 1993-10-14 1994-10-14 Electrical connector for mounting on the surface of a printed circuit board
EP95901632A EP0723712B1 (en) 1993-10-14 1994-10-14 Electrical connector for mounting on the surface of a printed circuit board
DE69409662T DE69409662T2 (de) 1993-10-14 1994-10-14 Elektrischer verbinder zur oberflächenmontage auf einer leiterplatte
DE69430707T DE69430707T2 (de) 1993-10-14 1994-10-14 Elektrischer Verbinder zur Oberflächenmontage auf eine Leiterplatte
SG1998000380A SG72792A1 (en) 1993-10-14 1994-10-14 Electrical connector for mounting on the surface of a printed circuit board
PCT/NL1994/000253 WO1995010865A1 (en) 1993-10-14 1994-10-14 Electrical connector for mounting on the surface of a printed circuit board
US08/619,473 US5788515A (en) 1993-10-14 1994-10-14 Electrical connector for mounting on the surface of a printed circuit board

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9301779A NL9301779A (nl) 1993-10-14 1993-10-14 Elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat.
NL9301779 1993-10-14

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9301779A true NL9301779A (nl) 1995-05-01

Family

ID=19863010

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9301779A NL9301779A (nl) 1993-10-14 1993-10-14 Elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US5788515A (nl)
EP (2) EP0723712B1 (nl)
JP (1) JPH09505930A (nl)
DE (2) DE69430707T2 (nl)
NL (1) NL9301779A (nl)
SG (2) SG72792A1 (nl)
WO (1) WO1995010865A1 (nl)

Families Citing this family (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5667391A (en) * 1995-04-26 1997-09-16 Szczesny; David Stanley Electrical connector having a two part articulated housing
EP0903810A3 (en) * 1997-09-18 2000-03-29 The Whitaker Corporation Connector for adjacent circuit-bearing substrates
JPH11135176A (ja) * 1997-10-31 1999-05-21 Dai Ichi Denshi Kogyo Kk ソケットコンタクト
US6109927A (en) * 1998-08-27 2000-08-29 The Whitaker Corporation Connector for adjacent circuit-bearing substrates
FR2797102B1 (fr) * 1999-07-29 2002-08-30 Fci France Connecteur avec dispositif de centrage d'un contact
JP4797781B2 (ja) * 2006-04-28 2011-10-19 株式会社デンソー 補強タブ、補強タブの製造方法、及びコネクタの実装構造
US8435052B2 (en) * 2008-10-27 2013-05-07 Fci Connector with a housing pivotally supporting floating terminals
US8641452B2 (en) 2011-03-22 2014-02-04 Panduit Corp. Communication jack having an insulating element connecting a spring element and a spring end of a contact element
DE102011083776A1 (de) * 2011-09-29 2013-04-04 Webasto Ag Kontaktstift, Steckverbinder, Baugruppe und elektrischer Antrieb
DE102013110548A1 (de) * 2013-09-24 2015-03-26 Phoenix Contact Gmbh & Co. Kg Steckverbinderteil mit einer Widerstandkodierung
CN105914545A (zh) * 2016-04-18 2016-08-31 东莞市晔迪泰实业有限公司 双面两用连接器
DE102018118405B3 (de) * 2018-07-30 2019-12-05 Ims Connector Systems Gmbh Steckverbinder sowie Steckverbindung mit einem solchen Steckverbinder

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1986007204A1 (en) * 1985-05-31 1986-12-04 Amp Incorporated Surface mount electrical connector with floating electrical terminals
US4777564A (en) * 1986-10-16 1988-10-11 Motorola, Inc. Leadform for use with surface mounted components
EP0449570A1 (en) * 1990-03-28 1991-10-02 Molex Incorporated Multi-pin electrical connector with terminal pins
NL9101487A (nl) * 1991-09-03 1993-04-01 Du Pont Nederland Elektrische connector.

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3665378A (en) * 1970-09-04 1972-05-23 Amp Inc Spring receptacle contact and housing therefor
US5199885A (en) * 1991-04-26 1993-04-06 Amp Incorporated Electrical connector having terminals which cooperate with an edge of a circuit board
US5395250A (en) * 1994-01-21 1995-03-07 The Whitaker Corporation Low profile board to board connector
US5461774A (en) * 1994-03-25 1995-10-31 Motorola, Inc. Apparatus and method of elastically bowing a base plate
US5588878A (en) * 1995-03-14 1996-12-31 The Whitaker Corporation Electrical receptacle assembly and spring contact therefor

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1986007204A1 (en) * 1985-05-31 1986-12-04 Amp Incorporated Surface mount electrical connector with floating electrical terminals
US4777564A (en) * 1986-10-16 1988-10-11 Motorola, Inc. Leadform for use with surface mounted components
EP0449570A1 (en) * 1990-03-28 1991-10-02 Molex Incorporated Multi-pin electrical connector with terminal pins
NL9101487A (nl) * 1991-09-03 1993-04-01 Du Pont Nederland Elektrische connector.

Also Published As

Publication number Publication date
DE69409662T2 (de) 1998-11-12
US5788515A (en) 1998-08-04
DE69430707D1 (de) 2002-07-04
DE69409662D1 (de) 1998-05-20
WO1995010865A1 (en) 1995-04-20
EP0723712B1 (en) 1998-04-15
JPH09505930A (ja) 1997-06-10
EP0836244B1 (en) 2002-05-29
EP0836244A2 (en) 1998-04-15
DE69430707T2 (de) 2002-11-14
SG72792A1 (en) 2000-05-23
EP0723712A1 (en) 1996-07-31
EP0836244A3 (en) 1998-07-15
SG49139A1 (en) 1998-05-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
KR100538161B1 (ko) 저 프로파일 커넥터
EP0623248B1 (en) An electrical connector with plug contact elements of plate material
JP4170278B2 (ja) コンタクト及び電気コネクタ
US5961347A (en) Micro connector
KR950009900B1 (ko) 전기부품용 소케트에 있어서의 접촉부
EP0567007B1 (en) Electrical connector for surface mouting
KR100679196B1 (ko) 납땜 전기 접속을 위한 인터포져 조립체
KR101119768B1 (ko) 커넥터 세트 및 그에 사용하기 위한 조인터
JP4425058B2 (ja) コンタクト構造及びそれを使用する電気コネクタ
EP0664581A2 (en) Low profile board to board connector
US4857001A (en) Electrical connectors for leadless circuit boards
US4645287A (en) Surface mount connector
WO2006127071A1 (en) Press-fit pin
KR100607003B1 (ko) 낮은 프로파일 전기 커넥터
NL9301779A (nl) Elektrische connector voor montage op het oppervlak van een printplaat.
US5934951A (en) Anti-wicking conductive contact for an electrical connector
EP1349240B1 (en) Connector in which movement of contact portion of contact is guided by insulator
US5378175A (en) Electrical connector for mounting on a printed circuit board
US5957722A (en) Locking device for an electrical connector
US6000973A (en) Electrical connector with plug contact elements of plate material
US20110237132A1 (en) Thin Connector
KR100536617B1 (ko) 커넥터
WO2008015104A1 (en) Electrical contact
WO1997019492A1 (en) Receptacle contact
JP2555652B2 (ja) コネクタの製造方法

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed