NL9301652A - Inrichting voor het stapsgewijs en gepositioneerd verplaatsen van voorwerpen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het stapsgewijs en gepositioneerd verplaatsen van voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het stapsgewijs en gepositioneerd verplaatsen van in wrijvingscontact met een continu bewegende transporteur staande voorwerpen langs een bewerkings-c.q. behandelingsstation, waarbij in de transportbaan van de voorwerpen periodiek - in opeenvolgende voorwerpposities - werkzame blokkeermidde-len zijn aangebracht.

Op het gebied van het transport van voorwerpen komt het voor, dat van een continue stroom aangevoerde voorwerpen de individuele voorwerpen in een aantal opeenvolgende, nauwkeurig bepaalde posities kortstondig moet worden stilgehouden om over de (in de transportrichting bemeten) lengte van het voorwerp verspreid liggende delen van het voorwerp achtereenvolgens vanuit een vast bewerkings- of behandel ings-station te kunnen bewerken respectievelijk behandelen.

Een voorbeeld hiervan vormt het stapsgewijs vullen van bakplaten, die in een continue stroom aan een vulstation worden toegevoerd en in gevulde toestand worden afgevoerd. Dezelfde bakplaten hébben een reeks in de transportrichting achter elkaar liggende holtes, die bij het stapsgewijs verplaatsen van de bakplaat achtereenvolgens recht onder een vulopening moeten komen te liggen om gevuld te worden. Hiertoe dienen de bakplaten in de vulzone in met de afstand tussen de opeenvolgende holtes corresponderende stappen ten opzichte van het vulstation te worden verplaatst en na elke stap goed geproportioneerd tot stilstand te komen. Bij een bekende inrichting van het in de aanhef omschreven type worden de periodiek werkzame blokkeeronderdelen gevormd door op zij langs de transportbaan opgestelde blokkeerorganen, waarvan een werkzaam klemdeel op door de gewenste stappen bepaalde tijdstippen in de transportbaan treden en daarbij van opzij op het betreffende voorwerp aangrijpen om dit kortstondig vast te houden, terwijl de transporteur slippend verder beweegt. Op deze wijze is het moeilijk een nauwkeurige positionering van het voorwerp (bakplaat) in de opeenvolgende behandelingsposities (vulposities) te verkrijgen. De bekende blokkeerorganen zijn daarbij bovendien storinggevoelig.

De uitvinding nu biedt voor dit bezwaar een oplossing, die daarin bestaat, dat de periodiek werkzame blokkeermiddelen worden gevormd door ten minste één om een evenwijdig aan de transportrichting gegelegen as draaibaar gelegerd wormlichaam, dat met zijn schroeflijnvormig verlopende ribbe in de transportbaan van de voorwerpen reikt om met een van deze voorwerpen uitstékend, tussen twee opeenvolgende windingen van de ribbe passend deel in ingrijping te treden, waarbij de stroomopwaartse flank van de ribben op over onderlinge hoékafstanden a langs de schroeflijn verspreid liggende plaatsen van in vlakken loodrecht op de as gelegen afvlakkingen is voorzien, welk wormlichaam in een aan de windingsrichting van de ribbe tegengestelde richting intermitterend, in hoekverdraaiings-stappen a aandrij fbaar is en wel zodanig dat het uitstekende deel van het voorwerp aan het einde van elke hoekverdraaiingsstap van het wormlichaam tegen een flankafvlakking tot stilstand komt.

De afvlakkingen van de ribbe van het wormlichaam vormen daarbij aanslagvlakken die een vaste positie in de transportrichting innemen.

Een met zijn uitstekende deel tegen zulk een afvlakking als aan-slagvlak tot stilstand kamend voorwerp is daarmede automatisch gepositioneerd. De enige voorwaarde die daarbij aan de aandrij fbesturing van het wormlichaam moet worden gesteld is, dat het wormlichaam telkens met een volgende afvlakking in de aanslagstand tot stilstand moet komen. Aan deze voorwaarde is gemakkelijk te voldoen, daar de afvlakkingen zich immers over een zekere booglengte uitstrekken, zodat het voldoende is wanneer het wormlichaam telkens in een binnen het met deze booglengte corresponderende hoekgebied vallende hoekstand tot stilstand komt.

In een praktische en bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm bedraagt de hoek a 360°, zodat de afvlakkingen in de transportrichting op één lijn achter elkaar zijn gelegen.

Deze uitvoering, waarbij het wormlichaam dus in stappen van telkens één omwenteling wordt aangedreven, is in het bij zonder geschikt voor het stapsgewijs verplaatsen van bakplaten langs een vulstation, van welke bakplaten de steek tussen de opneerriholte met de spoed van het wormlichaam overeenkomt. De voorste c.q. achterste framerand van de bakplaten kunnen daarbij als uitstekend deel met de ribbe van het wormlichaam samenwerken.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 toont een schematisch bovenaanzicht van een transportbaan voor bakplaten, met twee evenwijdig aan elkaar opgestelde bandkettingen en een daartussen gelegen wormlichaam; fig. 2 is een gedeeltelijk in doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1 aangegeven zijaanzicht van het wormlichaam volgens fig. 1 en een daarmede in ingrijping zijnde bakplaat; en fig. 3 toont een aanzicht in perspectief van het wormlichaam.

Bij het getekende uitvoeringsvoorbeeld gaat het om het stapsgewijs langs een vulstation verplaatsen van een reeks over een transportbaan aangevoerde bakplaten, welke elk in het gebied van het vulstation in een aantal opeenvolgende langsposities moeten worden stilgehouden om successievelijk over hun gehele lengte met te bakken deegstukken te worden gevuld.

In fig. 1 zijn met 1 de bovenste werkzame parten van twee continu in de richting van pijl I aangedreven bandkettingen zonder einde weergegeven, welke dienen voor het voortbewegen van de erop geplaatste bakplaten 3. De door de beide bandkettingen gevormde transportbaan wordt zijdelings begrensd door de met 2 aangegeven geleidingsrails. De bakplaten 3 bestaan uit een van dwars op de voort-bewegingsrichting naast elkaar gelegen opneemholtes 4a voor te bakken deegstukken voorziene gaasbodem 4. Deze gaasbodem wordt gedragen door een op de bandkettingen 1 rustend rechthoekig frame 5, waarvan de voorste en achterste eindlijsten met 5a respectievelijk 5b en delen van een der zijlijsten met 5c zijn aangegeven.

In fig. 2 is het door het bovenvlak van de werkzame parten 1 van de bandkettingen gevormde steunvlak schematisch met de lijn s aangegeven, terwijl het vulstation schematisch bij 6 is aangeduid.

In de zone juist stroomopwaarts van het vulstation 6 is tussen de bandkettingen een wormlichaam 7 aangebracht, dat om een evenwijdig aan de transportrichting I gelegen as draaibaar is ondersteund in de schematisch met 8 aangegeven lagers. Het wormlichaam 7 bestaat uit een cilindrische kern 9 en een volgens een schroeflijn verlopende ribbe 10. De wikkel-richting van de ribbe 10 is rechtsom. Van het wormlichaam 7 steekt het bovenste gedeelte van de ribbe 10 juist boven het steunvlak s uit. Van deze ribbe is de stroomopwaartse flank 10a op langs de schroeflijn verspreid liggende plaatsen voorzien van afvlakkingen 11, die in vlakken loodrecht op de as 8 zijn gelegen. In het getekende uitvoeringsvoorbeeld zijn de afvlakkingen 11 verkregen door de ribbe op de betreffende plaatsen uit te snijden volgens twee onderling loodrechte vlakken, namelijk het loodrecht op de as van het wormlichaam staande vlak van de afvlakking, dat de ribbe 10 volgens een radiale lijn 11a snijdt, en een loodrecht op de snijlijn 11a staand axiaal vlak, dat het driehoekige oppervlakje 10b oplevert (zie in het bijzonder fig. 3).

In het uitvoeringsvoorbeeld bedraagt de hoekafstand tussen de opeenvolgende uitsnijdingen 360°, zodat de afvlakkingen 11 in de asrichting van het wormlichaam op één lijn achter elkaar liggen.

Het wormlichaam 7 wordt intermitterend en wel links om (zie pijl- richting) aangedreven door een in de tekening niet nader weergegeven aandrijfbron, bijvoorbeeld een op het linker aseinde van het wormlichaam zittende eléktromotor-reductoreenheid.

Het toerental van het wormlichaam wordt bij voorkeur zodanig op de (constante) snelheid van de bandkettingen 1 afgestemd, dat bij een draaiend wormlichaam zo weinig mogelijk slip tussen de bandkettingen en de bakplaten optreedt.

Het periodiek onderbreken en weer inschakelen van de draaibeweging van het wormlichaam 7 kan op eenvoudige wijze worden verwezenlijkt met een bijvoorbeeld op het rechter aseinde van het wormlichaam aan te brengen (niet nader aangegeven) schakelarm, die samenwerkt met een in de baan daarvan opgestelde schakel inrichting. Bij een juist gekozen hoek-positie van die schakelarm zal het wormlichaam 7 steeds met de afvlak-kingen 11 aan de bovenzijde liggend tot stilstand komen.

In fig. 1 en 2 wordt de zich in de vulzone bevindende bakplaat 3 weergegeven op het moment waarop deze met zijn achterste (stroomop-waartse) framelijst 5b aanligt tegen de meest stroomopwaarts gelegen afvlakking ll. Wormlichaam en bakplaat staan in deze positie kortstondig stil om de meest stroomafwaartse holte 4a, die recht onder het vulstation 6 is gelegen, te doen vullen. Gedurende deze kortstondige stilstand bewegen de bandkettingen slippend onder de bakplaat 3 door terwijl een volgende bakplaat met zijn voorste framelijst tegen de achterste framelijst van de "gestuite" bakplaat drukt.

Het zal duidelijk zijn, dat bij de hierop volgende draaibeweging van 360° de bakplaat 3 met zijn achterste framelijst in de eerste ruimte tussen twee opeenvolgende windingen van de ribbe 10 komt en aan het einde van die draaibeweging tegen de in de transportrichting volgende afvlakking 11 tot stilstand kamt. De bakplaat 3 is dan in een positie gekomen, waarin de tweede holte 4a (van rechts) onder het vulstation 6 is gelegen. Gedurende dezelfde draaibeweging treedt ook de voorste (in de tekening rechts gelegen) framerand van de volgende bakplaat in de genoemde eerste ruimte tussen de ribwindingen links in fig. 1 en 2.

Nadat op deze wijze de beschouwde bakplaat met zijn meest stroomopwaarts gelegen holte 4a onder de vulopening 6 is gekomen en daardoor is gevuld kant die bakplaat bij de daarop volgende draaibeweging, geheel gevuld, buiten ingrijping met het wormlichaam en wordt deze verder getransporteerd door de bandkettingen 1.

In dezelfde periode kont de meebewegende volgende bakplaat met zijn achterste framelijst tegen de meest stroomafwaartse afvlakking 11 tot stilstand teneinde zijn meest rechtse holte 4a te doen vullen.

£

Claims (3)

1. Inrichting voor het stapsgewijs en gepositioneerd verplaatsen van in wrijvingscontact met een continu bewegende transporteur staande voorwerpen langs een bewerkings- c.q. behandelingsstation, waarbij in de transportbaan van de voorwerpen periodiek - in opeenvolgende voorwerpposities - werkzame blokkeermiddelen zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de periodiek werkzame blokkeermiddelen worden gevormd door ten minste één om een evenwijdig aan de transportrichting gegelegen as draaibaar gelegerd wormlichaam, dat met zijn schroeflijnvormig verlopende ribbe in de transportbaan van de voorwerpen reikt cm met een van deze voorwerpen uitstékend, tussen twee opeenvolgende windingen van de ribbe passend deel in ingrijping te treden, waarbij de stroomopwaartse flank van de ribben qp over onderlinge hoekafstanden α langs de schroeflijn verspreid liggende plaatsen van in vlakken loodrecht op de as gelegen afvlakkingen is voorzien, welk wormlichaam in een aan de windingsrichting van de ribbe tegengestelde richting intermitterend, in hoekverdraaiingsstappen a aandrij fbaar is en wel zodanig dat het uitstekende deel van het voorwerp aan het einde van elke hoekverdraaiingsstap van het wormlichaam tegen een flankafvlakking tot stilstand komt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoek α 360° bedraagt, zodat de afvlakkingen in de transportrichting op één lijn achter elkaar zijn gelegen.

3. Inrichting volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de afvlakkingen zijn verkregen door plaatselijke uitsparingen van de volgens een regelmatige schroeflijn gewikkelde ribbe.