NL9300427A - Inbraakwerend profielsamenstel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inbraakwerend profielsamenstel.

De uitvinding heeft betrekking op een inbraakwerend profielsamenstel, omvattende een tegen de binnenzijde van een kozijn te bevestigen, van openingen voor een dag- respektie-nachtschoot voorziene profielli jst en een in doorsnede U-vormige, met de benen daarop aansluitende, schootkast.

Een dergelijk prof ielsamenstel is op zich bekend uit DE-Al-32 28 413.

De met dit bekende profielsamensel bereikte veiligheid is direct afhankelijk van de wijze waarop de schootkast in het kozijn wordt bevestigd. Wanneer deze bevestiging geschiedt met slechts weinig schroeven wordt weliswaar plaatselijke verzwakking van het kozijn door het daarin indraaien van de schroeven voorkomen doch is de bevestiging niet bijzonder solide; wanneer daarentegen de bevestiging geschiedt onder gebruikmaking van een groot aantal schroeven geeft het indraaien van deze schroeven in het kozijn een plaatselijke verzwakking daarvan die het mogelijk maakt het kozijn te forceren.

De uitvinding beoogt deze bezwaren te ondervangen en een prof ielsamenstel te verschaffen waarbij het niet noodzakelijk is de schootkast met een groot aantal bevestigingsschroeven in het kozijn te verankeren zodat de daarmee gepaard gaande verzwakking van het kozijn wordt voorkomen, doch waarmee toch een uitstekende beveiliging wordt verkregen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de schootkast via tenminste één, met de kop op de profiellijst afgesteund en met de schacht door het lijf van de slotkast gaand schroef orgaan aan de profielli jst kan worden verankerd.

De door het aanbrengen van de uitsparing voor de schootkast veroorzaakte plaatselijke verzwakking van het kozijn wordt gecompenseerd door de aan de kozi jneindrand aangebrach te profiellijst welke laatste bij gesloten deur onbereikbaar is waardoor het losmaken van de schootkast van deze lijst een vrijwel onmogelijke opgave is, tenzij men het kozijn over de gehele lengte van de schootkast uithakt. Ook dan nog staat een inbreker voor het probleem dat voor het bereiken van de schoot respektievelijk de schoten daarna ook nog de schootkast moet worden geforceerd.

De bevestiging van de schootkast aan de profiellijst kan geschieden doordat het schroeforgaan samenwerkt met in het lijf van de slotkast gevormde binnenschroef draad. Wanneer dan bovendien een gedeelte van het schroeforgaan aan de achterzijde van het lijf daaruit uitsteekt kan in de daarvoor noodzakelijke opneemuitsparing van het kozijn bij het plaatsen van de combinatie: profiellijst en schootkast twee componentenlijm of een zogenaamde chemische plug worden aangebracht waarmee de schootkast nog additioneel onlosmaak-baar met het kozijn wordt verbonden.

Ook kan het schroeforgaan samenwerken met een buiten de slotkast gelegen, van binnenschroefdraad voorzien moerele-ment, in het bijzonder een via een schroefveer op de buitenwand van het lijfdeel uitgesteunde splijtmoer. Ook met deze maatregel wordt verkregen dat de schootkast via het schroef-element onlosneembaar aan het kozijn wordt verankerd.

Een extra bescherming wordt verkregen wanneer rond de schacht van het schroeforgaan een bus uit hard materiaal, zoals hard staal of keramisch materiaal wordt aangebracht die eventueel met speling de schacht kan omsluiten. Hierdoor wordt doorzagen van de schacht vrijwel onmogelijk.

Een goede verankering van de slotkast tegen de profiellijst wordt voorts verkregen wanneer de einden van de slotkastbenen in dwarsrichting onverschuifbaar zijn opgenomen in in de ermee samenwerkende profiellijstzijde gevormde langsgroeven.

In een voorkeursuitvoeringsvorm eindigt de profiellijst enerzijds in een omgezette, om het kozijn grijpende eindrand en aan het daartegenover gelegen prof ielli jsteinde in een uit het lijfdeel uitstekende, achter het kozijn grijpende borgrand. Bij voorkeur is daarbij de afstand waarover de borgrand uit het lijfdeel uitsteekt groter dan de afstand tussen het profiellijf in gemonteerde toestand en een daartegenover gelegen deur- of venstereindrand. Het is daarmee uitgesloten bij gesloten deur, op welke wijze dan ook, de profiellijst van het kozijn te verwijderen. Nog solieder is de bevestiging wanneer de borgrand met het lijfdeel een scherpe, naar het andere lijfdeeleinde gerichte hoek, insluit.

Het inbraakwerend prof ielsamenstel volgens de uitvinding wordt bij voorkeur toegepast in een profielcombinatie ter beveiliging van een naar buiten draaiende deur waarbij in aanvulling op het samenstel volgens de uitvinding een tweede, in dwarsdoorsnede T-vormig, met het lijfdeel op de naar het kozijn gerichte deureindrand te bevestigen profiel aanwezig is waarvan het, van openingen voor een dag- respektievelijk nachtschoot voorziene lijfdeel eindigt in een van het kozijn af gerichte om de deur grijpende eindrand terwijl van het profielkopdeel de langseindranden in de profiellijfrichting haaks zijn omgezet en bestemd zijn aan te liggen op respektieveli jk de deur en, in de gesloten toestand van de deur, het kozijn.

Het profielkopdeel dekt de ruimte tussen deureindrand en kozijn af en maakt aldus de schoot volkomen ontoegankelijk zodat doorzagen van de schoot of schoten is uitgesloten.

Wanneer voorts nog in de overgangen tussen het lijfdeel van het eerste profiel en de daarop aansluitende kopdelen een over de lengte van het profiel verlopende uitholling is gevormd wordt het effect verkregen dat, wanneer wordt getracht het profiel te forceren door tussen de omgezette eindranden en de deur respektievelijk het kozijn een breekijzer te plaatsen het profiel slechts bij deze uitholling zal uitbuigen terwijl de rest van het profiel in de oorspronkelijke staat blijft: het materiaal is zodanig taai dat het niet afbreekt. Op deze wijze moet een inbreker het profiel keer op keer op een steeds wisselende plaats forceren wat zeer tijdrovend is en ertoe zal leiden dat hij de inbraakpo-ging al spoedig opgeeft.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening hierin is: fig. 1 een dwarsdoorsnede door een eerste uitvoeringsvorm van het samenstel volgens de uitvinding; fig. 2 is een dwarsdoorsnede door een tweede uitvoeringsvorm van dit samenstel, nu gecombineerd met een deurbe-schermingsprofiel tot een nog inbraakveiliger geheel? fig. 3 is een perspectivisch achteraanzicht van het profiel-samenstel volgens fig. 2.

In de figuren is met het verwi jzingscijfer 2 aangegeven een kozijn met de gebruikelijke aanslaglat 4. Op de eindrand 6 van dit kozijn, die is gericht naar de eindrand 8 van een in het kozijn aangebrachte deur 10 (zie fig. 2) is de pro- fiellijst 12 volgens de uitvinding aangebracht. Deze profiel-lijst 12 bestaat uit een lijfdeel 14 met aan het ene einde een om het kozijn 2 grijpende omgezette rand 16 en aan het andere einde een grendelrand 18 welke grijpt achter een terugspringende rand 20 van het kozijn 2. Zoals uit de figuren blijkt sluit deze grendelrand 18 met het lijfdeel 14 een scherpe, naar de omgezette rand 16 gerichte, hoek in.

De profiellijst 12 is gecombineerd met een schootkast 22 die deze schoten omsluit. Deze schootkast bestaat uit een profiel met een in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede met het lijf 24 en benen 26a, 26b. De einden daarvan passen in langwerpige uitsparingen 28a, 28b gevormd in de naar de eindrand 6 gekeerde zijde van het lijf 14 van de profiellijst 12. In het lijfdeel 12 zijn uitsparingen 13 en 15 gevormd van de dag- respektievelijk nachtschoot van een, niet getekend, in de deur 10 opgenomen slot. De profiellijst 12 kan via door de openingen 30 gaande schroeven zijn vastgezet tegen het kozijn 2; dit is, zoals nog zal worden toegelicht, echter niet strikt noodzakelijk.

Volgens de uitvinding is de schootkast 22 tegen de profiellijst 12 vastgezet door middel van tenminste één, door de schootkast gaand schroefelement. Bij voorkeur zal men echter twee, op afstand van elkaar gelegen schroefelementen toepassen. In de in fig. 1 getekende uitvoeringsvorm omvat dit schroefelement een verzonken in het lijfdeel 14 aangebrachte schroef 30 waarvan de schacht 32 met speling gaat door het lijf 24 van de schootkast 22. Het einde 32a van de schacht 32 steekt daarbij over een bepaalde afstand uit in een boring 34 die in het kozijn is gevormd en wel uitgaande van de bodem 36 van de voor het opnemen van de schootkast 22 in het kozijn 2 gevormde ruimte 38.

In de in fig. 1 getekende configuratie is op het einde 32a van de schacht 32 een op zich bekende splijtmoer 40 geschroefd; tussen deze splijtmoer 40 en het lijfdeel 24 is de daarbij gebruikelijke schroefveer 42 opgenomen.

Bij het aanschroeven van de schroef 30 zetten de vleugels 44a, 44b van de splijtmoer 40 zich uit in de richting van de pijlen 46 waardoor niet alleen de schootkast 22 onlosneembaar is bevestigd aan de profiellijst 14 doch deze laatste ook onlosneembaar is bevestigd in het kozijn. Dit resulteert in een uitstekende beveiliging van de schootkast tegen forceren; de - in fig. 1 duidelijkheidshalve niet getekende - in de schootkast 22 uitstekende dag- en nachtschoot zijn vrijwel onbereikbaar en forceren is slechts mogelijk door over de gehele lengte van de schootkast 22 het kozijn weg te hakken en de schootkast te vernielen.

Fig. 2 toont niet alleen een gewijzigde uitvoeringsvorm van de bevestging van de profiellijst 14 doch ook hoe met behulp van een additioneel profiel aan de deur 10 een extra beveiliging kan worden verkregen. In de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 is de profiellijst 14 bevestigd door middel van tenminste een schroef 50 waarvan de schacht 50a is geschroefd in binnenschroefdraad 52 gevormd in het lijfdeel 24 van de schootkast 22. De schacht 50a steekt ook hier over een bepaalde afstand uit in de in het kozijn 2 gevormde boring 54 en kan daarin onlosneembaar zijn vastgezet door middel van vóór het plaatsen van de profiellijst 14 in deze boring aangebrachte tweecomponentenlijm dan wel door toepassing van een, voor het plaatsen in de boring 54 aangebrachte z.g. "chemische plug". Ook op deze wijze wordt een onlosneem-bare bevestiging van de profiellijst 14 tegen het kozijn 2 verkregen.

Fig. 2 toont tevens hoe op de naar het kozijn 2 gerichte deureindrand 8 een tweede profiel 60 is vastgezet behulp van door het lijfdeel 62 daarvan gaande schroeven 64. Dit lijf-deel 62 eindigt enerzijds in het kopdeel 66 met een eerste omgezette eindrand 68 aanliggend tegen de deur 10 en met een tweede omgezette eindrand 70 die in de gesloten toestand van de deur aanligt tegen het kozijn 2; aan het andere einde eindigt het lijfdeel 62 in een om de deureindrand 8 grijpende, omgezette rand 72. In feite is dit profiel een klassiek deurnaaldprofiel. Bij voorkeur verloopt dit tweede profiel 63, ovenals de profiellijst 12, over de gehele lengte van de deur 10 respektievelijk het kozijn 2.

In de overgangen tussen het lijfdeel 62 en het kopdeel 66 kunnen de met streeplijnen aangegeven uitsparingen 74 respektieveli jk 76 zijn gevormd waarvan het doel reeds in het voorgaande is beschreven.

Bij voorkeur wordt de afstand waarover de borgrand 18 uit het lijfdeel 14 van het profiel 12 uitsteekt groter dan de ruimte tussen de lijfdelen van de beide profielen in gesloten toestand van de deur zodat het, zelfs wanneer men door het met grof geweld forceren van het kozijn 2 het profiel 14 vanaf de achterzijde zou kunnen benaderen het onmogelijk is dit profiel zover in de richting van de deur 10 te forceren dat de borgrand 18 vrij komt van de kozijnrand 20.

De schroeven waarmee de profiellijst 14 wordt vastgezet op het kozijn 2 dienen in feite slechts of in het geheel tijdens het monteren te fixeren daar het (in tegenstelling tot de bekende sluitplaten) al dan niet gecombineerd met schootkasten die met een groot aantal schroeven moet worden vastgezet onmogelijk is om bij gesloten deur de profiellijst 12 met slotkast 22 van het kozijn te verwijderen.

Het is dus duidelijk dat met het boven omschreven geheel een bijzonder zekere inbraakbeveiliging wordt verkregen, daar zowel de dag- als nachtschoot 80 van het, niet nader aangegeven slot, niet van buitenaf toegankelijk zijn.

Deze beveiliging wordt nog vergroot wanneer rond het in de schootkast 22 gelegen gedeelte van de schroef 50 met speling een bus 82 van een zeer hard materiaal zoals hard staal of keramisch materiaal wordt aangebracht welke bus tevens een extra versterking van de schootkast 22 vormt. Eventueel kan deze bus 82 zijn uitgevoerd met een rechthoekige dwarsdoorsnede. Wanneer dan twee, aan weerskanten van de deurschoten gelegen schroeven worden toegepast zijn deze schoten ook van boven- respektievelijk van onderaf volledig onbereikbaar.

Claims (11)

1. Inbraakwerend profielsamenstel, omvattende een tegen de binnenzijde van een kozijn te bevestigen, van ope- ningen voor een dag- respektievelijk nachtschoot voorziene profiel-lijst en een in doorsnede U-vormige met de benen daarop aansluitende, schootkast, met het kenmerk, dat de schootkast via tenminste één, met de kop op de profiellijst afgesteund en met de schacht door het lijf van de slotkast gaand schroeforgaan aan de profiellijst kan worden verankerd.

2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het schroef orgaan samenwerkt met in het lijf van de slotkast gevormde binnenschroefdraad.

3. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het schroeforgaan samenwerkt met een buiten de slotkast gelegen, van binnenschroefdraad voorzien, moerelement.

4. Samenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het moerelement wordt gevormd door een via een schroefveer op de buitenwand van het lijfdeel afgesteunde splijtmoer.

5. Samenstel volgens conclusie 1-4, gekenmerkt door een rond de schacht van het schroeforgaan aangebrachte bus uit hard materiaal zoals hard staal of keramisch materiaal, die eventueel de schacht met speling omsluit.

6. Samenstel volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat de einden van de slotkastbenen in dwarsrichting onver-schuifbaar zijn opgenomen in in de ermee samenwerkend profiellijstzijde gevormde langsgroeven.

7. Samenstel volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de profiellijst enerzijds eindigt in een omgezette, om het kozijn grijpende eindrand en aan het daar tegenovergelegen profiellijfeinde in een uit het lijfdeel uitstekende, achter het kozijn grijpende borgrand.

8. Samenstel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de afstand waarover de borgrand uit het lijfdeel uitsteekt groter is dan de afstand tussen het profiellijf in gemonteerde toestand en een daar tegenovergelegen deur- of venster-eindrand.

9. Samenstel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de borgrand met het lijf deel een scherpe, naar het andere lijfdeeleinde gerichte hoek, insluit.

10. Profielcombinatie ter beveiliging van een naar buiten draaiende deur, gekenmerkt door een samenstel volgens één of meer der conclusies 1-9 en door een tweede, in dwarsdoorsnede T-vormig, met het lijfdeel op de naar het kozijn gerichte deureindrand te bevestigen profiel waarvan het, van openingen voor een dag- respektieveli jk nachtschoot voorziene lijfdeel eindigt in een van het kozijn af gerichte, om de deur grijpende eindrand terwijl van het profielkopdeel de langseindranden in de profiellijfrichting haaks zijn omgezet en bestemd zijn aan te liggen op respektievelijk de deur en, in de gesloten toestand van de deur, het kozijn.

11. Samenstel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat in het eerste profiel in de overgangen tussen het lijfdeel en de daarop aansluitende kopdelen een over de lengte van het profiel verlopende uitholling is gevormd.